Regeling vervallen per 01-01-2021

Gemeentelijk rioleringsplan 2016-2020

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Gemeentelijk rioleringsplan 2016-2020

Gemeentelijk Rioleringsplan 2016 - 2020“Doelmatig op weg naar een klimaat bestendig

Waalwijk

Versie 3.3

V astgesteld in Gemeenter aad d.d. 10 maart 2016

Opgesteld door:

Werkgroep GRP Gemeente Waalwijk in samenwerking met Snaterse Civiele Techniek & Management

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 3

Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Riolering, volksgezondheid, milieu, klimaat en openbare ruimte 6

1.3 Samenwerken in de (afval)waterketen 7

1.4 Goed asset management 7

1.5 Keuzes 8

1.6 Het resultaat 9

1.7 Verantwoording van de opzet 9

1.8 Leeswijzer 10

2. Beleidskader 11

2.1 Inleiding 11

2.2 Landelijk en regionaal beleid 11

2.3. Regionale samenwerking 12

2.4 Lokale beleidskaders 13

2.5 Toekomstige uitdagingen 13

3. Evaluatie GRP 2011-2015 14

3.1 Algemeen 14

3.2 De speerpunten 14

3.3 Evaluatie van het maatregelprogramma 2011 - 2015 14

3.3.1 Nieuwe aanleg 15

3.3.2 Vervanging en verbeteringsmaatregelen (inclusief maatregelen grondwater) 15

3.3.3 Onderzoek, plannen en gegevensbeheer 16

3.3.4 Financiële evaluatie investeringen 16

3.4 Evaluatie van het gevoerde beleid en beheer 16

4. Visie en ambitie 18

4.1 Visie 18

4.1.1 Klimaat 18

4.1.2 Doelmatig en resultaatgericht 19

4.1.3. Participatie burger 19

4.2 Lokale beleidskeuzes voor riolering en stedelijk water 20

4.3 Ambities voor de planperiode 20

4.3 Samenwerken met andere overheden 21

5. Huidige situatie en toetsing 22

5.1 Inleiding 22

5.2 Overzicht huidige voorzieningen voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater 22

5.2.1. Aard en omvang 22

5.2.2. Overstortingen op oppervlaktewater 24

5.2.4. Onderzoek conditie 25

5.2.5. Omvang afvoerend verhard oppervlak 25

5.3 Toetsing conditie aan basiskwaliteit 26

5.4 Toetsing functioneren aan basiskwaliteit 26

5.5 Van evaluatie naar opgave 26

6. Strategie en uitwerking maatregelen 27

6.1 Algemeen 27

6.2.Strategie Stedelijk afvalwater 27

6.2.1. Zorgen voor inzameling van stedelijk afvalwater 27

6.2.2. Zorgen voor transport van stedelijk afvalwater 27

6.3. Strategie hemelwater 28

6.3.1. Zorgen voor inzameling van hemelwater 28

6.3.2. Zorgen voor verwerking van hemelwater 28

6.4. Strategie grondwater 29

6.4.1. Zorgen dat grondwater de bestemming van het gebied niet structureel belemmert 29

6.5 Strategie voor effectief beheer van de riolering 29

6.6 Maatregelen 31

6.6.1. Algemeen 31

6.6.2 Onderzoek 31

6.6.3. Aanleg van riolering 31

6.6.4. Beheermaatregelen 33

6.7 Voorbij de planperiode van dit GRP (2020 en daarna) 34

7. Organisatie en middelen 35

7.1 Inleiding 35

7.2 Personele middelen 35

7.2.1 Algemeen 35

7.2.2 Projectorganisatie GRP 35

7.2.3 Personeelsinzet 36

7.2.4 Dekking personeelskosten 36

7.3 Financiële middelen 37

7.3.1 Algemeen 37

7.3.2 Investeringskosten 37

7.3.3 Exploitatiekosten 38

7.3.4 Verantwoording 39

7.4 Kostendekking 39

8. Voortgangsbewaking 42

8.1 Inleiding 42

8.2 Operationele jaarprogramma’s 42

8.3 Samenwerking waterpartners 42

Bijlagen 44

Bijlage 1 Begrippenkader 44

Bijlage 2 Relevante wet- en regelgeving 46

Bijlage 3 Evaluatie realisatie doelen/ambities uit GRP 2011 – 2015 49

Bijlage 4 De basiskwaliteit voor het doelmatig functioneren van de riolering 56

Bijlage 5 Maatstaven bij het beoordelen van de toestand van de riolering 62

Bijlage 6 Exploitatiebegroting 63

Bijlage 7 Maatgelprogramma voorkeurscenario (scenario 3) 64

Bijlage 8 Maatregelprogramma overige scenario’s 66

Bijlage 9 Het verloop van de baten en lasten (voorkeurscenario) 67

Bijlage 10 Het verloop van de baten en lasten overige scenario’s 68

Bijlage 11 Af te koppelen afvoerend oppervlak 2016 - 2020 71

Bijlage 12 Overzicht watertaken 74

Bijlage 13 Verslag en reacties ambtelijk overleg Waterschappen 78

Bijlage 14 Raadsbesluit 82

Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit vijfde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) omvat de beleidsvoornemens en maatregelen voor het Waalwijkse rioolstelsel en het daarmee verband houdende stedelijke waterbeheer voor de periode 2016 tot en met 2020. Met het GRP legt de gemeente vast wat zij wil bereiken en wat de rol van burgers en bedrijven is ten aanzien van afval-, hemel- en grondwater.

Het GRP is nu nog een op grond van de Wet Milieubeheer verplicht plan. In de Wet milieubeheer staat dat elke gemeente moet beschikken over een actueel rioleringsplan waarin is vermeld hoe ze hun zorgplichten voor de riolering uitvoeren en wat zij de komende jaren voor de riolering van plan zijn. De Wet schrijft ook voor wat in een GRP ten minste moet staan, met wie de gemeente het plan moet afstemmen en hoe het plan ter visie moet worden gelegd. Met het in werking treden van de Omgevingswet vervalt naar verwachting in 2020 de wettelijke planverplichting. Rioleringsbeleid zal dan onderdeel worden van het gemeentelijke Omgevingsplan.

Riolering is maatwerk. We willen het beheer daarvan zo doelmatig mogelijk inrichten en uitvoeren en daarbij rekening houden met klimaatontwikkelingen. Vandaar als titel voor dit GRP: “Doelmatig op weg naar een klimaat bestendig Waalwijk”.

Vaststelling van het GRP is voorzien voor de vergadering van de Raad van 10 maart 2016.

1.2 Riolering, volksgezondheid, milieu, klimaat en openbare ruimte

Het belang van een goede riolering is vele malen groter dan menigeen zich kan voorstellen. Samen met de komst van de drinkwatervoorziening heeft riolering meer betekenis gehad voor de volksgezondheid dan de gehele medische wetenschap daarna. Een gezonde woon-, werk- en leefomgeving en een goed beheerde openbare ruimte kan niet zonder riolering.

Het is ondenkbaar dat ons afvalwater rechtstreeks in sloten, vijvers en rivieren zou worden geloosd. Het afvalwater gaat via de riolering naar de waterzuivering.

Riolering vervult een onmisbare rol bij het inzamelen en verwerken van regenwater. Klimaatontwikkelingen noodzaken daarbij tot aanpassing van de inrichting van de openbare ruimte omdat de riolering alleen deze hoeveelheden water niet kan verwerken

Gelet op het belang van goede riolering heeft de gemeente in de eerste plaats een zorgplicht voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Op deze gemeentelijke zorgplicht sluit de zorgplicht van de waterschappen aan om het afvalwater te zuiveren.

In de tweede plaats is de gemeente verantwoordelijk voor de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater, voor zover de perceeleigenaar dit water zelf niet kan verwerken. Deze zorgplicht houdt in dat de gemeente in dat geval een voorziening aanbiedt waarin de perceeleigenaar het hemelwater kan lozen. Het GRP moet duidelijk maken welke maatregelen de gemeente van de perceeleigenaren verwacht en welke zij zelf zal nemen. De zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater geldt ook voor het afvloeiende hemelwater van openbaar terrein. Voor dit laatste is de gemeente de perceeleigenaar.

Nadat de gemeente hemelwater van particulier en openbaar terrein heeft ontvangen, moet zijbepalen hoe zij dit verwerkt.

In de derde plaats heeft de gemeente de zorgplicht om in het openbaar gemeentelijke gebied maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Ook bij deze zorgplicht

geldt nadrukkelijk dat van oudsher de perceels-/gebouweigenaar een eigen verantwoordelijkheid

heeft om te zorgen voor een goede staat van zijn perceel en daarop gevestigde gebouwen.

Deze drie zorgplichten omvatten twee belangrijke elementen: de aanleg van riolering en een adequaat beheer van deze voorzieningen. Daarnaast impliceert de zorgplicht dat gemeente bij al deze activiteiten voldoet aan de wettelijke eisen en vergunningsvoorschriften. Ook moeten zij hun activiteiten (aanleg en beheer) afstemmen op de taken van andere overheden, voornamelijk het waterschap en de provincie. Bovendien moeten ze voor onverwachte gebeurtenissen én voor het dagelijkse beheer financiële reserves aanhouden.

Door onderzoek en gerichte maatregelen in de riolering zijn we op basis van het in de vorige GRP’s vastgestelde beleid er in Waalwijk in geslaagd het woon- en leefmilieu te verbeteren, te komen tot schoon oppervlaktewater en het treffen van de noodzakelijke maatregelen voor klimaatadaptatie.

1.3 Samenwerken in de (afval)waterketen

In 2011 hebben het Rijk, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en de drinkwaterbedrijven het “Bestuursakkoord Water” ondertekend. In dit akkoord zetten de partijen zich in voor een intensieve samenwerking met het oog op een doelmatige waterketen. De landelijke doelstelling voor 2020 is een besparing van € 380 miljoen in de (meer)kosten van de waterketenen kwaliteitsverbetering, adequate kennisuitwisseling met vermindering van kwetsbaarheid van bij het waterbeheer betrokken organisaties.

In het convenant “Samenwerken in de afvalwaterketen Samen Werkingsverband West Brabant (SWWB)” d.d. 25 februari 2010 wordt invulling aan de samenwerking gegeven. De gemeente Waalwijk maakt voor deze samenwerking deel uit van de werkeenheid “Hart van Brabant”.

Vanuit SWWB is in 2013 een integrale visie op de afvalwaterketen opgesteld. Deze visie vormt de basis voor gezamenlijk strategisch beleid en het beleid van de individuele organisaties. De visie is opgesteld vanuit de huidige tijdsgeest en met de kennis van actuele ontwikkelingen met als horizon 2030. De uitgangspunten in de samenwerking zijn een basis voor dit GRP.

1.4 Goed asset management

Iedere Waalwijker loost per dag ongeveer 120 liter afvalwater. Toiletten, douches, wasmachines, afwasteiltjes: al het afvalwater verdwijnt in de afvoer. Ook regenwater wordt nog voor een groot deel via de riolering en de afvalwaterzuivering verwerkt. Daarbij vergt de afvoer van regenwater mede vanwege klimaatontwikkelingen steeds vaker andere oplossingen.

Bij waar het water heen gaat en wat er verder mee gebeurt, staan maar weinig mensen stil. Iedereen vindt de werking van riolering vanzelfsprekend. Meer en meer dringt het besef door dat ook de burger als gebruiker van de riolering een eigen verantwoordelijkheid heeft (goed gebruik van de riolering en verwerken van regenwater op eigen terrein).

Aan het in stand houden van de riolering en het tijdig vervangen bij schade heeft de gemeente Waalwijk de komende periode jaarlijks ongeveer 2,5.miljoen Euro nodig. Dit is ca. € 0,5 miljoen minder dan de afgelopen jaren als gevolg van lagere kapitaallasten door inzet van de “voorziening riolering”, lagere investeringen door samen met het Waterschap uitvoeren van een Optimalisatie Afvalwatersysteem Studie (OAS) en besparing op exploitatiekosten. Met dat bedrag beheert de gemeente een pakket aan voorzieningen ter waarde van meer dan € 250 miljoen, bestaande uit ruim 315 km kilometer rioolbuis en meer dan 55 km drukleiding in het buitengebied. En onvoldoende beheer (asset management) leidt al snel tot onnodige kosten en overlast.

1.5 Keuzes

Het beleidskader bij dit GRP zijn de geldende wetgeving en onder meer de gemeenschappelijke ambities bij de samenwerking in de afvalwaterketen.

Bij het verder uitwerken van de beleidskeuzes en het bepalen van de maatregelen is in dit plan gestreefd naar concrete resultaten en een evenwichtig samengesteld maatregelpakket, met een zo efficiënt mogelijke inzet van middelen en tegen de laagste maatschappelijke kosten.

Dit bereiken we onder meer door een integrale aanpak met maatregelen in de openbare ruimte en zoveel mogelijk te combineren van rioleringsmaatregelen met gepland wegonderhoud of wegreconstructies. De maatregelen aan de bovengrondse infrastructuur staan in het “Integrale Uitvoerings Programma (IUP)”. Voor de keuze van de maatregelen voor de riolering is onderstaande prioritering aangehouden:

1e prioriteit (“samenloop”): rioleringsmaatregelen die “meeliften” met voorgenomen projecten op gebied van reconstructie, revitalisatie, herinrichting;

2e prioriteit (“autonoom”): rioleringsmaatregelen waarbij niet kan worden meegelift op voorgenomen projecten, maar die geen uitstel dulden (hersteld of vervangen) om het risico op instorten van het riool te voorkomen;

3e prioriteit (“overige maatregelen”): rioleringsmaatregelen die onder meer vermindering van de belasting van de zuiveringsinstallatie en van de vervuiling van het oppervlaktewater tot doel hebben.

Er liggen afhankelijk van de mate waarin wordt ingespeeld op klimaatadaptatie 4 scenario’s voor een compleet en afgewogen maatregelenpakket voor de periode 2016 tot en met 2020 ter keuze aan de Raad. Het college van B&W heeft een voorkeurscenario. Het maatregelpakket is echter niet op voorhand volledig ”dicht te timmeren”. In komende jaren kunnen bestaande inzichten en planningen wijzigen en dienen zich nieuwe projecten en nieuwe invalshoeken aan. Dit zal tot aanpassingen kunnen leiden. De gekozen planperiode geeft over een redelijke termijn zekerheid voor een gericht rioleringsbeleid en biedt voldoende flexibiliteit voor een tijdige bijsturing.

Met jaarplannen zal per jaar worden gerapporteerd over uitgevoerde en nog uit te voeren maatregelen met het daarbij behorende financiële overzicht.

1.6 Het resultaat

Aan het eind van het jaar 2020 moet de klus geklaard zijn, dat wil zeggen dat:

- de knelpunten met wateroverlast tot een aanvaardbaar niveau zijn opgelost conform de basisinspanning;

- alle riolen met risico’s vanwege hun slechte conditie zijn vervangen of gerepareerd;

- bij alle projecten in de openbare ruimte er steeds de afweging gemaakt is of er tegelijkertijd herstel of vervanging van de riolering moet plaatsvinden (in het Integrale Uitvoerings Programma gelijktijdig met wegreconstructie, herinrichting openbare ruimte of revitalisering);

- er een zodanige set van (financieel/maatschappelijk verantwoorde) maatregelen is uitgevoerd dat de overgebleven knelpunten in de waterkwaliteit zijn onderzocht en de bijhorende maatregelen bepaald en een begin is gemaakt met het beheer van het grondwater;

- asset management van de riolering zo doelmatig mogelijk plaats vindt, gebaseerd op een volledig beeld van het rioolstelsel, risico gestuurd en in optimale samenwerking in de waterketen met de waterschappen;

- aandacht voor meer “blauw” (water) tussen de oren van burgers en projectontwikkelaars.

Om het resultaat te kunnen bereiken hebben we personeel en geld nodig. Uitgangspunt bij het vaststellen van de formatie is dat de gemeente de regie over de zorg voor de riolering moet kunnen voeren; waar mogelijk besteden we uit. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het GRP ligt bij het Team Ontwerp Openbare Ruimte (TOOR) en Team Beheer Openbare Ruimte & Vastgoed (TORV). Om alle taken volgens dit plan te kunnen uitvoeren is versterking van de huidige formatie noodzakelijk.

Het rioolrecht bedraagt in 2016 gemiddeld € 126,-- per aansluiting en groeit door het college voorgestelde scenario 3, door tot € 156 in 2020. Dit is ten opzichte van de 5 omliggende gemeenten duidelijk aan de onderkant van het gemiddelde.

1.7 Verantwoording van de opzet

Het GRP hebben we gebaseerd op een evaluatie van het vorige GRP (2011-2015) en op de informatie uit het operationele beheersysteem.

De voorgestelde beleidskeuzes en de doelstellingen vanuit de kwaliteit van de openbare ruimte hebben geleid tot de vaststelling van de gewenste basiskwaliteit voor de riolering. Het huidige rioolstelsel is aan deze basiskwaliteit getoetst.

Maatregelen die in het voorgaande GRP gepland stonden maar niet zijn uitgevoerd of juist gepland zijn voor de komende planperiode, komen terug in dit GRP. Ook is voor sommige onderdelen van het vorige GRP een vervolg gewenst.

Het GRP is tot stand gekomen binnen een ambtelijke projectgroep bestaande uit medewerkers van de TOOR, TORV, TREW en TFIN.

De waterschappen Brabantse Delta en Aa en Maas zijn betrokken bij het tot stand komen van dit GRP. De verslagen van dit overleg en de reacties van deze instanties op het GRP zijn opgenomen in Bijlage13.

1.8 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt het beleidskader voor dit GRP verder uitgewerkt. Hoofdstuk 3 is een samenvatting van de evaluatie van het vorige GRP (het verleden). Hoofdstuk 4 beschrijft de visie en ambitie voor de gewenste situatie. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de huidige staat van de riolering, toetst deze aan de gewenste situatie en geeft de geconstateerde tekortkomingen. In hoofdstuk 6 “Strategie en maatregelen” staat wat we met dit nieuwe GRP willen realiseren, stelt prioriteiten en beschrijft de concrete maatregelen. Hoofdstuk 7 tenslotte, geeft inzicht in de wijze van organisatie van de rioleringszorg en de manier van bekostigen.

In bijlage 2 geven we een overzicht van de belangrijkste wetgeving en een verklaring van de gehanteerde (vaktechnische) begrippen. Voorts hebben we het maatregelprogramma en de financiële gevolgen daarvan in de bijlagen opgenomen.

2. Beleidskader

2.1 Inleiding

Als vertrekpunt voor het opstellen van dit GRP zijn we uitgegaan van het landelijke rioleringsbeleid. Dit rioleringsbeleid gaat uit van een doelmatige inzameling en transport van stedelijk afvalwater en het doelmatig omgaan met regenwater en grondwater.

Dit GRP is ook het beleidsdocument om in het kader van de zorgplichten voor de stedelijke wateropgave zaken op te nemen rondom klimaatadaptatie en op dit punt het beleid uit de gemeentelijke structuurvisie verder te concretiseren.

Dit rioleringsbeleid hebben we in de vorm van een gewenste basiskwaliteit in overleg met de waterschappen voor Waalwijk verder uitgewerkt.

De basiskwaliteit omvat de eisen en maatstaven waaraan de toestand en het functioneren van de riolering valt te toetsen (zie Bijlage 5).

2.2 Landelijk en regionaal beleid

Rioleringszorg krijgt gestalte vanuit verschillende wetten, regels en beleidsvisies rond milieu-,water- en ruimtelijke ordeningsvraagstukken. Voor een belangrijk deel is het rioleringsbeleid ingegeven door Europese regelgeving, in het bijzonder de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor een beknopt overzicht van de belangrijkste wetgeving wordt verwezen naar Bijlage 2.

Het landelijk beleid is verder uitgewerkt in een groot aantal beleidsnota’s en plannen. De status daarvan verschilt. Op landelijk niveau is het Bestuursakkoord Water (mei 2011) richtinggevend. Dit akkoord is afgesloten tussen Rijk, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en de drinkwaterbedrijven. In dit akkoord zetten de partijen zich in voor een intensieve samenwerking met het oog op een doelmatige waterketen. De landelijke doelstelling voor 2020 is een besparing van € 380 miljoen in de (meer)kosten van de waterketenen kwaliteitsverbetering, adequate kennisuitwisseling met vermindering van kwetsbaarheid van bij het waterbeheer betrokken organisaties.

Klimaatadaptatie is voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt. Landelijke doelstellingen zijn opgenomen in het Deltaprogramma, deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering (DPNH) en met name in het Synthesedocument Ruimtelijke Adaptatie (2015). Het document geeft de essenties weer van vijf jaar lang onderzoek, samenwerking en besluitvorming voor een aanpak die beoogt om in de toekomst de wateropgaven op orde te houden en de gevolgen van klimaatverandering te beperken. De uitvoering krijgt vorm middels het Stimuleringsprogramma ruimtelijke adaptatie 2014 - 2017, het Kennisportaal met de Handreiking ruimtelijke adaptatie, de aanpak voor vitale en kwetsbare functies van nationaal belang en het verbreden van de deltabeslissing naar een Nationale Adaptatiestrategie.

De Provincie Noord Brabant is verantwoordelijk voor het regionale beleidskader voor de stedelijke wateropgave. Dit ligt vast in het provinciaal waterplan 2010-2015. Eind 2015 loopt het huidige provinciaal Waterplan en het provinciaal Milieuplan af. Gedeputeerde Staten hebben besloten om de herziening van beide plannen samen te voegen en te komen tot een gezamenlijk plan, het provinciaal Milieu- en Waterplan (PMWP 2016-2021).

De gemeente Waalwijk valt in het beheersgebied van twee waterschappen. Verreweg het grootste gebied valt onder waterschap Brabantse Delta, slechts een klein gebied ten oosten van het Afwateringskanaal valt onder waterschap Aa en Maas, zie figuur 3.1. De waterschappen hebben de verantwoordelijkheid voor het operationele regionale waterbeheer. Het beleid van de waterschappen is beschreven in:

voor waterschap Brabantse Delta: Ontwerp Waterbeheerplan 2016-2021 “Grenzeloos verbindend” Dit plan geeft helderheid over het waterbeheer in de toekomst en is geschreven voor ondernemers, burgers, overheden, en andere samenwerkingspartners. Het is afgestemd op de gemeentelijke en provinciale plannen op het gebied van waterbeheer.

voor waterschap Aa en Maas: Het waterbeheerplan voor de periode 2016-2021 ”Werken aan water voor nu en later” is in oktober vastgesteld en gaat in per 1 januari 2016. Het waterschap continueert in dit plan het huidige beleid en geeft nieuwe accenten aan klimaatverandering en de veranderende economische situatie. 

Figuur 3.1 : Beheersgebieden Waterschappen

2.3. Regionale samenwerking

Binnen het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water zet de gemeente Waalwijk in op de regionale samenwerking in de afvalwaterketen onder de naam “Samenwerking Doelmatig Waterbeheer Hart van Brabant”. Hierin werkt de gemeente Waalwijk samen met de gemeenten Tilburg, Loon op Zand, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek en Oisterwijk en de waterschappen Brabantse Delta en De Dommel. Op 18 april 2013 is de samenwerkingsovereenkomst getekend.

Belangrijke aspecten hiervan zijn een gezamenlijke missie, visie en het meerjarenprogramma.

Bij de toetsing door de Visitatiecommissie (2014) van de voortgang in relatie tot het landelijk beeld is de Waterkring Hart van Brabant beoordeeld als onderdeel van het peloton (gemiddeld goed op schema). Er is voldoende ambitieniveau, een goede besparingsambitie (veelal in investeringen) en een redelijke mate van concreetheid van de plannen. Een aandachtspunt is de voortgang en de concrete uitwerking van de geformuleerde plannen. De commissie geeft in de derde beoordelingsronde aan dat er krachtige stappen voorwaarts zijn gezet. Er is waardering voor de extra besparingsambitie.

In haar missie streeft het samenwerkingsverband Hart van Brabant onder meer naar oppervlaktewater en grondwater van voldoende goede fysisch/chemische en ecologische kwaliteit bij voldoende kwantiteit – niet te veel en niet te weinig – die veilig is voor de volksgezondheid, en welke bijdraagt aan een positieve beleving van de leefomgeving. Een doelmatig en duurzaam beheer van de waterketen tegen de laagste maatschappelijke kosten is hierbij een gezamenlijk streven.

In de komende planperiode zullen de gezamenlijke inspanningen zich in een meerjarenprogramma moeten uitbetalen in kostenbesparing en kwaliteitsverbetering, vermindering van (personele) kwetsbaarheid en kennisvergroting. Voor de periode 2013 – 2020 geldt voor het samenwerkingsverband een besparingsopgave van ca. € 8,0 miljoen.

2.4 Lokale beleidskaders

Gemeente Waalwijk heeft de volgende beleidsdocumenten met aspecten rondom stedelijk water en klimaatadaptatie vastgesteld:

Structuurvisie d.d. 12 december 2013;

Milieubeleidsplan 2011 – 2018;

Waterplan.

Het regenwaterbeleid is uitgewerkt in het “Afkoppelbeleidsplan” (vastgesteld in 2011). Uitgangspunt hierbij vormt dat afkoppelen alleen wordt overwogen indien:

dit aantoonbare milieuwinst oplevert en

is te combineren met maatregelen in het kader van wegbeheer,

beheersbaar blijft (gebiedsgewijze aanpak).

Specifieke verordeningen voor hemel- en grondwater heeft de gemeente Waalwijk niet ontwikkeld omdat dit tevens noodzaakt tot extra inspanningen voor handhaving.

2.5 Toekomstige uitdagingen

Klimaatadaptatie is voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt. Landelijke doelstellingen zijn opgenomen in het Deltaprogramma, deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering (DPNH) en met name in het Synthesedocument Ruimtelijke Adaptatie (2015). Het document geeft de essenties weer van vijf jaar lang onderzoek, samenwerking en besluitvorming voor een aanpak die beoogt om in de toekomst de wateropgaven op orde te houden en de gevolgen van klimaatverandering te beperken. De uitvoering krijgt vorm middels het Stimuleringsprogramma ruimtelijke adaptatie 2014 - 2017, het Kennisportaal met de Handreiking ruimtelijke adaptatie, de aanpak voor vitale en kwetsbare functies van nationaal belang en het verbreden van de deltabeslissing naar een Nationale Adaptatiestrategie.

3. Evaluatie GRP 2011-2015

3.1 Algemeen

Op 9 december 2010 is het GRP voor de periode 2011 tot en met 2015 vastgesteld. De opgave van het vorige GRP was gebaseerd op een drietal speerpunten. Om de zorg voor de riolering te continueren is het belangrijk deze speerpunten en de behaalde resultaten van de vorige planperiode te evalueren.

De evaluatie is mede gebaseerd op interviews bij medewerkers van de waterschappen, de betrokken portefeuillehouder en de medewerkers binnen de gemeente.

Bij de evaluatie is tevens gebruik gemaakt van de resultaten van de RIONED-benchmark uit 2013 en de resultaten van de “Inventarisatie aanpak regenwateroverlast door gemeenten, Regio Hart van Brabant” d.d. juli 2015 van Stichting RIONED.

De evaluatie is gebruikt bij het opstellen van de ambitie voor de planperiode 2016 – 2020 en de bij toetsing van de kwaliteit van de huidige riolering. Het gedetailleerde resultaat van de evaluatie is te vinden in het Bijlage 3.

3.2 De speerpunten

De speerpunten uit het GRP 2011 – 2015 waren:

het vervangen van riolering wanneer deze niet aan de vereiste constructieve sterkte voldoet of ernstig lekt;

het terugbrengen van de vuiluitworp van de riolering op oppervlaktewater;

het optimaliseren van het beheer van de riolering binnen het integrale beheer van de openbare ruimte en de beheersing van het functioneren van de riolering.

Uitgangspunt voor deze opgave vormde het bereiken van de basiskwaliteit als onderdeel van de totale wateropgave binnen het stedelijke gebied.

Deze speerpunten zijn vertaald naar maatregelen. Voor evaluatie van deze maatregelen zie paragraaf 3.3.

Naast de realisatie van de genoemde speerpunten is vanaf 2012 sterk ingezet op de regionale samenwerking in de afvalwaterketen binnen de werkeenheid Hart van Brabant. In de beginfase van deze samenwerking is veel energie gestoken in het opbouwen van het relatienetwerk, het maken van procesafspraken en het formuleren van gezamenlijke doelen en activiteiten. Activiteiten die gezamenlijk zijn opgepakt zijn: bestek uitwerking reinigen en inspecteren, calamiteitenbestrijding riolering, meet en monitoringsplan, afstemming kostendekking rioleringszorg en kennisuitwisseling. In de komende planperiode zullen de gezamenlijke inspanningen zich moeten uitbetalen in kostenbesparing en kwaliteitsverbetering, vermindering van (personele) kwetsbaarheid en kennisvergroting.

Resultaat van deze samenwerking is onder meer de regionale opzet van een grondwatermeetnet samen met Brabant Water.

3.3 Evaluatie van het maatregelprogramma 2011 - 2015

Het maatregelprogramma omvatte:

nieuwe aanleg van riolering;

vervanging en verbeteringsmaatregelen;

onderzoek, plannen en gegevensbeheer

3.3.1 Nieuwe aanleg

In de afgelopen planperiode is een aantal ontwikkelingslocaties voorzien van een gescheiden rioolstelsel: Landgoed Driessen, uitbreidingsplan de Rugt in Waspik en industrie uitbreiding Haven 8. De omvang van het te beheren areaal is hierdoor toegenomen.

3.3.2. Vervanging en verbeteringsmaatregelen (inclusief maatregelen grondwater)

Riolen met structurele schade zijn vervangen; riolen met incidentele schade gerepareerd. Waar mogelijk zijn deze maatregelen gecombineerd in het IUP. Het rioolstelsel verkeert in een goede staat.

Bij alle IUP projecten is een gescheiden rioolstelsel aangelegd, zodat afzonderlijke leidingen het stedelijk afvalwater en regenwater afvoeren (afkoppelen). Dit afkoppelen heeft een positieve bijdrage geleverd aan de kwaliteit van het oppervlaktewater omdat minder afvalwater overstort. De twee knelpunten in de waterkwaliteit bij overstorten op oppervlaktewater zijn door gerichte maatregelen opgelost.

De woningen in de Overdiepse Polder zijn aangesloten op IBA’s, zodat alle ongezuiverde lozingen op oppervlaktewater opgeheven. Er zijn 5 IBA’s aangelegd, de overige woningen zijn aangesloten op de mestkelder van het bedrijf.

In 2011 is het afkoppelbeleidsplan vastgesteld. Dit plan omvat de uitwerking van de gemeentelijke hemelwater zorgplicht. Het plan geeft aan welke voorzieningen de gemeente treft wanneer het doelmatiger is wanneer de perceel eigenaren regenwater niet op eigen terrein kan verwerken. Ook het afkoppelen van openbaar gebied is in dit plan geregeld. In de Abeelstraat is een pilot met doorlatende bestrating uitgevoerd en zal komende jaren worden gemonitord om te bezien of dit het juiste effect heeft bereikt.

In de Rode-Witte Wijk zijn grondwater problemen opgelost door aanleg van drainage. Is in Waalwijk-Zuid verdroging gezamenlijk met het waterschap opgelost door water op te pompen uit de surfvijver bij het Lido waardoor er weer water in de waterlopen staat en doorstroming is ontstaan.

Met Waterschap Brabantse Delta is een studie uitgevoerd naar het tegen de laagste maatschappelijke kosten van het optimale pakket van nog te treffen maatregelen in het afvalwatersysteem (Optimalisatie Afvalwatersysteem Studie; OAS). De OAS heeft in 2012 geleid tot het ondertekenen van een afvalwaterakkoord tussen het waterschap en de gemeente.

De maatregelen komende uit de OAS zijn april 2015 heroverwogen. De totale besparing vanuit de heroverweging is € 2.971.235,- voornamelijk veroorzaakt door de voorziene randvoorziening niet te realiseren.

Hiervoor in de plaats zijn enkele geplande maatregelen in de periode 2016-2020 naar voren gehaald en meegenomen in de vastgestelde IUP-maatregelen 2015-2016.

3.3.3 Onderzoek, plannen en gegevensbeheer

Het geautomatiseerde beheersysteem voor de riolering is volledig op orde, maar vanwege tijdgebrek (als gevolg van de niet gerealiseerde formatie-uitbreiding) wordt dit systeem niet optimaal benut.

Voor reiniging en inspectie bestaan al enige jaren operationele programma’s. De afgelopen jaren is volgens deze programma’s gewerkt. Het rioolstelsel is bijna volledig planmatig geïnspecteerd.

De vergunningverlening vanuit het waterschap is op orde.

3.3.4 Financiële evaluatie investeringen

In tabel 3.1 zijn de investeringen van 2011 tot en met 2015 weergegeven tegenover de begroting zoals opgenomen in het voorgaande GRP.

Uit de tabel blijkt dat het gehele uitvoeringtraject 2011– 2015 binnen de in dat GRP gestelde budgettaire kaders is gebleven.

Onderdeel

Begroting volgens GRP 2011–2015 in €(excl. BTW) - Gemaakte kosten en aangegane verplichtingen in € in planperiode (excl. BTW)

Vervanging riolen€ 2.218.000 - (specificatie niet aan te geven)€ 3.993.287

€ 998.209

Maatregelen verbetering rioolstelsel (basisinspanning) inclusief meetprogramma€ 5.937.000

Onderzoeksprogramma€ 185.000

Naar voor gehaalde projecten i.p.v. randvoorzienningen

Totaal afgelopen GRP periode€ 8.340.000 - € 4.991.496

Tabel 3.1. Investeringen 20 11 t/m 201 5 ( stand per s eptember 2015 )

Het verschil tussen de gebudgetteerde investeringen en de gemaakte kosten laat zich verklaren uit het niet noodzakelijk zijn van de voorziene randvoorzieningen (besparing € 2,9 miljoen) en het boeken van een aantal beoogde investeringen ten laste van de exploitatie (ca. € 0,4 miljoen). Daarnaast ontstond ruimte om binnen het kader van het door de Raad vastgestelde IUP 2015 -2016 2 projecten naar voren te halen.

Dit heeft tot gevolg dat de gemeente Waalwijk aan het in stand houden van de riolering ca. € 0,5 miljoen structureel minder hoeft uit te geven dan in de afgelopen jaren.

3.4 Evaluatie van het gevoerde beleid en beheer

Bij de evaluatie van het gevoerde beheer is gebleken dat:

- het systeem van Integrale Uitvoerings Planning (IUP) goed werkt en leidt tot doelmatige uitvoering van maatregelen (“werk met werk maken”);

- het tekort op de personele inzet voor riolering van 0,5 fte ondanks dat de invulling in de begroting was voorzien en in de kostendekking van de rioolheffing opgenomen, evenals in de vorige planperiode nog niet geëffectueerd;

- er te weinig aan communicatie is gedaan

- meten en monitoren nog in de kinderschoenen staat;

- onderhoud aan duikers in onderhoud van de gemeente niet of nauwelijks is gedaan. Ook de inventarisatie hiervan is niet op orde;

- tijdgebrek de oorzaak is van onderbenutting van het systeem voor geautomatiseerd beheer van de riolering en verliest dit systeem aan actuele waarde. Met Waterschap Brabantse Delta wordt gewerkt aan een meetplan;

- onder invloed van wijziging van de “Notitie Riolering” van de Commissie BBV, anders is omgegaan met de bekostiging van het rioleringsbeheer:

- de voorziening riolering van ca. € 5,0 miljoen mede vanwege gewijzigde regelgeving voor riolering binnen het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is ingezet voor versneld afschrijven van lopende kapitaalslasten;

- het gemiddelde tarief van de rioolheffing is verlaagd, en niet is geïndexeerd op grond van de gestegen kosten. De exploitatiekosten zijn in de planperiode wel gestegen;

- als gevolg hiervan een nadere analyse is uitgevoerd naar de exploitatiekosten om onder- dekking in 2016 te voorkomen.

4. Visie en ambitie

4.1 Visie

Gemeente Waalwijk wil zich op een doelmatige wijze ontwikkelen tot een klimaatbestendige stad. Bij de uitvoering van haar watertaken dient de gemeente zich te houden aan de wettelijke kaders en beleidslijnen. Het speelveld is echter ruimer dan alleen de wet. Het klimaat verandert en leidt tot extremere buien. De openbare ruimte wordt steeds voller en de burger is beter geïnformeerd en stelt steeds hogere eisen.

Stedelijk waterbeheer speelt hierbij een belangrijke rol.

4.1.1.Klimaat

Het risico op schade en slachtoffers door wateroverlast, droogte en hitte kan fors toenemen door verdere verstedelijking en klimaatveranderingen.

Met name in de stad vormt dit een steeds groter probleem. Zo kan er bijvoorbeeld een toename ontstaan van hart en nierfalen bij stadsbewoners vanwege besmetting met ziektes als gevolg van een hogere oppervlaktewatertemperatuur (zoals de ziekte van Weil). Een belangrijke oorzaak van de kwetsbaarheid is dat de ruimtelijke inrichting in de afgelopen decennia steeds meer los is komen te staan van de ondergrond en het watersysteem. Regenwater blijft na hevige buien op straat staan, woningen en winkels lopen onder, maar ook een te hoog grondwaterpeil, het opwellen van water, buiten hun oevers tredende sloten, grachten en vijvers en het uitvallen van pompen of verstoppingen kunnen wateroverlast veroorzaken.

Droogte kan leiden tot (verdere) verlaging van grondwaterstanden, met schade aan gebouwen en infrastructuur als gevolg. Deze schade wordt onder meer veroorzaakt door (ongelijkmatige) zetting van de bodem waardoor bovengrondse infrastructuur zoals wegen en ondergrondse infrastructuur zoals rioleringen, kabels en leidingen schade oplopen. Droogte kan ook leiden tot verdroging van groenvoorzieningen in stedelijk gebied.

Adaptatiemaatregelen worden bij voorkeur gekoppeld met autonome ruimtelijke ontwikkelingen, die vaak worden gerealiseerd in het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling

De kwaliteit van de leefomgeving is een basisvoorwaarde. Er is inmiddels ruime ervaring opgedaan met maatregelen voor water robuuste en klimaatbestendige inrichting. Technisch, juridisch en financieel kan er veel. Deze mogelijkheden blijven echter in de meeste gevallen nog onvoldoende benut bij ruimtelijke afwegingen.

De ambitie voor Waalwijk luidt daarom als volgt:

In 2020 handelen we water robuust en klimaatbestendig bij het (her)ontwikkelen van onze gebouwde omgeving en nemen we deze thema’s mee in onze ruimtelijke plannen en zorgen we vanuit het principe “de vervuiler betaald” voor de noodzakelijke middelen. Dit vergt een cultuurverandering;

In 2043 is de gemeente klimaatneutraal en de gebouwde omgeving zo goed mogelijk water robuust en klimaatbestendig ingericht. Leefomgevingsaspecten worden integraal opgepakt. De relatie natuur en water is versterkt; de relatie water en ruimtelijke inrichting geeft aan water voldoende ruimte, het afkoppelbeleid is uitgangspunt.

Deze ambitie leggen we vast in de structuurvisie en het (toekomstige) omgevingsplan en vormt tevens een kader voor de ambities in dit GRP.

4.1.2. Doelmatig en resultaatgericht

Doelmatigheid is het uitgangspunt van het Bestuursakkoord Water (2011). De landelijke doelstelling voor 2020 is een besparing van € 380 miljoen in de (meer)kosten van de waterketen en kwaliteitsverbetering, adequate kennisuitwisseling met vermindering van kwetsbaarheid van bij het waterbeheer betrokken organisaties.

Riolering is maatwerk en onderdeel van de openbare ruimte. Het beheer van de riolering vergt een integrale aanpak. Risico’s die samenhangen met het functioneren van het systeem en de conditie van de fysieke objecten moeten worden afgewogen tegen de impact die deze risico’s vormen voor de kwaliteit van de leefomgeving. Risico gestuurd beheer is onderdeel van een asset management strategie, die wordt gevoerd gericht onder meer op optimalisatie van levensduur van de voorzieningen.

De maatregelen in de riolering ontstaan vanuit de kennis over het functioneren daarvan. Niet normstelling is uitgangspunt, maar concrete resultaten. Dit vergt een proces van waarnemen, meten en monitoren, modelleren en integrale planvorming van maatregelen.

4.1.3. Participatie burger

Gelet op het bovenstaande hecht de gemeente Waalwijk voor het stedelijk watersysteem en de eigen leefomgeving sterk aan het zelfregulerend vermogen van de samenleving. Deze benaderingswijze betekent, dat opgaven met betrekking tot de gevolgen van klimaatverandering worden uitgewerkt en besproken met diverse participanten. Processen van interactieve beleidsvorming met steeds vaker private sectoren en andere maatschappelijke spelers nemen de plaats in van bestuurlijke hiërarchie en van de formaliteit van normen. Bewustwording van de eigen rol en verantwoordelijkheid van de burger, aanpassing en leervermogen zijn uitgangspunten bij het opstellen van een gericht communicatieplan.

4.2 Lokale beleidskeuzes voor riolering en stedelijk water

Stedelijk water en riolering zijn maatwerk. Het landelijk beleid biedt ruimte aan de gemeente voor eigen beleidskeuzes. Toegespitst op riolering en stedelijk water omvatten deze keuzes:

- m.b.t. stedelijk afvalwater:

systeemkeuze riolering stedelijk gebied

systeemkeuze riolering buitengebied

beleid m.b.t. duurzaamheid en klimaat

beleid m.b.t. diffuse bronnen van (water)verontreiniging

beleid m.b.t. samenwerken in de (afval)waterketen

- m.b.t. hemelwater:

taakverdeling perceel eigenaar - gemeente

beleidsregels voor voorzieningen van particulieren op eigen terrein te treffen

definiëring aanvaardbare wateroverlast

verordenend optreden

m.b.t. grondwater:

taakverdeling perceel eigenaar - gemeente

beleidsregels voor te treffen voorzieningen van particulieren op eigen terrein

definiëring “structureel” en “nadelig” bij de mate van overlast

verordenend optreden

m.b.t. heffingen:

heffingsgrondslag

verdeelsleutels bij gedifferentieerde heffingen

kostenverdeling en afstemming met budgettering wegbeheer.

4.3 Ambities voor de planperiode

Uitgaande van het landelijke beleid (hoofdstuk 2), de gemeentelijke visie voor klimaat en doelmatigheid (hoofdstuk 4.1.) en gegeven de lokale beleidskeuzes voor riolering en stedelijk water (hoofdstuk 4.2.) zijn het gewenste ambitieniveau en de basiskwaliteit voor de komende planperiode afgeleid.

Onderscheid is gemaakt naar (zie inzet):

ambities (doelen) voor het doelmatig functioneren van de riolering;

ambities (doelen) voor een effectief rioleringsbeheer.

Tabel 3.2. : Doelen voor de rioleringszorg

Deze beleidskeuzen zijn verwerkt en vastgelegd in de functionele eisen en maatstaven voor de komende planperiode. Dit is verder uitgewerkt in bijlage 4.

Voor de financiële beleidskeuzes wordt verwezen naar hoofdstuk 7.

4.3 Samenwerken met andere overheden

“Partijen werken samen aan een voor de burger optimale inrichting, beheer en onderhoud van de waterketen, gericht op doelmatigheid, dienstverlening en duurzaamheid, binnen de kaderstelling van het watersysteem tegen laagst maatschappelijke kosten” (convenant Samenwerken in de afvalwaterketen SWWB, 25 februari 2010)

Gezamenlijk beleid is als vertrekpunt voor de samenwerking van de partijen in de waterketen vastgelegd in de nota “Verbreed Afvalwaterketenbeleid, S amenwerken aan Water in West- en Midden-Brabant d.d. april 2015.

Het concept van het GRP is voor commentaar verzonden aan Waterschap Brabantse Delta en Waterschap Aa en Maas. Met deze instanties is ook het wettelijke overleg conform de Wm uitgevoerd. De verslagen van het overleg en de reacties van deze instanties zijn opgenomen in Bijlage 13.

5. Huidige situatie en toetsing

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de aard, de samenstelling en het functioneren van het huidige rioolstelsel en omvat het in de Wet voorgeschreven overzicht van (zie art. 4.22 Wm):

a. de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijkafvalwater, als bedoeld in artikel 10.33 Wm, en een aanduiding van het tijdstip waarop dievoorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn;

b. de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en verdere verwerking vanafvloeiend hemelwater, als bedoeld in artikel 3.5 Wtw, en een aanduiding van het tijdstipwaarop die voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn;

c. de maatregelen waarmee de gemeente structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstandvoor de aan de grond gegeven bestemming zo veel mogelijk wil voorkomen of beperken, als bedoeld in artikel 3.6 Waterwet, en een aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen

naar verwachting aan vervanging toe zijn;

De huidige toestand en het functioneren van de riolering toetsen we in dit hoofdstuk aan de in hoofdstuk 4 gekozen maatstaven.

5.2 Overzicht huidige voorzieningen voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater

5.2.1. Aard en omvang

Figuur 4.1. (volgende blz.) geeft een overzicht van de verschillende rioleringsgebieden.

In tabel 4.1. en de bij dit GRP behorende overzichtstekening, is een overzicht opgenomen van de verschillende voorzieningen in het rioolstelsel. De gegevens zijn ontleend aan het beheersysteem voor de riolering..

Voor tabel 4.1. en figuur 4.1. zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

Voor Figuur 4.2. Leeftijdsopbouw vrijverval rioolstelsel gemeente Waalwijk, zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

De leeftijdsopbouw van het stelsel is weergegeven in figuur 4.2. De meeste riolering is aangelegd vanaf de jaren vijftig; ca. 1,5 km riolering is aangelegd in de periode 1911 – 1939.

Figuur 4.3. Materiaalgebruik rioolstelsel

Het materiaalgebruik is opgenomen in figuur 4.3. Ongeveer 1500 m bestaat uit leidingen van asbestcement. In verband met de grondwaterzorgplicht is een grondwatermeetnet gerealiseerd. De komende planperiode is een inventarisatie van de aanwezige drainagesystemen voorzien.

5.2.2. Overstortingen op oppervlaktewater

In 2011 is het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen (Blbi) van kracht geworden. Het Blbi stelt algemene regels aan riooloverstortingen, waarmee een einde kwam aan de gemeentelijke vergunningsplicht.

Het Besluit schrijft voor dat het GRP een overzicht bevat met de (vastgestelde) lozingspunten op oppervlaktewater. Alle lozingspunten op oppervlaktewater zijn aangegeven op de bij dit GRP behorende overzichtstekening (zie afzonderlijke overzichtstekening).

Voor de kenmerken van deze overstorten en lozingspunten wordt verwezen naar de kenmerkenbladen zoals deze zijn opgenomen bij het vigerende Basisrioleringsplan (BRP)..

5.2.4. Onderzoek conditie

Vrijwel het gehele rioolstelsel is de afgelopen jaren met behulp van een rijdende tv-camera visueel geïnspecteerd. De levensduur van de op korte termijn te vervangen riolen is conform NEN 3398 gebaseerd op visuele inspectie, leeftijd, analyse van risico’s bij niet tijdige vervanging en aanvullende informatie over de lokale omstandigheden.

De levensduurverwachting van de overige vrijverval riolering is zeer indicatief op basis van de inspectieresultaten met behulp van een computermodel bepaald. Er is uitgegaan van een gemiddelde technische levensduurverwachting van tenminste ca. 60 – 70 jaar. Afhankelijk van de inspectieresultaten is deze verwachting naar boven, indien geen afwijkingen zijn geconstateerd of bij (ernstige) schade naar beneden, bijgesteld. Hierbij zijn risico-riolen vastgesteld en is nagegaan welke prioriteiten voor vervanging moeten worden gesteld. Over de afgelopen 10 – 15 jaar is gebleken is dat jaarlijks sprake is van vrijwel eenzelfde volume aan vervangingsinvesteringen. Dit volume is ook voor de situatie van na 2020 gehanteerd. Een extreme vervangingspiek wordt niet verwacht.

Voor de overige voorzieningen is uitgegaan van de volgende gemiddelde levensduurverwachting:

- telemetrie rioolgemalen (software) 5 jaar

- elektromechanische onderdelen van rioolgemalen: 15 jaar

- elektromechanische onderdelen van gemalen drukriolering: 15 jaar

- leidingwerk drukriolering (hoofdleidingen) 40 jaar

- leidingwerk drainage 40 jaar

- bouwkundige voorzieningen rioolgemalen: 40 jaar

- bergbezinkvoorzieningen (bouwkundig) 60 jaar

De financiële afschrijvingstermijn voor bouwkundige onderdelen, leidingwerk e.d. is gesteld op 40 jaar; de financiële afschrijvingstermijn voor elektromechanische onderdelen is gesteld op 15 jaar.

De drukriolering in het buitengebied is aangelegd vanaf de tachtiger jaren. Met grootschalige vervanging van de leidingen van de drukriolering is vooralsnog geen rekening gehouden. Wel is het gewenst op basis van steekproeven na te gaan wat de conditie van de drukriolering leidingen zijn (zie RIONED-publicatie “Keuzeproces afvalwater buitengebied” – 2015).

5.2.5. Omvang afvoerend verhard oppervlak

Bepalend voor het functioneren van het rioolstelsel bij neerslag is de omvang van het (werkelijk) afvoerend verharde oppervlak waarvan regenwater afstroomt naar de gemengde riolering. Dit afvoerend verhard oppervlak en de mate waarin de afgelopen jaren afvoerend oppervlak van het gemengde systeem is afgekoppeld, hebben we aangegeven in tabel 4.2.

Voor tabel 4.2. zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

5.3 Toetsing conditie aan basiskwaliteit

Aan de hand van de maatstaven in Bijlage 5 hebben we de huidige conditie van het rioolstelsel getoetst. De maatstaf geeft aan welke kwaliteit niet meer acceptabel is.

Bij het beoordelen van de kwaliteit van de constructie van een riool of de waterdichtheid gaan we uit van de zogenoemde ingrijpmaatstaf: we moeten een maatregel nemen (ingrijpen) om te voorkomen dat een calamiteuze situatie ontstaat.

Voor het vaststellen van het maatregelpakket zijn de inspectieresultaten met behulp van computermodellen geanalyseerd en getoetst op de voor Waalwijk vastgestelde maatstaf voor de basiskwaliteit. De betreffende riolen zijn vervolgens gedetailleerder onderzocht, waarbij de noodzaak en de prioriteit van vervangen binnen de planperiode is vastgesteld.

De conditie van het rioolstelsel kan overwegend als goed worden beoordeeld.

5.4 Toetsing functioneren aan basiskwaliteit

Het functioneren van de riolering is getoetst in het basisrioleringsplan van januari 2009.

Uit deze toetsing kwam een aantal locaties waar incidentele risico’s bestaan voor wateroverlast. Deze blijken ook in de praktijk op te treden. Het betreft onder meer water op straat situaties in Sprang-Capelle in de Oudestraat en Dijkstraat /Van De Duinstraat en op het industrieterrein Haven 4 te Waalwijk.

Door Arcadis is een onderzoek uitgevoerd hoe deze water op straat situaties kunnen worden voorkomen of worden ingeperkt. (rapport 3 juni 2015 C01031.000168.0200). Tevens is het stelsel doorgerekend met verschillende buienreeksen conform de Leidraad Riolering van Stichting RIONED.

5.5 Van evaluatie naar opgave

De resultaten van de toetsing aan de maatstaven en de uitkomsten van de evaluatie van het voorgaande GRP (hoofdstuk 3) hebben we als ingrediënten gebruikt voor het opstellen van de strategie voor de komende planperiode en nader uitgewerkt in maatregelprogramma’s (zie hoofdstuk 6).

6. Strategie en uitwerking maatregelen

6.1 Algemeen

Op basis van de evaluatie van de vorige planperiode, de visie en ambities en de doelen voor de komende planperiode, de toetsing van de huidige situatie aan deze doelen zetten wij in dit hoofdstuk uiteen welke prioriteiten we hebben en wat we in de komende planperiode willen gaan doen.

Deze doelen zijn:

- zorgen voor inzamelen van stedelijk afvalwater

- zorgen voor transport van stedelijk afvalwater

- zorgen voor inzameling van hemelwater

- zorgen voor verwerking van hemelwater

- zorgen dat grondwater de bestemming van het gebied niet structureel belemmert

- effectief beheer van de riolering

We moeten binnen de planperiode prioriteiten stellen is. De volgorde naar afnemende prioriteit is:

1. Rioleringsmaatregelen die in samenloop met klimaatadaptatie, herinrichting openbare ruimte, wegreconstructie of revitalisatie in het kader van het Integrale Uitvoerings Programma kunnen worden uitgevoerd;

2. Autonome herstel- en vervangingsprojecten bij riolen waarvan de conditie van de riolen direct ingrijpen noodzakelijk maakt;

3. Autonome rioleringsmaatregelen waarbij knelpunten rondom wateroverlast en klimaat worden opgeheven;

4. Rioleringsmaatregelen die het verminderen van de vuiluitworp op de bodem, oppervlaktewater of grondwater of de reductie van de belasting van de zuivering tot doel hebben.

Het vervangen van een riool dat niet in het programma van dit GRP is opgenomen leidt tot uitstel van de vervanging van een riool elders. Dergelijke planwijzigingen stemmen wij af met het college van B&W.

6.2.Strategie Stedelijk afvalwater

6.2.1. Zorgen voor inzameling van stedelijk afvalwater

Het betreft hier de gemengde rioolstelsels en de vuilwater riolen van de gescheiden rioolstelsels.

Voor het verbeteren van de inzameling van het stedelijk afvalwater in combinatie met het verminderen van de vuiluitworp gaan we:

- de riolen vervangen die constructief niet voldoende sterk zijn, schade veroorzaken aan de bovengrondse infrastructuur of onvoldoende afstromen en waarbij risico op instorten aanwezig is;

- onderzoek doen naar ongewenste lozingen op de riolering;

- toekomstige woonbebouwing voorzien van verbeterd gescheiden stelsels, waarbij we zo weinig mogelijk schoon regenwater afvoeren naar de rioolwaterzuivering;

- door gerichte communicatie verantwoord gebruik van de riolering (o.a. wassen van auto’s bij gescheiden rioolstelsels, gebruik van vochtige doekjes, lozen van vet) stimuleren;

Bij het ontwerp van de maatregelen is maatwerk uitgangspunt. Er wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met de in de Wet milieubeheer aanbevolen “voorkeursvolgorde” (prioriteiten milieumaatregelen).

6.2.2. Zorgen voor transport van stedelijk afvalwater

Het betreft hier de gemengde rioolstelsels en de vuilwater riolen van de gescheiden rioolstelsels.

Voor het verbeteren van het transport van het afvalwater in combinatie met het verminderen van de vuiluitworp gaan we:

- het mogelijke knelpunt met betrekking tot de waterkwaliteit (een overstort aan het Westeinde) oplossen. Uit een nog uit te voeren eco-scan, begin voorjaar 2016, moet blijken of deze overstort moet worden verplaatst;

- de bedrijfszekerheid van de gemalen en pompputten van de drukriolering verder verbeteren en het opstellen van een meerjaren vervangingsplan.

- samen met de waterschappen onderzoek uitvoeren en zo nodig opzetten van een meetsysteem naar het waterkwaliteitsspoor voor het verder terugdringen van de vuiluitworp uit de gemengde rioolstelsels;

- voor het beheren van het oppervlaktewater en de verbindingsduikers die niet in beheer zijn van het Waterschap een inventarisatie uitvoeren en een beheerplan opstellen.

Wij blijven er naar streven om het rioolstelsel op basis van het met de waterschappen afgesloten afvalwaterakkoord in een geoptimaliseerd pakket aan maatregelen in het totale afvalwatersysteem, zo te laten functioneren dat de gewenste oppervlaktewaterkwaliteit wordt gehandhaafd.

6.3.1. Strategie hemelwater

Zorgen voor inzameling van hemelwater

Voor het verbeteren van de inzameling van het regenwater gaan we:

- het beleid zoals vastgelegd in het afkoppelbeleidsplan voortzetten;

- bewoners via gerichte communicatie bewust maken van de gevolgen van klimaatverandering en de eigen verantwoordelijkheid bij het verwerken van regenwater op eigen terrein;

- bewoners via gerichte communicatie bewust maken verantwoord omgaan met regenwater en het belang van het scheiden en schoon houden van regenwater.

Uitgangspunt is dat in nieuwe situaties de particulier afstromend hemelwater op eigen terrein inzamelt en verwerkt en hiervoor op eigen kosten voorzieningen aanbrengt. Mocht het uit de aard van de situatie niet mogelijk zijn om ter plaatse de noodzakelijke voorzieningen te treffen, dan moet de gemeente op enig moment de noodzakelijke compenserende bergingsvoorzieningen treffen.

Voor het werken aan bewustwording en betrokkenheid van bewoners bij het omgaan met klimaat en regenwater wordt een communicatieplan opgesteld.

6.3.2. Zorgen voor verwerking van hemelwater

Nadat de gemeente hemelwater van particulier en openbaar terrein heeft ontvangen, moet zijbepalen hoe zij dit verwerkt. Het tweede lid van art. 3.5 Waterwet bepaalt dat de gemeente het

ingezamelde hemelwater (in elk geval) kan:

- bergen;

- transporteren;

- nuttig toepassen, al dan niet na zuivering;

- terugbrengen op of in de bodem of in het oppervlaktewater;

- afvoeren naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

We gaan:

- uitvoering geven aan afkoppelbeleidsplan dat regenwater van nieuwbouw locaties en gerevitaliseerde terreinen zo min mogelijk naar de rioolwaterzuivering wordt afgevoerd, tenzij dit uit milieu hygiënische overwegingen of uit oogpunt van doelmatigheid ongewenst is;

- uit van het treffen van bronmaatregelen (materiaaltoepassing, verantwoorde onkruid en gladheidbestrijding) om te voorkomen dat schoon regenwater onnodig vervuild;

- bij afkoppelen voorkomen dat vervuild regenwater rechtstreeks op oppervlaktewater kan worden geloosd door toepassen van filtratiesystemen (wadi’s, filters, etc.).

6.4. Strategie grondwater

6.4.1. Zorgen dat grondwater de bestemming van het gebied niet structureel belemmert

We gaan:

- de geconstateerde grondwateroverlast op basis van klachten in de kern Waspik en bij Sprang-Capelle en de verspreide overlast in het zuiden en in het noorden van de kern van Waalwijk nader onderzoeken, waarbij gebruik wordt gemaakt van de waarnemingen uit het grondwatermeetnet;

- onderzoek uitvoeren naar aanwezige drainagesystemen en mogelijk ongewenste lozing van grondwater op de riolering;

Op 1 juni 2012 is een convenant ondertekend met Brabant Water over een gewijzigde inzet van de grondwaterwinning in Waalwijk.

Metingen tonen aan dat de aanpak het gewenste effect heeft op de stedelijke grondwaterstanden. De grondwaterstanden, en daarmee ook de drooglegging, bleef gedurende 2013 en 2014 stabiel. Het verschil in drooglegging tussen seizoenen bleef klein en er was bijna geen sprake van grote uitschieters.

Het nieuwe onttrekkingsbeleid heeft duidelijk een positief effect gehad op het dempen en voorkomen van grote pieken of dalen in de grondwaterstand.

De effecten op het grondwater van het inrichten van de “Natte natuurparel” Westelijke Langstraat (zie Waterplan en fig. 6.1. op blz. 34) is nog niet duidelijk. Registraties vanuit het grondwatermeetnet moeten nadere info hierin verschaffen.

6.5 Strategie voor effectief beheer van de riolering

Het doeltreffend beheren van de riolering heeft betrekking op alle in de voorgaande paragrafen 6.1 t/m 6.4. genoemde aspecten. Het geautomatiseerde systeem voor rioleringsbeheer zal hierbij meer effectief worden ingezet.

Voorts zal de formatie worden afgestemd op de door inventarisatie vastgestelde taken en uren.

a. Afstemming met betrokken interne en externe partijen:

We gaan de interne afstemming en de voortgangsbewaking van de plannen verbeteren door:

- het tijdig herzien en opstellen van het Integrale Uitvoerings Programma met terugvalopties voor het geval geplande projecten niet of op een ander tijdstip worden uitgevoerd;

- regelmatig de effectiviteit van het beheer te evalueren;

- jaarlijks de voortgang van de uitvoering van het GRP naar het bestuur terug te koppelen.

We nemen initiatieven in de intergemeentelijke samenwerking met de waterschappen en fungeren als trekker voor samenwerkingsprojecten in het samenwerkingsverband Hart van Brabant. Deze samenwerking is gericht op doelmatige uitvoering van het rioleringsbeheer.

Het beheer van de riolering willen we doen vanuit de eigen vakkennis en ervaringskennis van de werking van riolering, met een eigen duidelijke regierol, een nadrukkelijke afstemming met het beheer van de openbare ruimte en vanuit maatschappelijke kostenbesparing.

“Partijen werken samen aan een voor de burger optimale inrichting en beheer en onderhoud (= onder deel van beheer) van de waterketen, gericht op doelmatigheid, dienstverlening en duurzaamheid, binnen de kaderstelling van het watersysteem tegen laagst maatschappelijke kosten” (convenant Samenwerken in de afvalwaterketen “Samenwerken aan Water West Brabant” (SWWB) 25 februari 2010).

Het samenwerkingsdocument “Verbreed Afvalwaterketenbeleid” van de werkgroep “Beleid” van het samenwerkingsverband geeft een gemeenschappelijke vastgestelde beschrijving van de Lange Termijn Visie en een gemene deler van het bijbehorend waterketenbeleid in West-Brabant. Het document beschrijft op strategisch en tactisch niveau het verbreed afvalwaterketenbeleid. Er is ruimte voor maatwerk in de afzonderlijke gemeenten, maar als er geen goede reden is voor afwijkend beleid, bestaat een sterke voorkeur voor het hanteren van overeenkomstig beleid in SWWB-verband. Afwijkingen van het hier beschreven beleid zijn opgenomen in dit GRP. In de werkeenheden binnen SWWB vinden doorlopende processen van gezamenlijke planvorming en hierop gebaseerde uitvoering plaats.

b. Ongewenste aansluitingen:

Via voorlichting gaan we ons inspannen om informatie te geven over het gebruik van de riolering om ongewenste lozingen te voorkomen die plaats vinden in gebieden waar verhard oppervlak is afgekoppeld of waar geen hemelwater op de riolering mag worden aangesloten.

c. Het functioneren en de toestand van de riolering:

We zetten een systeem op van jaarplannen, op basis waarvan we periodiek terugkoppelen aan het College van Burgemeester en Wethouders.

d. Materiaalgebruik:

We gaan in de planperiode verder uitvoering geven aan de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen voor de riolering en de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke bouwmaterialen in nieuwe in- en uitbreidingsplannen volgens afspraken in het convenant Duurzaam Bouwen. Verdere uitwerking hiervan volgt in het te zijner tijd op te stellen Omgevingsplan.

e. Klantgerichte benadering:

We gaan een communicatieplan opstellen en uitvoeren richting de burgers over het verantwoord gebruik van de riolering, de plannen en de daarbij behorende kosten. Verder is er een centraal klachtenmeldpunt ingericht waar burgers onder meer de klachten over de riolering kwijt kunnen en is op het digitaal waterloket op de website van de gemeente alle informatie te vinden over “water” in de meest brede zin. De overlast als gevolg van werkzaamheden aan de riolering zal tot een minimum worden beperkt. De budgettering van de verschillende communicatieactiviteiten is opgenomen in de exploitatie.

f. Handhaving:

In samenwerking met het waterschap vindt controle en indien nodig handhaving plaats van belastende lozingen waar vergunning voor is verstrekt. Het betreft hier met name grote lozers.

Er dienen geen ongewenste lozingen (onder andere vet en chemische stoffen) op de riolering plaats te vinden. Overtredingen van de lozings-voorwaarden conform de Wet milieubeheer en de gemeen-telijke aansluitverordening moeten worden voorkomen.

Controle, handhaving en registratie worden uitgevoerd door de CMWB (Regionale Uitvoeringsdienst) afhankelijk van de milieucategorie.

6.6. Maatregelen

6.6.1. Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft wat we binnen de planperiode gaan doen en met welke prioriteit. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de financiële middelen toereikend zijn om het gewenste resultaat op alle punten binnen de planperiode te behalen.

De maatregelen hebben betrekking op:

- onderzoek

- aanleg van nieuwe riolering

- beheermaatregelen

Omdat één ongedifferentieerde rioolheffing uitgangspunt is, wordt bij de uitwerking van de maatregelen geen onderscheid gemaakt naar de verschillende zorgplichten.

6.6.2 Onderzoek

Het onderzoeksprogramma omvat onderzoek dat nodig is om de maatregelen in de planperiode op een doelmatige manier te kunnen nemen of om te beoordelen of getroffen maatregelen het juiste effect hebben gehad en toereikend waren.

Voorts omvat het onderzoeksprogramma onderzoek naar ondoelmatige (foute of clandestiene) aansluitingen op de riolering.

Met het waterschap zetten we een meetprogramma op voor bewaking van de oppervlaktewaterkwaliteit.

Onderzoek is ook nodig in het kader van de Omgevingswet naar mogelijke aanpassing van de Bouwverordening in verband met voorschriften voor inzamelen en verwerken van hemelwater en omgaan met grondwater.

In het kader van het Milieubeleidsplan zal beleid moeten worden ontwikkeld voor omgaan met diffuse bronnen van waterverontreiniging.

Het huidige Basis Riolerings Plan dateert uit 2009. In een tienjaarlijkse cyclus is herziening binnen de planperiode van het GRP gewenst.

Gezamenlijk met het Waterschap heeft november 2015 een onderzoek plaats gevonden om de waterhuishouding in Waalwijk en Sprang-Capelle te optimaliseren. Middels een variantenstudie, zijn de voor- en nadelen van mogelijke inrichtingsmaatregelen afgewogen.

Naar aanleiding van deze studie is het waterschap Brabantse Delta van plan om een nieuw gemaal nabij de bestaande sluis te bouwen en de waterhuishouding in het gebied te optimaliseren. De optimalisatie bestaat uit het ontlasten van de waterhuishouding in de Westelijke Langstraat door gebieden af te koppelen. Dit moet de belasting bij piekafvoeren verminderen en het instellen van hogere peilen mogelijk maken. Daarnaast moet het ook de waterkwaliteit ten goede komen.

6.6.3. Aanleg van riolering

De gemeente ontwikkelt zich uit en daarmee neemt ook de omvang en het aantal aansluitingen op het rioolstelsel toe. Voor de stelselkeuze bij stelseluitbreidingen gelden de uitgangspunten zoals aangegeven bij de basiskwaliteit. De locaties met uitbreiding van het bebouwde gebied zijn in donkeroranje kleur opgenomen in figuur 6.1. (blz. 34).

Figuur 6.1: Ontwikkelingen in gemeente Waalwijk, zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

De toekomstige uitbreiding (zowel hard als zacht gepland) van woon en werkgebieden is opgenomen in tabel 6.2. Toekomstige uitbredingen, zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

De “Natte natuurparel” Westelijke Langstraat heeft mogelijk gevolgen voor het te handhaven grondwaterregime. Omdat dit niet primair valt binnen de stedelijke wateropgave wordt hiervoor doorwezen naar het Gemeentelijke Waterplan.

6.6.4. Beheermaatregelen

Aard van de maatregelen

De maatregelen voor de riolering van Waalwijk zijn gericht op het herstel van het oorspronkelijke functioneren van de riolering of het verbeteren daarvan.

De maatregelen voor het herstel van het oorspronkelijke functioneren van het rioolstelsel omvatten:

- onderhoud

- reparatie

- renovatie

- vervanging

De maatregelen voor het verbeteren van het functioneren van het rioolstelsel zijn gericht op:

- klimaatadaptatie in de openbare ruimte

- afkoppelen van regenwater

- vergroting van de afvoercapaciteit van het stelsel.

Maatregelprogramma voor onderhoud en reparatie

Voor het onderhoud en (niet te voorziene) kleine reparaties zijn jaarbudgetten opgenomen. Deze jaarbudgetten hebben we afgestemd op de jaarlijkse onderhoudsfrequentie van het rioolstelsel en ervaring van de afgelopen jaren over niet structurele (kleine) reparaties.

Maatregelen voor renovatie , vervanging en verbetering (inclusief klimaatadaptatie)

In bijlage 7 hebben we een overzicht van de maatregelen voor renovatie en vervanging voor de planperiode 2016 tot en met 2020 gegeven.

Verder is een eerste aanzet opgenomen voor de maatregelen na 2020.

Alle maatregelen voor renovatie en vervanging zijn binnen de planperiode als project benoemd. De maatregelen komen uit de inspecties die we in de afgelopen planperiode hebben laten uitvoeren.

De noodzakelijke verbeteringsmaatregelen komen uit het Basisrioleringsplannen (2009) voor de verschillende kernen.

De verbeteringsmaatregelen zijn gericht op voorkomen risico’s voor gezondheid en veiligheid en van voorkomen van overlast en schade.

De verbeteringsmaatregelen in verband met wateroverlast zijn alleen opgenomen wanneer de theoretisch berekende overlast in overeenstemming is met de werkelijk ervaren praktijk.

In bijlage 7 hebben we een overzicht van de verbeteringsmaatregelen voor de planperiode 2016 tot en met 2020 gegeven. Elk van de maatregelen is als project benoemd en gebudgetteerd.

Voor het samenstellen van het maatregelprogramma voor vervanging en verbetering (beheermaatregelen) gaan we uit van 4 mogelijke scenario’s ter keuze van de Raad:

- scenario 1: uitsluitend vervangen van riolen van onvoldoende kwaliteit in combinatie met werkzaamheden in de openbare ruimte binnen de kaders van het Integrale Uitvoerings programma (IUP); stoppen met het verder afkoppelen van op de riolering afvoerende verharde oppervlakken;

- scenario 2: als scenario 1, maar met voortzetting van het huidige afkoppelbeleid en maatregelen voor klimaat adaptatie in de openbare ruimte binnen het IUP;

- scenario 3: als scenario 2, maar met autonome (los van het IUP) maatregelen voor klimaat adaptatie waarbij op incidentele punten met een overlastfrequentie van 1x per 5 tot 10 jaar geen schade of veiligheids- en gezondheidsrisico’s ontstaan;

scenario 4: als scenario 3, waarbij maatregelen voor klimaatadaptatie die voorzien zijn in de periode na 2020 binnen deze planperiode worden opgenomen.

De uitwerking van de verschillende scenario’s is opgenomen in Bijlage 7 en 8.

De scenario’s zijn in het College van B&W gepresenteerd op 6 oktober 2015 en in de informatieavond van de Raad op 26 november 2015. Gelet op klimaatontwikkeling en reductie van wateroverlast en de te realiseren ambitie volgens de doelen en functionele eisen, heeft het College een voorkeur uitgesproken voor scenario 3 (Bijlage 7).

6.7 Voorbij de planperiode van dit GRP (2020 en daarna)

De maatregelen voor na 2020 betreffen klimaatmaatregelen en het vervangen van riolen met een slechte conditie in het kader van een integrale aanpak (IUP). De rioolvervanging is op basis van theoretische modellen berekend (programma “Kikker”). Het noodzakelijke budget hebben we mede bepaald op basis van de ervaringen uit het vorige GRP en de wetenschap dat het rioolstelsel van Waalwijk van goede kwaliteit is.

7. Organisatie en middelen

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt aan de orde welke financiële en personele middelen nodig zijn om de plannen in hoofdstuk 6 te kunnen realiseren.

2 Personele middelen

7.2.1 Algemeen

Het Team Beheer Openbare Ruimte en Vastgoed (TORV) is primair verantwoordelijk voor het product riolering. De taak van het team is het voeren van de regie over alle activiteiten die met het beheer, het verbeteren van het functioneren en het uitbreiden van het rioolstelsel samenhangen. De beleidsontwikkelingen zijn uitbesteed aan het Team Ontwerp Openbare Ruimte (TOOR).

De overige afdelingen die betrokken zijn bij het opzetten en realiseren van het GRP zijn:

- Team Buitendienst, activiteiten m.b.t. storingen, meldingen, onderhoud en reparaties;

- Team Ontwerp Openbare Ruimte; beleidsontwikkelingen en uitwerking plannen

- Team Leefbaarheid, Toezicht & Handhaving: t.b.v. milieubeleid, vergunningverlening en handhaving;

- Team Ruimte economie & Werk: m.b.t. toekomstige ruimtelijke plannen en de watertoets.

- Team Financiën en inkoop& subsidie

7.2.2 Projectorganisatie GRP

De uitvoering van het GRP heeft alle kenmerken van een project: een vastgestelde resultaatsverplichting, een afgebakende periode, afgebakend budget en de noodzaak van centrale sturing en coördinatie, budgetbewaking en voortgangsrapportage. De projectleiding voor het opstellen en het (doen) uitvoeren van het GRP ligt bij het Team ORV. De projectleiding van het GRP is een rol die naast proceskennis vooral ook inhoudelijke kennis vraagt.

De uitvoering van het GRP omvat de realisatie van een groot aantal (uit te besteden) projecten. Deze projecten en activiteiten zijn afzonderlijk gebudgetteerd en vermeld in de programma’s van Bijlage 7.

De activiteiten van de buitendienst van het Team Bedrijven zijn gebudgetteerd onder de exploitatiekosten. Een overzicht van de jaarlijkse exploitatiekosten is opgenomen in Bijlage 6.

7.2.3 Personeelsinzet

De huidige formatie-inzet van de Team BORV, Team OOR en team Buitendienst ten laste van de exploitatie (excl. projecten) omvat:

projectleiding, bedrijfsbureau, etc.:

beleid (team OOR) 0,35 fte

beheer (team BORV) 1,0 fte

toezichthouder (team BORV) 0,5 fte

gegevensbeheerder (team BORV) 0,25fte

2,1 fte

Team Buitendienst 2,0 fte

Team Leefbaarheid, toezicht & handhaving 0,15 fte

Totaal inzet 4,25 fte

Deze formatieomvang hebben we getoetst aan landelijke kengetallen (Module D 2000 “personele aspecten van gemeentelijke watertaken” van de Leidraad Riolering) en aan de hand van ervaringscijfers. De landelijke kengetallen zijn gebaseerd op verschillende gemeenteomvang, inrichting van de rioleringstaken binnen de organisatie en de wijze van uitbesteding. Voorts hebben we een interne analyse uitgevoerd naar taken en tijdsbesteding (Bijlage12). Deze analyse geeft een beeld van de noodzakelijke personele inzet bij het gekozen organisatiemodel.

We zijn daarbij uitgegaan van het model waarbij de gemeente de volledige regie over het beheer van de riolering voert, de zaken die direct raken aan de rechtstreekse dienstverlening aan de burgers zelf in eigen beheer doet en overigens maximaal uitbesteedt.

Op basis van de toetsing aan de landelijke kentallen, benchmarking bij de buurgemeenten en op basis van de intern uitgevoerde analyse stellen wij vast dat de huidige vaste formatieomvang bij de Team ORV en Team OOR onvoldoende is om uitvoering te geven aan het product riolering. De komende jaren vergt de samenwerking binnen Hart van Brabant extra personele inzet. De evaluatie van het vorige GRP liet zien dat taken (vooral m.b.t. de grondwaterzorgplicht) uit tijdgebrek zijn blijven liggen en beschikbare middelen (systeem van geautomatiseerd rioleringsbeheer) niet optimaal zijn ingezet. Voorts moet in het kader van de samenwerking het meten en monitoring, van de grond komen en vergt bewustmaking en communicatie extra inzet. Het kennisniveau moet op orde blijven. Er is momenteel weinig ruimte voor innovatie en om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. In de sector over energieproductie en grondstoffenwinning nemen bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen snel toe en leveren wellicht ook voor Waalwijk nieuwe kansen op.

Aanvulling van de capaciteit van beide teams is noodzakelijk:

Team OOR uitbreiding met 0,35 fte tot 0,7 fte

Team ORV uitbreiding met 0,5 fte tot 2,25 fte

7.2.4 Dekking personeelskosten

Een deel van de kosten van de inzet binnen het team OOR is gebudgetteerd binnen de projecten.

De verdeling van de kostendekking van de gewenste formatieomvang is aangegeven in tabel 7.1., zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

7.3 Financiële middelen

7.3.1 Algemeen

Wanneer we het hebben over de kosten die we maken voor het product riolering, dan onderscheiden we:

- investeringskosten (uitgaven waarvan het nut zich over meerdere jaren uitspreidt);

- exploitatiekosten (jaarlijks terugkerende kosten om het riool te beheren denk bijvoorbeeld aan klein onderhoud, reinigen en inspecteren van riolen, kosten voor het verpompen van rioolwater, verzekeringskosten etc.).

Voor de dekking van de kosten gaat de gemeente Waalwijk uit van een rioolheffing (rioolbelasting). De wettelijke basis voor het heffen van de rioolheffing is te vinden in artikel 228a Gemeentewet.

Bij deze rioolheffing geldt dat de gemeente wettelijk gebonden is aan het beginsel van ten hoogste kostendekkendheid. Hierbij wordt de BTW die conform de wettelijke regeling via het BTW compensatiefonds wordt teruggevorderd, niet op de kosten in mindering gebracht. Daar staat immers voor de gemeente een korting op het gemeentefonds tegenover. Bij invoering van het BTW compensatiefonds is in artikel 229b van de Gemeentewet uitdrukkelijk bepaald dat de rioolheffing wordt gebaseerd op het kostenniveau inclusief de BTW. De gemeente Waalwijk maakt gebruik van deze mogelijkheid. De BTW is via een gewogen gemiddelde berekend over alle lasten (investerings-, onderhouds- en exploitatielasten). De hoogte van de aldus berekende BTW is vastgesteld op een vast bedrag van € 400.000 per jaar.

7.3.2 Investeringskosten

De geraamde investeringskosten voor het voorkeurscenario 3 zijn voor de planperiode weergegeven in tabel 7.2 (kosten x € 1.000,-). In de tabel zijn de investeringskosten verdeeld in onderzoeksmaatregelen en maatregelen voor vervanging en verbeteringsmaatregelen.

Een verdere specificatie van deze investeringen en de investeringen voor de overige scenario’s zijn opgenomen in Bijlage 8., zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

Tabel 7.2. Investeringskosten planperiode voorkeurscenario 3 (overige scenario’s in B ijlage 8 ), zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

De maatregelen zijn afgestemd op het IUP. Omdat de maatregelen ten dele afhankelijk zijn van de realisatie van de maatregelen van het IUP zijn verschuivingen in de planning mogelijk.

In de ramingen van de investeringskosten voor de vervanging van riolen zijn de kosten opgenomen voor het open- en dichtmaken van de sleuf van het te vervangen riool en het opbreken en aanbrengen van de boven de sleuf gelegen wegdek. Door de rioleringswerkzaamheden te combineren met de werkzaamheden voor wegbeheer in het IUP kan aanzienlijke financiële synergie worden bereikt.

Het BBV art. 59 bepaalt dat activa met economisch nut moeten worden geactiveerd. De afschrijvingstermijn hangt samen met de duur van het economisch nut. Voor riolering geldt in aanvulling op de BBV de "Notitie Riolering" (2014).

Naarmate de afschrijvingstermijn langer is, worden lasten steeds meer naar de toekomst verschoven. Vooral in de rentelasten zit een aanzienlijk risico.

Bovendien blijkt steeds vaker dat de werkelijke levensduur van riolering niet wordt bepaald door de aard en samenstelling van de voorzieningen, maar door de functionaliteit van het systeem en vervanging sterk afhangt van de wijze van omgaan met de openbare ruimte (systeemverandering: bij revitaliseren, andere milieueisen, stadsvernieuwing etc.). Hoe langer de afschrijvingstermijn, des te groter de risico's dat een riool niet is afgeschreven op het moment dat sprake is van ingrijpende renovatie of vervanging

Het in dit GRP opgenomen beleid gaat uit van lage kosten in de toekomst en beperking van (toekomstige) risico’s. De financiële afschrijvingstermijn hebben we daarom gesteld op overwegend 40 jaren voor bouwkundige en civiele constructies en op 15 jaar voor elektromechanische onderdelen (zie ook par. 5.2.4.).

De afschrijving is annuïtair met een rekenrente van 3,25%.

7.3.3 Exploitatiekosten

Naast investeringskosten kent de gemeente voor het product riolering vele terugkerende kosten: de exploitatiekosten. Dit betreft jaarlijkse bedragen de kosten voor het dagelijks in bedrijf houden van het rioolstelsel (afgerond) zijn opgenomen in de begroting voor 2016 en bedragen (exclusief kapitaalslasten van eerdere investeringen (€ 900.920) € 1.513.649.

Voorts zijn in dit bedrag kosten van de overige afdelingen doorbelast die volgens het “Model Kostenonderbouwing Rioolheffing” van de VNG voor een deel ten laste mogen worden gebracht van de rioolheffing. Dit betreft:

- straatreiniging: goede straatreiniging leidt tot afname van sedimentatie in de riolering en mindert vuilemissie; toekenning rioolheffing 50%

- stortkosten veegvuil: idem; toekenning rioolheffing 50%

- onderhoud waterlopen: waterlopen zijn noodzakelijk in verband met de afvoer van water vanuit de overstorten en hemelwater; toekenning rioolheffing 25%

- baggerwerk: waterlopen vervuilen door emissie en sedimentatie van vaste stoffen vanuit de overstorten: toekenning rioolheffing 25%

- publiekszaken: noodzakelijk voor waterloket, voorlichting en communicatie: toekenning rioolheffing 15%

Het overzicht van de lasten is opgenomen in tabel 7.3. De lasten bestaan voor € 549.000 uit personeelskosten van medewerkers van de buitendienst; € 78.000 zijn personeelskosten voor inhuur van derden. Voor het bepalen van de jaarlijkse kosten is uitgegaan van het geraamde kostenniveau voor 2016.

Een detailspecificatie van deze kostenopstelling is opgenomen in de Bijlage 6., zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

Tabel 7.3.: Lastenoverzicht planperiode, zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

Ook zijn we ervan uitgegaan dat:

- de toename van de exploitatiekosten door uitbreiding van het rioolstelsel wegvallen tegen een meer rationeel beheer van de riolering;

- de personeelskosten voor projecten (inclusief inhuur) voor het onderzoek- en maatregelprogramma in de projectkosten zijn opgenomen en niet meer afzonderlijk op de exploitatiebegroting drukken.

7.3.4 Verantwoording

Het gemeentelijk rioleringsplan 2016 tot en met 2020 is financieel door de afdeling financiën getoetst;

7.4 Kostendekking

Kostendekking van de totale lasten vindt plaats vanuit de rioolheffing (rioolbelasting). Uit oogpunt van administratieve vereenvoudiging is gekozen voor één - niet naar afzonderlijke zorgplichten verbijzonderde -(ongedifferentieerde) rioolheffing.

Situatie tot en met 2016

De afgelopen jaren is de situatie ontstaan dat de lasten van riolering niet meer volledig worden gedekt uit de rioolheffing. De lasten zijn toegenomen terwijl de tarieven hierop niet zijn aangepast (verhoogd). Op begrotingsbasis ontstaat hierdoor een onder dekking (de rioolheffing dekt de lasten niet), op jaarrekeningbasis valt dit vervolgens mee.

In de begroting 2015 bedraagt de onder dekking (het tekort) op riolering € 365.000, in de begroting 2016 € 440.000.

In de begrotingen wordt ervan uitgegaan dat tekorten gedekt kunnen worden uit de voorziening riolering die ten laste van de rioolheffing is opgebouwd. De aanwezige voorziening is feitelijk niet toereikend. Echter zullen de begrotingstekorten zich later gaan voordoen dan in het jaar waarin ze al geraamd zijn.

Inmiddels weten we bijvoorbeeld dat het jaar 2015 op het product riolering naar verwachting zal sluiten met een plus van ongeveer € 100.000 daar waar een min van € 365.000 verwacht werd. Over het jaar 2016 valt natuurlijk nog niets met zekerheid zeggen, maar er is dan nog een voorziening aanwezig van ruim € 200.000 die normaal gesproken toereikend moet zijn om een eventueel optredend tekort te kunnen dekken.

De positieve verschillen die zich voordoen tussen rekening en begroting ontstaan in hoofdzaak in de kapitaallasten. Op begrotingsbasis worden de volledige kapitaallasten vanuit GRP en IUP geraamd (dit is ook verplicht), terwijl de lasten zich in werkelijkheid pas voordoen vanaf het eerste jaar na volledige afronding van een werk. De kapitaallasten ijlen dus altijd na.

Situatie vanaf 2017

We hebben al gezien dat de geraamde tekorten op riolering toenemen en het tekort zal in de begroting 2017 groter zijn dan in 2016. We kunnen ook veronderstellen dat er vanaf dat moment geen voorziening meer is waaruit tekorten gedekt kunnen worden. Er valt dan ook niet aan te ontkomen dat met ingang van 2017 de tarieven zodanig verhoogd worden dat de rioolheffing voldoende dekking gaat bieden. Dit GRP maakt duidelijk in hoeverre afhankelijk van het te kiezen scenario voor de investeringen de komende jaren tariefaanpassingen noodzakelijk zijn.

Heffings berekening

Het aantal heffingseenheden bedraagt eind 2015: 22524 st. Het aantal aansluitingen neemt door uitbreiding van het woongebied toe met ca. 1033 in 2020.

Het tarief voor de rioolheffing hebben we berekend op basis van de volgende uitgangspunten:

- verwachte (begrote) stand voorziening riolering per 16 december 2015: € 177.000.

- tarief rioolheffing (2016):

Vastrecht per eigendom: € 89,33 per aansluiting;

Gebruikersdeel afhankelijk van waterverbruik:

0.percelen waarvoor geen leidingwater wordt betrokken van het waterbedrijf en waarnaar geen water wordt opgepompt (0 m3)

€ 0,00

A1 tot 500 m3€ 30,22

B500 tot 1.000 m3€ 242,88

C 1000 tot 2.000 m3€ 517,28

D 2000 tot 5.000 m3 € 517,28

te vermeerderen met een bedrag van € 301,84 voor iedere

000 m3 of gedeelte daarvan boven de 2.000 m3

E 5000 tot 10.000 m3 € 1.422,80

te vermeerderen met een bedrag van € 269,01 voor

iedere 1.000 m3 of gedeelte daarvan boven 5.000 m3

F 10.000 tot 50.000 m3 € 2.767,85

te vermeerderen met een bedrag van € 209,72 voor

iedere 1.000 m3 of gedeelte daarvan boven 10.000 m3

G 50.000 tot 100.000 m3 € 11.156,65

te vermeerderen met een bedrag van € 164,73 voor

iedere 1.000 m3 of gedeelte daarvan boven 50.000 m3

H 100.000 m3 of meer € 19.393,15

te vermeerderen met een bedrag van € 82,52 voor

iedere 1.000 m3 of gedeelte daarvan boven 100.000 m3

In de berekeningen is uitgegaan van een gemiddeld tarief. Dit tarief is gebaseerd door de geraamde opbrengst rioolheffing in 2016 te delen op het aantal heffingseenheden (2015: 22524 eenheden). Het gemiddelde tarief bedraagt in 2016 in dat geval (afgerond) € 126,- per heffingseenheid;

- afschrijving investeringen 40-jarige annuïteit;

- rekenrente kapitaallasten investeringen 3,25 %;

- inflatie is niet in rekening gebracht. Uitgangspunt is dat jaarlijks de hoogte van de rioolheffing aan de inflatie wordt aangepast en deze aanpassing gelijke tred houdt met de dekking van de toename van de investeringskosten.

De hoogte van het tarief is onderzocht en geanalyseerd over een periode 40 jaar Het verloop van de baten en lasten is voor het uiteindelijk gekozen scenario in tabellen opgenomen in Bijlage 9.

In figuur 7.1.hebben we voorstellen voor de rioolheffing voor het voorkeurscenario opgenomen (zie hoofdstuk 6) , waarbij vanaf 2017 de heffing wordt verhoogd en in de planperiode van voorziening wordt opgebouwd van ca. € 1.000.000 ter dekking van onverwachte of vooruitgeschoven investeringen.

Figuur 7. 1 . Ontwikkeling baten, lasten en reserve voorkeur scenario (zie hoofdstuk 6 ) en voorgesteld tarief rioolheffing, zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

8. Voortgangsbewaking

8.1 Inleiding

Omstandigheden tijdens de doorlooptijd van dit plan kunnen wijzigen, uitvoering van projecten versneld of vertraagd tot uitvoering komen en afstemmingen tot andere prioriteitstellingen. Het is daarom nodig de voortgang van de realisatie van dit GRP te bewaken en dit te verantwoorden richting het college van B&W maar ook binnen het samenwerkingsverband Hart van Brabant. Bewaking vindt plaats waarbij jaarlijks gerapporteerd wordt over de realisatie en de resultaten van de uitgevoerde maatregelen.

8.2 Operationele jaarprogramma’s

Om College en Raad goed te informeren worden de belangrijkste uitgevoerde en uit te voeren activiteiten beschreven in de voorjaar en najaar berichten, de jaarrekening en de begroting. Zo nodig kan de uitvoering van het beleid en de kostendekking van maatregelen op basis van deze informatie worden bijgestuurd.

De voortgang van de in dit GRP vastgelegde doelstellingen, afspraken en geplande maatregelen worden in 2018 door middel van een raadsinformatiebrief kenbaar gemaakt.

8.3 Samenwerking waterpartners

Bestuurlijk

Tijdens het bestuurlijke overleggen met waterschap Brabantse Delta wordt de voortgang van de afgesproken maatregelen en activiteiten bewaakt.

Voor de samenwerking Doelmatig waterbeheer in de regio Hart van Brabant geldt hetzelfde. Hier wordt de voortgang bewaakt van het vastgestelde Meerjarenprogramma 2013-2020 in de jaarlijkse bestuurlijke bijeenkomst.

Wethouder van Groos blijft actief betrokken in de rol van voorzitter van het samenwerkingsverband Hart van Brabant.

Ambtelijk

Naast de bestuurlijke interactie vindt er frequent ambtelijk overleg tussen de gemeenten en

Waterschappen plaats. Dit betreffen zowel participatie in bilaterale afstemmingen tussen gemeenten en het waterschap als gezamenlijke bijeenkomsten in het samenwerkingsverband Hart van Brabant.

Gemeente Waalwijk blijft een actieve rol vervullen als trekker van een aantal projectgroepen binnen het samenwerkingsverband. Het management van de gemeente committeert zich aan het nut en de noodzaak van deze activiteiten. De kosten van de hiervoor noodzakelijke tijdsbesteding is in formatieruimte in de exploitatiekosten opgenomen.

Afvalwaterakkoord

Het vigerende afvalwaterakkoord tussen de gemeente Waalwijk en waterschap Brabantse Delta wordt na vaststelling van dit GRP zo nodig geactualiseerd met de nieuwe ambities en activiteiten uit dit plan. De voortgang van deze aanvullende activiteiten wordt tijdens het ambtelijke en bestuurlijke overleggen geëvalueerd.

Bijlagen

Bijlage 1 Begrippenkader

Afvalwater

Al het water waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Voor de soorten afvalwater zie inzet in par. 1.4.

Afvalwaterakkoord

Een akkoord tussen waterschap en gemeente. Het bevat afspraken over overnamepunten en afnamehoeveelheden.

Daarnaast staat in het afvalwaterakkoord hoe partners met elkaar samenwerken, omgaan met uitwisseling van (meet)gegevens, elkaar informeren in de situatie van groot onderhoud of calamiteiten, enzovoort.

Afvalwatersysteem

Het geheel van riolering technische- en zuivering technische werken (waaronder riolering, gemalen, persleidingen, en de afvalwaterzuiveringsinstallatie).

Het rioolwater in Waalwijk wordt afgevoerd naar de awzi Waalwijk. Het rioolwater uit Sprang Capelle gaat naar Kaatsheuvel en dat van Waspik naar Raamsdonksveer.

Drukriolering

Rioolstelsel bestaande uit kleine pompinstallaties en persleidingen waarbij het afvalwater onder druk wordt verpompt naar een ontvangstput. Drukriolering wordt vaak toegepast in het buitengebied

Gemengde riolering

Bij het gemengde rioolstelsel wordt regenwater gezamenlijk met huishoudelijk afvalwater ingezameld. Het transport van het met regenwater vermengde huishoudelijke afvalwater, naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi), geschiedt door één buizenstelsel.

Het gemengde stelsel moet dus geschikt zijn om bij regenweeromstandigheden aanzienlijk grote hoeveelheden afvalwater af te voeren.

Gescheiden riolering

Onder meer om die reden zijn in de nieuwere wijken van de gemeente gescheiden rioolstelsels aangelegd. Er liggen bij dit type rioolstelsel 2 buizen in de grond. Een voor het huishoudelijk afvalwater (de droogweerafvoer DWA) en een voor het regenwater (de regenwaterafvoer RWA). Het regenwater komt rechtstreeks in het oppervlaktewater terecht. Op straat autowassen is bij dit stelsel niet gewenst. Het vieze water van de auto loopt immers de straatkolk in en vervuilt rechtstreeks het water van vijvers en sloten.

Infiltratie

Als het regenwater niet meer door de riolering wordt afgevoerd moet het op een andere manier worden afgevoerd. Dit kan door middel van het infiltreren van regenwater in de bodem of het direct afvoeren naar oppervlaktewater. Afkoppelen wordt afgestemd op de mogelijkheden die in een bepaald gebied aanwezig zijn. Belangrijke aandachtspunten zijn verhoogde grondwaterstanden en bij incidenten mogelijke verontreiniging van de bodem en het oppervlaktewater, door verontreinigd water (B.V. bluswater).

Overstorten

Omdat het economisch en technisch niet haalbaar is het gemengde rioolstelsel zo groot te maken dat, bij hevige neerslag, al het regenwater gemengd met afvalwater naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi) af te voeren worden in het gemengde stelsel overstorten toegepast.

Dankzij de overstorten blijft bij hevige regenval het rioolstelsel nog steeds functioneren en wordt ernstige wateroverlast voorkomen. Via een overstort wordt het afvalwater dat niet door de riolering kan worden verwerkt afgevoerd op watergangen (het oppervlaktewater). Het oppervlaktewater raakt hierdoor vervuild waardoor gevaar voor de volksgezondheid en schade aan de natuur kan optreden.

Overlastfrequentie

Het theoretisch gemiddeld aantal malen per jaar dat ernstige hinder of wateroverlast optreedt als gevolg van o.a. een onvoldoende hydraulische afvoercapaciteit.

Relinen

Het inbrengen van een verstevigende constructie ter versterking van de buis. Meestal in de vorm van een in te brengen flexibele kous die door hete lucht, of water en/of licht uithardt en de buis duurzaam herstelt.

Riolering

Riolering is een middel voor de inzameling en het transport van vuilwater en (deels) regenwater. Het water stroomt onder invloed van de zwaartekracht (vrijverval), of wordt via rioolgemalen naar de afvalwaterwaterzuivering (awzi) gepompt.

Verbeterd gescheiden riolering

Ook het gescheiden stelsel kent nadelen. Grootste probleem van gescheiden stelsels is niet straatvuil maar foute aansluitingen. De vuiluitworp (ook wel vuilemissie genoemd) van de riolering op het oppervlaktewater is bij veel verkeerde aansluitingen dan toch best groot. Om dat nadeel op te lossen is het verbeterd gescheiden stelsel ontwikkeld. Het principe van dat stelseltype is dat al het verontreinigde water naar de awzi gaat. Alleen als het langdurig en/of hevig regent, dan stort het regenwaterriool over op het oppervlaktewater.

Verhard oppervlak

Het op de riolering aangesloten oppervlak dat tijdens neerslag regenwater afvoert naar de riolering

Zorgplicht stedelijk afvalwater

De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool naar een inrichting als bedoelt in artikel 3.4 van de Waterwet.(art 10.33 lid 1 Wm).

Zorgplicht hemelwater

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor een doelmatige inzameling van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.(art. 3.5. Waterwet)

Zorgplicht grondwater

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van de beheerder of de provincie behoort. (Art. 3.6. Waterwet)

Bijlage 2 Relevante wet- en regelgeving

Europees

De Europese Richtlijn stedelijk afvalwater betreft de inzameling het opvangen, behandelen enlozen van stedelijk afvalwater én het behandelen en lozen van afvalwater van bepaalde bedrijfstakken(art. 1). Doel van de richtlijn is het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen vanlozingen van stedelijk afvalwater. Volgens art. 2, eerste lid is stedelijk afvalwater: “huishoudelijk

afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiendhemelwater”. De richtlijn heeft aan de basis gestaan voor de gemeentelijke rioleringszorgplichtvan art. 10.33 Wet milieubeheer (Wm).

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is erop gericht op Europees niveau de kwaliteit van watersystemen te verbeteren, onder meer door lozingen te reduceren. De KRW stelt voor alle water een ecologische en kwaliteitsdoelstelling. Vooral voor water met een verhoogde natuurdoelstelling moeten nog grote inspanningen geleverd worden. De toekomstige invulling van het waterkwaliteitsspoor wordt sterk gerelateerd aan de bedoelingen van de KRW. Verder is het doel het duurzame gebruik van water te bevorderen en de verontreiniging van grondwater aanzienlijk te verminderen. Naast een verbetering van de waterkwaliteit is het streven de Europese waterwetgeving te harmoniseren, uiterlijk in 2015. De resultaatsverplichtingen van de KRW moeten uiterlijk in 2027 volledig zijn gerealiseerd.

Op basis van gebiedsrapportages worden de monitoringsprogramma’s en beheersplannen voor heel Nederland en Europa opgesteld. Kenmerkend voor de KRW is dat er sprake is van een resultaatsverplichting in plaats van de inspanningsverplichting die voorheen gebruikelijk was.

Voor Waalwijk is vooral de doelstelling voor de emissiereductie binnen het Stroomgebied Maas van belang.

Nationaal

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en de juridische implementatievan Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water (zie paragraaf 2.3.1). Bevoegd gezag opgrond van de Waterwet zijn Rijkswaterstaat voor de rijkswateren en de waterschappen voor

de regionale wateren. De Wet regelt tevens de doelmatige samenwerking tussen waterschap en gemeente.

De Waterwet kent één watervergunning voor handelingen in het watersysteem, zoals een directe lozing in oppervlaktewater. Activiteiten waarvoor een Watervergunning nodig is, zijn onder meer:

- stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen;

- afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam lozen of rechtstreeks (dus niet via de gemeentelijke riolering) afvoeren naar een rioolwaterzuiveringsinrichting;

- een waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken (aanleg, wijzigen, verwijderen);

- water in de bodem brengen of eraan onttrekken;

- grondwater onttrekken of in samenhang daarmee water in de bodem brengen (infiltreren).

- grote hoeveelheden water in een oppervlaktewaterlichaam lozen of daaraan grote hoeveelheden onttrekken

Daarnaast kent het waterschap de keur. De keur is een verordening met de regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Als u (bouw)werkzaamheden wilt uitvoeren rond water of een dijk, hebt u een keurvergunning of keurontheffing van het waterschap nodig.

Hoewel gemeenten juridisch gezien formeel geen waterbeheerder zijn (alleen Rijkswaterstaat en waterschappen zijn beheerders in de zin van de Waterwet), voeren zij natuurlijk wel de nodige ‘watertaken’ uit. Zo staan in hoofdstuk 3 van de Waterwet de gemeentelijke hemel- en grondwater zorgplichten.

De Waterwet is vooral een samenwerkingswet. Artikel 3.8 Waterwet bepaalt dat waterschappen en gemeenten hun taken en bevoegdheden op elkaar afstemmen met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer. De Waterwet schrijft niet voor wat zij moeten afstemmen en hoe. Hierin zijn de partijen vrij, wat gezien de uiteenlopende lokale problematiek logisch is. In de praktijk zullen gemeente en waterschap afspraken maken in onder meer een (regionaal) bestuursakkoord, stedelijk waterplan, GRP en (afval)waterakkoord. Bij samenwerken op basis van gelijkwaardigheid is het niet wenselijk elkaar eenzijdig voorschriften op te leggen.

Wet milieubeheer

De Wet Milieubeheer regelt de gemeentelijke zorgplicht voor Stedelijk Afvalwater (Wm. art. 10.33.).

Voor de lozingsregels voor afvalwater (inclusief hemel- en grondwater) gelden Algemene maatregelen van Bestuur: het Activiteitenbesluit (voluit: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah) en het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi).

De lozingsregels voor lozingen op oppervlaktewater, in de bodem en op het rioolstelsel zijn per lozingsbron geïntegreerd (zie ook het kader in par. 1.4.). Door regulering via algemene regelsis voor deze activiteiten meestal geen vergunning of ontheffing meer nodig. Een melding is nuvoldoende, waarbij in uitzonderlijke gevallen bovenop de algemene regels een zogenoemd ‘maatwerkvoorschrift’ gegeven kan worden.

De lozingsbron bepaalt welk besluit van toepassing is:

- Wm-inrichtingen: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim, kortweg :‘Activiteitenbesluit’);

- Huishoudens: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah) voor lozingen vanuit huishoudens;

- Overige bronnen/openbare ruimte: Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi), voor alle lozingen die niet vallen onder een van de hiervoor genoemde categorieën. Dit besluit zal onder andere regels stellen voor overstorten en de afspoeling van wegen.

Bestuursorganen die bevoegdheden rond afvalwater uitoefenen (zoals gemeenten), moeten

rekening houden met een uit oogpunt van duurzaamheid te hanteren voorkeursvolgorde (zonder harde verplichting; volgorde: niet afvoeren, bergen, lozen en afvoeren, behandelen). Dat is omdat sommige manieren van omgaan met afvalwater vanuit milieu hygiënisch oogpunt uitdrukkelijk de voorkeur verdienen boven andere.

Gemeenten kunnen bij verordening regels stellen voor het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater (geregeld in de Wm).

Wion (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten)

Om de ernst en de hoeveelheid van graafincidenten in Nederland in te perken is in 2008 de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion) van kracht geworden. De Wet verplicht zorgvuldiger graven en informatie uitwisseling tussen grondroerders (de gravers) en de kabel- en leidingbeheerders. Informatie uitwisseling voorafgaand aan de graafwerkzaamheden verloopt via een digitaal loket bij het Kadaster. De Wet verplicht gemeenten om de informatie over de ligging van de riolering actueel te houden.

Omgevingswet

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer de Omgevingswet van vastgesteld. De Omgevingswet beoogt vanaf ca. 2018 verregaande centralisatie van regelgeving en deregulering. Sectorale instrumenten worden samengevoegd tot onder meer omgevingsvisie en omgevingsplan of –programma. Binnen deze kaders vervalt het Gemeentelijk Rioleringsplan als wettelijk verplicht plan. Het GRP is echter meer dan uitsluitend een plan voor aanleg en beheer van riolering: het omvat de onderbouwing en verantwoording naar de Gemeenteraad voor de genomen en te nemen maatregelen voor stedelijk afvalwater, regenwater en grondwater, de bekostiging daarvan en de grondslag voor de rioolheffing. Deze verantwoording blijft noodzakelijk. Het GRP blijft een verplicht plan tot 2020 bij het einde van het Bestuursakkoord Water. Om te voorkomen dat elke gemeente decentraal voor riolering eigen beleid opnieuw moet ontwikkelen (ook voor inzameling van afvalwater en regenwater in het – ook te vervallen – Bouwbesluit) zal richting wordt gegeven aan een gestandaardiseerde aanpak voor een alternatief plan of programma.

Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV ; Notitie Riolering )

Vanwege meer transparantie en eenduidigheid heeft de commissie BBV (commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten) in de daarbij behorende “Notitie Riolering” richtlijnen opgesteld voor de bepaling van de rioolheffing. De commissie BBV spoort gemeenten en provincies aan om deze aanbevelingen te volgen omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie.

Bestuursakkoord water

In mei 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water ondertekend. Doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor:

- veiligheid tegen overstromingen

- een goede kwaliteit water

- voldoende zoet water.

De vijf partners willen dit bereiken door doelmatiger te werken, dat wil zeggen: goede kwaliteit tegen lagere kosten en minder bestuurlijke drukte. Noodzakelijke investeringen leiden daardoor niet tot

sterke stijging van de lokale lasten voor burgers en bedrijven. Op die manier kan vanaf 2020 jaarlijks structureel 750 miljoen euro worden bespaard op de stijgende kosten voor veiligheid en waterbeheer. Daardoor hoeven de waterlasten voor burgers en bedrijven maar beperkt te stijgen, ondanks de grote investeringen die overheden moeten doen in het waterbeheer.

De kostenbesparingen zijn als volgt verdeeld: bij de productie van drinkwater, de riolering en de afvalwaterzuivering wordt 450 miljoen euro bespaard op de jaarlijkse kosten in 2020. Waterschappen en gemeenten zorgen voor 380 miljoen van die besparingen; drinkwaterbedrijven voor 70 miljoen. De overige 300 miljoen euro van de totale besparing van 750 miljoen euro wordt gevonden in het beheer van het dijken, oppervlaktewater en de zoetwatervoorziening door Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten.

Het Bestuursakkoord Water en de Waterwet (art. 3.8) zijn resp. het belangrijkste beleidskader en wettelijke kader die ten grondslag liggen aan de samenwerkingsverbanden in de afvalwaterketen.

Bijlage 3 Evaluatie realisatie doelen/ambities uit GRP 2011 – 2015 t/m bijlage 12 Overzicht watertaken, zie www.waalwijk.nl/inwoners/regelgeving

Bijlage 13 Verslag en reacties ambtelijk overleg Waterschappen

Gemeente Waalwijk

GRP 2016 – 2020

Dossier 028-14-01

Verslag bespreking d.d. 16 november 2015 met Waterschappen

Aanwezig:

Waterschap Aa en Maas Heidi van den Oord

Waterschap Brabantse Delta Corné Machielsen

Gemeente Waalwijk Jos van Westerloo

Snaterse CT&M Kees Snaterse

Omschrijving

actie

1.

Opening en vaststellen agenda

Doel van het overleg is de waterschappen op de hoogte brengen van de ambities voor het nieuwe GRP voor Waalwijk voor de periode 2016 - 2020. Schriftelijke stukken zijn (nog) niet uitgewisseld.

De volgende punten worden besproken:

Ambities voor het beleid in de komende planperiode en maatregelscenario’s voor de komende planperiode

Evaluatie vorige planperiode

Eerste (voorlopige) reactie waterschappen

Verdere procedure

GRP komt 10 maart 2016 ter vaststelling in de Raad.

2.

Ambities voor het beleid in de komende planperiode

Op basis van de aan het College van B&W gegeven presentatie wordt het voorgenomen beleid toegelicht. Het beleid omvat:

actief omgaan met klimaatverandering

waarborgen gezondheid en veiligheid bij extreme neerslag (overlastfrequentie 1x per 10 jaar)

maatregelen gericht op systeemverbetering, opheffen van hydraulische knelpunten waarbij niet wordt voldaan aan de overlastfrequentie

doorgaan met afkoppelbeleid

waarborgen conditie van de objecten

maatregelen integraal met wegbeheer en met aanpassingen in de openbare ruimte

geen structurele rioolrenovatie door relining maar uitgaan van duurzame maatregelen voor vervanging in combinatie met openbare ruimte

toekomstige vervanging niet baseren op een aangenomen levensduur, maar uitgaan van een jaarlijks gelijkblijvend investeringsvolume

kostendekking: in de richting werken van kostendekking van maatregelen in een ideaal-complex. Substantiële verhoging rioolheffing in 2017.

Deze ambities zijn uitgewerkt in een aantal scenario’s waarbij scenario 1 een referentiescenario is als de gemeente zich beperkt tot het in stand houden van het huidige rioolstelsel en de ambities niet zou realiseren. De investeringskosten van dit scenario voor de planperiode zijn € 4,6 miljoen. Scenario 2 omvat alle klimaatmaatregelen in combinatie met het Integrale Uitvoeringsprogramma (IUP); de investeringskosten zijn € 7,9 miljoen. Scenario 3 betreft scenario 2 met additioneel een aantal autonome maatregelen m.b.t. klimaat: kosten € 8,4 miljoen. In scenario 4 worden de inmiddels bekende vervangings- en verbeteringsmaatregelen uit de periode na 2020 naar voren gehaald; de kosten hiervan bedragen € 11,0 miljoen.

B&W conformeert zich aan de uitgangspunten van beleid en wil kiezen voor scenario 3.

Op 26 november zal de Raad in een interactieve bijeenkomst over de ambities worden geïnformeerd.

De ambitie is in Doelen, Functionele Eisen en Maatstaven verder uitgewerkt in een separate notitie die voor commentaar zal worden toegezonden.

Jos

3.

Evaluatie vorige planperiode

Meegedeeld wordt dat in de vorige planperiode:

alle voorgenomen maatregelen zijn gerealiseerd

er meer is afgekoppeld dan aanvankelijk de bedoeling was

er overbesteding is geweest in exploitatiekosten

de kostendekking anders is verlopen dan in het GRP is aangegeven (sneller benutten voorzieningen en afboeken kapitaallasten; geen indexering rioolheffing en zelfs een geringe verlaging).

De evaluatie is verder uitgewerkt in een separate notitie die voor commentaar zal worden toegezonden

Jos

4.

Eerste (voorlopige) reactie waterschappen

De waterschappen zijn positief over de voorgenomen ambities.

Aanvullende worden de volgende opmerkingen gemaakt:

uitgangspunt vormen de afgesloten afvalwaterakkoorden. Afkoppelen is geen doel in zichzelf. Men attendeert op mogelijke negatieve effecten van bergingsvoorzieningen in speelterreinen;

men is benieuwd naar de verdere uitwerking van de maatregelen;

de voorkeur wordt uitgesproken om voor het GRP het format van het samenwerkingsverband te gebruiken. Aangegeven wordt dat dit op onderdelen niet past: het format houdt onvoldoende rekening met de nieuwe Leidraad Module, is onlogisch van opbouw en geeft te weinig ruimte voor maatwerk;

beleidsuitgangspunten van het samenwerkingsverband worden in het GRP verwerkt;

Overige opmerkingen waterschappen volgen binnen 2 weken na ontvangst van de schriftelijke stukken.

Heidi

Corné

5.

Vervolgprocedure

De notities van de evaluatie van het vorige GRP, de notitie met de uitgewerkte ambities en de eerste 5 hoofdstukken van het GRP worden voor commentaar toegezonden. De waterschappen geven binnen 2 weken na toezending commentaar.

Het (ontwerp-) GRP moet eind week 51 gereed zijn voor doorzending naar B&W. Op 1 december is het volledige concept gereed en zal voor commentaar worden toegezonden. Commentaar uiterlijk 11 december bij de gemeente.

Jos

Heidi/Corné

Kees

6.

Rondvraag

Geen.

7.

Sluiting

Bijlage 14 Raadsbesluit

****** Toevoegen in definitieve versie na besluit van de Raad*****