Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting (druk)riolering cluster 14 Tweede Bloksweg Oost

Geldend van 11-03-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting (druk)riolering cluster 14 Tweede Bloksweg Oost

De raad der gemeente Waddinxveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 februari 2010;

gehoord de commissie Bestuur en Middelen;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BAATBELASTING (DRUK)RIOLERING CLUSTER 14 TWEEDE BLOKSWEG OOST

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een onroerende zaak:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoelde eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

  • b.

    het bestemmingsplan:

    “Landelijk gebied West”;

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “Baatbelasting (druk)riolering cluster 14 Tweede Bloksweg Oost” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2010 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van (druk)riolering, bestaande uit:

    • -

      het leggen van leidingen;

    • -

      het plaatsen van pompputten;

    • -

      het verrichten van overige werkzaamheden voor de aanleg van de (druk)riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registers is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 2.000,--;

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 10 jaren en een rentevoet van 5,0 %.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5,0%.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting (druk)riolering cluster 14 Tweede Bloksweg Oost”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 17 februari 2010,
de griffier, de voorzitter,
(mr. F.W. van der Dussen) (drs. H.P.L. Cremers)

Toelichting Verordening baatbelasting (druk)riolering cluster 14 Tweede Bloksweg Oost

­

1. ALGEMENE INLEIDING

 

Het is bij landelijke wetgeving gebruikelijk een zogenaamde “Memorie van toelichting” op de betreffende wet te maken. In deze toelichting kan worden verduidelijkt wat met de wet en de onderscheidene artikelen wordt beoogd. Om die reden is bij deze nieuwe gemeentelijke belastingverordening eveneens een toelichting opgesteld. Dit heeft niet alleen voor uw raad voordelen, ook in eventuele fiscale procedures heeft de belastingrechter meer aanknopingspunten voor een afgewogen rechtspleging. Deze belastingverordening is een direct gevolg van uw raadsbesluit van 26 mei 2004. In dit besluit zijn alle bijdragen gelijk gesteld op een vast bedrag van € 2.000 per gebaat object. Onder een gebaat object wordt daarbij in ieder geval verstaan een woning, een bedrijf, een clubhuis, een woonark, een woonwagen, een gemaal en een overheidsgebouw dat overeenkomstig het bestemmingsplan in het betreffende gebied is of mag worden gerealiseerd.

 

Verder heeft uw raad in haar vergadering van 21 december 2004 verdere besluitvorming vastgesteld om te komen tot een heffing baatbelasting. Het totale project riolering buitengebied betreft 23 clusters. De VNG adviseert om per cluster een aparte belastingverordening vast te stellen. De wet heeft voor het vaststellen van de verordening baatbelasting een duidelijke termijn gesteld, te weten:

  • op zijn vroegst mag dit op het moment dat met de uitvoering van het betreffende cluster een aanvang is gemaakt en

  • uiterlijk moet dit 2 jaar na het voltooien van de aanleg van de riolering van het betreffende cluster.

 

Conform het nadrukkelijke advies van de externe bureaus heeft uw raad besloten om pas over te gaan tot het vaststellen van een belastingverordening na afronding van de werkzaamheden van het betreffende cluster. Vervolgens wordt dan per cluster eerst een afrekening gevraagd aan de aannemer. De gemeente dient over de facturen te beschikken waaruit blijkt welke kosten zijn gemaakt voor het betreffende cluster. Van belang is ook dat de gemeente beschikt over een proces-verbaal van oplevering van de aanleg van riolering in het betreffende cluster. Het moment van oplevering is namelijk bepalend voor:

  • de termijn van één jaar voor de beoordeling van de baat (peildatum) en

  • de termijn van twee jaar waarbinnen de baatbelastingverordening door de gemeenteraad moet zijn vastgesteld.

Op dat moment is ook duidelijk wie zijn bijdrage aan de riolering ineens heeft gedaan. Voor wie dat niet heeft gedaan is de heffing baatbelasting vervolgens van toepassing. Het kan overigens -met name bij de kleinere clusters- zo zijn dat een baatbelasting niet nodig blijkt wanneer iedereen binnen dat cluster zijn bijdrage ineens heeft voldaan.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om misverstanden omtrent het belastingobject te voorkomen is in dit artikel ondermeer een omschrijving van het begrip “onroerende zaak” opgenomen. Daarbij is -zoveel mogelijk- aangesloten bij de objectafbakening van de onroerende-zaakbelastingen (ozb) en de rioolrechten. Hiermee wordt een aansluiting verkregen met de WOZ-administratie. Een baatbelasting heeft overigens een objectief karakter. Het toevallige gebruik dat de belastingplichtige van een gebaat object maakt, heeft geen invloed op de belastingplicht. Bij de onroerende-zaakbelastingen is sprake van een gebruikscriterium bij de objectafbakening. Bij de baatbelasting is er (conform het VNG-model) voor gekozen de compexbepaling van de ozb over te nemen zonder het gebruikscriterium. In artikel 1, letter a, onderdeel 3, is hiertoe bepaald dat onder een onroerende zaak ook wordt verstaan een gedeelte van een eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

 

Vanwege het vervallen van een tariefsdifferentiatie zijn de begrippen bedrijf en woning etc. niet nader uitgewerkt.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Via artikel 2 maakt de kaart waarop het gebate gebied is aangegeven deel uit van de belastingverordening. Deze kaart is gewaarmerkt als bewijs dat deze bij het raadsbesluit hoort waarbij de belastingverordening is vastgesteld

Voorts is het tijdstip van “het gebaat zijn” vermeld. Deze datum is in dit geval vastgesteld op 1 januari 2006 omdat deze uiterlijk één jaar mag liggen na de datum waarop de voorzieningen geheel zijn voltooid (in casu 05-09-2005). Deze zogenaamde peildatum (1-1-2006), dient de gemeente in de verordening op te nemen.

Naar de toestand op 1 januari 2006 is in dit geval dan ook beoordeeld of er sprake is van baat. Voor het criterium “baat” gaat de gemeente uit van het volgende beleid: Op de peildatum moet de mogelijkheid aanwezig zijn om aan te sluiten op een nieuwe riolering binnen een afstand van 40 meter van de perceelgrens. Tevens dient op het gebate perceel, op grond van het bestemmingsplan, de mogelijkheid te bestaan om de onroerende zaak zodanig te gebruiken, dat er ook in deze zin sprake is van baat (bijv. reeds bestaande bebouwing en/of nieuwe bouwmogelijkheden).

Bij de beantwoording van de vraag of een onroerende zaak gebaat is door de voorzieningen, is niet van belang of de voorzieningen baat opleveren voor de toevallige gebruiker van die zaak, maar of de onroerende zaak -onafhankelijk van het gebruik- door de voorzieningen zijn gebaat. Het bestemmingsplan bepaalt de potentiële gebruiksmogelijkheden van een onroerende zaak. Als een perceel, op grond van het bestemmingsplan, mag worden gebruikt voor doeleinden waarmee men kan profiteren van riolering, dan is dat perceel in beginsel gebaat als het op de riolering kan worden aangesloten. Het feitelijk gebruik doet niet terzake. Ook is niet relevant of al dan niet daadwerkelijk wordt aangesloten op de riolering.

 

Er vindt een eenmalige beoordeling plaats over de vraag of een onroerende zaak gebaat is door de getroffen voorzieningen. Dit brengt mee dat latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak geen invloed hebben op de verschuldigde belasting. Ook latere bijbouw of afbraak van objecten kan niet leiden tot wijziging in het totaalbestand van belaste objecten. Het begrip “voorzieningen” sluit aan bij de bestaande jurisprudentie. In dit geval wordt de aanleg van (druk)riolering als voorziening aangemerkt, die door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand is of wordt aangebracht. De gemeente kan dus zelf voor de totstandkoming van de voorzieningen zorgdragen of daaraan medewerking geven. Wie uitvoerder is doet niet terzake. Van medewerking is sprake indien de kosten (mede) door de gemeente worden gedragen.

 

Er is volgens constante jurisprudentie sprake van “baat” als een onroerende zaak door de gemeentelijke voorziening in een “voordeliger positie” is gekomen. Het is niet noodzakelijk dat de “baat” gepaard gaat met een aantoonbare waardestijging. De mogelijkheid tot aansluiting op het rioolstelsel is in ieder geval een aspect dat er toe leidt dat een onroerende zaak, naar objectieve maatstaven beoordeeld, in een voordeliger positie is gekomen.

 

Hierna treft u de kosten aan die op onderhavig cluster betrekking hebben en voor verhaal in aanmerking komen. Tevens treft u de te verwachten opbrengsten aan via overeenkomsten en baatbelasting, alsmede het percentage kostendekking. Hiermee wordt aangetoond dat de gemeente voldoet aan de randvoorwaarden voor het percentage van te verhalen kosten dat is opgenomen in het aangevuld bekostigingsbesluit.

 

Kosten- / batenoverzicht Tweede Bloksweg Tuinbouwweg (Cluster 13, 14 en 23 als één werk uitgevoerd)  

­

Kosten aannemer (bestekwerk)

€ 311.032,09

Desman (leverantie)

€ 217.514,45­

Eneco (aansluiting 9 st C.V.K. kasten)

€ 6.905,70

Oranjewoud (2e Bloksweg / Tuinbouwweg)

€ 83.598,13

Projectleiding (diverse werkzaamheden)

€ 21.856,84

Toezicht/directievoering (diverse werkzaamheden)

€ 31.753.61

Diversen (werkzaamheden)

€ 13.446,00

Totaal kosten excl. BTW

€ 686.106,82

BTW 19%

€ 130.360,30

Totaal kosten incl. BTW

€ 816.467,12

Alinea­

Alinea­

Opbrengsten via overeenkomsten: 48 x € 2.000,00

€ 96.000,00

Opbrengsten via baatbelasting: 28 x € 2.000,00

€ 56.000,00

Totaal opbrengsten

€ 152.000,00

Alinea­

­

Kostendekking 18,6 %

Artikel 3 Belastingplicht

In dit artikel wordt de belastingplicht omschreven. Belastingplichtig zijn natuurlijke personen en rechtspersonen zoals vennootschappen, stichtingen en verenigingen, die van de, door gemeentelijke voorzieningen, gebate onroerende zaken, zoals vermeld in artikel 2, het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

De wet gaat uit van belastingheffing tenzij de kosten van de voorzieningen d.m.v. overeenkomst worden voldaan. Evenals Waddinxveen in dit geval, gebruiken andere gemeenten in veel gevallen de baatbelasting als vangnet.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

Er is in de Gemeentewet geen heffingsmaatstaf opgenomen voor de baatbelasting. Dit houdt in dat uw raad vrij is in het bepalen van de heffingsmaatstaf, met dien verstande dat het te heffen bedrag uitdrukkelijk niet afhankelijk mag zijn van inkomen, winst en vermogen. Bij de keuze van de heffingsmaatstaf – een vast bedrag per onroerende zaak – sluit Waddinxveen aan bij de in de praktijk meest gebruikte maatstaven.

Een vast bedrag per onroerende zaak wordt bijna overal gebruikt als het gaat om voorzieningen betreffende aanleg van riolering en van gas-, water- en elektriciteitsleidingen waarvan alle aangesloten of aan te sluiten objecten in gelijke of nagenoeg gelijke mate profiteren.

 

Artikel 5 Belastingtarief

In dit artikel is het belastingtarief opgenomen. Dit is gebaseerd op uw raadsbesluit van 26 mei 2004. In deze vergadering zijn ook de “nieuwe aangevuld bekostigingsbesluiten” vastgesteld. In het aangevuld bekostigingsbesluit is het volgende uitgangspunt voor het kostenverhaal opgenomen: “€ 2.000,-- per gebaat object”. (Wettelijk is een kostenverhaal van maximaal 100% mogelijk).

 

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse heffing

Baatbelasting is in beginsel een heffing ineens. De belastingplichtige dient de heffing ineens te betalen. De wetgever heeft hierbij echter bepaald dat op verzoek van de belastingplichtige, de belasting in de vorm van een jaarlijkse belasting kan worden geheven gedurende ten hoogste dertig jaren. De gemeente is verplicht hiervoor een regeling te treffen in de verordening. Hierin is dan ook voorzien.

Gelet op de hoogte van de bijdrage ineens van € 2.000,---, is een jaarlijkse heffing mogelijk gemaakt gedurende ten hoogste tien jaren. In de jaarlijkse heffing (annuïteit) moet een rentecomponent worden opgenomen. De rentevoet hiervoor is bepaald op 5%.

 

De jaarlijkse aanslag (tijdvak 10 jaar, rente 5%) bedraagt: € 259,01 per gebaat object.

 

Voorts is in artikel 6, lid 4 een bepaling opgenomen dat een in een jaarlijkse heffing omgezette aanslag op elk moment weer kan worden afgekocht. De afkoopsom bedraagt in dergelijke gevallen:

 

Bij een afkoop met een

restantlooptijd van:

Bedrag afkoop:

9 jaar

€ 1.840,99

8 jaar

€ 1.674,03

7 jaar

€ 1.498,72

6 jaar

€ 1.314,65

5 jaar

€ 1.121,37

4 jaar

€ 918,43

3 jaar

€ 705,35

2 jaar

€ 481,60

1 jaar

€ 246,68

 

Artikel 6, lid 5 bepaald vervolgens dat indien een onroerende zaak wordt verkocht, gedurende de verdere looptijd van de heffing, de baatbelasting eerst weer in de vorm van een aanslag ineens voor de resterende belastingjaren wordt opgelegd. Op verzoek wordt de heffing ineens verminderd en in de vorm van een jaarlijkse aanslag gecontinueerd.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

De heffing vindt plaats bij wege van aanslag. Aan alle belastingplichtigen zal, conform de bepalingen in deze verordening, eerst een aanslag ineens worden opgelegd. Deze aanslag dient conform de reguliere betalingstermijnen (twee termijnen) te worden betaald. De belastingplichtigen kunnen verzoeken de “aanslag ineens” om te zetten in een jaarlijkse aanslag. Volgens de wettelijke regeling dient de aanslag eerst “ineens” te worden opgelegd en kan pas daarna binnen de gestelde termijn een verzoek worden ingediend voor een jaarlijkse aanslag. Als de heffing “ineens” wordt omgezet in een jaarlijkse aanslag, wordt de oorspronkelijke aanslag verminderd en vervolgens omgezet in een jaarlijkse aanslag.

 

Artikel 8 Termijnen van betaling

Hier is gekozen voor de (in de gemeente Waddinxveen) reguliere termijnen van betaling. De mogelijkheid voor heffing door middel van automatische incasso is achterwege gelaten omdat de baatbelasting zich hiervoor niet leent. In de gecombineerde heffing is de automatische incasso alleen bedoeld voor huishoudens. Het onderscheid tussen particulieren en bedrijven wordt daarbij beoogd te bereiken, door een maximum te stellen aan het totale aanslagbedrag. Bij de baatbelasting zijn alle aanslagen, per eigendom, even hoog. Om juridische redenen is het overigens niet wenselijk de aanslag baatbelasting op te nemen in de combinatieheffing.

 

Artikel 9 Kwijtschelding

Omdat het heffen van baatbelasting is aan te merken als een betaling voor de aanleg van bepaalde voorzieningen van de gemeente wordt (zoals bij de meeste gemeenten) kwijtschelding uitgesloten.

 

Artikel 10 en 11 nadere regels door het college van burgemeester en wethouders respectievelijk inwerkingtreding en citeertitel

Deze bepalingen zijn conform de modelbepalingen.

 

Behorende bij raadsbesluit

Van 10 februari 2010

de Griffier van de gemeente Waddinxveen,

(mr. F.W. van der Dussen)