Regeling vervallen per 31-01-2010

Algemene Subsidieverordening 2007

Geldend van 09-06-2006 t/m 30-01-2010

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2007

De raad van de gemeente Waalwijk;

Gezien het voorstel van het college van Waalwijk van 2 mei 2006;

Nummer ;

Gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht

BESLUIT

Vast te stellen de hierna volgende:

GEWIJZIGD EXEMPLAAR

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2007

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a) gemeente : de gemeente Waalwijk;

b) de raad : de raad van de gemeente Waalwijk;

c) college : het college van Waalwijk;

d) instelling : een organisatie die rechtspersoonlijk-

heid bezit en die zich ten doel stelt om zonder winst oogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de bevolking van Waalwijk;

e) activiteitsplan : een overzicht van de activiteiten waar-

voor subsidie wordt aangevraagd met daarin de daarvoor benodigde personele en materiële middelen en de daarme nagestreefde doelen;

f) Awb : Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op aan instellingen te verstrekken subsidies voor activiteiten die het belang van de gemeente en haar inwoners dienen.

  • 2. De beleidsgebieden die voor subsidie in aanmerking komen, worden door de raad nader vastgesteld.

  • 3. In voorkomende gevallen kan het college beslissen dat deze verordening eveneens van toepassing is op het verstrekken van subsidies voor door natuurlijke personen of groepen van natuurlijke personen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid ondernomen activiteiten op beleidsgebieden die het belang van de gemeente en/of inwoners dienen.

Artikel 3 Deelverordening

  • 1. De raad kan specifieke verordeningen vaststellen waarin het bepaalde in deze verordening met betrekking tot nader bepaalde beleidsvelden wordt uitgewerkt.

  • 2. Indien de regeling in de specifieke verordening afwijkt van hetgeen in deze verordening is geregeld, geldt hetgeen in de specifieke verordening is gesteld.

Artikel 4 Bevoegdheden college

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden.

Uitvoering houdt mede in het verstrekken van voorschotten en verlenen en vaststellen van subsidies.

Artikel 5 Beleidsregels

Het college kan ter uitvoering van deze verordening of eventuele deelverordeningen beleidsregels vaststellen.

HOOFDSTUK II KADERS

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1. De raad kan jaarlijks een bedrag vaststellen dat maximaal beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op de krachtens deze verordening vast te stellen beleidsgebieden.

  • 2. De wijze van verdeling van het per beleidsgebied beschikbare bedrag wordt omschreven in de deelverordening of de beleidsregels

Artikel 7 Begrotingsrichtlijnen

  • 1. Het college stelt voor per boekjaar verstrekte subsidies jaarlijks begrotingsrichtlijnen vast ten behoeve van te subsidiëren activiteiten voor het daarop volgende boekjaar.

  • 2. Jaarlijks worden de instellingen die het voorafgaande boekjaar subsidie is verleend en die voor het komende boekjaar voor subsidie in aanmerking wensen te komen voor 15 juli schriftelijk in kennis gesteld van de begrotingsrichtlijnen als bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK III HET SUBSIDIEPROCES

Artikel 8 Indieningtermijn

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt schriftelijk bij het college ingediend uiterlijk vóór 1 mei voorafgaande aan het jaar waarop de activiteiten betrekking hebben of een aanvang nemen.

  • 2. Het college stelt organisaties die in het voorafgaande jaar subsidie is verleend en waarvan niet voor 1 mei een verzoek tot subsidieverlening is ontvangen terstond schriftelijk in de gelegenheid binnen 14 dagen na verzending van een daartoe strekkend rappel in de gelegenheid alsnog een volledig verzoek tot subsidieverlening in te dienen.

  • 3. Subsidieaanvragen die na de onder het tweede lid vermelde termijn worden ontvangen kan een subsidie worden verleend van 95% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening.

Artikel 9 Te verstrekken gegevens

1.De in artikel 8 bedoelde aanvraag bevat in ieder geval:

a) de in artikel 4:2 van de Awb genoemde gegevens, te weten:

de naam en het adres van de aanvrager;

de dagtekening;

een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

b) een begroting ex artikel 4:63 Awb

c) een toelichting op de begrotingsposten van de onder d van het eerste lid van dit artikel bedoelde begroting;

d) een activiteitenplan ex artikel 4:62 Awb;

e) de balans, met een toelichting daarop, van het jaar, voorafgaand aan de aanvraag;

f) de laatst vastgestelde jaarrekening.

  • 2.

    Voor zover de aanvrager voor dezelfde activiteiten tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieverzoek legt de instelling tevens over:

a) een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

b) een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 10 Nadere voorschriften

Het college kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de indiening en inrichting van een aanvraag als bedoeld in artikel 9.

Artikel 11 Beslistermijn

Het college beschikt binnen zes weken na vaststelling van de gemeentebegroting over de aanvraag tot subsidieverlening.

Artikel 12 Aanvullende weigeringgronden

De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a)

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aan wijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b)

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor een subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c)

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d)

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

  • e)

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden beschikt, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • f)

    de aanvrager door uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken

  • g)

    de activiteiten in hoofdzaak het doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard.

  • h)

    de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1.

    Het college kan bij de subsidieverlening doelgebonden verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:37 van de Awb.

  • 2.

    Het college kan bij de subsidieverlening voorwaarden opleggen met betrekking tot duurzaam handelen.

  • 3.

    Voorts kan het college de volgende verplichtingen opleggen die niet strekken tot de verwezenlijking van het doel van de subsidie:

a) de beroepskrachten die de activiteiten uitvoeren dienen over een zodanige kennis en ervaring te beschikken, dat een verantwoorde uitoefening van de functie is gewaarborgd;

b) waar het werk wordt uitgevoerd in een ruimtelijke voorziening, moet deze voor de uitvoering van het werk geschikt en toegerust zijn en waar mogelijk bruikbaar zijn voor de in zijn bewegingen beperkte mens;

c) de instelling betrekt de deelnemers, de eventuele vrijwilligers en beroepskrachten bij haar beleidsvoorbereiding;

d) de instelling werkt mee aan door het college in te stellen of door hen gesteunde of geïnitieerde onderzoekingen, die zijn gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van de gemeente of het rijk ten aanzien van de desbetreffende beleidsgebieden.

  • 4.

    Het college kan bij subsidieverlening ook andere dan in artikel 4:37 bedoelde verplichtingen opleggen.

  • 5.

    Het college kan met betrekking tot de in lid 3 onder b vermelde verplichting al dan niet voor beperkte tijd ontheffing verlenen.

Artikel 14 Voorschotten

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen tot maximaal 90% van de verleende subsidie.

  • 2. Het voorschot wordt uiterlijk binnen tien weken na de beschikking, bedoeld in lid 1, betaald.

Artikel 15 Indieningtermijn

2.Gesubsidieerden die niet binnen de onder het eerste lid vermelde termijn een verzoek tot subsidievaststelling hebben ingediend worden terstond schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen 14 dagen na verzending van een daartoe strekkend rappel alsnog een volledig verzoek tot subsidievaststelling in te dienen.

Artikel 16 De te verstrekken gegevens

1.De in artikel 14 bedoelde aanvraag bevat in ieder geval:

a) de in artikel 4:2 van de Awb genoemde gegevens;

b) een financieel verslag ex artikel 4:76 Awb;

c) een activiteitenverslag ex artikel 4:80 Awb;

  • 2.

    Indien de aanvraag tot vaststelling gebaseerd is op een subsidiebedrag in de aanvraag dat de € 34.000 te boven gaat, dient het financieel verslag zoals vermeld in het eerste lid sub b vergezeld te gaan van een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat het in lid 1 sub b van dit artikel bedoelde accountantsonderzoek tevens strekt tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 4.

    Indien het college toepassing geeft aan lid 3 van dit artikel stellen zij ingevolge artikel 4:79 lid 2 Awb een aanwijzing vast over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

Artikel 17 Beslistermijn

Het college beschikt binnen 12 weken na ontvangst van de in artikel 15 bedoelde aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 18 Ambtshalve vaststelling

  • 1. Indien de subsidieontvanger – met inbegrip van het in lid 2 vermelde rappel – niet binnen de in artikel 14 bedoelde indieningtermijn een aanvraag tot subsidievaststelling heeft ingediend, kan het college binnen 12 weken, gerekend vanaf het verstrijken van deze indieningtermijn de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen.

  • 2. Ambtshalve vaststelling vindt plaats op maximaal 95% van het bedrag van de subsidievaststelling van het bedrag waarop het subsidie zou zijn vastgesteld bij tijdige indiening van de aanvraag.

Artikel 19 Termijn

Het subsidiebedrag wordt binnen acht weken na de beschikking tot subsidievaststelling betaald met verrekening van de reeds betaalde voorschotten.

HOOFDSTUK IV BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 20 Subsidievormen

Deze verordening kent de volgende subsidievormen:

a) budgetsubsidie;

b) exploitatiesubsidie;

c) eenmalige subsidie

d) waarderingssubsidie.

e) investeringssubsidie.

Artikel 21 Budgetsubsidie

  • 1. Onder budgetsubsidie wordt verstaan: een subsidie waarbij in de verleningbeschikking de hoogte van de te verstrekken subsidie wordt bepaald aan de hand van een beschrijving van de voorgenomen activiteiten die tenminste is voorzien van een begroting waarbij de subsidieontvanger, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, vrij is in de wijze waarop de subsidie wordt aangewend.

  • 2. Het college kan voor een langere periode dan een jaar budgetsubsidie verlenen.

  • 3. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de instelling voor ieder jaar recht heeft dan wel op welke wijze het toegerekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 4. Op meerjarige subsidies zijn de bepalingen van Hoofdstuk II van deze verordening en artikel 4:50 van de Awb onverkort van toepassing.

Artikel 22 Subsidievaststelling bij budgetsubsidie

Onverminderd het in deze verordening bepaalde wordt bij de vaststellingsbeschikking van budgetsubsidies het volgende in acht genomen:

  • a)

    indien de subsidieontvanger de in de verleningbeschikking opgenomen activiteiten realiseert tegen een lager bedrag, wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het verleende bedrag;

  • b)

    indien de subsidieontvanger de in de verleningbeschikking opgenomen activiteiten realiseert tegen een hoger bedrag dan is verleend, dient de subsidieontvanger de extra kosten uit eigen middelen te dekken;

  • c)

    indien de subsidieontvanger meer werkzaamheden realiseert dan in de verleningbeschikking is opgenomen, dient de subsidieontvanger de kosten van deze extra activiteiten uit eigen middelen te dekken;

  • d)

    indien de subsidieontvanger minder werkzaamheden realiseert dan in de verleningbeschikking is opgenomen, wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het niveau dat overeenkomt met het lagere prestatieniveau;

  • e)

    indien de subsidieontvanger, naar het oordeel van het college, naar aard en hoedanigheid andere activiteiten realiseert dan in de verleningbeschikking is opgenomen, wordt bij de subsidievaststelling gehandeld overeenkomstig het bepaalde onder d;

  • f)

    de subsidieontvanger kan niet-bestede subsidies, voor zover deze op grond van het eerste lid mogen worden behouden, naar eigen inzicht aanwenden voor het verrichten van activiteiten ter verwezenlijking van zijn doelstelling of reserveren.

Artikel 23 Exploitatiesubsidie

Onder exploitatiesubsidie wordt verstaan: subsidie waarbij in de verleningbeschikking de hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van een exploitatiebegroting van de subsidiabele activiteit, waarbij geldt dat de exploitatiebegroting in haar geheel en op onderdelen bindend is.

Artikel 24 Bijzondere bepalingen bij exploitatiesubsidie

Onverminderd het in deze verordening bepaalde, bepaalt het college in de vaststellingsbeschikking van exploitatiesubsidies op welke wijze de subsidievaststelling wordt berekend.

Artikel 25 Eenmalige subsidies

Een subsidie die ten behoeve van een eenmalige gebeurtenis wordt verstrekt.

Artikel 26 Bijzondere bepalingen eenmalige subsidies

  • 1. De raad stelt jaarlijks een maximumbedrag vast voor eenmalige subsidies. Het college is bevoegd tot verdeling van dit bedrag.

  • 2. Een instelling kan een aanvraag indienen voor de verstrekking van een éénmalige subsidie ten behoeve van een eenmalige activiteit.

  • 3. De instelling dient uiterlijk acht weken vóór aanvang van de activiteit een schriftelijke aanvraag in.

  • 4. Bij de subsidieaanvraag worden in ieder geval de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdelen a,b,c en d genoemde bescheiden ingediend.

  • 5. Het college beslist over de aanvraag tot éénmalige subsidieverstrekking binnen acht weken na de aanvraag.

  • 6. Het college kan de in het vijfde lid bedoelde termijn met ten hoogste twee weken verlengen.

Artikel 27 Waarderingsubsidies

Een subsidie voor bepaalde activiteiten die van belang worden geacht, zonder dat de aard en de inhoud van deze activiteiten door de subsidiëring worden beïnvloed. Het subsidie wordt gebaseerd op genormeerde bedragen en is niet afhankelijk van de feitelijke kosten van de activiteiten.

Artikel 28 Bijzondere bepalingen bij waarderingsubsidies

  • 1. Een instelling die een dergelijke subsidie aanvraagt, is verplicht om bij haar subsidieaanvraag zoals bedoeld in artikel 8, een beknopte begroting te overleggen, alsmede de bescheiden die genoemd worden in artikel 9 lid 1 sub a.

  • 2. Indien de subsidieverlening en -vaststelling niet gelijktijdig plaatsvinden, dient bij de subsidievaststelling slechts een beknopt verslag van de activiteiten overgelegd te worden, indien deze voorwaarde is vermeld in het besluit tot subsidieverlening.

  • 3. Op een subsidie zoals bedoeld in artikel 27 zijn artikel 9 lid 1 sub b, c, d, e en f en de artikelen 15 en 16 van deze verordening niet van toepassing.

Artikel 29 Investeringssubsidies

Een subsidie met betrekking tot de kosten van aankoop, stichting, uitbreiding of verbouwing van een accommodatie en/of de inrichting hiervan.

Artikel 30 Bijzondere bepalingen bij investeringssubsidies

  • 1. Het college kan een subsidie als investeringssubsidie aanmerken, indien het de subsidiëring van kosten van aankoop, stichting, uitbreiding of verbouwing van een accommodatie en/of de inrichting hiervan betreft.

  • 2. De aanvraag voor een investeringssubsidie wordt uiterlijk 12 weken voor de aanvraag van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, ingediend bij het college.

  • 3. Naast de in artikel 9 lid 1 sub a, b, c, e en f en de leden 2, 3 en 4 bedoelde bescheiden, dient de instelling te overleggen:

    • a)

      Een begroting van de totale kosten van het plan (investeringsplan);

    • b)

      Een financieringsplan.

  • 4. Aan de toekenning van een investeringssubsidie voor een accommodatie zijn in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden:

    • a)

      De accommodatie mag zonder de toestemming van het college niet worden vervreemd, verhuurd, met hypotheek of andere zakelijke rechten bezwaard.

    • b)

      De instelling is verplicht er zorg voor te dragen dat een verzekering een brand- en stormschade op basis van herbouwwaarde van de accommodatie is afgesloten.

  • 5. De aanvraag tot vaststelling omvat in ieder geval een gespecificeerde opgave van de werkelijke inkomsten en uitgaven.

  • 6. Onverminderd hetgeen is gesteld in de vorige leden van dit artikel zijn voor het overige de bepalingen van Hoofdstuk II onverkort van toepassing.

HOOFDSTUK V OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 31 Reserves en voorzieningen

De subsidieontvanger kan verplicht worden tot vorming van een reserve en/of een voorziening.

Artikel 32 Vermogensvorming

  • 1. Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd aan het college. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a)

      de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b)

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor het verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c)

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d)

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • e)

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 2. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is geraakt of zou kunnen zijn geraakt van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de vaststelling tot de hoogte van de vergoeding.

Artikel 33 Uitgaven en inkomsten

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, dan doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 34 Toezicht en controle

  • 1. Het college kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening c.q andere subsidieverordening zijn belast.

  • 2. Aan door het college aangewezen ambtenaren of andere personen wordt desgevraagd door of namens de subsidieontvanger inzage verleend in de boekhouding en de administratie en worden alle gevraagde inlichtingen verstrekt, die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:59 van de Algemene wet bestuursrecht verleent de subsidieontvanger onmiddellijk toegang tot de lokaliteiten of accommodaties die worden gebruikt, tenzij de aard van de bijeenkomst in die lokaliteit of accommodatie zich daartegen verzet.

Artikel 35 Periodiek verslag

  • 1. Het college publiceert ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag ex artikel 4:24 Awb.

  • 2. Indien het college van mening is dat de kosten van de in lid 1 genoemde publicatie onevenredig zijn in verhouding tot de verstrekte subsidie, kan van publicatie worden afgezien.

Artikel 36 Publiciteit

De subsidieontvanger vermeldt in publicitaire uitingen dat de gesubsidieerde activiteit mede mogelijk is gemaakt met steun van de gemeente Waalwijk.

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2006.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Algemene Subsidieverordening 2007’.

Artikel 40 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2006 van 24 november 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 41 Overgangrecht

Bij de inwerkingtreding van deze Algemene Subsidieverordening 2007 is de Algemene Subsidieverordening Waalwijk 2006 van 24 november 2005 komen te vervallen, met dien verstande dat die verordening van toepassing blijft op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend en/of vastgesteld.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juni 2006.

DE RAAD VAN WAALWIJK

De griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken drs. J. de Geus