Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Waddinxveen 2015

Geldend van 27-08-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Waddinxveen 2015

De burgemeester van gemeente Waddinxveen;

Overwegende,

  • Gelet op mijn bevoegdheid in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • Gelet op de noodzaak om vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid , het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid streng tegen de verkoop van drugs in of vanuit een woning of lokaal op te treden;

BESLUIT

  • I.

    Vast te stellen de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Waddinxveen 2015;

  • II.

    Dit besluit in werking te laten treden op de dag na bekendmaking op de in Waddinxveen gebruikelijke wijze;

  • III.

    Dit besluit wordt aangehaald als: "Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Waddinxveen 2015".

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Waddinxveen 2015

Inleiding

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit1 en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de handel en de handelaren. Het Openbaar Ministerie heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of een woning gebruikt wordt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet wel. Dit artikel staat ook bekend als de Wet Damocles.

Artikel 13b Opiumwet is daarmee het juridische instrument om op te treden tegen handel in drugs vanuit woningen en lokalen. Artikel 13b Opiumwet luidt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs, is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Een geconstateerde overtredingen moet gevolgd worden door een maatregel die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het daardoor ontstane gevaar voor de openbare orde. Door het opstellen van beleidsregels kan de burgemeester op een zorgvuldige en uniforme wijze optreden tegen overtredingen. Er wordt hierbij een regionale aanpak beoogd. Om deze reden zijn de beleidsregels gebaseerd op een voorstel van het districtscollege Gouda-Alphen aan den Rijn.

Inkadering beleid

Dit beleid ziet op toepassing van artikel 13b Opiumwet als het gaat om woningen en lokalen met uitzondering van coffeeshops. Deze worden als volgt gedefinieerd:

  • De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van onderhavige beleidsregels onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte (blijkend uit de Basisregistratie personen (BRP)). Onder woning kan ook een boot, caravan, woonwagen e.d. worden verstaan. Met woning wordt ook bedoeld het daarbij behorende erf en daarop aanwezige opstallen. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner.

  • Lokalen zijn alle niet voor woning bestemde gebouwen en ruimten en voor bewoning bestemde ruimten die niet gebruikt worden als woning. Lokalen kunnen voor het publiek toegankelijk zijn (zoals winkels en horecabedrijven) en niet voor publiek toegankelijk zijn (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten). Met lokaal wordt ook bedoeld het daarbij behorende erf en daarop aanwezige opstallen.

Doel van handhaving

Handel, gebruik en aanwezigheid van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Sluiting van een woning of lokaal is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel. Het doel van handhaving is daarmee om:

  • de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • de bekendheid van de woning of het lokaal in het drugscircuit te doorbreken;

  • te verhinderen dat de woning of het lokaal (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en/of de georganiseerde drugshandel.

Het toepassen van bestuursdwang:

  • is erop gericht de handel in, bij of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden;

  • is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf;

  • is meer gericht op de locatie (lokaal of woning) en in mindere mate op de belanghebbende;

  • bestaat in beginsel uit het geheel of gedeeltelijk sluiten van de woning door het nemen van fysieke maatregelen, zoals het vervangen van de sloten e.d. Daarnaast wordt in beginsel een sluitingsbevel zichtbaar op de woning aangebracht.

Bevoegdheid

De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Het is vaste rechtspraak2 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe3 aanwezig is’ in artikel 13b Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is om een (al dan niet voor publiek toegankelijk) lokaal of woning op grond van de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid4 drugs te sluiten. Hierbij wordt aangesloten bij de richtlijnen5 van het Openbaar Ministerie.

In aanvulling op het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs, kan de aannemelijkheid van de handel mede worden ondersteund door de grootte van de aangetroffen hoeveelheid, verklaringen van betrokkenen/belanghebbenden (bijvoorbeeld dat de drugs niet voor eigen gebruik bestemd waren) of uit ander bewijs6.

Benodigde informatie

De Opiumwet biedt geen mogelijkheid om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen. Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een politierapportage of bestuurlijke rapportage, waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek en over de ernst van de situatie. Daarbij wordt aangetekend dat aan de bewijslast voor bestuursrechtelijke maatregelen minder zware eisen worden gesteld dan in het kader van het strafrecht. De informatie moet voldoende onderbouwing geven voor het te nemen handhavingsbesluit.

Bestuursdwang

Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

  • een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Bij het opleggen van de last onder bestuursdwang kan de burgemeester besluiten:

  • A.

    Een last aan belanghebbende op te leggen om de woning of lokaal, binnen een gestelde begunstigingstermijn, zelf te ontruimen en te sluiten ("sluit klaar" te maken). De begunstigingstermijn is in dat geval bedoeld om de belanghebbenden enkel een termijn te geven waarbinnen zij zelf de woning "sluit klaar" kunnen maken om zo de kosten van de tenuitvoerlegging te verminderen danwel te voorkomen. In de praktijk houdt dit met name in het tijdig weghalen van persoonlijke eigendommen en het tijdig nemen van met aan de sluiting verbonden maatregelen, bijvoorbeeld het afsluiten van nutsvoorzieningen.

    Na het verstrijken van deze termijn wordt door of namens de burgemeester gecontroleerd of de woning of het pand "sluit klaar" is en eventueel worden noodzakelijke maatregelen genomen. Daarna wordt de woning of het pand verzegeld om controle mogelijk te maken en op de deur wordt een sluitingsbesluit aangebracht.

    Deze definitieve sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat de woning of lokaal door niemand mag worden betreden. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is het betreden van een gesloten pand, woning of erf, in de Algemeen plaatselijke verordening Waddinxveen 2009 strafbaar gesteld (artikel 2.41).

    Bij de uitvoering van de definitieve sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook vertegenwoordigers van andere (keten)partners aanwezig zijn, bijvoorbeeld: een aannemer, het energiebedrijf, de GGD of een medewerker van een verslavingszorginstelling.

  • B.

    Een last aan belanghebbende op te leggen om de woning of lokaal, binnen een gestelde begunstigingstermijn, zelf te ontruimen en te sluiten (en gesloten te houden). De woning of lokaal wordt vervolgens niet door middel van verzegeling door de burgemeester gesloten. De burgemeester kan, na verzoek daartoe en indien de aard en omstandigheden daartoe aanleiding geven en onder nader te stellen voorwaarden, toestemming geven tot het betreden van het pand aan bepaalde belanghebbenden.

Van belang bij de keuze voor A of B is dat als een belanghebbende een woning of een lokaal zelf sluit, niet altijd kan worden gegarandeerd dat de woning of lokaal daadwerkelijk gesloten blijft. Zonder het aanbrengen van het zegel kan dan niet worden gecontroleerd of het pand gedurende de sluitingsperiode inderdaad gesloten was.

In de last, zowel bij A als bij B, kan belanghebbende worden verplicht tot het nemen van afsluitmaatregelen zoals het dichttimmeren van de deuren en ramen, het afsluiten van de nutsvoorzieningen etcetera.

Het handhavingsbesluit wordt kenbaar gemaakt aan de belanghebbenden (artikel 3.41 Awb). Daarnaast wordt het handhavingsbesluit gepubliceerd in de gemeenterubriek (artikel 3.42 Awb).

Begunstigingstermijn

De begunstigingstermijn aan belanghebbende wordt, zowel bij A als bij B, gesteld op 48 uur om de ontruiming uit te voeren en te sluiten. Indien de last niet of niet tijdig binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd, zal de burgemeester de last door feitelijk handelen ten uitvoer (laten) leggen.

Tijdsverloop

Gelet op de ingrijpende strekking van het besluit en de gehoudenheid van de burgemeester om een besluit tot sluiting zorgvuldig voor te bereiden kan er sprake zijn van enig tijdsverloop tussen de constatering van de overtreding en het besluit tot het opleggen van last onder bestuursdwang of andere bestuurlijke maatregelen.

Het plaatsvinden van tijdsverloop doet in beginsel niet af aan de aard en de ernst van hetgeen aan de sluiting ten grondslag wordt gelegd en het belang van het daarmee beoogde doel, te weten het definitief doorbreken van de gang naar de woning en de bekendheid van de woning of lokaal in kringen van handelaren en gebruikers van verdovende middelen.

Aard van de situatie en indicatoren

Voor toepassing van bestuursdwang moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid. Vervolgens wordt gekeken naar de aard van de situatie.

Van een ernstige situatie is in ieder geval sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in georganiseerd verband in of vanuit een woning of lokaal plaatsvindt of als aanwezigheid van drugs hierop duidt.

Aannemelijkheid dat de aangetroffen drugs voor drugshandel in georganiseerd verband bestemd zijn, kan bijvoorbeeld blijken uit verklaringen van betrokkenen, onderzoek van de politie of uit ander bewijs.

"[...] dat de politie [...] in de woning en berging 1,287 kg hasjiesj, 2,896 kg hennep, een aantal zogenoemde sealbags met henneptoppen, een vuurwapen met bijbehorende munitie, contante geldbedragen [...], een weegschaal en acht assimilatielampen heeft aangetroffen." (ECLl:NL:RVS:2012:BY5106 , RvS, 5-12- 2012)

"Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels) geld, weegschaal, assimilatielampen e.d.." (ECLl:NL:RBUTR:2012:BX5656, rechtbank Utrecht, 27- 08-2012)

Om te kunnen nagaan of het aannemelijk is dat de aangetroffen drugs voor drugshandel in georganiseerd verband bestemd zijn, is onderstaande indicatorenlijst samengesteld.

  • a.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (dit zal in ieder geval een grotere hoeveelheid moeten zijn dan een hoeveelheid die duidt op eigen gebruik. Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel (hierbij wordt aangesloten bij "aanwijzing Opiumwet" van het College van procureurs-generaal). Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels) geld, weegschaal, assimilatielampen e.d.);

  • b.

    de mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

  • c.

    er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • d.

    er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • e.

    er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • f.

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling , bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • g.

    er is sprake van recidive;

  • h.

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • i.

    de mate van gevaar voor de omgeving, mate van risico voor omwonenden;

  • j.

    de mate van overlast;

  • k.

    aannemelijkheid dat de woning of het lokaal niet overeenkomstig de functie wordt gebruikt7;

  • l.

    aannemelijkheid dat behalve de woning, het lokaal of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • m.

    overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d.

De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van een enkele indicator kan aannemelijkheid aan de orde zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel.

Sluitingstermijn

De persoonlijke verwijtbaarheid van de geadresseerde is niet van belang voor de bevoegdheid de last op te leggen en de vaststelling van de duur van de sluitingstermijn . Bepalend daarvoor zijn de verstoring van de openbare orde of het woonklimaat door de handel in harddrugs en de periode die nodig is om de situatie voor de verstoring te herstellen (AbRS 4 juli 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AN6835, AB 2002, 6).

Gelet op het doel van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, te weten de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, mag de burgemeester bij de vaststelling van de sluitingstermijn betrekken:

  • de noodzaak om de bekendheid van een inrichting als drugsadres teniet te doen;

  • de rust in de directe omgeving te doen wederkeren;

  • herhaling van de ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van de het woon- en leefklimaat te voorkomen.

Geen verlenging van de termijn

In verband met de rechtszekerheid wordt de termijn van sluiting direct bij oplegging van de maatregel bepaald. Tussentijdse verlenging is niet aan de orde. Indien zich gedurende een sluitingstermijn nieuwe feiten of omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen, bestaat wel de mogelijkheid dat opnieuw een besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt genomen.

Lokalen

Uitgangspunt voor lokalen is dat bij het aantreffen van voor de handel bestemde drugs (in een grotere hoeveelheid dan voor eigen gebruik) altijd wordt gesloten. Indien er sprake is van een "ernstige situatie" wordt voor langere tijd gesloten. De bandbreedte (minimum en maximum sluitingsduur) voor beide situaties is aangepast op de ernst van de situatie en het bereiken van het doel.

Matrix sluitingsduur m.b.t. "al dan niet voor het publiek toegankelijk lokaal (niet zijnde een woning) en/of bijbehorend erf met uitzondering van coffeeshops":

Ernstige situatie

Overige situaties

1e overtreding

Sluiting voor een periode van minimaal 9 tot ten hoogste 18 maanden.

Sluiting voor een periode van minimaal 3 tot ten hoogste 12·maanden.

2e overtreding (en eventueel daarop volgende overtredingen) binnen 5 jaar

Sluiting voor ten hoogste 60 maanden.

Sluiting voor ten hoogste 60 maanden.

Woningen

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

Een bevel tot sluiting van een woning vormt een inmenging in de persoonlijke levenssfeer maar deze inmenging is gerechtvaardigd indien ze is voorzien bij wet en in een democratische samenleving noodzakelijk kan worden geacht ter voorkoming van strafbare feiten dan wel ter bescherming van de rechten en vrijheden van omwonenden van de woning.

Het recht op ongestoord woongenot (artikel 8 van het EVRM) rechtvaardigt een minder vergaande aanpak ten aanzien van woningen. Vanwege de ingrijpendheid van het instrument is het uitgangspunt dat het sluiten van een woning alleen plaatsvindt indien er sprake is van een ernstige situatie of bij herhaalde overtreding. Gelet op de ernst van de feiten en omstandigheden ligt een waarschuwing vooraf in dat geval niet in de rede. Het opleggen van een last onder dwangsom in plaats van bestuursdwang is - gelet op de ernst van de situatie waarvoor de maatregel ingezet wordt en het doel ervan - niet aan de orde. De bandbreedte (minimum en maximum sluitingsduur) is aangepast op de ernst van de situatie.

Met een minimum sluitingstermijn van een woning van 3 maanden en ten hoogste 12 maanden, bij eerste overtreding en ernstige situatie, kan maatwerk geleverd worden passend bij de ernst van de situatie. Een langere sluitingstermijn dan het maximum van twaalf maanden is in beginsel niet aan de orde. Deze maximale termijn staat in verhouding tot de aard van de te sluiten locatie (woning) en de daarmee samenhangende grondrechten (o.a. recht op ongestoord woongenot, privéleven e.d.), het doel van de maatregel (een termijn van maximaal twaalf maanden moet voldoende worden geacht om de bekendheid van de woning of het daarbij behorende erf als drugspand te doorbreken) en het reparatoire karakter van de maatregel (het gaat om een herstelsanctie en niet om een strafsanctie).

In het geval van "overige situaties" kan bij een woning wel een schriftelijke waarschuwing worden gegeven of een last onder dwangsom worden opgelegd.

Matrix sluitingsduur m.b.t. "woning en/of bijbehorend erf":

Ernstige situatie

Overige situaties

1e overtreding

Sluiting voor een periode van minimaal 3 tot ten hoogste 12 maanden.

Schriftelijke waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom.

2e overtreding (en eventueel daarop volgende overtredingen) binnen 5 jaar

Sluiting voor een periode van 12 maanden.

Sluiting voor een periode van ten hoogste 12 maanden.

Proportionaliteit en subsidiariteit

Bij daadwerkelijke sluiting van lokaal of woning zal beoordeeld moeten worden of volstaan kan worden met sluiting van een deel van het lokaal, de woning en/of het erf. Indien bijvoorbeeld blijkt dat een op het erf van de woning gelegen opstal (bijvoorbeeld schuur/garage en dergelijke) het middelpunt is van de handel en niet de woning zelf, dan ligt het in de rede om alleen de op het erf gelegen opstal te sluiten. Indien bijvoorbeeld de woning zelf gebruikt wordt voor de handel, dient bezien te worden of volstaan kan worden met het sluiten van een deel van de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als het deel van de woning waarin de handel plaatsvindt fysiek kan worden afgescheiden.

Overige bewoners

Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd, zoals kamerverhuurpanden, kan worden overgegaan tot gedeeltelijke sluiting door sluiting van afzonderlijke kamers of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor derden toegankelijk. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen.

Opvang / huisdieren

Betrokkene(n) dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) zal er, indien tot een sluiting wordt besloten, wel aandacht dienen te zijn voor de vraag of voor een bewoner vervangende woonruimte aangeboden dient te worden. Rekening houdend met het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur / zienswijze

Naast de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit moet ook voldaan zijn aan de andere beginselen van behoorlijk bestuur. De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Een belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze weer te geven voordat de burgemeester zijn besluit neemt.

Discretionaire bevoegdheid en afwijken van beleid

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat van deze bevoegdheid gebruikt wordt na een zorgvuldige belangenafweging. Uit de jurisprudentie blijkt dat aan de motivering hoge eisen gesteld worden. De toepassing van bestuursdwang kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen.

Gebruikmaken van de bestuursdwangaanschrijving wordt pas toelaatbaar geacht wanneer:

  • er sprake is van een verboden situatie en/of een overtreding van een wettelijk voorschrift;

  • én het belang van daadwerkelijk optreden zorgvuldig wordt gemotiveerd;

  • én de op te leggen maatregel in redelijke verhouding staat met de overtreding (met andere woorden dat is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit).

Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het volgen van het beleid onredelijke gevolgen heeft. In die gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afzien van het toepassen van bestuursdwang.

  • De omstandigheid dat sluiting van woningen of lokalen mogelijk leidt tot financieel nadeel voor eigenaren of verhuurders is een direct gevolg van sluiting en is bij de vaststelling van het beleid meegewogen. Het kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4:84 Awb.

  • De omstandigheid dat een eigenaar/verhuurder van een woning niet bekend was met de drugsactiviteiten in de woning/lokaal en financieel nadeel van de sluiting ervan lijdt is evenmin een zodanige bijzondere omstandigheid. De gevolgen die drugshandel vanuit een huurpand heeft wanneer het aankomt op bestuurlijke handhaving, komen voor rekening van de verhuurder.

Daarnaast kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de genoemde sluitingstermijnen in het geval van bijzondere omstandigheden of indien de aard en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Registratie op grond van de WKPB

Na sluiting van de woning of lokaal wordt dit verwerkt in het register dat bijgehouden wordt op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB- register houdt de publiekrechtelijke beperkingen ten aanzien van onroerende zaken bij. Indien de sluiting wordt opgeheven of de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

Opheffen

Het reparatoire karakter van een sluitingsbevel krachtens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet brengt met zich dat zodra de overtreding is beëindigd, waarbij betrokken mag worden de bekendheid van de inrichting als drugsadres, het wederkeren van de rust in de directe omgeving, de verstoring van de openbare orde en de aantasting van het woon- en leefklimaat, de sanctie dient te worden opgeheven (RvS, 200910265/1/H3, 8 september 2010).

Een belanghebbende kan, indien hij de overtreding beëindigd acht, de burgemeester gemotiveerd verzoeken om de sluiting in te trekken. In de motivering ervan moet aannemelijk worden gemaakt dat de overtreding is beëindigd, zie hierboven, en dat de situatie zich niet herhaalt dan wel kan herhalen.

Na-traject

Na afloop van de sluitingstermijn vindt in overleg met de eigenaar en bewoners een overdracht van de woning plaats. Ook kan na afloop van de termijn een nieuw besluit worden genomen waarbij wederom gesloten wordt indien zich opnieuw feiten en omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen.

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het na-traject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 13b Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het College van Burgemeester en Wethouders.

Hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregel gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Vaststelling

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: "Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Waddinxveen 2015". Deze beleidsregel is vastgesteld op 26 augustus 2015 en treedt in werking op de volgende dag na bekendmaking.

Ondertekening

de burgemeester van Waddinxveen,

drs. H.P.L. Cremers


Noot
1

Op basis van de "aanwijzing Opiumwet" van het College van procureurs-generaal wordt het bezit van gebruikershoeveelheden niet vervolgd door het Openbaar Ministerie.

Noot
2

Zie o.a.: AbRS 5 januari 2005 (ECLl:NL:RVS:2005:AR8730), AbRS 21 december 2005 (ECLl:NL:RVS:2005:A U8447), AbRS 18 oktober 2006 (ECLl:NL:RVS:2006:AZ0347), AbRS 17 september 2008 (200800275/1) en Ab RS 20 oktober 2010 (201003280/1/ H3.

Noot
3

"In dat geval is niet vereist dat daadwerkelijk drugs zijn verhandeld maar volgt uit het woord "daartoe" in deze bepaling dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs in een inrichting, waarin de verkoop van softdrugs niet is gedoogd, de bevoegdheid verschaft tot het sluiten van de inrichting." (ECLl:NL:RVS:2005:AU8447, AbRS 21 december 2005, 200505732/1).

Noot
4

Er is sprake van een handelshoeveelheid indien de aangetroffen drugs de hoeveelheid die duidt op eigen gebruik overschrijdt.

Noot
5

Op basis van de huidige Aanwijzing Opiumwet (2012A021) wordt onder een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik van de middelen vermeld op lijst I (harddrugs) verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bv. één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB. Voor middelen vermeld op lijst II, zijnde hennepproducten, wordt een hoeveelheid van maximaal 5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik aangemerkt.

Noot
6

Bijvoorbeeld ECLl:NL:RVS:2012:BY5106. Raad van State, 201112900/1/A3, 5 december 2012, waarbij een weegschaal, sealbags, assimilatielampen, een vuurwapen en contante geldbedragen zijn aangetroffen.

Noot
7

Optreden wegens strijdig gebruik met de definitie- of gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan kan dan ook tot de mogelijkheden behoren. Indien sluiting onvoldoende is en aanvullende maatregelen nodig zijn om de leefbaarheid te herstellen kan het college de woning of lokaal in beheer nemen (artikel 14 Woningwet) waarna een eventuele onteigeningsprocedure kan volgen (artikel 77 Onteigeningswet).