Beleidsregels jeugdhulp Waalwijk 2019

Geldend van 27-11-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp Waalwijk 2019

Hoofdstuk 1. Inleiding

Inleiding

De Verordening jeugdhulp Waalwijk 2019 (hierna: Verordening) geeft uitvoering aan de Jeugdwet (hierna: wet). Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar de gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijke beperkte jeugdigen en de begeleiding en verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel op basis van ondersteuning door gemeenten (voorziening). Het wettelijk recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door ondersteuning waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk).

Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel te zorgen voor eigen kracht van de jongere en het probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

In het Transitieplan voor het sociaal domein in Waalwijk Andere kijk, goed voor elkaar (hierna: Transitieplan), de regionale koers jeugdhulp Hart van Brabant Samen met de Jeugd 2018 en verder (hierna: Koers Jeugd) en het Beleidsplan jeugdhulp Waalwijk (hierna: Beleidsplan) is het te voeren beleidskader vastgesteld door de gemeenteraad. In de Verordening en het Besluit jeugdhulp Waalwijk 2019 wordt de wet verder uitgewerkt op gemeentelijk niveau. In de Toelichting op de Verordening jeugdhulp Waalwijk 2019 worden de wettelijke grondslagen genoemd.

Het Transitieplan, het Beleidskader jeugd, het Beleidsplan, de Verordening en de Beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze Beleidsregels zullen zoveel mogelijk de opbouw van de Verordening volgen.

Deze beleidsregels zullen in werking treden op de dag, na die waarop deze bekend zijn gemaakt. Alle definities die in deze Beleidsregels worden, gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Verordening. Waar “hij” staat kan ook “zij” gelezen worden.

Hoofdstuk 2. Vormen van toegang 

2.1 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.9, onder a, van de wet bepaalt dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen. In onze Verordening is onderscheid gemaakt tussen overige en individuele voorzieningen. Voor een deel van de hulpvragen kan worden volstaan met een overige voorziening. Hier kunnen jeugdigen en hun ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. Deze vormen van jeugdhulp worden in hoofdstuk 4 nader toegelicht.

2.2 Toegang tot jeugdhulp

Bij een (vrijwillige) hulpvraag die de gemeente rechtstreeks ontvangt wordt een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen om de hulpvraag van de burger, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen. Daarbij wordt aandacht besteed aan alle leefdomeinen, dus niet alleen aan jeugdhulp. Hiervoor kan een speciaal ontwikkeld, (digitaal) instrument worden ingezet. Er wordt geïnventariseerd wat de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van hun sociaal netwerk of vrijwillige inzet dan wel door het verrichten van maatschappelijke nuttige activiteiten kunnen doen om hun zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren. Daarna wordt onderzocht of met ondersteuning van andere voorzieningen, die niet onder de reikwijdte van de Jeugdwet vallen, of een overige of individuele voorziening op grond van de Jeugdwet de hulpvraag kan worden opgelost.

Als het gaat om specialistische jeugdhulp, zijn er in de gemeente Waalwijk drie mogelijkheden voor de wijze waarop professionals een jeugdige naar specialistische jeugdhulp kunnen doorverwijzen.

1. Team WijZ

De medewerkers van Team WijZ hebben mandaat om snel en direct ondersteuning in te zetten. Team WijZ is het toegangsteam van de gemeente Waalwijk en staat voor Welzijn, inkomen, jeugdhulp en zorg. Zij kunnen onder andere direct doorverwijzen naar vrij toegankelijk aanbod. Dit is aanbod voor advies en informatie, ambulante trainingen en cursussen, ambulante behandeling en begeleiding. De toegangsprocedure komt in hoofdstuk 3 uitgebreid aan de orde.

2. Huisartsen, jeugdartsen en medische specialisten (zoals kinderartsen)

Deze beroepsgroepen hebben wettelijk de ruimte om zelf, naar eigen inzicht, door te verwijzen naar gecontracteerde jeugdhulp. Ten behoeve van een sluitende aanpak worden met hen op regionaal en lokaal niveau afspraken gemaakt over de wijze waarop het beste kan worden samengewerkt. Er wordt aangesloten op de toegang bij de gemeente Waalwijk. De gemeente heeft in deze gevallen een leveringsplicht.

3. Justitieel kader

In het gedwongen kader kan de gecertificeerde instelling (GI) bepalen welke jeugdhulp ingezet dient te worden. Dit kan alle vormen van jeugdhulp betreffen, ook aanvullende (gespecialiseerde) jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering (JR). Toeleiding naar de GI kan plaatsvinden via de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur van een justitiële jeugdinrichting. De gemeente heeft in deze gevallen een leveringsplicht.

Om de veiligheid te waarborgen en om het jeugdstelsel integraal in te richten gelden de volgende beleidskaders voor het gedwongen kader:

  • 1.

    De werkwijze van het gedwongen kader moet logisch aansluiten op het vrijwillig kader om continuïteit van hulp te waarborgen, ook na beëindiging van opgelegde (jeugdbeschermings- of jeugdreclasserings-)maatregelen;

  • 2.

    Team WijZ speelt een centrale rol en bewaakt de integrale inzet en continuïteit van hulp. Maatregelen kunnen tijdelijk of permanent zijn, en zijn in principe niet gericht op de normale, dagelijkse leefwereld van het gezin;

  • 3.

    Voor de jeugdigen en ouders moet het duidelijk en transparant zijn hoe de rollen, taken en verantwoordelijkheden belegd zijn tussen de medewerker van Team WijZ, specialistische hulpverlener en de (gezins)voogd of jeugdreclasseringsmedewerker. Bij ernstige problematiek kunnen drangmaatregelen (opgedragen hulpverlening, vrijwillig maar niet vrijblijvend) gebruikt worden of een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming ingediend worden. Toegang vindt plaats via Veilig Thuis. Mocht de Raad voor de Kinderbescherming een maatregel aanvragen bij de rechter, en de rechter heeft een maatregel uitgesproken, dan gaat ook de (gezins)voogd/jeugdreclasseerder aan de slag in het gezin;

  • 4.

    De medewerker van Team WijZ, de (gezins-)voogd en de specialistische hulp werken nauw samen als dit noodzakelijk is om de doelen van de ondertoezichtstelling (OTS), voogdij- en/of JR-maatregel te behalen;

  • 5.

    Ouders worden altijd geïnformeerd indien een verzoek tot Raadsonderzoek ingediend wordt;

  • 6.

    Uitgangspunt is dat gemeenten bij incidenten niet met protocollen reageren, maar zoeken naar oplossingen met goede ondersteuning en multidisciplinaire oordeelsvorming.

Hoofdstuk 3. Procedure 

Procedure

De jeugdige en zijn ouders kunnen een hulpvraag stellen bij team WijZ of bij de huisarts, medische specialist of jeugdarts. Deze medisch specialisten mogen de jeugdige of zijn ouders, zonder tussenkomst van de gemeente, verwijzen naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder. Indien de hulpvraag via de gemeente loopt, wordt onderstaande procedure doorlopen. Een uitzondering hierop is dat bij spoedeisende gevallen het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel treft. Spoedeisende hulpvragen kunnen worden gemeld bij het Crisisinterventieteam (CIT). Dit team biedt 24 uur per dag hulp bij crisissituaties en bij verward gedrag. Het team bestaat uit professionals van Jeugdbescherming Brabant, Veilig Thuis, GGZ Breburg, Amarant Groep en Sterk Huis. Het CIT is bereikbaar via het telefoonnummer 0800-8013.

In lijn met de werkwijze voor maatschappelijke ondersteuning, is het voor de jeugdige of ouder mogelijk om gebruik te maken van cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Het doel is de jeugdige of zijn ouders een zo integraal mogelijke dienstverlening te bieden op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

3.1 Melding hulpvraag

Wanneer een jeugdige of ouder behoefte heeft aan hulp of ondersteuning kan hij of zij de website WaalWijzer raadplegen. De WaalWijzer biedt handvatten bij het vinden van ondersteuning die de inwoner zelf kan organiseren en helpt daarbij met het slim oplossen van de vraag waardoor hij zelf verder kan (zie Transitieplan: Hulpwijzer). De WaalWijzer is altijd en voor iedereen toegankelijk. Als blijkt dat het probleem niet voldoende is opgelost, kan een melding van de hulpvraag worden gedaan. De melding van een hulpvraag kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan (door de jeugdige of zijn ouders zelf of namens de jeugdige of zijn ouders).

De ontvangst van de melding wordt altijd bevestigd. Na de melding start de gemeente met het onderzoek, zoals beschreven in de Verordening.

3.2 Onderzoek en gesprek

De melding van de hulpvraag wordt opgepakt door team WijZ. Voor een zorgvuldig besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Indien nodig voor het onderzoek, kan er ook sprake zijn van meerdere opeenvolgende gesprekken. Het brede gesprek is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van de jeugdige of ouder. Het gesprek en onderzoek worden gevoerd op basis van een integrale vraaganalyse.

In het gesprek is onder andere aandacht voor:

  • a.

    De behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

  • b.

    Het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • c.

    Het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving tot een oplossing te komen;

  • d.

    De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

  • e.

    De mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

  • f.

    De wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • g.

    Hoe rekening gehouden zal worden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

  • h.

    De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze;

  • i.

    De mogelijkheid een familiegroepsplan op te stellen.

 

Doel van het gesprek is om samen met de jeugdige en zijn ouders te komen tot een integraal plan van aanpak en de jeugdige en zijn ouders te begeleiden naar het ondersteuningsaanbod. Indien een individuele voorziening nodig is, zal de melding overgaan in een aanvraag. 

Wanneer uit het gesprek blijkt dat er meer informatie nodig is, worden jeugdige of ouders verzocht toestemming te geven om informatie op te vragen bij derden of aan hen wordt verzocht zelf zorg te dragen voor de benodigde informatie. Indien nodig kan de medewerker van team WijZ een deskundigenadvies aanvragen bij onder andere het expertiseteam van Hart van Brabant.  

3.3 Plan van aanpak

Het onderzoek/gesprek wordt afgesloten met een integraal plan van aanpak. Het integraal plan van aanpak is de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die met de jeugdige of zijn ouders zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding. Hierin is in ieder geval opgenomen:

  • a.

    wat de persoonlijke situatie is van de jeugdige of zijn ouders;

  • b.

    wat de gewenste resultaten zijn; en

  • c.

    welke afspraken gemaakt zijn.

Afspraken kunnen onder andere gaan over het inzetten van voorliggende voorzieningen of het aanspreken van het sociaal netwerk voor ondersteuning of hulp en aanvullende individuele voorzieningen die eventueel (nog) noodzakelijk zijn voor de jeugdige of zijn ouders. Het integraal plan van aanpak wordt samen met de jeugdige of zijn ouders opgesteld. In gezamenlijkheid wordt gekeken welke oplossingen gewenst zijn.  

Het integraal plan van aanpak wordt aan de jeugdige of zijn ouders overhandigd. Dit kan gebeuren aansluitend aan het gesprek of door nazending aan de jeugdige of zijn ouders. Het integraal plan van aanpak dient door de medewerker en de jeugdige of zijn ouders voor akkoord ondertekend te worden. 

3.4 Aanvraag

Het document dat gebruikt wordt voor het plan van aanpak dient tevens als aanvraagformulier voor een individuele voorziening, indien de betreffende aanvraag hieruit blijkt. Het ondertekende integraal plan van aanpak kan als een praktisch en juridisch document worden gebruikt, conform de eisen die hieraan zijn gesteld op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Een aanvraag kan door de gemeente in behandeling worden genomen, indien:

  • a.

    deze is voorzien van vermelding om welke voorziening(en) het gaat;

  • b.

    deze is voorzien van ondertekening door de jeugdige en/of diens wettelijke vertegenwoordiger;

  • c.

    deze is voorzien van naam, geboortedatum en BSN van de jeugdige en/of diens wettelijk vertegenwoordiger;

  • d.

    is voldaan aan de identificatieplicht van de jeugdige.  

Wanneer een aanvraag niet volledig wordt ingediend, wordt op grond van artikel 4:5 Awb verzocht om aanvulling van de aanvraag. De datum van indiening van de oorspronkelijke aanvraag is bepalend.  

Indien de gemeente een aanvraag ontvangt die door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden, heeft de gemeente een doorzendplicht (artikel 2:3 Awb).

3.5 Beschikking

De jeugdige of zijn ouders ontvangt binnen 8 weken na de aanvraag, op grond van artikel 4:13 Awb, een schriftelijke beslissing, de beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal de jeugdige of zijn ouders voor afloop van de termijn, op grond van artikel 4:14 Awb, schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van de termijn.

  • 1.

    In de beschikking staat:

  • a.

    de aanvraagdatum;

  • b.

    de beslissing;

  • c.

    de motivering van de beslissing;

  • d.

    informatie over effectuering van het besluit.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c.

    wat de motivering is voor de verstrekte voorziening(en);

  • d.

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

  • e.

    welke andere voorzieningen binnen het integraal plan van aanpak relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • b.

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c.

    wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

  • e.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

 

Tegen de beslissing zijn bezwaar en beroep volgens de Awb mogelijk. 

Hoofdstuk 4. Afwegingskader voor een individuele voorziening

Bij het vaststellen of er een individuele voorziening nodig is, wordt een aantal stappen doorlopen. Eerst zal er gekeken moeten worden of er ondersteuning nodig is. Een hulpvraag kan namelijk vaak op eigen kracht en middels het eigen netwerk op worden gelost. Vervolgens wordt bepaald of hierbij een algemeen gebruikelijke voorziening voldoende ondersteuning biedt of dat er een voorliggende voorziening beschikbaar is. Wanneer dit niet of onvoldoende het geval is komt een voorziening in het kader van de jeugdhulp in beeld: een vrij toegankelijke overige voorziening of een individuele voorziening, afhankelijk van de zwaarte en complexiteit van de problematiek. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, zal beoordeeld moeten worden welk resultaat hiermee behaald moet worden.

4.1 Woonplaatsbeginsel

Bij jeugdigen is in de basis de gemeente waar de ouder met gezag woont de verantwoordelijke gemeente voor de inzet van jeugdhulp. Meestal is dat direct duidelijk, maar soms ligt het ingewikkelder. In de Jeugdwet (artikel 1.1) bepaalt het woonplaatsbeginsel welke gemeente verantwoordelijk is voor het inzetten van jeugdhulp of de uitvoering van de maatregel jeugdbescherming of jeugdreclassering (dan is veelal de gemeente waar de jeugdige verblijft de verantwoordelijke gemeente).

Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg.

4.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Wanneer mensen een beperking hebben, wordt bij activiteiten in het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding nog vaak gedacht aan een individuele voorziening, terwijl er algemeen gebruikelijke voorzieningen mogelijk zijn of het de verantwoordelijkheid is van de jeugdige of zijn ouders. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden, die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn (lijst is niet uitputtend):

  • a.

    Ondersteuning door een vrijwilliger

  • b.

    Kinderopvang

  • c.

    Scouting of sportclub

4.3 Gebruikelijke hulp en eigen kracht

Van partners, ouders van kinderen en huisgenoten wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. Dit wordt gebruikelijke hulp genoemd. De omvang en inhoud van de gebruikelijke hulp is afhankelijk van de sociale relatie. Hoe intiemer de relatie, hoe meer hulp verwacht mag worden. Dit zal veelal het geval zijn bij 1e of 2e-graads bloedverwanten van de jeugdige. Wanneer de hulpvraag de gebruikelijke hulp overstijgt, kan hulp en ondersteuning worden ingezet. Dit is echter pas het geval als de benodigde bovengebruikelijke hulp redelijkerwijs niet van hen kan worden verwacht. Om vast te kunnen stellen of er sprake is van bovengebruikelijke hulp wordt ook gebruik gemaakt van bijlage 2. Hierin is per leeftijdscategorie opgenomen wat het gemiddelde ontwikkelingsniveau is van een kind zonder beperkingen en welke hulp verwacht wordt.

Voor de hulp die ouders verlenen, hoeft de gemeente niet altijd jeugdhulp in te zetten. Uit de parlementaire geschiedenis van de Jeugdwet blijkt dat een voorziening niet nodig is als de jeugdige en zijn ouders zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden, een voorziening niet nodig is. Dit wordt eigen kracht genoemd. Dit geldt ook als met de eigen kracht bovengebruikelijke hulp geleverd moet worden. De financiële situatie van een gezin kan ook onderdeel zijn van het onderzoek naar de eigen kracht van een gezin, zo blijkt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2019.

4.4 Voorliggende voorzieningen

Wanneer blijkt dat de jeugdige of zijn ouders niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, wordt beoordeeld of er andere mogelijkheden zijn om de problemen die de jeugdige of zijn ouders ervaart (gedeeltelijk) te kunnen oplossen. Dit wordt besproken met de jeugdige of zijn ouders.

Voorliggend op de Jeugdwet zijn bijvoorbeeld andere wettelijke regelingen zoals

de Wet langdurige zorg (Wlz), ziektekostenverzekering of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). In de Verordening worden deze voorzieningen andere voorzieningen genoemd. Indien hiervan gebruik kan worden gemaakt, zal er op grond van de Jeugdwet geen voorziening worden verstrekt. Wel kan de gemeente in voorkomende gevallen ondersteuning bieden bij bijvoorbeeld het aanvragen van een Wlz-indicatie.

Hierbij kan gedacht worden aan (lijst is niet uitputtend):

  • a.

    Onderwijs:

begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties, als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn, kan een individuele voorziening aan de orde zijn.

  • b.

    Kinderopvang:

kinderopvang is de verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag). Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend en het leren omgaan van leidsters met het betreffende kind valt onder de gebruikelijke hulp die ouders moeten bieden. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, en de begeleiding niet valt onder de door de ziektekostenverzekeraar vergoede kosten voor verpleging en verzorging, dan kan een individuele voorziening aan de orde zijn.

  • c.

    Arbeidsvoorzieningen:

op grond van de Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is, een maatwerkvoorziening ('daginvulling') kan worden overwogen. Deze regeling is niet van toepassing op mensen met een normale capaciteit die geen werk kunnen vinden.

4.5 Overige voorzieningen

Overige voorzieningen zijn voorzieningen die rechtstreeks toegankelijk zijn zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders. Vaak worden deze voorzieningen (deels) gesubsidieerd door de gemeente en uitgevoerd door maatschappelijke partners van de gemeente. Ze zijn volledig toegankelijk zonder toegangsbeoordeling en daarmee laagdrempelig. Ze omvatten in elk geval de beschikbaarheid van informatie, (opvoed)advies, voorlichting, cursussen en trainingen.

De gemeente zorgt ervoor dat in het kader van de Jeugdwet in ieder geval de volgende vormen van overige voorzieningen beschikbaar zijn:

  • a.

    Advies en informatie. Hier is onder andere team WIJZ van de gemeente voor beschikbaar. Op de website www.waalwijzer.nl staat veel informatie. Daarnaast is advies en informatie ook te vinden bij bijvoorbeeld de GGD en Veilig Thuis.

  • b.

    Enkelvoudige (ambulante) opgroei- en opvoedondersteuning. Deze ondersteuning wordt onder andere geboden door de consultatiebureaus van de GGD in Waalwijk en Waspik. Ook welzijnsorganisatie Contour de Twern biedt opvoedondersteuning, bijvoorbeeld via Thuisondersteuning met Vrijwilligers.

  • c.

    Veilig Thuis. Dit is het advies- en meldpunt huiselijke geweld en kindermishandeling (zoals verplicht gesteld in hoofdstuk 4 van de Wmo 2015. Een meldpunt waar iedereen (zowel inwoners als professionals) 24 uur per dag, 7 dagen per week, terecht kan voor het melden van zorgen om kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Inwoners kunnen hier ook terecht voor het inwinnen van advies. Veilig Thuis zal bij een vermoeden van relevante problematiek een vervolgonderzoek starten en contact opnemen met de betreffende hulpverlenende instanties in de gemeente om actie te ondernemen. Daarnaast is bij Veilig Thuis een vertrouwensarts aangesteld die via de telefoondienst van Veilig Thuis te benaderen is.

  • d.

    Vertrouwenspersoon. De functie van vertrouwenspersoon wordt in opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uitgevoerd door het AKJ (Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg).

 

4.6 Individuele voorzieningen

Het uitgangspunt bij het bieden van ondersteuning is de individuele situatie van de jeugdige of zijn ouders. Als blijkt dat er aanvullend op bovenstaande oplossingsmogelijkheden ondersteuning nodig is, dan wordt die geboden in de vorm van een individuele voorziening. In hoofdstuk 2 en 3 wordt uiteengezet hoe de toegang tot een individuele voorziening geregeld is. De voorzieningen die beschikbaar zijn in de gemeente Waalwijk worden regionaal (Hart van Brabant) of op landelijk niveau ingekocht.

Om te kunnen bepalen welke voorziening / zorgarrangement in welke vorm passend is voor de jeugdige is een 12-stappenplan ontwikkeld. Hierin staat vermeld welke stappen Team WijZ doorloopt om het juiste doel of resultaat te bepalen: het wat. En welke jeugdhulp ingezet moet worden om dat resultaat te behalen. Het arrangement dat is gekozen biedt daarvoor het inhoudelijk en financieel kader. De zorgaanbieders spelen daarna een duidelijke rol: zij bepalen hoe deze resultaten en doelen behaald kunnen worden. Door het doel en resultaat te beschrijven met de jeugdige en/of zijn ouders en in overleg met de zorgaanbieder aan te geven hoe dit bereikt zal worden, wordt altijd een passend traject geleverd. Op http:///www.wegwijzerhvb.nl/jeugd staan het stappenplan en alle voorzieningen jeugdhulp omschreven die ingezet kunnen worden. Dit is ook inzichtelijk via www.zorginregiohartvanbrabant.nl waarin ook de zorgarrangementen en productcodes van alle voorzieningen te vinden zijn.

4.6.1 Vervoer 

Bij een individuele voorziening jeugdhulp kan de vervoerscomponent worden meegenomen. Het is niet vanzelfsprekend dat er binnen een individuele voorziening voor vervoer wordt gezorgd. De prijs van vervoer is niet inbegrepen bij het arrangement. Alleen indien de zorgaanbieder hiervoor is gecontracteerd kan hiervoor een aparte beschikking worden afgegeven. In alle overige gevallen wordt vervoer op individuele basis geregeld.

Team WijZ beoordeelt of een vervoersvoorziening voor een jeugdige en eventueel de ouder noodzakelijk is en zo ja, welke vervoersvoorziening passend en toereikend is. Als de team WijZ de verwijzer is, dan is de inzet van vervoer opgenomen in het plan van aanpak als onderdeel van de manier waarop het beoogde resultaat behaald wordt. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van bovengebruikelijke kosten die gemaakt moeten worden voor het vervoer past de verwijzer de Richtlijn gebruikelijke zorg toe (zie Bijlage 2).

Een jeugdige komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als:

  • a.

    de jeugdige niet op eigen gelegenheid naar de locatie kan reizen vanwege medische beperking of zelfredzaamheid;

  • b.

    er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid van de ouders waardoor zij niet zelf vervoer kunnen verzorgen;

  • c.

    er geen sprake is van mogelijkheden in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen; en

  • d.

    de afstand tot de voorziening meer is dan 6 kilometer.

 

De vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    vervoer door derden in opdracht van de zorgaanbieder of het college;

  • b.

    een vergoeding voor een openbare vervoersvoorziening; of

  • c.

    een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer.

4.6.2 Enkelvoudige Ernstige Dyslexie (EED)

Voor de inzet van dyslexiezorg voor enkelvoudige ernstige dyslexie is een strikt toelatingsproces afgesproken met het onderwijs en de zorgaanbieders. Dyslexiezorg is mogelijk, onder de voorwaarden dat de jeugdige voldoet aan de eisen:

  • 1.

    de jeugdige volgt primair onderwijs; en

  • 2.

    de jeugdige is 7 jaar of ouder; en

  • 3.

    de behandeling is voor de 13e verjaardag gestart; en

  • 4.

    er is voldaan aan de toegangscriteria.

Dit houdt in dat de school een leerlingdossier heeft opgesteld, waaruit blijkt dat het dyslexieprotocol is doorlopen. De screener van het Samenwerkingsverband van de scholen bepaalt dat het noodzakelijk is dyslexiezorg in te zetten.

4.6.3 Beschermd wonen

Jeugdigen in de leeftijdscategorie 16-18 jaar kunnen gebruik maken van de voorziening beschermd wonen. Bij het gesprek over beschermd wonen dienen de jeugdige en de ouder aanwezig te zijn.

Bij de beoordeling of de voorziening beschermd wonen aan de orde is voor een jeugdige toetst het regionale Toegangsteam Beschermd Wonen of deze voorziening passend en noodzakelijk is. Beschermd wonen wordt ingezet in de vorm van een 'intramuraal zorgzwaartepakket beschermd wonen bij psychi(atri)sche en/of psychosociale problemen'. Bij de bepaling of/welk type Beschermd wonen voor een jeugdige passend en toereikend is, hanteren team WijZ en Toegangsteam Beschermd Wonen de indeling van de zorgzwaartepakketten als richtlijn.

4.6.4 Logeeropvang

Team WijZ beoordeelt of logeeropvang voor een jeugdige noodzakelijk is. Per in rekening te brengen etmaal logeeropvang kan aanvullend maximaal 6 uur begeleiding individueel ingezet worden, afhankelijk van de zorgzwaarte. Logeeropvang c.q. kortdurend verblijf bij informele hulp in pgb wordt toegekend door middel van een tegemoetkoming in de kosten. Deze wordt rechtstreeks aan de jeugdige / het gezin uitgekeerd.

4.6.5 Spoedhulp

Als er spoedhulp nodig is als beschreven in artikel 6, lid 3 van de verordening, dan verloopt de aanmelding daarvan via het CIT. Het CIT neemt de aanvraag in behandeling en verzorgt ook de verwijzing en de toeleiding naar de jeugdhulp. Als er sprake is van dergelijke spoedhulp wordt de jeugdhulp op korte termijn - binnen twee werkdagen - ingezet. De beschikking wordt afgegeven door de gemeente, dit kan ook nadat de hulp al gestart is.

4.6.3 Goedkoopst adequate individuele voorziening

De verstrekking is altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening, waarbij de adequaatheid leidend is. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien de jeugdige of zijn ouders een duurdere voorziening willen (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor hun rekening. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een pgb gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening.

4.7 Verantwoordelijkheden cliënt versus college

In geval van een gestelde hulpvraag wordt uitgegaan van wederzijdse inspanningen van zowel gemeente als cliënt. Er wordt zowel een beroep gedaan op de gemeente om zeer uitgebreid alle mogelijkheden om tot oplossingen te komen te onderzoeken, als op de eigen kracht van de jeugdige of zijn ouders van wie wordt verwacht eerst zelf naar oplossingen te zoeken voordat bij de gemeente om ondersteuning wordt gevraagd.

Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de cliënt om zowel proactief als desgevraagd medewerking te verlenen aan verzoeken tot informatieverstrekking voor zover relevant bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte.

4.8 Overgang 18-/18+

Een speerpunt van het beleid in regio Hart van Brabant is het terugdringen van de verlengde jeugdhulp en sluitende afspraken te maken over het Wmo-aanbod. De beschikking voor jeugdhulp wordt in principe afgegeven tot de leeftijd van 18 jaar. Verlengde jeugdhulp is nog zeer beperkt mogelijk voor die jongeren waarvoor op grond van andere wet- en regelgeving geen voorzieningen mogelijk zijn, maximaal tot 23 jaar.

Hierbij geldt een uitzondering voor specifieke jeugdreclasseringstrajecten en/of specifieke gevallen van jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. Het college behoudt altijd de bevoegdheid om, indien het dat nodig acht, voor deze of andere doelgroepen na deze leeftijdsgrens hulp in te zetten. Het betreft hier uitdrukkelijk uitzonderingsgevallen.

Hoofdstuk 5. Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb) bij een individuele voorziening

De jeugdige of zijn ouders kunnen de individuele voorziening via zorg in natura ontvangen of zelf organiseren en inkopen via een pgb. Een pgb biedt de mogelijkheid om ook in afwijkende gevallen een passende oplossing te vinden. Een pgb kan bovendien een geschikt instrument zijn voor de jeugdige of zijn ouders om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een vorm van verstrekking die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De jeugdige of zijn ouders moeten wel gemotiveerd aantonen dat een individuele voorziening in natura, geleverd door een aanbieder, voor de jeugdige niet passend is in zijn situatie.

De gemeente vindt het belangrijk dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een pgb kunnen inzetten. Of er redenen zijn een pgb eventueel niet toe te kennen, wordt op basis van iemands individuele situatie beoordeeld (voor jeugdhulp worden hierbij de onder artikel 8.1.1 van de Jeugdwet benoemde criteria gehanteerd).

Jeugdigen die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering hebben gekregen, of jeugdigen die zijn opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging, komen niet in aanmerking voor een pgb.

5.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb

5.1.1 Gemotiveerd budgetplan

Een individuele voorziening wordt alleen in de vorm van een pgb verstrekt, indien de jeugdige of zijn ouders dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld budgetplan, vraagt (conform artikel 8.1.1 van de Jeugdwet). Zij moeten daarin gemotiveerd aangeven waarom het gecontracteerde aanbod van de gemeente niet passend is in de specifieke situatie. Daarnaast moeten de jeugdige of zijn ouders hierin aangeven hoe zij de ondersteuning gaan organiseren. Dit plan moet onder andere inzicht geven in wie de hulp gaat leveren en - afhankelijk van het type ondersteuning - of deze persoon/organisatie beschikt over de benodigde kwalificaties (zijnde wettelijke kwaliteitscriteria en voorschriften).

Door het opstellen van een budgetplan worden de jeugdige of zijn ouders gestimuleerd na te denken over oplossing van de zorgvraag, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet.

Het budgetplan voor een pgb omvat in ieder geval:

  • a.

    de te treffen individuele voorziening en het beoogde resultaat/doel;

  • b.

    de voorgenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten;

  • c.

    de professionele kwalificaties van de uitvoerder, en;

  • d.

    een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde aanbieder (zorg in natura) niet passend is naar oordeel van de aanvrager.

5.1.2 Bekwaamheid

Het pgb is in beginsel inzetbaar voor alle Waalwijkse cliënten die in aanmerking komen voor ondersteuning op grond van de Jeugdwet. Gemeente Waalwijk wil dat mensen die een pgb aanvragen een bewuste keuze maken en weten welke verantwoordelijkheden daarmee samenhangen.

Als de jeugdige of zijn ouders een pgb willen, wordt bekeken of zij de verantwoordelijkheden die daarbij horen kunnen dragen. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.

Er kunnen overwegende bezwaren zijn op grond waarvan een pgb geweigerd wordt. Overwegende bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:

  • a.

    de budgethouder handelingsonbekwaam is;

  • b.

    de budgethouder als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft;

  • c.

    er sprake van verslavingsproblematiek is;

  • d.

    er sprake van schuldenproblematiek is;

  • e.

    er eerder misbruik gemaakt is van het pgb;

  • f.

    eerder sprake is geweest van fraude; of

  • g.

    de budgethouder een zodanig progressief ziektebeeld heeft, waardoor te verwachten is dat de voorziening niet langdurig adequaat is, dan wordt de voorziening in natura verstrekt. 

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. 

Tot slot kan het college een persoonsgebonden budget weigeren:

  • h.

    indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een persoonsgebonden budget is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget; of

  • i.

    voor zover dit is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

 

Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat (met toestemming gezaghebbenden bij jeugdigen tot 18 jaar).

In het geval de jeugdige of zijn ouders zelf niet beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het pgb, kan in een aantal situaties toch een pgb worden verstrekt. In dat geval kan bijvoorbeeld gezaghebbende of een wettelijk vertegenwoordiger de regierol op zich nemen. Uit artikel 8.1.1 lid 2 sub a van de wet volgt wie namens de jeugdige de regie over het pgb op zich kan nemen. De hulpverlener wordt hierbij niet genoemd. Deze zijn ook opgenomen in artikel 13, lid 2, sub a van de verordening. Bij een pgb voor het sociale netwerk is het wel mogelijk dat de hulpverlener de budgethouder is.

5.1.3. Kwaliteit

De Jeugdwet (Hoofdstuk 4) stelt kwaliteitseisen aan alle aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen. Deze eisen gelden voor zowel aanbieders van zorg in natura als voor ondersteuning via een pgb. De volgende kwaliteitseisen zijn opgenomen:

  • a.

    verantwoorde hulp bieden, artikel 4.1.1, eerste lid;

  • b.

    norm voor verantwoorde werktoedeling, artikel 4.1.1, tweede lid;

  • c.

    mogelijkheid tot opstellen familiegroepsplan, artikel 4.1.2 en 4.1.3;

  • d.

    gebruikmaken van een kwaliteitssysteem, artikel 4.1.4;

  • e.

    bezit van een VOG, artikel 4.1.6;

  • f.

    6.vaststellen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, artikel 4.1.7;

  • g.

    meldplicht calamiteit en geweld, artikel 4.1.8;

  • h.

    instellen van een vertrouwenspersoon, artikel 4.1.9.

5.2 Voorlichting

Zoals uit de Jeugdwet is af te leiden, is het belangrijk dat de jeugdige of zijn ouders vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al vóór het moment van aanvragen worden gegeven. Tijdens het gesprek zal de jeugdige of zijn ouders door een medewerker van team WijZ worden geïnformeerd. Bij de beschikking wordt de informatie over het pgb nogmaals toegevoegd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum pgb van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

5.3 Eigen verantwoordelijkheden van de jeugdige of zijn ouders 

De jeugdige of zijn ouders zijn zelf verantwoordelijk voor:

  • a.

    het doorgeven (op verzoek of uit eigen beweging) van feiten en omstandigheden aan de gemeente waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een pgb; en

  • b.

    het inkopen/regelen van individuele voorziening of hulp.

De hulpverlener die vanuit het pgb wordt betaald, is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de Belastingdienst.  

In het kader van het trekkingsrecht geeft de SVB aan de Belastingdienst door aan wie zij geld heeft uitbetaald.

5.4 Beschikking pgb 

  • 1.

    Als de jeugdige of zijn ouders kiezen voor een pgb, wordt in de beschikking onder andere aanvullend opgenomen (conform artikel 13 en 14 van de Verordening):

  • a.

    dat er sprake is van een individuele voorziening in de vorm van een pgb;

  • b.

    de hoogte van het pgb.

 

  • 2.

    De toekenning van het pgb eindigt wanneer:

  • a.

    de jeugdige verhuist naar een andere gemeente;

  • b.

    de jeugdige overlijdt;

  • c.

    de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • d.

    de jeugdige of zijn ouders aangeven dat hun situatie is veranderd en (de gemeente) vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • e.

    de budgethouder geen verantwoording aflegt over het gebruik van het pgb en de behaalde resultaten;

  • f.

    de budgethouder het pgb laat omzetten in ZiN;

  • g.

    de gemeente het pgb beëindigt in geval van oneigenlijk gebruik van het pgb door de cliënt en/of het ontstaan van schulden bij cliënt.

5.5 Trekkingsrecht 

In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum pgb van de SVB. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel hulp is geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet-bestede pgb-bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Ook de pgb’s voor een hulpmiddel of voorziening moeten worden overgemaakt naar de SVB, waarna de SVB de ingezonden facturen betaalt.

Uitzonderingen op de regel zijn eenmalige pgb’s. Deze worden uitbetaald en gecontroleerd door de gemeente zelf.

In de processen en systemen van de SVB is een aantal waarborgen en controles ingebouwd. Zo kan de SVB geen uitbetaling doen zonder goedkeuring van de gemeente en controleert de SVB de contracten vanuit arbeidsrechtelijk oogpunt. De gemeente is daarnaast verantwoordelijk voor een inhoudelijke controle op contracten, bijvoorbeeld gericht op kwaliteit van ondersteuning.

De gemeente maakt het budget (periodiek) over aan de SVB. De budgethouder sluit contracten af met één of meerdere zorgverleners voor de inkoop van de benodigde hulp en ondersteuning. De SVB heeft modelovereenkomsten beschikbaar waar budgethouders gebruik van kunnen maken.

5.6 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

In het budgetplan van de jeugdige of zijn ouders kunnen zij de wens uitspreken om hun sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de “gebruikelijke hulp” overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan zorg in natura.

Als een pgb wordt aangevraagd is voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen hulp veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. Ook bij het beoordelen van de kwaliteit van de ondersteuning uit het sociale netwerk weegt het college mee of deze in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Personen uit het sociale netwerk kunnen via een pgb ingezet worden voor persoonlijke verzorging en begeleiding.

5.7 Hoogte pgb individuele voorziening voor immateriële dienstverlening

De hoogte van de pgb’s voor individuele voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de tarieven voor zorg in natura. Omdat aanbieders die zorg in natura leveren aan meer eisen moeten voldoen dan aanbieders die met een pgb zorg leveren, is het pgb-tarief voor formele pgb-zorg op 90% van de tarieven zorg in natura vastgesteld. Ten aanzien van het tarief voor informele zorg (50%) is in overweging genomen dat het een tegemoetkoming en erkenning moet zijn voor de geleverde inzet, maar expliciet géén inkomen.

5.8 Besteding en verantwoording

  • 1.

    Cliënten moeten binnen 6 maanden nadat beschikt is starten met besteding van het pgb-budget. Hiervan kan worden afgeweken als daar gegronde redenen voor zijn.

  • 2.

    Voor de controle van de individuele voorzieningen in de vorm van een pgb dienen de jeugdige of zijn ouders het volgende te bewaren, afhankelijk van de situatie:

  • a.

    de nota/factuur van de individuele voorziening;

  • b.

    een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening of betalingsafschrift van de bank of giro waarop zichtbaar is dat de overschrijving heeft plaatsgevonden;

  • c.

    de salarisstroken van de hulpverlener.

  • 3.

    De besteding van het pgb wordt steekproefsgewijs getoetst. Wanneer het pgb anders besteed is dan bedoeld zal de gemeente overwegen het pgb geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

  • 4.

    Bij het overlijden of verhuizen van de jeugdige kan een deel van het pgb teruggevorderd worden. Dit geldt ook als de indicatieperiode of geldigheidsduur van de voorziening nog niet is verstreken.

Hoofdstuk 6. Klachtenprocedure en toezicht stuk

6.1 Klachtenprocedure

Als een cliënt ontevreden is over een gedraging van een medewerker of een bestuurder van de gemeente, kunnen zij daarover een klacht indienen volgens de algemene klachtenregeling van de gemeente. Indien men een klacht heeft over bijvoorbeeld een gedraging van een medewerker van de aanbieder of over de geleverde zorg door de aanbieder, moet men in eerste instantie een klacht indienen bij de aanbieder zelf.

6.2. Toezicht

Hoofdstuk 6 van de verordening ziet op de naleving van de wettelijke verplichtingen. Wij onderscheiden twee vormen van toezicht op die naleving: toezicht op kwaliteit en toezicht op rechtmatigheid.

6.2.1 Toezicht op kwaliteit

In ieder geval behelst dit toezicht op calamiteiten en geweldsituaties. Iedere aanbieder is op grond van de Jeugdwet verplicht om calamiteiten en geweld te melden. Onder calamiteit wordt verstaan een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg. In de Jeugdwet is het toezicht op de kwaliteit belegd bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Daarnaast heeft de gemeente een rol bij het toezien op / controleren van de kwaliteit, onder andere via het contractmanagement. De kwaliteitseisen en verdere informatie over de monitoring van de kwaliteit zijn opgenomen in het Programma van Eisen voor de inkoop van Jeugdhulp. Gemeente Tilburg voert dit contractmanagement als gastheergemeente uit voor regio Hart van Brabant. Er worden diverse instrumenten ingezet.

6.2.2 Toezicht op rechtmatigheid

Hierbij gaat het om de vraag of rechtmatig gebruik gemaakt wordt van diensten of voorzieningen die op grond van de Jeugdwet worden verstrekt aan cliënten. Het kan ook gaan om de vraag of de diensten of voorzieningen rechtmatig zijn geleverd door de zorgaanbieder of leverancier. Onrechtmatigheid is onder te verdelen in fouten en fraude. Wanneer regels als gevolg van onduidelijkheid of vergissing onbedoeld worden overtreden, spreken we van fouten. Er is sprake van fraude als er opzettelijk en doelbewust in strijd met regels wordt gehandeld met het oog op eigen of andermans (financieel) gewin. In artikel 17 van de verordening zijn de bevoegdheden van het college op dit vlak neergelegd. Het college heeft toezichthouders benoemd om deze bevoegdheden uit te oefenen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

7.1 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels jeugdhulp Waalwijk 2019;

  • 2.

    De Beleidsregels jeugdhulp Waalwijk 2019 treden in werking op de dag, na die waarop deze zijn bekend gemaakt;

  • 3.

    Bij de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde beleidsregels vervallen de Beleidsregels jeugdhulp Waalwijk 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 27 augustus 2019.

HET COLLEGE VAN WAALWIJK,

 

de secretaris, de burgemeester

J.H. Lagendijk, drs. A.M.P. Kleijngeld

 

Bijlage 1 Definities

Definities zoals opgenomen in artikel 1 van de Verordening jeugdhulp Waalwijk 2019

  • 1.

    Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening waarvan het, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover ook als hij geen beperkingen had, kon beschikken, omdat de voorziening:

  • a.

    niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking;

  • b.

    algemeen verkrijgbaar is en;

  • c.

    niet (veel) duurder is dan vergelijkbare producten.

  • 2.

    Andere voorziening

Voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet.

  • 3.

    Beschikking

Een beschikking, zoals omschreven in artikel 1:3, Algemene wet bestuursrecht, van het college van Waalwijk over de toegang tot jeugdhulp.

  • 4.

    Budgehouder

De persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet.

  • 5.

    Cliënt

Persoon die gebruik maakt van een voorziening als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet , juncto artikel 2.9, onder a, van de wet, of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 6, eerste lid van deze verordening.

  • 6.

    Formele hulp

Zorg en ondersteuning die geleverd wordt door een gekwalificeerde persoon die beroepsmatig of bedrijfsmatig werkzaam is in een relevante sector, blijkende uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van hemzelf of de organisatie waarvoor hij werkzaam is, en die geen bloed- of aanverwante in de 1e of 2e graad is van de cliënt.

  • 7.

    Gebruikelijke hulp

Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders.

  • 8.

    Gesprek

Gesprek in het kader van het onderzoek, als bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

  • 9.

    Hulpvraag

Behoefte van jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

  • 10.

    Individuele voorziening

Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2.9, van de wet.

  • 11.

    Informele hulp

Zorg en ondersteuning die geleverd wordt door een niet-gekwalificeerde persoon, die niet voldoet aan de definitie van formele zorgverlener of een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt.

  • 12.

    Melding

Melding aan het college als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van deze verordening.

  • 13.

    Overige voorziening

Jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

  • 14.

    Pgb

Persoonsgebonden budget dat jeugdige of zijn ouders in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken, als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet.

  • 15.

    Sociaal netwerk

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouders een sociale relatie onderhoudt.

  • 16.

    Wet

Jeugdwet.

  • 17.

    Zorg in natura (ZIN)

De ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn.

        

Bijlage 2 Richtlijnen gebruikelijke zorg

Definitie

Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is cliënt niet aangewezen op ondersteuning vanuit de Jeugdwet.

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder ondersteuning vanuit de Jeugdwet kan de omvang van de zorg (per dag) verschillen. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker dan het andere kind. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan activiteiten omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen.

Bij gebruikelijke zorg wordt er een onderscheid gemaakt tussen kortdurende en langdurige situaties.

Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de zorg langer dan drie maanden nodig zal zijn.

Algemeen aanvaarde maatstaven:

  • -

    In kortdurende situaties vallen alle vormen van persoonlijke verzorging en begeleiding onder gebruikelijke zorg, voor zover de handelingen door de ouders, verzorgers of andere huisgenoten zijn aan te leren.

  • -

    In langdurige situaties is de zorg waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving aan de cliënt moet worden geboden gebruikelijke zorg. Het gaat hierbij in ieder geval om:

    • -

      Ouderlijk toezicht: dit toezicht wordt anders naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt.

    • -

      Begeleiding bij kinderen tot 3 jaar: kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig.

    • -

      Begeleiding naar het ziekenhuis: ook als een kind meerdere keren per week naar het ziekenhuis moet, is het gebruikelijk dat een ouder mee gaat.

    • -

      Begeleiding naar zwemles: is de duur van de zwemles aanzienlijk afwijkend van als een kind met een normaal ontwikkelingsprofiel, ook dan is het gebruikelijk dat een ouder mee gaat. Dit kan worden gezien als deelname aan een sportvereniging.

    • -

      Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de cliënt.

  • -

    In chronische situaties is pas sprake van bovengebruikelijke zorg wanneer de omvang van de zorg substantieel meer is dan een gezond kind van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft. Met substantieel wordt een omvang bedoeld van gemiddeld meer dan een uur per etmaal. Dit uur is in de thuissituatie geen bovengebruikelijke zorg, maar hoort nog tot gebruikelijke zorg. Als er binnen een gezin meerdere kinderen met beperkingen zijn en deze kinderen hebben een Jeugdwet-zorgvraag, dan wordt het uur substantieel slechts één keer in mindering gebracht[1].

  • -

    Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tenminste tot een leeftijd van 17 jaar in beginsel gebruikelijke zorg, zowel in kortdurende als langdurige situaties. Kan een kind niet bij (een van) de ouder(s) wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Jeugdwet aan de orde.

  • -

    Bij de weging of er sprake is van bovengebruikelijk toezicht gaat het om de mate van toezicht die nodig is op basis van de aandoeningen, stoornissen en beperkingen van het kind.

    [1]Bij het indiceren wordt gekeken naar het werkelijke leefpatroon binnen een gezin. Zijn er bijvoorbeeld meerdere kinderen die ondersteund worden, dan wordt niet voor ieder kind tijd voor maaltijd of wassen geïndiceerd indien dit gelijktijdig plaats kan vinden.

 

Uitzonderingen

1. Voor zover een partner, ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke ondersteuning ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. 

2. Voor zover een partner, ouder, volwassen broer/zus en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen gebruikelijke ondersteuning verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:

Wanneer voor de partner, ouder, volwassen broer/zus en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning, dient men die overbelasting op te heffen door deze ondersteuning door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen.

3. Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, kan een partner, ouder, broer/zus en/of andere huisgenoot afhankelijk van de situatie vrijgesteld worden van de (boven)gebruikelijke zorg.

Begeleiding tijdens kinderopvang

Wanneer ouders werken, zijn/blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De begeleiding die buiten dit werk/onderwijs om als gebruikelijke zorg wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken/onderwijs volgen niet worden geïndiceerd. Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, wordt de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat ouders werken/onderwijs volgen. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens de kinderopvang.

Begeleiding tijdens onderwijs

Wanneer kinderen naar school gaan, kan gedurende de schooltijd geen begeleiding worden geïndiceerd die buiten de schooltijd als gebruikelijke zorg wordt beschouwd. Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, wordt de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat het kind op school is. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens het onderwijs. Daarnaast is het mogelijk om begeleiding in de vorm van toezicht tijdens het onderwijs te indiceren wanneer het gedrag van het kind de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt.

Normaal ontwikkelingsprofiel kind

Onderstaande tabel laat zien in hoeverre een jeugdige/jongere gezien zijn leeftijd ontwikkeld zou moeten zijn op de genoemde gebieden om veilig op te groeien tot een zelfstandig en gelukkig persoon. Waarbij:

1 = jeugdige heeft bij alles ondersteuning nodig

2 = kan het samen met iemand

3 = kan sommige dingen zelf, maar meestal steun nodig

4 = kan het als iemand mee kijkt

5 = kan het als hij vooraf geïnstrueerd wordt of als het in zijn routine zit

6 = kan het zelf, maar krijgt af en toe nog tips

7 = heeft geen enkele ondersteuning nodig

 

Gebied

1

2

3

4

5

6

7

PERSOONLIJKE VERZORGING

Douchen, aankleden, tanden poetsen.

Kamer opruimen

Bijdragen aan huishouden.

0-4 jr

 

0-4 jr

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

16-18 jr

18+

DAGINVULLING

School, stage, werk.

Sport en vrije tijd.

Weekenden en

vakanties.

0-4 jr

 

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

13-15 jr

16-18 jr

 

16-18 jr

18+

 

REGIE & REFLECTIE

Ontwikkelen & leren. Keuzes maken.

Notie van oorzaak – gevolg.

Zelfvertrouwen.

0-4 jr

 

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

13-15 jr

16-18 jr

 

16-18 jr

18+

 

SOCIAAL NETWERK

Vrienden maken en vriendschappen onderhouden.

0-4 jr

 

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

13-15 jr

16-18 jr

 

16-18 jr

18+

 

FYSIEKE & SOCI-ALE VEILIGHEID

Beschermd voelen. Zelf veilige omgeving creëren.

Vertrouwd zonder toezicht kunnen zijn.

0-4 jr

 

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

13-15 jr

16-18 jr

 

16-18 jr

18+

 

REIZEN

Verplaatsen in de directe omgeving.

Vervoer op kleine en grote afstand.

0-4 jr

 

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

16-18 jr

18+

 

 

Normtijden activiteiten (bron: CIZ)

Ligt het kind structureel en aanzienlijk achter op deze ontwikkeling en vraagt dit van het huishouden om bovengebruikelijke zorg, dan kan compensatie toegekend worden op basis van onderstaande tabel. De gemiddelde tijd bevat de tijdsbesteding die direct gemoeid is met de directe zorg/handeling, maar ook het binnenkomen, gedag zeggen, handen wassen, zorgdossier kort inkijken of bijwerken en vertrekken (indirecte zorg). De frequentie waarmee de begeleiding wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden.

   

Uitleg begeleidingsactiviteiten (bron: CIZ)

 

Overzicht activiteiten als onderdeel van de functie Begeleiding

Overzicht van handelingen die deel uit kunnen maken van de activiteit

  • 1.

     

Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie.

 

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen en stoornissen in de sociale redzaamheid, oriëntatiestoornissen, probleemgedrag en psycho-sociale functies.

  • -

    Hulp bij initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken, besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen;

  • -

    regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk, inkomen, iets kopen/betalen, het stimuleren tot en voorbereiden van een gesprek met dit type instanties (dit betreft niet het meegaan naar/aanwezig zijn bij het gesprek);

  • -

    hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten;

  • -

    hulp bij initiëren of compenseren van op/bijstellen van dag/weekplanning;

  • -

    hulp bij dagelijkse routine (opstaan, wassen, aankleden, eten en op tijd klaar staan);

  • -

    inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten;

  • -

    hulp bij zich aan regels/afspraken houden, corrigeren van besluiten of gedrag.

  • 2.

     

Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid.

 

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen in de sociale redzaamheid en het zich bewegen en verplaatsen.

 

  • -

    Hulp bij uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten, of bij oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen;

  • -

    hulp bij uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens Jeugdwet- of GGZbehandeling, zoals sociale vaardigheden;

  • -

    hulp bij het beheren van (huishoud)geld;

  • -

    hulp bij de administratie (alleen in de zin van oefenen);

  • -

    hulp bij gebruik openbaar vervoer (alleen in de zin van oefenen);

  • -

    hulp bij of overnemen van post openmaken, voorlezen en regelen, afhandeling praktische zaken;

  • -

    hulp bij of overnemen van oppakken, aanreiken, verplaatsen van dagelijks noodzakelijke dingen zoals het oppakken van dingen die op de grond zijn gevallen als een leesbril, het aanreiken van dingen die buiten bereik zijn geraakt zoals een kussen, het verplaatsen van een boek, telefoon en dergelijke;

  • -

    hulp bij plannen en stimuleren van contact in persoonsgebonden sociale omgeving;

  • -

    hulp bij communicatie in de persoonsgebonden omgeving bij bijvoorbeeld afasie.

  • 3.

     

Het bieden van toezicht

  • -

    Toezicht op- en het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders (bijvoorbeeld tijdens onderwijs);

  • -

    toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte.

  • 4.

     

Oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen die zelfredzaamheid tot doel hebben.

  • -

    Oefenen door de cliënt zelf: oefenen met vaardigheden (al dan niet aangeleerd tijdens Jeugdwet- of GGZ-behandeling) zoals gebruik geleidestok en gebruik hulpmiddelen voor communicatie (o.a. telefoon, computer), stimuleren van wenselijk gedrag, inslijpen van gedrag;

  • -

    oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt.

     

Normtijden begeleidingsactiviteiten (bron: CIZ)

Bij het indiceren wordt hier de gebruikelijke zorg nog van af getrokken.

 

Begeleidingsactiviteiten

Frequentie

Gemiddelde duur per keer

Maximale omvang p/week in uren

 

1. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of

2. Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid

1x per week

60 - 180 min.

1 - 3 uur

 

2x per week

60 - 180 min.

2 - 6 uur

 

3x per week

30 - 90 min.

1,5 - 4,5 uur

 

4x per week

30 - 90 min.

2 - 6 uur

 

5x per week

15 - 90 min.

1 - 7,5 uur

 

6x per week

15 - 90 min.

1,5 - 9 uur

 

1x per dag

15 - 90 min.

1,5 - 10 uur

 

2x per dag

15 -45 min.

3,5 - 10 uur

 

3x per dag

15 - 30 min.

5 - 10 uur

 

4x per dag

15 - 20 min.

7 - 9 uur

3. Het bieden van toezicht

 

 

13 uur

3.1 Het bieden van toezicht tijdens onderwijs

 

 

4 uur

3.1 Het bieden van toezicht tijdens onderwijs + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen

 

 

7 uur

4. Oefenen

 

 

1 -3 uur

 

Combinaties

 

1. en/of 2. + oefenen

 

 

13 uur

1. en/of 2. + 3

 

 

13 uur

1. en/of 2. + 3 + oefenen

 

 

16 uur

1. en/of 2. + 3 + 3.1 + oefenen

 

 

20 uur

1. en/of 2. + 3 + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen (wel of niet incl. oefenen)

 

 

20 uur

1. en/of 2. + 3 + 3.1 + oefenen + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen (wel of niet incl. oefenen)

 

 

25 uur

Voor palliatief terminale zorg wordt de standaardnorm aangehouden

 

 

56 uur (7 x 8 uur)

 

Normtijden persoonlijke verzorging (bron: CIZ)

Voldoen de begeleidingsactiviteiten niet volledig aan de hulpbehoefte van de cliënt, dan kan er indien nodig persoonlijke verzorging geïndiceerd worden. Persoonlijke Verzorging wordt bekostigd vanuit de Jeugdwet indien het géén verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg. Een jeugdige met persoonlijke verzorging krijgt hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL).

 

Activiteiten persoonlijke verzorging

Overzicht handelingen

Gemiddelde tijd per keer in minuten

Maximale frequentie p/dag

 

1.1 Zich wassen

Delen van het lichaam

10

1x

 

Gehele lichaam

20

1x

1.2 Zich kleden

Volledig aan-/uitkleden

15

2x

 

Gedeeltelijk uitkleden

10

1x

 

Gedeeltelijk aankleden

10

1x

1.3 In en uit bed gaan

Hulp bij uit bed komen

10

1x

 

Hulp bij in bed gaan

10

1x

 

Hulp bij middagrust

10

2x

1.4 Zich verplaatsen in zit- of lighouding (hulp bij beweging, houding)

 

20

Maatwerk

1.5 Naar toilet gaan en zich reinigen c.q. incontinentiemateriaal verwisselen

 

15

Maatwerk

1.6 Eten en drinken

Hulp bij broodmaaltijd

10

2x

 

Hulp bij warme maaltijd

15

1x

 

Hulp bij drinken

10

6x

1.7 Toiletgang

Stomaverzorging bij lokaal intacte huid

20

Maatwerk

 

Stomazakje wisselen

10

Maatwerk

 

Katheterzak legen/wisselen

10

Maatwerk

 

Blaasspoelen

15

Maatwerk

 

Uritip aanbrengen

15

Maatwerk

 

Klysma microlax

15

Maatwerk

1.8 Sondevoeding

Sondevoeding toedienen

40

Maatwerk

 

Sondevoeding via PEG

40

Maatwerk

1.9 Medicatie

Medicatie aanreiken

5

Maatwerk

 

Medicatie toedienen (oraal of sonde)

5

Maatwerk

 

Aanbrengen medicinale pleister

5

Maatwerk

 

Toedienen oog-, oor- of neusdruppels of ooggel, medicatie toedienen (vaginaal of rectaal)

10

Maatwerk

 

Vernevelen

20

Maatwerk

2.1 Persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid

Zorg voor tanden

5

2x

 

Zorg voor haren

5

1x

 

Zorg voor nagels

5

1x per week

 

Scheren

10

1x

 

Inspectie van de intacte huid op (dreigende) vervormingen, ontstekingen en/of infecties

10

Maatwerk

 

Zalven van de intacte huid

10

Maatwerk

 

Verzorging van smetplekken (roodheid en irritaties huid)

10

Maatwerk

 

Verzorging van intacte huid rondom natuurlijk en onnatuurlijke lichaamsopeningen

10

Maatwerk

2.2 Aanbrengen/verwijderen prothese (o.a. ledemaatprotheses en/of gehoorapparaten)

Aanbrengen prothese/hulpmiddel

15

1x

 

Verwijderen prothese/hulpmiddel

15

1x

 

Aanbrengen D.P.S.

5

Maatwerk

 

Verwijderen D.P.S.

5

Maatwerk

 

Aanbrengen T.E.N.S.

5

Maatwerk

 

Verwijderen T.E.N.S.

5

Maatwerk

2.5 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten

Aanleren van cliënt, gebruikelijke zorger en mantelzorger gekoppeld aan activiteiten 1.1 tot en met 2.2

Gelijk aan een of meer van de aan te leren activiteiten 1.1. tot en met 2.2 plus maximaal in totaal 30 minuten per week

Gelijk aan een of meer van de aan te leren activiteiten 1.1 tot en met 2.2

 

Begeleiden van verzekerde, gebruikelijke zorger en mantelzorger bij de uitvoering van de activiteiten 1.1 tot en met 2.2

Het gaat om het onderhouden en borgen van de kwaliteit van de door verzekerde, gebruikelijke zorger of mantelzorger uitgevoerde AWBZ-zorg. Om de kwaliteit van de handelingen die onder persoonlijke verzorging horen op het juiste niveau te houden, komt er een zorgverlener langs die daarin begeleidt.

30 uur per week

Gemiddelde tijd verdelen over de week

 

Bij het indiceren wordt hier de gebruikelijke zorg nog van af getrokken.