Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening Individuele Studietoeslag Waddinxveen 2015

Geldend van 16-07-2015 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening Individuele Studietoeslag Waddinxveen 2015

De raad van de gemeente Waddinxveen;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2015; 

Gezien het advies van de Cliëntenraad/PSW  van  18 juni 2015;

Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet;

besluit: de Verordening Individuele Studietoeslag Waddinxveen 2015 vast te stellen.

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 2. Oordeel verdienen wettelijk minimumloon en mogelijkheden tot arbeidsparticipatie

  • 1. Het college beoordeelt of belanghebbende niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

  • 2. Het college kan arbeidskundig advies inwinnen ten behoeve van de beoordeling bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien het college op basis van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen, eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld een onderwijsinstelling, de beoordeling bedoeld in het eerste lid kan maken, wint het geen arbeidskundig advies in.

  • 4. Het college beoordeelt of de opleiding bijdraagt aan het vergroten van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt.

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag bedraagt maximaal € 150,00 netto per maand.

Artikel 5. Vervallen van het recht op individuele studietoeslag

Indien belanghebbende niet meer voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36b van de Participatiewet vervalt het recht op de individuele studietoeslag per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de persoon niet meer aan de voorwaarden voldoet.

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt maandelijks, in twaalf gelijke delen uitbetaald

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Individuele Studietoeslag Waddinxveen 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 8 juli 2015.
De raad van de gemeente voornoemd, 
De voorzitter,
(drs. H.P.L. Cremers)
De griffier,
(mr. F.W. van der Dussen)

Nota-toelichting Toelichting

Algemene toelichting

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. 

Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon 

te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de 

positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in 

zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om 

studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later kleiner is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan en/of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak 

moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

 

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, 

van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een 

inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen met voltijdse arbeid.

 

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen 

over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, 

onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de 

frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

 

Discretionaire   bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat 

het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een 

individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in beleidsregels nader 

vastleggen de wijze waarop wordt vastgesteld of een persoon verdiencapaciteit heeft maar niet in staat is het 

minimumloon te verdienen met voltijdse arbeid.

 

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, 

eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. 

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op 

een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen.

 

Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • 1.

    18 jaar of ouder is;

  • 2.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een 

    tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • 3.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • 4.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon met voltijdse arbeid, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

 

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet 

ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. 

Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen 

van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is 

het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming.

 

De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een 

tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO en/of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele 

studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. 

Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil 

aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 

52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag wat maakt dat de individuele 

studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

 

Artikelsgewijze toelichting  

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 

onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling, zijnde 

uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden met een arbeidsbeperking waardoor het verdienen van het wettelijk minimumloon niet 

mogelijk is.

 

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen 

(artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste 

lid, Participatiewet (zie ook toelichting artikel 2).

 

Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de 

Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

 

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de 

Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan 

middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in 

afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt 

ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een 

aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook 

de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de 

beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden 

aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

 

Artikel 2. Oordeel verdienen wettelijk minimumloon en mogelijkheden tot arbeidsparticipatie

Indien voor belanghebbende eerder onderzoek door het UWV is uitgevoerd, en is hieruit gebleken dat belanghebbende niet in staat is het minimumloon te verdienen, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (positieve indicatie), dan wordt de individuele studietoeslag toegekend, mits belanghebbende aan de voorwaarden voldoet als genoemd in artikel 36b van de Participatiewet.

 

Indien belanghebbende deze bescheiden niet kan overleggen wordt er een arbeidskundig onderzoek verricht. Indien hieruit blijkt dat belanghebbende met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, dan wordt de individuele studietoeslag toegekend, mits belanghebbende aan de voorwaarden voldoet als genoemd in artikel 36b van de Participatiewet. De kosten voor dit onderzoek worden gedragen door de gemeente.

 

Op individuele basis wordt getoetst voor welke termijn de positieve indicatie op grond van de beschikbare arbeidskundige informatie geldig is, hiervoor worden werkinstructies opgesteld.

 

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking komen voor een 

individuele toeslag.

Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de 

situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Toekenning vindt 

plaats voor een periode van twaalf maanden waarbij tussentijds, na een periode van zes maanden, wordt getoetst 

of de persoon nog voldoet aan de voorwaarden.

 

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 3 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de 

studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt 

maximaal netto € 150,00 per maand.

 

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, 

dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

 

Artikel 5. Vervallen van het recht op individuele studietoeslag

Indien belanghebbende niet meer voldoet aan alle voorwaarden voor het recht op een individuele studietoeslag, vervalt het recht met ingang van de eerste dag van de daarop volgende maand. Het college heeft hiermee invulling gegeven aan de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet, de studietoeslag te verstrekken.

 

Indien de belanghebbende niet tijdig meldt dat hij niet meer aan alle voorwaarden voldoet, is er sprake van een schending van de inlichtingenplicht. In dat geval zijn de artikelen 17, 54 en 58 van de Participatiewet van toepassing.

  Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld. Een individuele 

studietoeslag wordt per periode van twaalf maanden toegekend en in een maandelijkse toeslag uitbetaald. 

Artikel 4 van deze verordening bepaalt de hoogte van de individuele studietoeslag.

Dit bedrag moet maandelijks worden uitbetaald en bedraagt maximaal netto € 150,00 .

Bedoeld wordt om de student een maandelijkse toelage te verstrekken per maand gedurende de gehele periode van twaalf maanden waarop de aanvraag betrekking heeft. De resterende 

maanden van de toeslag worden dan niet meer uitbetaald. .

 

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht,  in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de 

Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te 

stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

 

Artikel 8. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.