Exploitatieverordening gemeente Waddinxveen 2005

Geldend van 11-05-2005 t/m heden

Intitulé

Exploitatieverordening gemeente Waddinxveen 2005

De raad der gemeente Waddinxveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 maart 2005

gehoord de commisie Openbare Ruimte;

besluit

de herziene exploitatieverordening met toelichting vast te stellen onder intrekking van de exploitatieverordening 1997.

Artikel 1: Algemene bepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      afstand van de gronden aan de gemeente: eigendomsoverdracht van gronden aan de gemeente.

    • b.

      exploitant: de eigenaar of rechthebbende wiens in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak in exploitatie wordt gebracht.

    • c.

      exploitatiegebied: het als zodanig door de gemeente aangewezen gebied, waarvan de exploitant resp. exploitanten op basis van de regels van deze verordening bijdraagt resp. bijdragen aan de ten behoeve van dat gebied te treffen voorzieningen van openbaar nut.

    • d.

      exploitatie-opzet: het vanwege de gemeente op te stellen overzicht van de kosten en baten van het exploitatiegebied teneinde de mogelijkheid van het (volledig) verhaal van de gemeentelijke kosten op de exploitanten te beoordelen.

    • e.

      exploitatie-overeenkomst: de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

    • f.

      (medewerking verlenen aan) in exploitatie brengen: het (medewerking verlenen aan het) treffen van voorzieningen van openbaar nut en anderszins, waardoor onroerende zaken die in het exploitatiegebied liggen gebaat worden, dat wil zeggen geschikt of beter geschikt voor bebouwing worden, dan wel de exploitant anderszins in een voordeliger positie komen te verkeren.

    • g.

      (treffen van) voorzieningen van openbaar nut: (het verrichten van) onder andere de in lid 2 van dit artikel vermelde werken en werkzaamheden binnen een exploitatiegebied, alsmede het verrichten daarvan buiten het exploitatiegebied voor zover door deze werken en werkzaamheden de binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken direct dan wel indirect gebaat zijn.

  • 2. De volgende werken en werkzaamheden worden tenminste beschouwd als voorzieningen van openbaar nut in de zin van deze verordening:

    • a.

      het dempen van sloten en verrichten van grondwerk met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven van percelen;

    • b.

      de aanleg, vernieuwing en wijziging van riolering, met inbegrip van het realiseren van de daarbij behorende werken, alsmede waterhuishoudkundige werken zoals drainage;

    • c.

      het realiseren van alle weg- en waterbouwkundige werken, waaronder wegen, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, straatmeubilair, alsmede waterpartijen, watergangen, drainages, bruggen, tunnels, viaducten en alle andere rechtstreeks met de aanleg daarvan verband houdende werken;

    • d.

      de aanleg van plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden alsmede de sierende elementen welke rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een bestemmingsplan;

    • e.

      de plaatsing van openbare verlichting, verkeers- en andere borden, verkeersregelinstallaties en brandkranen met de nodige aansluitingen;

    • f.

      het verrichten van bodemonderzoek en -sanering van de ondergrond van openbare voorzieningen, voor zover die niet op andere wijze verhaald of gesubsidieerd kunnen worden;

    • g.

      het treffen van milieutechnisch en ecologisch noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan, zoals geluidsvoorzieningen en noodzakelijke verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijven buiten het exploitatiegebied;

    • h.

      het slopen van opstallen op, in of boven de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut;

    • i.

      alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende aanleg van voorzieningen van openbaar nut.

  • 3. Voorzieningen van openbaar nut worden door de gemeente aangelegd, tenzij de aanleg behoort tot de taken van een ander overheidslichaam, of het college van burgemeester en wethouders uitdrukkelijk schriftelijk heeft ingestemd met gehele of gedeeltelijke aanleg door de exploitant. Het college neemt geen besluit om aanleg door de exploitant toe te staan dan nadat gebleken is, dat een kwalitatief goede uitvoering zowel feitelijk als financieel is gewaarborgd, daartoe voldoende zekerheden worden verstrekt en ook overigens geen zwaarwegende of beleidsmatige belemmeringen voor een zodanige werkwijze bestaan.

Artikel 2: Kosten van exploitatie

Voor de berekening van kosten en de vaststelling van exploitatiebijdragen, wordt onder kosten van in exploitatie brengen begrepen:

  • 1.

    De inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied door de gemeente in te brengen gronden, bestaande uit:

    • a.

      de waarde van de grond;

    • b.

      de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden;

    • c.

      de kosten van het vrijmaken van de gronden van opstallen;

    • d.

      de kosten van verwijdering van zich in de grond bevindende funderingen, leidingen, kabels e.d.;

    • e.

      de kosten van schadevergoedingen en schadeloosstellingen en van het teniet doen gaan van persoonlijke en zakelijke rechten en lasten.

  • De waarden bedoeld onder sub a en b worden vastgesteld op basis van marktwaardeberekening, doch niet lager dan het totaal van de gemeentelijke kosten van verwerving, beheer inclusief renteverliezen terzake van die gronden en opstallen.

  • 2.

    De inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden van derden, voorzover die inbrengwaarde ten behoeve van een redelijke en evenredige toerekening van kosten in de exploitatieopzet wordt betrokken.

  • 3.

    De kosten van aanleg en/of uitvoering door de gemeente van de onder artikel 1, lid 2 omschreven voorzieningen van openbaar nut binnen het exploitatiegebied.

  • 4.

    De kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied voor zover de binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken door deze voorzieningen direct dan wel indirect gebaat zijn, waaronder voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1, lid 2.

  • 5.

    Alle geldelijke gevolgen voor de gemeente van overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, in ieder geval:

    • a.

      de kosten van planontwikkeling, planvoorbereiding, planbeheer en plantoezicht. Onder deze kosten wordt ten minste verstaan; de kosten verband houdende met het opstellen of vervaardigen van structuurplannen, bestemmingsplannen, planmatige uitwerkingen of -wijzigingen, besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan en van overige planologische maatregelen voor zover deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen;

    • b.

      de kosten verband houdende met onderzoeken, voorbereidingen en toezicht ten behoeve van de voorzieningen van openbaar nut voor zover deze verband houden met in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

    • c.

      de kosten van het gemeentelijk apparaat en van ingeschakelde externe adviseurs, voor zover die rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van gronden kunnen worden toegerekend;

    • d.

      de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met rente-opbrengsten;

    • e.

      de kosten van tijdelijk beheer van de ondergrond van openbare voorzieningen en van onderhoud van deze voorzieningen gedurende een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen eerste gebruiksperiode;

    • f.

      bijdragen aan fondsen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 4;

    • g.

      heffingen vanwege de rijks-, provinciale c.q. regionale overheden aan de gemeente opgelegd, voorzover deze direct verband houden met de realisering van bestemmingen, waarvoor de medewerking wordt verlangd;

    • h.

      overige kosten die in beginsel ten laste van de exploitatie behoren te worden gebracht.

Artikel 3: Wijze van toerekening

  • 1.

    • a.

      Ingeval er sprake is van een enkele exploitant in hetzelfde exploitatiegebied wordt de bijdrage van de exploitant vastgesteld op het totaal van de op grond van de bepalingen van deze verordening door de gemeente in rekening te brengen kosten, vergoedingen en bijdragen.

    • b.

      In geval er sprake is van meer exploitanten in hetzelfde exploitatiegebied wordt voor de berekening van ieders bijdrage een verdeelsleutel vastgesteld rekeninghoudende met de veronderstelde opbrengstcapaciteit (marktwaarde) van de gronden van de respectieve exploitanten na realisering, zoals geraamd in een vanwege de gemeente op te stellen exploitatie-opzet. De exploitanten dragen bij in de totale kosten van het exploitatiegebied naar rato van de opbrengstcapaciteit van hun gronden.

  • 2. Indien eigendomsoverdracht plaatsvindt van gronden van de gemeente aan de exploitant ten behoeve van de exploitatie, is de exploitant terzake tevens een vergoeding verschuldigd, vast te stellen op basis van de marktwaarde van die gronden, vermeerderd met de kosten terzake van de overdracht.

  • 3. Indien op de in dit artikel onder lid1, onder b beschreven wijze de verschillen in profijt van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut niet voldoende tot uitdrukking komen in de wijze van toerekening, geschiedt de toerekening op basis van een nader door het college van burgemeester en wethouders te bepalen grondslag die beter uitdrukking geeft aan de aanwezige verschillen in profijt.

Artikel 4: Vaststelling exploitatiebijdrage

  • 1. De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, het bedrag dat volgens artikel 2 aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend.

    Indien en voorzover artikel 2 lid 2 en in het geval dat artikel 1 lid 3 van toepassing is, wordt de exploitatiebijdrage verminderd met de inbrengwaarde van de bij de exploitant in eigendom zijnde en voor exploitatie bedoelde gronden en van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut door de exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

  • 2. De waarde van de in lid 1, tweede volzin, bedoelde grond die door de exploitant is ingebracht, wordt door de gemeente en de exploitant gezamenlijk door middel van taxatie vastgesteld. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt deze waarde vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie één aan te wijzen door de gemeente, één door de exploitant en een derde door de beide reeds aangewezen deskundigen of, indien zij het daarover niet eens kunnen worden, door de ter zake bevoegde rechter.

  • 3. Indien en voorzover de exploitant zelf conform artikel 1 lid 3 voorzieningen van openbaar nut aanlegt wordt bij het bepalen van de exploitatiebijdrage rekening gehouden met de kosten van de door de exploitanten uit te voeren werkzaamheden.

  • 4. Van de exploitant kan een bijdrage worden verlangd in vanwege de raad van de gemeente ingestelde fondsen ten behoeve van buiten het exploitatiegebied aanwezige en/of te realiseren voorzieningen van openbaar nut. De raad stelt de hoogte van de bijdragen aan dergelijke fondsen periodiek vast.

Artikel 5: Inhoud exploitatie-overeenkomst

  • 1. De voorwaarden waaronder de gemeente medewerking verleent aan het in exploitatie brengen van gronden worden vastgelegd in een door of vanwege de gemeente op te stellen exploitatie-overeenkomst.

  • 2. De exploitatie-overeenkomst bevat - voorzover van toepassing - onder meer bepalingen inzake:

    • a.

      de aard, omvang en kwaliteit van de door de gemeente of de exploitant aan te leggen voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      het tijdvak waarbinnen deze voorzieningen worden uitgevoerd;

    • c.

      de ten laste van de exploitant komende bijdrage alsmede een sluitende waarborg voor tijdige betaling daarvan;

    • d.

      de afstand van gronden aan de gemeente, voor zover die gronden zijn bestemd voor de aanleg of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut, en in deze gevallen het verrichten van onderzoek naar bodemverontreiniging op kosten van de exploitant;

    • e.

      in gevallen waarbij het college van burgemeester en wethouders besluit de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut aan de exploitant op te dragen: de opdracht of aanlegverplichting en sluitende waarborgen voor tijdige en kwalitatief goede uitvoering en voor de nakoming van de financiële verplichtingen van de exploitant;

    • f.

      een betalingsregeling;

    • g.

      een taakverdeling;

    • h.

      een regeling voor gewijzigde omstandigheden, wanprestatie, aansprakelijkheid en faillissement;

    • i.

      de overeengekomen prijs voor de inbreng van gronden door de exploitant dan wel de gemeente;

    • j.

      aanvullende voorwaarden ter waarborging van een goede en tijdige uitvoering van de bouwwerkzaamheden en van de door de gemeente vastgestelde beleidsdoeleinden met betrekking tot het gebruik, de exploitatie en het beheer van het exploitatiegebied.

Artikel 6: Aanvraag voor medewerking

  • 1. Op een schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders ingediende aanvraag voor medewerking in de zin van deze verordening gelden de bepalingen van dit artikel. Deze aanvraag dient in ieder geval te worden vergezeld van:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te brengen onroerende zaken;

    • b.

      gegevens, waaruit blijkt dat de aanvrager de eigendom van of het erfpachtrecht op de in exploitatie te brengen onroerende zaken heeft verkregen of kan verkrijgen;

    • c.

      gegevens omtrent de door de aanvrager te treffen (bouw)werkzaamheden;

    • d.

      gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager financieel in staat is tot exploitatie over te gaan en de benodigde zekerheden te stellen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders reageert op een schriftelijke aanvraag om medewerking bedoeld in lid 1 van dit artikel, hetzij met een weigering, hetzij met de aanbieding van een conceptovereenkomst, binnen zes maanden na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Deze termijn kan onder vermelding van de redenen daarvoor door het college van burgemeester en wethouders worden verlengd met een maximum van nogmaals zes maanden.

  • 3. De reactie op de aanvraag kan in ieder geval worden aangehouden:

    • a.

      indien de procedure tot herziening van het bestemmingsplan dat van toepassing is of goedkeuring van een nieuw bestemmingsplan nog niet is afgerond, tot vier weken na het onherroepelijk worden van dat bestemmingsplan of de herziening daarvan;

    • b.

      ingeval voorzienbaar is dat de in artikel 7 genoemde belemmeringen op korte termijn zullen kunnen worden weggenomen, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

  • 4. Ingeval door het college van burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning, eventueel in combinatie met een aanvraag voor vrijstelling, wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut moeten worden getroffen of anderszins overeenkomstig deze verordening medewerking dient te worden verleend, wordt hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de beslissing op de aanvraag mededeling gedaan aan de aanvrager. Daarbij zal een zo nauwkeurig mogelijke raming van de voor rekening van de exploitant komende exploitatiebijdrage worden verstrekt.

Artikel 7: Weigeringsgronden voor een exploitatie-overeenkomst

De medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft onder meer niet te worden verleend indien:

  • 1.

    de in exploitatie te brengen grond is gelegen in een gebied waarvoor geen bestemmingsplan geldt;

  • 2.

    de door de exploitant aangegeven (bouw)werkzaamheden of de daartoe benodigde voorzieningen van openbaar nut zouden leiden tot strijd met het bestemmingsplan, de Woningwet of strijd met andere wet- of regelgeving;

  • 3.

    het treffen van de voorzieningen, hoewel overeenkomstig een bestemmingsplan, zou leiden tot strijd met belangen van een doeltreffende uitbreiding van bebouwing of herinrichting;

  • 4.

    het in bouwexploitatie brengen van grond zou leiden tot ten laste van de gemeente blijvende kosten van voorzieningen van openbaar nut of tot bezwaren ten aanzien van het doeltreffend voorzien in watervoorziening, openbare verlichting, riolering en andere voorzieningen van openbaar nut;

  • 5.

    de exploitant niet bereid of in staat is om sluitende waarborgen te stellen voor tijdige en kwalitatief goede uitvoering dan wel nakoming van zijn feitelijke en financiële verplichtingen;

  • 6.

    de exploitant geen afstand wil doen van gronden ten behoeve van aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

  • 7.

    de exploitant de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut niet wil onderzoeken op de aanwezigheid van bodemverontreiniging dan wel de bodem niet wil saneren wanneer dat noodzakelijk is;

  • 8.

    de exploitant niet bereid is de voorzieningen van openbaar nut door de gemeente te laten aanleggen, behoudens in het geval van een verkregen opdracht als bedoeld in artikel 1 lid 3.

  • 9.

    indien het voor de exploitatie noodzakelijke woningbouwcontingent niet ter beschikking kan worden gesteld.

Artikel 8: Relatie baatbelasting

In een gebied waarvoor een bekostigingsbesluit is genomen ten behoeve van een eventuele heffing van baatbelasting, zal, indien de exploitant een exploitatie-overeenkomst aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat, met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut, geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.

Artikel 9: Voorzieningen van ondergeschikt belang

De artikelen 4 en 5 van deze verordening zijn niet van toepassing ingeval de medewerking uitsluitend wordt gevraagd voor voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang. In dergelijke gevallen besluit het college van burgemeester en wethouders onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut door of met medewerking van de gemeente zullen worden aangelegd.

Artikel 10: Specifieke overeenkomsten

In de gevallen waarin de betrokkenheid van de gemeente bij de (her)ontwikkeling van gebieden zodanig groot is dat daarvoor specifieke projectontwikkelingovereenkomsten met grondeigenaren dienen te worden aangegaan, is het mogelijk dat de letterlijke toepassing van deze verordening daarvoor belemmeringen opwerpt. De raad van de gemeente kan voor die gevallen besluiten bijzondere voorwaarden vast te stellen voor het verlenen van medewerking in de zin van deze verordening, zoals deze voortvloeien uit de door de gemeente geformuleerde beleidsdoelstellingen. De raad geeft alsdan de redenen aan welke tot toepassing van dit artikel leiden. Een door de raad ingevolge dit artikel genomen besluit dient overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet te worden bekendgemaakt.

Artikel 11: Overgangsbepalingen

Ten aanzien van exploitatiegebieden, waarvoor geldt dat op het moment van inwerkingtreding van deze verordening reeds een exploitatieovereenkomst is afgesloten, zijn de bepalingen van de verordening onder welk regime de betreffende exploitatieovereenkomst is afgesloten, van toepassing.

Artikel 12: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag, volgende op de dag waarop de bekendmaking van de verordening heeft plaatsgevonden.

Op datzelfde tijdstip vervalt de 'Exploitatieverordening gemeente Waddinxveen gemeente Waddinxveen 1997’, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente op 22 april 1997.

Artikel 13: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Exploitatieverordening gemeente Waddinxveen 2005’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 30 maart 2005,
de griffier, de voorzitter
(mr. F.W. van der Dussen)(H.C.J. Roijers)

Toelichting op de Exploitatieverordening Waddinxveen 2005

Algemeen:

Deze verordening legt ingevolge artikel 42 Wet op de Ruimtelijke Ordening de voorwaarden vast, waaronder de gemeente medewerking zal verlenen aan de exploitatie van gronden, die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen.

De verordening heeft het karakter van algemene voorwaarden welke van toepassing zullen zijn op het sluiten van overeenkomsten met exploitanten.

De verordening regelt in de eerste plaats het verhaal van door de gemeente te treffen kosten van voorzieningen van openbaar nut, voor zover die niet op andere wijze (bijvoorbeeld via gronduitgifte of door het heffen van baatbelasting) zijn of worden verhaald op de exploitant. Uit jurisprudentie valt af te leiden dat alle overeenkomsten tot kostenverhaal, welke niet als gronduitgifte-overeenkomsten kunnen worden aangemerkt, op de exploitatieverordening moeten worden gebaseerd. De in deze verordening gegeven regels voor kostenverhaal geven een adequaat resultaat voor de vele gevallen waarin een grondeigenaar de medewerking verzoekt voor de ontwikkeling en uitvoering van bouwplannen op zijn grond. De gemeente zal die medewerking in beginsel verlenen indien het betreffende bouwplan past in het gemeentelijk ruimtelijk en/of volkshuisvestelijk beleid en de exploitant tevens bereid is om de door de gemeente te maken kosten voor voorzieningen van openbaar nut aan haar te vergoeden. De algemene regels voor het kostenverhaal van de verordening zijn niet toegesneden op ontwikkelingen, welke slechts in een gestructureerd samenwerkingsverband tussen de gemeente en de ontwikkelende partij(en) tot stand kunnen worden gebracht. Voor een dergelijk samenwerkingsverband is een nauwgezette fasegewijze contractering nodig, welke van geval tot geval zal verschillen. De financiële betrokkenheid van de gemeente, zowel wat betreft de te maken kosten als het nemen van risico's, bij dergelijke PPS-projecten laat zich niet in een verordening regelen. In dergelijke gevallen zal de raad dan ook van geval tot geval kunnen beslissen.

De verordening biedt ook de mogelijkheid om voorwaarden te stellen met het oog op de effectuering van doelstellingen van grondbeleid. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan volkshuisvestelijke doeleinden, welke vertaald worden in voorgeschreven woningdifferentiaties en prijs/kwaliteitsverhoudingen.

In exploitatiegebieden waarin de grondeigendomsverhouding zodanig is dat de mogelijkheid bestaat dat de gemeente via gronduitgifte en exploitatieovereenkomsten niet tot volledig kostenverhaal kan komen, is het van belang om tijdig een bekostigingsbesluit te doen nemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet. Op die wijze kan kostenverhaal via baatbelasting worden voorbereid.

Tenslotte is deze verordening geheel conform het per 7 maart 2002 ingevoerde duale bestuursmodel voor gemeenten. Kern van dit nieuwe model is dat er sprake is van een ontvlechting tussen enerzijds de raad en anderzijds het college. De bestuursbevoegdheden en daarmee ook de privaatrechtelijke bevoegdheden zijn in het dualistische stelsel geconcentreerd bij het college. Daar staat tegenover dat de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende functies van de raad zijn versterkt. Dit komt in de onderhavige exploitatieverordening tot uitdrukking.

Artikelgewijze toelichting:

In artikel 1 worden allereerst de begripsbepalingen gegeven en wordt verder aangegeven welke werken tenminste worden beschouwd als voorzieningen van openbaar nut in de zin van deze verordening. De verordening is alleen van toepassing als medewerking wordt verleend aan het in exploitatie brengen van gronden die niet in eigendom zijn van de gemeente.

In artikel 2 wordt aangegeven wat wordt begrepen onder de kosten van in exploitatie brengen. Dat betreft zowel de kosten van voorzieningen binnen als buiten het plan. De laatste worden wel aangeduid als kosten van bovenwijkse voorzieningen. Indien het wenselijk wordt geacht, kunnen de kosten voor bovenwijkse voorzieningen worden doorberekend via een fondsopslag, dat vereist een beleidsmatige onderbouwing, alsmede een consequente toepassing van dat beleid. Dat houdt in dat de opslag ook wordt toegepast binnen exploitaties van gebieden waarin alle grond in handen van de gemeente is. De beleidsmatige onderbouwing kan plaatsvinden bij de vaststelling van het structuurplan of op basis van een afzonderlijke beleidsnota. In principe legt de gemeente de openbare voorzieningen zelf aan. In deze bepaling is ook een garantie opgenomen voor de kwaliteit en de financiële borging ingeval de exploitant zelf de openbare voorzieningen aanlegt.

In artikel 3 is aangegeven op welke basis kan worden gekomen tot een verantwoorde omslag van de kosten over de gebate percelen indien er meer exploitanten zijn. De verdeelsleutel ligt in de opbrengstcapaciteit (marktwaarde) van de gronden, rekeninghoudend met de toekomstige bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid. In geval er op deze wijze geen billijke omslag kan worden vastgesteld biedt de bepaling de mogelijkheid om dat op andere wijze te doen.

In artikel 4 is de berekeningswijze aangegeven van de exploitatiebijdrage die de exploitant krachtens de exploitatieovereenkomst zal moeten betalen. Als er een inbrengwaarde van de gronden moet worden vastgesteld en er onenigheid ontstaat over de vaststelling van die inbrengwaarde, kan een commissie van deskundigen uitkomst bieden.

In artikel 5 wordt de inhoud van de exploitatieovereenkomst geregeld. Komt een overeenkomst tot stand, dan dient die in overeenstemming te zijn met de exploitatieverordening en de daartoe met name gegeven elementen te bevatten.

Artikel 6  regelt de procedure bij een schriftelijke aanvraag tot medewerking bij exploitatie. Dit is geen formeel vereiste omdat in de praktijk de meeste exploitatieovereenkomsten tot stand komen zonder een formele aanvraag

De weigeringsgronden staan in artikel 7, maar zijn niet uitputtend aangegeven. De rechtszekerheid vereist bij weigering een goede motivering. De weigeringsgronden moeten worden gezien als een ondersteuning bij die motiveringseis. Als medewerking aan het sluiten van een exploitatieovereenkomst wordt geweigerd, kan ook geen medewerking worden verleend aan het treffen van voorzieningen van openbaar nut binnen het eigendomsgebied van de exploitant.

In artikel 8 wordt voldaan aan de eis van de wet, dat geen baatbelasting mag worden geheven als er sprake is van kostenverhaal op andere wijze dan via de gronduitgifte of een exploitatieovereenkomst. Een betrokkene kan dus nooit twee keer voor een bijdrage in dezelfde kosten worden aangesproken.

In artikel 9 staat een afwijkingsmogelijkheid voor gevallen waarin sprake is van de aanleg van voorzieningen van ondergeschikt belang zoals de aanleg van een uitrit, een parkeerplaats of een speelvoorziening.

Artikel 10 regelt de gevallen waarin de uitoefening van een privaatrechtelijke bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. Zij gaat hierbij Publiek Private Samenwerkingsovereenkomsten (PPS-overeenkomsten) aan met grondeigenaren c.q. ontwikkelende partijen. De raad van de gemeente kan besluiten in die gevallen - op basis van specifieke contracten - af te wijken van de bepalingen van de verordening. De afwijkingen zullen hun grondslag moeten vinden in het door de gemeente geformuleerd beleid ten aanzien van die ontwikkeling.

Artikel 11 regelt dat daar waar reeds overeenkomsten gesloten zijn onder de voorheen geldende exploitatieverordening, deze onder de bepalingen van de Exploitatieverordening Waddinxveen1997 verder af te handelen.