Beleidsregels melding uitweg Gemeente Waddinxveen

Geldend van 03-11-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels melding uitweg Gemeente Waddinxveen

1. Algemeen

In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is in artikel 2:12 bepaald dat voorafgaande aan het maken of veranderen van een uitweg, een melding moet worden gedaan bij het college.

De uitweg kan in principe worden aangelegd of veranderd tenzij het college binnen vier weken heeft laten weten dat het verboden is om de uitweg aan te leggen of te veranderen. Voor de uitvoering van de aanleg of de verandering zijn kosten verschuldigd.

Het college verbiedt de aanleg of de verandering:

  • a.

    indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

  • b.

    indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

  • c.

    indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

  • d.

    indien er sprake is van een uitweg van een perceel1 dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

Met deze beleidsregels geeft het college nader aan welke criteria in ieder geval gehanteerd worden.

Een melding wordt getoetst aan deze beleidsregels. Voldoet een aanvraag niet aan de toetsingscriteria, genoemd in deze beleidsregels, dan wordt de aanleg of de verandering van de uitweg verboden, tenzij dit wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is (art. 4.84 Awb).

Sinds de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)2 is de gemeente ook verantwoordelijk voor toetsing van vergunningen voor uitwegen op provincialen. De provincie hanteert een vergunningensysteem in plaats van een meldingsysteem, zoals door de gemeente wordt gehanteerd. Indien sprake is van beoogde aanleg van een uitweg op een provinciale weg, dan gelden de beleidsregels ten aanzien van uitwegen die zijn opgesteld door de provincie Zuid-Holland (PZH), die als bijlage bij dit document zijn bijgevoegd. Indien nodig zal in overleg worden getreden met PZH om over te gaan vergunningverlening.

2. Toelaatbaarheid uitwegen

Uitwegen veroorzaken een verstoring voor het ‘doorgaande’ verkeer en zijn potentiële conflictpunten. De mate van verstoring is evenredig met de intensiteit, het gebruik van de uitweg en de ter plaatse van kracht zijnde maximumsnelheid. Van belang is ook om onderscheid te maken in de wijze van het gebruik. Dit betekent dat uitwegen die niet of nauwelijks worden gebruikt toch verstoring teweeg brengen. Vanwege de waarneembaarheid van de uitweg voor een weggebruiker vraagt dit aandacht en in principe anticipatie in het weggedrag. Deze anticipatie is, afhankelijk van de functie van de weg, al dan niet acceptabel.

Een ander argument om uitwegen niet zonder meer toe te staan is dat door aanwezigheid van veel uitwegen het attentieniveau van de weggebruiker, op plaatsen waar daadwerkelijk uitwisseling plaatsvindt, niet optimaal is.

Het Nederlandse wegennet, waaronder ook het wegennet in de gemeente Waddinxveen, is opgedeeld in een drietal wegcategorieën met elke een eigen karakteristieke functie en (gewenste) vormgeving. De onderverdeling bestaat uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De enige stroomweg, die in de gemeente Waddinxveen wordt onderscheiden, is Rijksweg 12 (A12). Deze weg is in beheer bij en eigendom van de Staat der Nederlanden. De gemeente Waddinxveen maakt daarom beleidsmatig onderscheid in uitwegen op gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

  • Gebiedsontsluitingswegen

    Ten aanzien van uitwisselpunten is het uitgangspunt dat geen uitwegen3 behoren te worden toegestaan. Indien mogelijk wordt gekozen voor alternatieve oplossingen, zoals ontsluiting via het wegennet van een lagere orde c.q. parallelvoorziening of een gemeenschappelijke uitweg.

    De gebiedsontsluitingswegen, waarop in principe geen uitwegen worden toegestaan zijn: Beethovenlaan, Chopinlaan, Esdoornlaan, Dreef, Juliana van Stolberglaan, Kanaaldijk, Kanaalstraat, Kerkweg Oost, Kerkweg West, Noordeinde, Koningin Wilhelminasingel, Staringlaan tussen Station Waddinxveen Noord en Noordstaring, Willem de Zwijgerlaan, Zuidelijke Rondweg en Zuidplaslaan.

  • Erftoegangswegen

    De erftoegangsweg4 ontsluit de afzonderlijke woningen, kantoren, bedrijven, boerderijen, (sport)terreinen, landbouwpercelen et cetera. Op de erftoegangsweg vindt op zowel wegvakken als op kruispunten uitwisseling van verkeer plaats. Een uitweg wordt, voor zover deze noodzakelijk is voor ontsluiting, op een erftoegangsweg in het algemeen toegestaan, tenzij het belang van de bruikbaarheid van de weg, de verkeersveiligheid of de bescherming van groenvoorzieningen wordt geschaad.

3. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op alle meldingen voor het maken of veranderen van een uitweg op wegen die eigendom zijn van de gemeente Waddinxveen.

4. Procedure

Op de behandeling van de melding is de APV van toepassing. Wanneer niet binnen vier weken op de melding is gereageerd, mag de uitweg in principe worden aangelegd of veranderd. Als de aanleg of verandering wordt verboden, is dat een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De procedure is globaal als volgt:

  • Bij de melding moet kenbaar gemaakt worden:

    • 1.

      naam, adres en woonplaats melder

    • 2.

      adres van de uitweg

    • 3.

      situatieschets van de aan te leggen uitweg

    • 4.

      foto van de bestaande situatie

  • De melding wordt op basis van artikel 2:12 van de APV en deze beleidsregels getoetst.

  • De melder krijgt binnen vier weken te horen of het verboden is de uitweg aan te leggen of te veranderen.

  • Kan de uitweg in principe worden aangelegd of veranderd, dan legt de gemeente deze aan. De kosten voor de aanleg of verandering worden apart in rekening gebracht.

5. Toetsingscriteria

A. Algemeen

Een nieuwe uitweg ten behoeve van een woning mag worden gerealiseerd mits de uitweg niet breder wordt dan 3,50 meter gemeten langs de openbare weg5. Verbreding tot maximaal 5,50 meter is mogelijk in uitzonderlijke gevallen. Als er sprake is van een uitzonderlijk geval, dan moet dat in de melding beargumenteerd worden. Dit wordt per geval getoetst.

Een nieuwe uitweg op een bedrijventerrein en ten behoeve van landbouwpercelen mag, gemeten langs de openbare weg, niet breder zijn dan 12 meter.

In uitzonderlijke situaties, buiten de bebouwde kom waarbij de rijbaan niet breed genoeg is, kan tegenover de uitweg de berm plaatselijk worden verhard.

De uitweg moet voldoende herkenbaar zijn als eigen niet openbare oprit. In situaties waarbij het niet duidelijk is hoe de voorrang is geregeld, kan aanvullende bebording en markering in de openbare ruimte worden geëist.

Artikel 2:12 lid 3a van de APV (zie 1a op pagina 1)

Van gevaar voor het wegverkeer ter plaatse als bedoeld in artikel 2:12 lid 3 onder a is in ieder geval sprake als de uitweg is gesitueerd:

  • 1.

    Op of nabij een kruising of splitsing van wegen binnen 10 meter van het snijpunt van rijbaankanten, inclusief de lange zijde van een T-kruising.

  • 2.

    Op de plaats van op de aanliggende weg aangebrachte opstelstroken dan wel voorsorteervakken.

  • 3.

    Binnen een afstand van 50 meter van verkeerslichten aan dezelfde weg.

  • 4.

    Zodanig dat bij het uitrijden van de uitweg er onvoldoende zicht is op het overige verkeer, waardoor er onoverzichtelijke en/of onveilige verkeerssituaties kunnen ontstaan. In de regel dient het uitzicht op het overige verkeer minimaal 25 meter te bedragen op erftoegangswegen.

  • 5.

    Op een plaats waar de ruimte voor het plaatsen van een personenauto op het eigen erf minder is dan 2,50 meter breed en 5 meter lang, zoals gedefinieerd in de Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen (ASVV) van het CROW. Dit is een handboek met aanbevelingen voor de inrichting van wegen binnen de bebouwde kom.

  • 6.

    Op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetgangerspad uitkomt en dat pad in lengterichting moet worden bereden om de openbare weg te bereiken.

  • 7.

    Op een plaats ten behoeve van de openbare verlichting aanwezige lichtmast die wegens de verlichtingseisen en/of openbaar groen niet te verplaatsen is.

B. Artikel 2:12 lid 3b van de APV (zie 1b op pagina 1)

Voor een woning kan een uitweg worden aangelegd mits er maximaal één openbare parkeerplaats komt te vervallen door de aanleg van die uitweg.

C. Artikel 2:12 lid 3c van de APV (zie 1c op pagina 1)

Er is sprake van onaanvaardbare aantasting van openbaar groen als:

  • 1.

    een uitweg binnen de hoofdgroenstructuur (als bedoeld in het Groenstructuurplan) van de gemeente Waddinxveen valt.

  • 2.

    Als voor de aanleg van de uitweg bomen gekapt moeten worden die zijn opgenomen in de vastgestelde lijst van bijzondere bomen van de gemeente Waddinxveen.

  • 3.

    Als sprake is van afschermend groen.

  • 4.

    De verharding van de uitweg op minder dan twee meter afstand van de stamvoet van een boom (met een diameter van tenminste 10 cm) is geprojecteerd.

E. Artikel 2:12 lid 3d van de APV (zie 1d op pagina 1)

Het uitgangspunt is dat ieder perceel ontsloten wordt op de openbare weg. Per perceel kan één uitweg worden aangelegd.

Voor een tweede uitweg gelden naast de criteria onder B de volgende aanvullende eisen:

  • 1.

    Het perceel moet een frontbreedte groter of gelijk aan 40 meter gemeten langs de openbare weg hebben.

  • 2.

    De tweede uitweg mag niet ten koste gaan van parkeercapaciteit in de openbare ruimte of het openbaar groen.

Als de nieuwe uitweg wordt aangelegd ter vervanging van een oude uitweg (maar op een andere plaats) dient de oude uitweg te worden verwijderd, waarna de weg ter plaatse van de opgeheven uitweg in de oorspronkelijke staat wordt hersteld.

F. Uitvoeringseisen

  • 1.

    Alle kosten voortvloeiende uit de realisatie en het onderhoud (gedurende zes maanden na aanleg) van de uitweg komen ten laste van de melder. Hieronder vallen ook de kosten voor eventuele verplaatsing van lichtmasten, verkeersborden, straatmeubilair, beplanting, kabels en leidingen.

  • 2.

    De vormgeving van de uitweg geschiedt op basis van het civieltechnisch Programma van Eisen van de gemeente Waddinxveen, dat geldt op het moment van de datum van de melding.

  • 3.

    De civieltechnische werkzaamheden van de uitweg op gemeentegrond worden uitgevoerd door de gemeente Waddinxveen of een aannemer die door de gemeente Waddinxveen is aangesteld voor het uitvoeren van deze taak.

  • 4.

    Het houden van toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden geschiedt door de gemeente Waddinxveen.

6. Aanleg en kosten

De kosten voor de aanleg van de uitweg zijn voor rekening van de melder. Deze kosten worden bekendgemaakt bij de bevestiging van de melding en hierover kan niet worden onderhandeld.

7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking een dag na bekendmaking.

8. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: “Beleidsregels uitwegvergunning gemeente Waddinxveen (versie 2 november 2010)”.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen,

de secretaris,

mr. A. Hoogendoorn

de burgemeester,

drs. H.P.L. Cremers

BIJLAGE

Beleidsregels omtrent uitwegen op wegen in beheer bij de provincie Zuid-Holland

(uitwerking van artikel 7 juncto artikel 11 van de Wegenverordening Zuid-Holland 2010);

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Gelet op de in artikel 7, lid 2, van de Wegenverordening Zuid-Holland 2010 opgenomen mogelijkheid om nadere regels te stellen;

Gelet op de in artikel 4 van de Wegenverordening Zuid-Holland 2010 neergelegde verbodsbepalingen;

Gelet op de in de artikelen 6 en 8 van de Wegenverordening Zuid-Holland 2010 neergelegde mogelijkheid om vergunning te verlenen van voornoemde verbodsbepaling;

Overwegende dat de provincie Zuid-Holland eenduidig advies wenst uit te brengen over uitwegen op provinciale wegen, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist,

Overwegende dat de vrijheid van het verkeer, de veiligheid op de weg en de instandhouding en bruikbaarheid van de weg bij de behandeling van de adviesaanvragen voorop dient te staan;

Overwegende dat het wenselijk is een vaste gedragslijn vast te stellen omtrent de afweging van belangen ten behoeve van de bevoegdheid tot advisering als bedoeld in de Wegenverordening Zuid-Holland 2010.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Regels inzake uitwegen op wegen in beheer bij de provincie Zuid-Holland

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a.

bebouwde kom:

de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 27 van de Wegenwet;

b.

gebiedsontsluitingswegen:

deze wegen vormen de verbindingsschakels tussen stroomwegen en erftoegangswegen en laten het verkeer doorstromen op wegvakken en uitwisselen (afslaan) op kruispunten;

c.

perceel:

perceelsgrond zoals geregistreerd bij het Kadaster;

d.

stroomwegen:

wegen met een nationale en internationale functie voor het langeafstandsverkeer die snelle verbindingen tussen steden, landsdelen en landen vormen zoals auto(snel)wegen.

Artikel 2. Algemene criteria

Een verzoek om een omgevingsvergunning voor uitwegen wordt getoetst aan het verkeersbelang en/of wegbelang en wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    het een rechtstreekse uitweg op een Stroomweg betreft;

  • b.

    het een rechtstreekse uitweg op een Gebiedsontsluitingsweg betreft die is gelegen buiten de bebouwde kom en waarbij een bundeling van bestaande uitwegen niet mogelijk is;

  • c.

    er op een weg van lagere rangorde alternatieve uitwegmogelijkheden zijn;

  • d.

    vanaf een perceel al een uitweg aanwezig is;

  • e.

    de gewenste uitweg in onmiddellijke nabijheid van bochten, kruispunten, splitsingen, rotondes en verkeersregelinstallaties is gelegen;

Artikel 3. Nadere voorschriften

In een advies met betrekking tot de omgevingsvergunning kunnen (nadere) voorschriften worden opgenomen die betrekking hebben op:

  • a.

    de plaats, de vormgeving, de afmetingen, materiaalgebruik en verkeersveiligheid;

  • b.

    ontwerp- en inrichtingscriteria;

  • c.

    werkzaamheden en andere activiteiten.


Noot
1

Perceel, zoals geregistreerd bij het Kadaster: een perceel is een stuk grond waarvoor één rechtsorde geldt, dat wil zeggen dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht heeft. Heeft iemand een stuk grond waarvoor hij voor een deel een ander eigendomsrecht heeft, bijvoorbeeld eigendom van het ene deel en vruchtgebruik van het andere deel, dan zijn dat twee percelen.

Noot
2

Wabo : Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van 6 november 2008 (Staatsblad 2008, 496), waarin de Omgevingsvergunning is vastgelegd (vergunning als bedoeld in artikel 2.1, juncto artikel 2.2).

Noot
3

Een uitweg is de fysieke verbinding van een perceel met de openbare weg.

Noot
4

Op een erftoegangsweg komen meerdere perceelaansluitingen uit. De functie van een erftoegangsweg is om verkeer van de afzonderlijke erven af te wikkelen naar gebiedsontsluitingswegen. Hierbij staat niet de verkeersfunctie, maar het verblijven centraal.

Noot
5

Bij de breedte van een inrit van zowel woningen als bedrijven wordt de breedte bedoeld, welke uitmondt op de rijbaan. Dit is dus de breedte inclusief de ruimte benodigd voor boogstralen.