Regeling vervallen per 08-11-2017

Verordening op de havens en het binnenwater van de gemeente Waalwijk

Geldend van 22-10-2010 t/m 07-11-2017

Intitulé

Verordening op de havens en het binnenwater van de gemeente Waalwijk

Algemene bepalingen

Verordening op de havens en het binnenwater van de gemeente Waalwijk

Gemeente Waalwijk

Januari 2010

Verantwoording

Titel

:

Verordening op de havens en het binnenwater van de gemeente Waalwijk

Datum

:

Januari 2010

Auteur(s)

:

K.Schrauwen, K. van Oosterhout, M. Nijssen en C.M. Dorrestijn

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 5

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 5

Artikel 1.2 Toepassingsbereik 7

Artikel 1.3 Mandatering 7

Artikel 1.4 Toezichthoudende ambtenaren 7

Artikel 1.5 Benoeming toezichthouder 7

Artikel 1.6 Overige wetgeving 7

Hoofdstuk 2 Procedures 8

Artikel 2.1 Indienen aanvraag 8

Artikel 2.2 Niet in behandeling nemen van een aanvraag 8

Artikel 2.3 Beslistermijn 8

Artikel 2.4 Schriftelijkheid besluit 8

Artikel 2.5 Voorschriften en beperkingen 8

Artikel 2.6 Weigering vergunning of ontheffing 9

Artikel 2.7 Klachtenregeling 9

Artikel 2.8 Intrekking of wijziging 9

Hoofdstuk 3 Gebruik en beheer van het openbaar water 10

Artikel 3.1 Toegestane afmetingen van schepen 10

Artikel 3.2 Diepgang 10

Artikel 3.3 Meetbrief 10

Artikel 3.4 Vaarsnelheid 10

Artikel 3.5 Weigeren toegang tot haven 11

Artikel 3.6 Rietschoten en oevers 11

Artikel 3.7 Schroefbewegingen 11

Artikel 3.8 Slepen 11

Artikel 3.9 Aangebrachte schade 12

Artikel 3.10 Zinken van schepen 12

Artikel 3.11 Gezonken schepen 12

Artikel 3.12 Aan de grond raken 12

Artikel 3.13 Verbod tot afmeren, aanleggen en ankeren 13

Artikel 3.14 Ligplaatsverbod 13

Artikel 3.15 Ligplaatsvergunning woonschip 13

Artikel 3.16 Nadere regels woonschip 14

Artikel 3.17 Vervangen of verbouwen woonschip 14

Artikel 3.18 Advies commissie ruimtelijke kwaliteit 14

Artikel 3.19 Ligplaatsvergunning recreatievaartuig 14

Artikel 3.20 Innemen ligplaats recreatievaartuig 14

Artikel 3.21 Bijzondere vaartuigen 15

Artikel 3.22 Uitoefenen bedrijf of beroep 15

Hoofdstuk 4 Openbare orde en veiligheid 16

Artikel 4.1 Gebruik van tekens 16

Artikel 4.2 Opvolgen bijzondere bevelen en maatregelen 16

Artikel 4.3 Ontmeren 16

Artikel 4.4 Aan slot leggen 16

Artikel 4.5 Voorwerpen plaatsen 17

Artikel 4.6 Wrakken 17

Artikel 4.7 Slopen van vaartuigen 17

Artikel 4.8 Zwemmen, baden en ijs 17

Artikel 4.9 Verontreiniging en schade aanbrengen 17

Artikel 4.10 Gebruik van voortstuwers en zijstuwers 18

Artikel 4.11 Te water geraakte voorwerpen 18

Artikel 4.12 Afvalstoffen 18

Artikel 4.13 Gevaarlijke stoffen 18

Artikel 4.14 Bescherming van gevaarlijke stoffen 18

Artikel 4.15 Op bevel voorgeschreven maatregelen gevaarlijke stoffen 19

Artikel 4.16 Morsen van stoffen en goederen 19

Artikel 4.17 Overdekken van gevaarlijke stoffen 19

Artikel 4.18 Opvolgen bevelen in belang van orde en veiligheid 19

Artikel 4.19 Handhaving openbare orde en veiligheid 20

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen 21

Artikel 5.1 Sluis en ophaalbrug 21

Artikel 5.2 Gebruik van de openbare kades en openbare oevers 21

Artikel 5.3 Laden en lossen 22

Artikel 5.4 Laden en lossen voor bedrijven aan de haven 22

Artikel 5.5 Hinderen van laden en lossen 22

Hoofdstuk 6 Straf-, slot- en 0vergangsbepalingen 23

Artikel 6.1 Strafbepaling 23

Artikel 6.2 Betreden dan wel binnentreden van gebouwen, terreinen en schepen 23

Artikel 6.3 Aanwijzingen en bevelen 23

Artikel 6.4 Overgangsbepalingen en inwerkingtreding 24

Artikel 6.5 Citeertitel 24

De raad van de gemeente Waalwijk,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. ……………….., nummer ………………..

gelet op het Binnenvaart Politiereglement (BPR) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Begripsomschrijvingen

1.

Haven en kade:

De havens en kades die in eigendom aan de gemeente Waalwijk toehoren c.q. bij de gemeente in beheer zijn, als aangegeven op bijlage 1 van deze verordening, te weten:

-in Waalwijk: het ten zuiden van de Bergsche Maas gelegen vaarwater, dienende tot haven;

-in Sprang-Capelle: het vaarwater, genaamd Capelse haven, zich uitstrekkende vanaf het Oude Maasje tot de Hoofdstraat in Capelle, dienende tot haven;

-in Waspik: het vaarwater, genaamd de Kerkvaartse haven, zich uitstrekkende ± 1160 meter vanaf het Oude Maasje richting de A59 te Waspik, dienende tot haven

evenals de kades die eigendom zijn van de aan de havens grenzende bedrijven.

2.

Openbare kade:

De oeverstroken waar damwanden zijn geslagen en die voor een ieder toegankelijk zijn.

3.

Openbare oever:

De oeverstroken waar, in tegenstelling tot de kades, geen damwand aanwezig is maar slechts een talud en die voor een ieder toegankelijk zijn.

4.

Havenmeester:

De door het college aangewezen ambtenaar belast met het toezicht op het openbaar water, alsmede diens plaatsvervanger.

5.

College:

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waalwijk.

6.

Schip:

Elk vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water.

7.

Recreatievaartuig:

Een schip, gebruikt of bestemd voor recreatief gebruik dan wel voor het beoefenen van watersport.

8.

Woonschip:

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf.

9.

Bijzonder schip:

Een vaartuig gebruikt of bestemd voor een afwijkende of bijzondere activiteit.

10.

Nieuwbouwschip:

Een vaartuig zoals bedoeld in artikel 1.1 waarvan nog niet officieel is vastgesteld wat de tonnenmaat van het vaartuig zal worden.

11.

Werkstation:

Drijvende of vaste inrichting welke gebezigd wordt om werkzaamheden uit te voeren aan een vaartuig in de in artikel 1.1 bedoelde havens.

12.

Schipper:

Degene die de feitelijke leiding heeft over een vaartuig of degene die hem vervangt of als zodanig optreedt.

13.

Openbaar water:

Alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

14.

Lengte:

De afstand van de voorkant van het voorste tot de achterkant van het achterste vaste deel van de romp.

15.

Diepgang:

De verticale afstand tussen het diepstekend scheepsdeel en de waterspiegel.

16.

Gevaarlijke stoffen:

De stoffen genoemd in de International Maritime Dangerous Goods-code (IMDG-code) of één van de andere codes van de International Maritime Organisation (IMO), het Scheepsbesluit en de stoffen waarop de Wet Gevaarlijke Stoffen van toepassing is.

17.

BPR:

Binnenvaartpolitiereglement, gebaseerd op de Scheepvaartverkeerswet.

18.

Ligplaats:

In deze verordening wordt onder het hebben of innemen van een ligplaats verstaan het gedurende langere tijd, waaronder ten minste de periode tussen zonsondergang en zonsopgang, afgemeerd hebben van een vaartuig in openbaar water.

19.

Passantenligplaats:

Ligplaats bedoeld voor eigenaren en/of houders van recreatievaartuigen die, op doorreis zijnde, met hun boot gedurende maximaal 72 uur in de gemeente Waalwijk verblijven en bovendien niet al voor een andere ligplaats binnen de gemeente Waalwijk havengeld betalen en/of een ligplaatsvergunning gekregen hebben.

20.

Vastgestelde openingstijden van de sluis:

De tijd op:

-maandag tot en met vrijdag: van 05:00 uur tot 19:00 uur;

-zaterdag: van 9.00 uur tot 11.00 uur.

21.

Tijd buiten de vastgestelde openingstijden van de sluis:

De tijd op:

-maandag tot en met vrijdag: van 19.00 uur tot 21.00 uur;

-zaterdag: van 07:00 uur tot 09:00 uur en van 12.00 uur tot 17.00 uur.

22.

Sluiswachter:

De door het college benoemde ambtenaar belast met het bedienen van de sluis in Waalwijk.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op:

  • -

    de haven van Waalwijk;

  • -

    de Capelse haven;

  • -

    de Kerkvaartse haven,

inclusief de toeleidingskanalen voerend naar deze havens en op alle bij de havens behorende dijken, wegen, kades, oevers, aanlegplaatsen, laad- en losplaatsen, bruggen, grondwerken, kunstwerken, beplantingen, gebouwen, de sluis en verdere werken die in het beheer van de gemeente Waalwijk zijn.

Artikel 1.3 Mandatering

  • 1

    Het college draagt bij wijze van mandaat de uitvoering van de bepalingen van dit reglement op aan de havenmeester.

  • 2

    Het college kan de activiteiten als bedoeld in artikel 3.20 van deze verordening eveneens mandateren aan de sluiswachter.

Artikel 1.4 Toezichthoudende ambtenaren

Met het houden van toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening zijn belast:

  • 1

    de havenmeester;

  • 2

    de bij besluit van het college aan te wijzen toezichthouders;

  • 3

    de opsporingsambtenaren zoals genoemd in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 1.5 Benoeming toezichthouder

Het college wijst de ambtenaar aan die belast is met het toezicht op het openbaar water, alsmede diens plaatsvervanger.

Artikel 1.6 Overige wetgeving

Onverminderd hetgeen bij Wet of Algemene Maatregel van Bestuur is bepaald is eenieder, die met een schip zich bevindt op gemeentelijk water, gehouden zich te gedragen naar hetgeen in deze verordening is bepaald.

Hoofdstuk 2 Procedures

Artikel 2.1 Indienen aanvraag

  • 1

    Een aanvraag om een vergunning overeenkomstig de artikelen 3.15, 3.17, 3.19, 3.20 t/m 3.22, 4.5 t/m 4.7, 4.12, 5.2 of 5.3 of een ontheffing overeenkomstig de artikelen 3.4, 3.6, 3.13, 4.1, 4.8 of

  • 5.2 t/m 5.4 van deze verordening wordt schriftelijk ingediend bij het college, tenzij anders is bepaald.

  • 2

    Het college kan voor het indienen van een aanvraag om een vergunning of ontheffing een formulier vaststellen.

  • 3

    In een spoedeisend geval en indien het een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur betreft, kan een aanvraag mondeling worden gedaan.

Artikel 2.2 Niet in behandeling nemen van een aanvraag

De aanvraag van een vergunning of ontheffing wordt in ieder geval niet in behandeling genomen indien niet wordt voldaan aan de vereisten als omschreven in art 3.1 van deze verordening.

Artikel 2.3 Beslistermijn

  • 1

    Het college neemt na ontvangst van de aanvraag binnen acht weken een besluit.

  • 2

    Het college kan het nemen van een besluit voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 2.4 Schriftelijkheid besluit

  • 1

    Een besluit op een aanvraag geschiedt schriftelijk.

  • 2

    Een besluit op een aanvraag kan mondeling geschieden indien het betrekking heeft op een spoedeisend geval, een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

Artikel 2.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1

    Een vergunning of ontheffing kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden verleend.

  • 2

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.

Artikel 2.6 Weigering vergunning of ontheffing

Een vergunning of ontheffing kan, afgezien van de specifieke gronden vermeld in de afzonderlijke bepalingen, worden geweigerd in geval van strijd met de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen of in geval van strijd met het bestemmingsplan.

Artikel 2.7 Klachtenregeling

Een ieder heeft, overeenkomstig de Verordening op de behandeling van klachten gemeente Waalwijk, het recht om over de wijze waarop het college zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen een klacht in te dienen bij het college.

Artikel 2.8 Intrekking of wijziging

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd in het geval dat:

  • 1

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • 2

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt overeenkomstig een daarin gestelde termijn of, bij gebreke van een termijn, binnen een redelijke termijn;

  • 3

    op grond van een verandering of omstandigheid moet worden aangenomen dan wel nodig wordt geoordeeld dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door een belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • 4

    de aan de vergunning of ontheffing gestelde voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • 5

    strijd ontstaat met belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.

Hoofdstuk 3 Gebruik en beheer van het openbaar water

Artikel 3.1 Toegestane afmetingen van schepen

De afmetingen van de schepen mogen maximaal de volgende waarden hebben:

  • 1

    in de haven van Waalwijk: 86 meter lang, 8,6 meter breed en 2,7 meter diep;

  • 2

    in de Kerkvaartse haven, inclusief het toeleidingskanaal de "Kerkvaart": 95 meter lang, 11,5 meter breed en 2,5 meter diep;

  • 3

    in de Capelse haven: 60 meter lang, 6,6 meter breed en 2,5 meter diep.

Artikel 3.2 Diepgang

Het is de schipper verboden het openbaar water te bevaren met een vaartuig dat, al dan niet geladen en onverschillig waar gemeten, een grotere diepgang heeft dan in verband met de waterstand in de haven toelaatbaar is.

Artikel 3.3 Meetbrief

De schipper is te allen tijde verplicht aan de havenmeester op diens verzoek de geldige meetbrief van het vaartuig en de documenten welke betrekking hebben op de lading van het vaartuig ter inzage te verstrekken en of informatie te verstrekken over het vaartuig en de eventuele lading.

Artikel 3.4 Vaarsnelheid

1 Het is verboden om in de haven te varen met een hogere snelheid dan

7 km/h (3,8 knopen) en voor de beroepsvaart in de Kerkvaartse haven met een hogere snelheid dan 3,5 km/h (1,9 knopen). Deze maximum snelheid geldt niet ten aanzien van vaartuigen van Politie- of hulpdiensten.

  • 2

    De havenmeester is bevoegd de schipper te bevelen de snelheid te verminderen beneden het in dit artikel vermelde maximum.

  • 3

    Het college is bevoegd in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van de maximum vaarsnelheid.

Artikel 3.5 Weigeren toegang tot haven

1 De toegang van een vaartuig tot de haven kan door de havenmeester worden geweigerd:

  • a

    indien dit in het belang van een goede regeling van de scheepvaart noodzakelijk is;

  • b

    indien de vorm, de bestuurbaarheid, de toestand van het schip of de lading daartoe aanleiding geeft;

  • c

    indien het schip met de in artikel 4.13 omschreven voorwerpen, stoffen of goederen is geladen.

Artikel 3.6 Rietschoten en oevers

Het is de schipper verboden in de rietschoten te varen en daarin of aan de oevers van de haven stil te liggen, tenzij hiervoor door de havenmeester een ontheffing is verleend.

Artikel 3.7 Schroefbewegingen

  • 1

    Het is verboden om de schroef of andere tot voortbeweging van het vaartuig strekkende mechanismen in werking te stellen of in werking te hebben indien de voortbeweging van het vaartuig op enigerlei wijze wordt belemmerd.

  • 2

    Het bepaalde in het 1e lid van dit artikel blijft buiten toepassing bij het varen door de sluis, de ophaalbrug of enig ander kunstwerk.

Artikel 3.8 Slepen

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van deze verordening, is het de schipper verboden meer dan één vaartuig te slepen, tenzij de vaartuigen kleiner zijn dan 50 ton in welk geval de sleeptreinen, de sleepboot inbegrepen, geen grotere lengte mogen hebben dan de in artikel 3.1 genoemde maximale afmetingen. De gesleepte voertuigen moeten bestuurbaar zijn.

Artikel 3.9 Aangebrachte schade

  • 1

    Wanneer een schip schade heeft toegebracht aan enig werk of enige inrichting van de gemeente, is de schipper verplicht hiervan uiterlijk binnen één uur kennis te geven aan de havenmeester, die onverwijld proces verbaal opmaakt.

  • 2

    Het proces verbaal, bedoeld in het vorig lid, behoort te vermelden:

    • a

      de wijze waarop de schade is ontstaan;

    • b

      het vermoedelijke bedrag van de schade;

    • c

      de namen en adressen van de personen die tot schadevergoeding gehouden worden geacht;

    • d

      alle verdere feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het ongeval en de vaststelling van de aansprakelijkheid.

  • 3

    Het proces verbaal, bedoeld in het vorige lid, wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan het college.

  • 4

    Alle voorwerpen, van welke aard ook, die in de haven geraken zullen onmiddellijk op daartoe gegeven last van de havenmeester daaruit moeten worden gehaald op kosten van diegene door wiens toedoen of nalatigheid dit is geschied. Is de dader onbekend dan rust deze verplichting op de eigenaar van de voorwerpen.

  • 5

    Op basis van het proces verbaal, zoals bedoeld in het 2e lid, kan het college een aansprakelijkheidsstelling uitdoen en de schade die door een derde is ontstaan verhalen op die derde.

Artikel 3.10 Zinken van schepen

De schipper, de eigenaar of de beheerder van een in de haven liggend schip, dat in onmiddellijk gevaar van zinken verkeert, is verplicht de aanwijzingen op te volgen die de havenmeester hem in het belang van de scheepvaart geeft.

Artikel 3.11 Gezonken schepen

De schipper, de eigenaar of de beheerder van een gezonken of aan de grond geraakt schip geeft van het ongeval onmiddellijk kennis aan de havenmeester en is verplicht zowel bij dag als nacht zodanige bakens of veiligheidsseinen op het gezonken of gestrande schip te plaatsen als de havenmeester zal gelasten. De schipper draagt er zorg voor dat een gezonken schip binnen de door het college te bepalen tijd is gelicht en vervoerd.

Artikel 3.12 Aan de grond raken

Wanneer een schip aan de grond raakt en de lading naar het oordeel van de havenmeester moet worden gelost om het vlot te bergen, is de schipper verplicht om, voor eigen rekening, onmiddellijk tot lossing over te gaan.

Artikel 3.13 Verbod tot afmeren, aanleggen en ankeren

  • 1

    Het is de schipper verboden:

    • a

      met een vaartuig in de haven aan te leggen c.q. vastgemeerd te liggen, tenzij dit geschiedt op een door de havenmeester aan te wijzen plaats; de havenmeester kan hierbij rekening houden met het belang van vaartuigen die vanwege (milieu)technische redenen onverwijld moeten laden en/of lossen;

    • b

      in de haven te ankeren of daarin enig anker te doen uitslaan;

    • c

      haken of vaarbomen tegen de kades of havenmuren te zetten of te laten staan;

    • d

      haken of vaarbomen te steken in kademuren, beschoeiing of palen.

  • 2

    Indien wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in het 1e lid van dit artikel is de schipper van het betrokken schip verplicht, op bevel en volgens de aanwijzingen van de havenmeester, onmiddellijk zijn vaartuig te verhalen c.q. het anker te lichten.

  • 3

    Het is verboden:

    • a

      in de haven met één of meer dan één vaartuig langszij van elkaar te meren of gemeerd te liggen, tenzij voor in- en uitvaart een vaarweg openblijft van ten minste 10 meter en daar waar schepen zijn toegestaan als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 van tenminste 14,5 meter.

    • b

      motorjachten en roeiboten af te meren aan een laad- en losplaats.

  • 4

    De schipper van een vaartuig, liggende in gemeentelijk water bij een aanlegplaats, moet op aanwijzing van de havenmeester gedogen dat een ander vaartuig terzijde van het zijne komt en daardoor gemeenschap met de wal heeft. Hij behoeft echter niet te gedogen dat uit zodanig ander vaartuig over het zijne geladen of gelost wordt, tenzij het noodzakelijk is en door de havenmeester wordt gelast.

  • 5

    Van het bepaalde in het 3e lid kan de havenmeester ontheffing verlenen.

Artikel 3.14 Ligplaatsverbod

  • 1

    Onverminderd het bepaalde in het BPR is het verboden zonder vergunning als bedoeld in artikel 3.15 en 3.19 ligplaats te nemen in een niet als zodanig door het college aangewezen gebied.

  • 2

    Het college wijst gebieden aan waar ligplaatsen kunnen worden ingenomen. Dit besluit kan het college verbijzonderen naar ligplaatsen voor woonschepen en ligplaatsen voor recreatieschepen.

Artikel 3.15 Ligplaatsvergunning woonschip

  • 1

    Het college kan vergunning verlenen voor het innemen van een ligplaats met een woonschip. De vergunning is persoons-, ligplaats- en vaartuiggebonden.

  • 2

    De vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a

      de ligplaats waarop de aanvraag betrekking heeft niet is aangewezen als is bedoeld in artikel 3.14 van deze verordening;

    • b

      niet wordt voldaan aan de nadere regels zoals bedoeld in artikel 3.16 van deze verordening;

    • c

      het belang van ordening van het gebruik van het water, de openbare orde, de veiligheid en de ruimtelijke beeldkwaliteit in het geding is.

  • 3

    Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden in het kader van de veiligheid, het milieu en het gebruik van het woonschip, alsmede belangen die uit deze verordening voortvloeien.

  • 4

    Artikel 88 van de Huisvestingswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.16 Nadere regels woonschip

  • 1

    Het college stelt nadere regels met betrekking tot registratie en veiligheid.

  • 2

    Het college kan nadere regels stellen met het oog op het milieu en de afmetingen van het woonschip.

  • 3

    De vergunninghouder is verplicht op door het college te bepalen termijnen aan te tonen dat de woonboot voldoet aan de op grond van dit artikel gestelde regels.

Artikel 3.17 Vervangen of verbouwen woonschip

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college een woonboot te vervangen of te verbouwen.

  • 2

    Artikel 3.15 lid 2 en 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.18 Advies commissie ruimtelijke kwaliteit

Het college vraagt advies aan de ruimtelijke kwaliteitscommissie ter zake van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3.15 lid 2 c en artikel 3.17.

Artikel 3.19 Ligplaatsvergunning recreatievaartuig

  • 1

    Het college kan een vergunning verlenen voor het innemen van een ligplaats met een recreatievaartuig. De vergunning is persoons-, ligplaats- en vaartuiggebonden.

  • 2

    De vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a

      de ligplaats waarop de aanvraag betrekking heeft niet is aangewezen als bedoeld in artikel 3.14 van deze verordening;

    • b

      het belang van ordening van het gebruik van het water, de openbare orde, de veiligheid en de ruimtelijke beeldkwaliteit in het geding is.

Artikel 3.20 Innemen ligplaats recreatievaartuig

  • 1

    Iedere schipper van een vaartuig is bij binnenkomst van de gemeentelijke haven te Waalwijk binnen de vastgestelde openingstijden van de sluis verplicht zich terstond te melden bij de havenmeester. Schepen die buiten de vastgestelde openingstijden van de sluis de haven binnenkomen dienen zich, met uitzondering van de zondag, die dag na opening van de sluis te melden bij de havenmeester. Bij binnenkomst op zondag dient de melding plaats te vinden op de maandag daarop volgend. Na melding door de schipper wijst de havenmeester een plaats aan.

  • 2

    Iedere schipper van een vaartuig is bij binnenkomst van de gemeentelijke haven te Waspik en Sprang-Capelle binnen de vastgestelde openingstijden van de sluis verplicht zich terstond telefonisch te melden bij de havenmeester. Schepen die buiten de vastgestelde openingstijden van de sluis de haven binnenkomen dienen zich, met uitzondering van de zondag, die dag na opening van de sluis telefonisch te melden bij de havenmeester. Bij binnenkomst op zondag dient de melding plaats te vinden op de maandag daarop volgend. Na melding door de schipper wijst de havenmeester een plaats aan.

  • 3

    Het is verboden in een haven met een vaartuig een andere ligplaats in te nemen dan de havenmeester heeft aangewezen.

  • 4

    Met een vaartuig, dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij, mag uitsluitend bij dag en gedurende ten hoogste zes uur een ligplaats worden ingenomen.

  • 5

    Het genoemde in lid 3 is niet van toepassing op vaartuigen waaraan herstelwerkzaamheden, nieuwbouw of afbouw wordt gepleegd door een van de bedrijven gelegen aan de havens zoals bedoeld in artikel 1.1.

  • 6

    Het is verboden zonder vergunning van het college vaartuigen ligplaats te laten nemen met het doel deze vaartuigen voor langere tijd buiten bedrijf te stellen.

Artikel 3.21 Bijzondere vaartuigen

Het college kan een vergunning verlenen voor het afwijkend gebruik van de kade en de haven door/ ten behoeve van bijzondere schepen.

Artikel 3.22 Uitoefenen bedrijf of beroep

Het is zonder vergunning van het college verboden in gemeentelijk water een woonschip, recreatievaartuig of een ander vaartuig waarvoor op grond van artikel 3.15, 3.19 of 3.21 vergunning is verleend te gebruiken voor beroep of bedrijf.

Hoofdstuk 4 Openbare orde en veiligheid

Artikel 4.1 Gebruik van tekens

  • 1

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet kan het college besluiten op of langs het openbaar water tekens te plaatsen, al dan niet in samenhang met bijkomende tekens, die zijn opgenomen in bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement.

  • 2

    Het college kan het plaatsen van een teken als bedoeld in het 1e lid achterwege laten indien het plaatsen van een teken niet doelmatig is; zij kan in plaats daarvan of in combinatie met het plaatsen van een teken het verbod, het gebod, de aanbeveling of de inlichting in een voorschrift opnemen.

3 Het is verboden, zonder ontheffing van het college, te handelen in strijd met een teken of met een voorschrift als bedoeld in het 2e lid.

Artikel 4.2 Opvolgen bijzondere bevelen en maatregelen

Een ieder is verplicht nauwkeurig de bijzondere bevelen en/of maatregelen met betrekking tot de haven, de havenwerken en het gebruik daarvan op te volgen, alsmede de regeling van het scheepvaartverkeer door of namens het college te geven.

Artikel 4.3 Ontmeren

  • 1

    Indien zulks door de havenmeester wordt gelast is de schipper verplicht onverwijld de haven met zijn schip te verlaten ofwel met zijn schip te vertrekken naar het door de havenmeester aan te wijzen havengedeelte.

  • 2

    Het is een ieder verboden een in gemeentelijk water liggend vaartuig, niet aan hem toebehorende of niet door hem gebruikt wordende, te ontmeren of van ligplaats te veranderen dan alleen met toestemming van de havenmeester, tenzij in geval van nood ter voorkoming van schade of ongelukken.

Artikel 4.4 Aan slot leggen

  • 1

    Het is verboden, tussen zonsondergang en zonsopgang, een niet bewoond vaartuig dat niet bij een bewoond vaartuig behoort in gemeentelijk water te laten liggen anders dan met een voor dit doel deugdelijke ketting en slot aan de wal gelegd.

  • 2

    De bij een bewoond vaartuig behorende stukken, haken, vaarbomen of roeiboten moeten gedurende de in lid 1 genoemde tijd in een afgesloten plaats zijn geborgen of met een voor dit doel deugdelijke ketting en slot aan het vaartuig zijn bevestigd.

Artikel 4.5 Voorwerpen plaatsen

Het is verboden in gemeentelijk water palen te slaan, een mast, een balk of andere houtwaren, een viskar, een drijvende steiger, een stoep, een trap, stenen of een ander dergelijk voorwerp te leggen, te plaatsen of te hebben, tenzij met vergunning van het college.

Artikel 4.6 Wrakken

Het is de eigenaar of beheerder verboden, zonder vergunning van het college, oude wrakken of voor de vaart onbruikbare vaartuigen in gemeentelijk water of op aan dat water gelegen kades of oevers te leggen of te hebben.

Artikel 4.7 Slopen van vaartuigen

Het slopen van vaartuigen of wrakken in gemeentelijk water is verboden, tenzij met vergunning van het college.

Artikel 4.8 Zwemmen, baden en ijs

  • 1

    Het is verboden in de haven te zwemmen, c.q. te baden of zich op het ijs te bevinden.

  • 2

    Het college is bevoegd, onder door haar te stellen voorwaarden, ontheffing te verlenen van het verbod vervat in het 1e lid.

Artikel 4.9 Verontreiniging en schade aanbrengen

Het is verboden:

  • a

    voorwerpen of enigerlei vaste stoffen in de haven te werpen c.q. te laten vallen of zodanig voorwerpen of vaste stoffen neder te leggen, te storten of te laten verblijven op of in de tot de haven behorende werken;

  • b

    stoffen in de haven te lozen die tot vervuiling van het water aanleiding geven of in ander opzicht schadelijk zijn te achten;

  • c

    de oevers of de kunstwerken van de haven te beschadigen door gebruik van haken, vaarbomen of andere voorwerpen;

  • d

    te liggen, te zitten, te lopen of zich te bevinden op de sluis, remmingswerken, meerpalen en geleidewerken, daaronder begrepen de taluds, de bermen en de oeververdediging van de haven.

Artikel 4.10 Gebruik van voortstuwers en zijstuwers

Het is verboden om zonder toestemming van de havenmeester van een vastgemeerd of aan de grond zittend vaartuig de voortstuwers en zijstuwers te gebruiken, tenzij dit noodzakelijk is ter voorbereiding van het vertrek en op zodanige wijze dat daardoor geen schade aan derden of aan goederen van derden kan worden veroorzaakt.

Artikel 4.11 Te water geraakte voorwerpen

De eigenaar, de gebruiker of de beheerder van een in de haven te water geraakt voorwerp, waarvan de aanwezigheid de veiligheid of het verkeer in de haven in gevaar kan brengen of belemmeren, is verplicht van het te water geraken onmiddellijk kennis te geven aan de havenmeester en dat voorwerp zowel bij dag als bij nacht te bewaken of te doen bewaken alsmede de in artikel 1.17 lid 2 van het Binnenvaartpolitiereglement genoemde maatregelen te nemen, alsmede die maatregelen te nemen die nodig zijn om het vaarwater zo spoedig mogelijk vrij te maken.

Artikel 4.12 Afvalstoffen

  • 1

    Het is verboden afvalstoffen afkomstig van een vaartuig aan boord te nemen van een ander vaartuig, daarmee te vervoeren of daaruit te lossen zonder vergunning van het college, dit met uitzondering van het afgeven van bilgenwater, gevaarlijke stoffen en/of afvalstoffen aan een tot ontvangst daarvan gerechtigd bedrijf.

  • 2

    Het is verboden afvalstoffen op de kade of oever te plaatsen of geplaatst te houden behoudens huishoudelijk afval afkomstig van schepen. Dit huishoudelijk afval dient in de daartoe bestemde voorzieningen te worden gedeponeerd.

Artikel 4.13 Gevaarlijke stoffen

De schipper van een vaartuig, waarin gevaarlijke stoffen of voorwerpen zijn geladen, is verplicht bij het binnenvaren van de gemeente hiervan melding te maken bij de havenmeester. De schipper van dit vaartuig mag de haven eerst binnenvaren na toestemming van de havenmeester.

Artikel 4.14 Bescherming van gevaarlijke stoffen

  • 1

    De schipper van een vaartuig, dat geheel of gedeeltelijk is geladen met stoffen en/of goederen als omschreven in artikel 1.1 van deze verordening, is verplicht:

    • a

      deze lading met een of meer kleden of zeilen geheel bedekt te hebben;

    • b

      geen vuur of licht in de nabijheid van de lading aanwezig te hebben;

    • c

      van een niet onmiddellijk te dichten lekkage en van elke stoornis, tengevolge waarvan de reis niet normaal kan worden voortgezet, terstond kennis te geven aan de havenmeester.

  • 2

    Het is verboden in de haven licht ontvlambare stoffen op een vaartuig anders dan behoorlijk afgedekt te vervoeren.

Artikel 4.15 Op bevel voorgeschreven maatregelen gevaarlijke stoffen

Bij het vervoeren, laden en lossen van ontplofbare of licht ontvlambare stoffen of van ongebluste kalk is de schipper verplicht de bijzondere voorzorgsmaatregelen te nemen die hem door de havenmeester worden voorgeschreven.

Artikel 4.16 Morsen van stoffen en goederen

  • 1

    Het is verboden in de haven zand, grint, puin, los graan, steenkolen en welke andere stoffen of goederen ook te laden of te lossen, of te doen laden of lossen zonder het treffen van de noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat hiervan iets in het water, op de kades of op de oevers valt.

  • 2

    De schipper is verplicht de bij de lossing of lading van zijn vaartuig op de langs gemeentelijk water gelegen kades en oevers gemorste stoffen of goederen op de eerste aanzegging door de havenmeester gedaan en binnen de daarbij bepaalde termijn op te ruimen of te doen opruimen.

  • 3

    Indien de aangevoerde voorwerpen niet dadelijk van de kades of oevers worden vervoerd zijn de eigenaren van de voorwerpen verplicht er zorg voor te dragen dat de plaats van opslag na het vervoer onmiddellijk wordt schoongemaakt.

Artikel 4.17 Overdekken van gevaarlijke stoffen

De schipper of diens opdrachtgever, die voornemens is de in artikel 1.1 omschreven voorwerpen, stoffen of goederen te laden of te lossen of te doen laden of lossen, is verplicht er zorg voor te dragen dat deze te lossen of te laden voorwerpen, stoffen of goederen, zolang hij daarvoor redelijkerwijs aansprakelijk is, overdekt gehouden worden met kleden, zeilen of daarmede gelijk te stellen bedekkingsmateriaal, dat er geen vuur of licht in de nabijheid aanwezig is en dat deze op behoorlijke wijze, dit ter beoordeling van de havenmeester, bewaakt worden.

Artikel 4.18 Opvolgen bevelen in belang van orde en veiligheid

  • 1

    Een ieder is verplicht onmiddellijk te gehoorzamen aan de bevelen welke hem door de havenmeester, zowel in het belang van de openbare orde en veiligheid op het gemeentelijk water, de langs dat water gelegen kades en oevers, als ten aanzien van de naleving van de bepalingen dezer verordening, worden gegeven.

  • 2

    In geval van brand en bij gevaar van brand is iedere schipper van in gemeentelijk water liggende schepen verplicht onmiddellijk te gehoorzamen aan de bevelen van de havenmeester en de commandant der brandweer.

Artikel 4.19 Handhaving openbare orde en veiligheid

  • 1

    Het is verboden om met schepen in de haven op zodanige wijze te varen of te liggen dat de vrijheid of de veiligheid van het verkeer te water wordt belemmerd, in gevaar wordt gebracht of dat het gevaar bestaat van beschadiging van de kades, oevers of werken.

  • 2

    Het is verboden om, indien door het college ten aanzien van de haven in het belang van de vrijheid of veiligheid van het verkeer te water of ter bescherming van de kades, oevers en werken eisen zijn gesteld met betrekking tot de vorm, de afmetingen of de bestuurbaarheid der vaartuigen in het bijzonder, te varen met vaartuigen die van bedoelde eisen afwijken.

  • 3

    Iedere schipper die van de haven gebruik maakt is verplicht de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen, dat met zijn vaartuig geen brand, aanvaring, hinder of schade wordt veroorzaakt of de veiligheid van personen of goederen op andere wijze in gevaar wordt gebracht.

  • 4

    Aanwijzingen van de havenmeester omtrent inachtneming van de vrijheid en veiligheid, als bedoeld onder artikel 4.18 lid 1, moeten terstond en stipt worden opgevolgd.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 5.1 Sluis en ophaalbrug

  • 1

    De sluis als mede de ophaalbrug zal geopend zijn voor scheepvaartverkeer op de vastgestelde openingstijden van de sluis. Buiten de openingstijden van de sluis zal alleen volgens afspraak geschut worden.

  • 2

    De sluis blijft voor het scheepvaartverkeer gesloten indien dit naar het oordeel van de havenmeester noodzakelijk is in verband met het verrichten van herstel- of andere werkzaamheden aan de haven, de sluis of de ophaalbrug.

  • 3

    Het college is bevoegd, onder door haar te stellen voorwaarden, openstelling van de sluis buiten de in het 1e lid genoemde tijden toe te staan.

  • 4

    Voor de toepassing van dit artikel wordt met de zondag gelijkgesteld: eerste kerstdag, tweede kerstdag, nieuwjaarsdag, tweede paasdag, tweede pinksterdag, hemelvaartsdag, nationale feestdagen en elke andere dag welke daarenboven door het college wordt aangewezen.

Artikel 5.2 Gebruik van de openbare kades en openbare oevers

  • 1

    Aan de openbare kades is het toegestaan kortdurende reparaties aan schepen uit te voeren. Het gebruik van de kade dient, door degene die de reparatie uitvoert, voor aanvang van de werkzaamheden te worden aangemeld bij de havenmeester. Onder kortdurende reparaties worden reparaties verstaan die niet langer duren dan één week.

  • 2

    Tijdens de periode dat de kortdurende reparaties worden uitgevoerd heeft het bedrijf dat de reparatie uitvoert het gebruiksrecht van de kade gelijk aan de lengte van het te repareren schip.

  • 3

    Het is verboden langdurig gebruik te maken van de openbare kades en openbare oevers tenzij hiervoor door het college ontheffing is verleend. Onder langdurig gebruik wordt verstaan gebruik langer dan één week.

  • 4

    Het is verboden aan de openbare kade een andere plaats in te nemen dan de havenmeester heeft aangegeven.

  • 5

    Het is verboden zonder vergunning van het college de openbare kades en openbare oevers in gebruik te nemen voor het opslaan van goederen of welke andere doeleinden dan ook, anders dan in overleg met de havenmeester en voor langer dan een door de havenmeester te bepalen termijn.

  • 6

    De met een vergunning geplaatste stoffen of goederen dienen op een door de havenmeester aan te geven afstand van de kademuur te worden geplaatst.

  • 7

    De havenmeester kan zonodig zijn overeenkomstig het 6e lid van dit artikel gegeven aanwijzingen veranderen.

  • 8

    Degene door wiens toedoen een stof of voorwerp in het water, op de openbare kade of op de openbare oever komt tijdens het laden en lossen is verplicht deze stoffen onmiddellijk te verwijderen. Dit ter beoordeling van de in artikel 1.4 genoemde ambtenaren.

Artikel 5.3 Laden en lossen

  • 1

    Het college is bevoegd het laden en lossen aan de openbare kades en openbare oevers te beperken tot de door het college aan te wijzen plaatsen.

  • 2

    Het is verboden zonder vergunning van het college een vaste laad- en/of losplaats op een openbare kade of openbare oever van de haven in te nemen.

  • 3

    Het is verboden:

    • a

      op, aan of langs de haven te laden en te lossen anders dan aan de daarvoor aangewezen aanleg- en losplaatsen;

    • b

      hetzij vaste, hetzij verplaatsbare mechanische losinrichtingen, zoals (drijvende) kranen, transporteurs of soortgelijke inrichtingen, alsmede lostrechters en andere voorwerpen in de haven of op de kades en oevers van de haven te hebben en/of te gebruiken;

    • c

      vaartuigen anders te laden of te lossen dan in de lengte, langs de loswallen, kades en oevers;

    • d

      Het college kan van het bepaalde in lid 3b ontheffing verlenen.

Artikel 5.4 Laden en lossen voor bedrijven aan de haven

  • 1

    Het is aan bedrijven, onmiddellijk aan de kades of oevers van de haven grenzend, verboden gebruik te maken van de haven voor laden en lossen van vaartuigen vanaf hun terreinen, tenzij deze bedrijven, in overleg en onder goedkeuring van het college, voorzieningen aan de oevers en kades voor het afmeren hebben getroffen.

  • 2

    Het is de in het 1e lid genoemde bedrijven eveneens verboden op hun terrein ten behoeve van derden vaartuigen te laden of te lossen, of te doen laden en lossen.

  • 3

    Het college kan van het bepaalde in het 2e lid ontheffing verlenen.

Artikel 5.5 Hinderen van laden en lossen

  • 1

    Het is verboden goederen te laden of te lossen op zodanige wijze, dat dit het laden en lossen van andere schepen en/of goederen belemmert of verhindert.

  • 2

    De havenmeester beoordeelt of het laden en/of lossen op hinderlijke wijze geschiedt.

Hoofdstuk 6 Straf-, slot- en 0vergangsbepalingen

Artikel 6.1 Strafbepaling

  • 1

    Overtreding van enige bepaling dezer verordening is een strafbaar feit en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2

    Met de opsporing van de in het 1e lid bedoelde strafbare feiten zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de in artikel 1.4 lid 3 bedoelde ambtenaren.

  • 3

    De in het 2e lid bedoelde personen zijn bevoegd zich, ook tegen de wil van de schipper, te allen tijde aan boord van een schip te begeven en de daarvan deel uitmakende woongelegenheid zonder toestemming van de bewoner binnen te treden.

Artikel 6.2 Betreden dan wel binnentreden van gebouwen, terreinen en schepen

  • 1

    Personen, die bij of krachtens wettelijke voorschriften zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en opsporingsambtenaren, die en voor zover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van een woning, zonder toestemming van de bewoner.

  • 2

    De in het 1e lid bedoelde last is te allen tijde uitvoerbaar.

  • 3

    Het in het 1e lid bepaalde geldt niet ten aanzien van die ruimten waarvan het betreden of binnentreden, buiten het geval van ontdekking op heterdaad, voor het opsporen van een strafbaar feit ingevolge het bepaalde in artikel 12 van de Algemene wet op het binnentreden niet is toegestaan.

Artikel 6.3 Aanwijzingen en bevelen

  • 1

    De in artikel 1.4 genoemde personen kunnen aanwijzingen en bevelen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven en in het bijzonder ter regeling van het innemen van een ligplaats en ter voorkoming en beperking van gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu.

  • 2

    Degene tot wie een aanwijzing is gericht is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 6.4 Overgangsbepalingen en inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2

    Bij haar inwerkingtreding vervalt de "Havenverordening van de gemeente Waalwijk 1999", vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 23 december 1999.

  • 3

    Vergunningen, ontheffingen en toestemmingen verleend krachtens de dan vervallen verordening blijven van kracht totdat de tijd, waarvoor zij zijn verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 4

    Op aanvragen om een vergunning, een ontheffing of toestemming die vóór het in werking treden van deze verordening zijn gedaan en waarop nog niet is beslist, worden de desbetreffende bepalingen van de Havenverordening Waalwijk 2010 toegepast.

Artikel 6.5 Citeertitel

1 Deze verordening kan worden aangehaald als "Havenverordening Waalwijk 2010";

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waalwijk, gehouden op 8 oktober 2010.

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken drs. A.M.P. Kleijngeld