Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Waddinxveen 2014

Geldend van 17-06-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Waddinxveen 2014

Inleiding

Er bestaan twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen:

  • algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

  • individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Een algemene gehandicaptenparkeerplaats is bestemd voor voertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder of passagier.

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats is bestemd voor één bepaald voertuig en wordt op kenteken verstrekt.

Deze beleidsregels gaan alleen over de individuele gehandicaptenparkeerplaatsen.

Het Rijk heeft geen beleid vastgesteld met betrekking tot de aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen. De toekenning en de aanleg van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen is dan ook een autonome bevoegdheid van de gemeente. De gemeente moet wel rekening houden met onder andere de volgende kaders:

  • Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).

    Op grond van artikel 15, lid 1, van de WVW 1994 moet voor de aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats een verkeersbesluit worden genomen. Op grond van artikel 18, lid 1, aanhef en onder d., van de WVW 1994 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een dergelijk verkeersbesluit te nemen.

  • Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).

    Op grond van artikel 12 van het BABW moet voor de plaatsing van het vereiste verkeersbord (en bijbehorend onderbord met kenteken) een verkeersbesluit worden genomen.

  • Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV).

    Op grond van het RVV 1990 moet een gehandicaptenparkeerplaats worden voorzien van het in bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, bedoelde verkeersbord E6.

Waarom beleid?

Jaarlijks vragen diverse inwoners van de gemeente Waddinxveen een gehandicaptenparkeerplaats aan. Parkeervoorzieningen in de openbare ruimte worden over het algemeen steeds schaarser in verband met het toenemende autobezit. Een zorgvuldige beoordeling van aanvragen en consistente uitvoering van de regels is dan ook noodzakelijk. Het formuleren van transparant beleid kan hierbij een hulpmiddel zijn.

In deze beleidsregels worden nadere regels geformuleerd om het parkeren voor gehandicapten beter te reguleren.

Artikel 1. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: de persoon door of namens wie de aanvraag om toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats wordt ingediend en die beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart;

  • b.

    bestuurder: de persoon die het voertuig bestuurt;

  • c.

    bestuurderskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd voertuig;

  • d.

    brommobiel: bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen;

  • f.

    CROW: onafhankelijke kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer;

  • g.

    gehandicaptenparkeerkaart (GPK): parkeerkaart voor een persoon die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking heeft van langdurige aard, waardoor hij - met gebruikelijke loopmiddelen - in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

  • h.

    gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één voertuig van een persoon die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart;

  • i.

    loopafstand: de maximale afstand die een persoon met beperkingen - ten gevolge van een aandoening of gebrek - van langdurige aard, eventueel met behulp van de gebruikelijke hulpmiddelen, te voet kan afleggen;

  • j.

    passagier: de persoon die zich met het voertuig laat vervoeren en beschikt over een passagierskaart;

  • k.

    passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

  • l.

    verkeerskundig onderzoek: onderzoek door de verkeersdeskundige van de gemeente Waddinxveen naar de beschikbare en geschikte parkeerruimte binnen een afstand van 100 meter vanaf de woning van de aanvrager, of binnen de door een arts vastgestelde (kortere) loopafstand;

  • m.

    voertuig: een personenauto, een voor het vervoer van een gehandicapte ingerichte bestelauto, of een brommobiel.

Artikel 2. Procedure

  • 1. Aanvraag.

    • a.

      Een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats moet schriftelijk, met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde aanvraagformulier, worden ingediend bij het college.

    • b.

      Het aanvraagformulier dient volledig te worden ingevuld en te worden voorzien van een handtekening van de aanvrager.

    • c.

      De volgende gegevens dienen bij de aanvraag te worden overgelegd:

      • 1°.

        geldige gehandicaptenparkeerkaart;

      • 2°.

        geldig rijbewijs indien de aanvrager als bestuurder van een voertuig een gehandicaptenparkeerplaats aanvraagt;

      • 3°.

        geldig legitimatiebewijs als de passagier een gehandicaptenparkeerplaats aanvraagt;

      • 4°.

        geldig kentekenbewijs voertuig.

  • 2. Onvolledigheid ingediende bescheiden.

    Indien de aanvraag niet voldoet aan de in artikel 2, lid 1, gestelde eisen, dan wordt de aanvrager, binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag, verzocht om de aanvraag binnen twee weken nadat hem dit is medegedeeld, aan te vullen of te verbeteren. Voldoet de aanvrager niet aan dit verzoek, dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.

  • 3. Besluitvorming.

    • a.

      Het college beslist binnen acht weken na de ontvangst op de aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats.

    • b.

      Het college kan de beslissing, met redenen omkleed, verdagen. De aanvrager wordt hiervan, voor afloop van de onder a. genoemde termijn, schriftelijk in kennis gesteld. Daarbij wordt een zo kort mogelijke termijn genoemd waarbinnen de beslissing op de aanvraag tegemoet kan worden gezien.

    • c.

      Van de beslissing tot honorering of afwijzing van de aanvraag wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld. Bij honorering van de aanvraag ontvangt de aanvrager daarbij tevens een afschrift van het vereiste verkeersbesluit.

  • 4. Bekendmaking verkeersbesluit.

    • a.

      Het besluit tot toekenning van de gehandicaptenparkeerplaats wordt bekendgemaakt door publicatie van het daarop betrekking hebbende verkeersbesluit op de gemeentelijke webpagina en de gemeentelijke pagina van de lokale krant. Het verkeersbesluit wordt tevens gepubliceerd in de Staatscourant.

    • b.

      In de publicatie wordt vermeld gedurende welke termijn het verkeersbesluit ter inzage ligt en tegen het verkeersbesluit door belanghebbenden bezwaar kan worden gemaakt.

  • 5. Uitvoering verkeersbesluit.

    • a.

      De uitvoering van het verkeersbesluit, door middel van het plaatsen van het verkeersbord, vindt plaats na afloop van de bezwarentermijn.

    • b.

      De aanleg en/of aanduiding van de gehandicaptenparkeerplaats geschiedt indien mogelijk en noodzakelijk met inachtneming van de richtlijnen van het CROW en overige landelijk gangbare normen.

Artikel 3. Algemene criteria voor toekenning of weigering gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Het college wijst een aanvraag om toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats af indien:

    • a.

      de aanvrager beschikt of kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein (bijvoorbeeld garage, erf, eigen oprit met een minimale diepte van 5.50 meter); en/of

    • b.

      de aanvrager woont in een verzorgingshuis / woon-zorgcomplex of zorgwoning, met daarbij behorende (particuliere dan wel openbare) parkeervoorzieningen.

      Bij de onder b. bedoelde woonvoorzieningen wordt geopteerd voor algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

  • 2. Een gehandicaptenparkeerplaats wordt in beginsel ingericht op een openbare parkeerplaats die voor de aanvrager geschikt, d.w.z. optimaal te gebruiken is, en zo dicht mogelijk bij de woning van de aanvrager ligt.

  • 3. Alvorens te besluiten tot toekenning of weigering van (de aanleg van) een gehandicaptenparkeerplaats laat het college:

    • a.

      een onderzoek verrichten naar de (sociaal-)medische beperkingen van de aanvrager;

    • b.

      een verkeerskundig onderzoek verrichten.

  • 4. Onder een garage als bedoeld in lid 1 wordt tevens verstaan de garage(-box) die zich op enige afstand van de woning bevindt, mits deze garage(-box) op grond van de bevindingen naar aanleiding van het in lid 3 bedoelde onderzoek geschikt en verantwoord wordt geacht.

Artikel 4. Specifieke toewijzingscriteria als de aanvrager bestuurder is

De aanvrager die bestuurder is komt in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats indien:

  • 1.

    de aanvrager in het bezit is van een geldig rijbewijs; en

  • 2.

    de aanvrager in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart (type bestuurderskaart); en

  • 3.

    in de directe woonomgeving van de aanvrager, dat wil zeggen binnen een afstand van 100 meter vanaf de (voor-)deur van zijn woning, of binnen de op grond van het onderzoek naar de (sociaal-)medische beperkingen vastgestelde loopafstand van de aanvrager, naar het oordeel van het college in het algemeen onvoldoende, voor de aanvrager geschikte parkeergelegenheid beschikbaar is; en

  • 4.

    op grond van het verkeerskundig onderzoek wordt vastgesteld dat het uit verkeerstechnisch oogpunt mogelijk is om in de in lid 3 bedoelde woonomgeving of loopafstand een gehandicaptenparkeerplaats aan te duiden of aan te leggen.

Artikel 5. Specifieke toewijzingscriteria als de aanvrager passagier is

De aanvrager die passagier is dient voor het vervoer afhankelijk te zijn van het voertuig dat een huisgenoot, die op het adres van de aanvrager als bewoner staat ingeschreven, bestuurt.

De aanvrager die passagier is komt in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats indien:

  • 1.

    de aanvrager in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart (type passagierskaart); en

  • 2.

    in de directe woonomgeving van de aanvrager, dat wil zeggen binnen een afstand van 100 meter vanaf de (voor-)deur van zijn woning, of binnen de op grond van het onderzoek naar de (sociaal-)medische beperkingen vastgestelde loopafstand van de aanvrager, naar het oordeel van het college in het algemeen onvoldoende, voor de aanvrager geschikte parkeergelegenheid beschikbaar is; en

  • 3.

    op grond van het verkeerskundig onderzoek wordt vastgesteld dat het uit verkeerstechnisch oogpunt mogelijk is om in de in lid 2 bedoelde woonomgeving of loopafstand een gehandicaptenparkeerplaats aan te duiden of aan te leggen.

Artikel 6. Onderzoek naar (sociaal-)medische beperkingen

  • 1. Onderzoek naar de (sociaal-)medische beperkingen wordt verricht door of in opdracht van een daartoe door het college aangewezen ambtenaar. Het onderzoek wordt verricht aan de hand van beschikbare gegevens met betrekking tot de (sociaal-)medische beperkingen van de aanvrager. Indien het voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk of wenselijk is, wordt in het kader van het onderzoek door bedoelde ambtenaar advies ingewonnen van een daartoe door het college aangewezen onafhankelijke arts of deskundige (keurings-)instantie.

  • 2. In het in lid 1 bedoelde onderzoek worden, naast verificatie van de vastgestelde maximale loopafstand van de aanvrager, ook eventuele overige, relevante (sociaal-)medische omstandigheden meegewogen.

  • 3. De aanvrager die bestuurder is kan in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerplaats indien de aanvrager ten gevolge van een aandoening of gebrek andere aantoonbare ernstige beperkingen heeft dan loopbeperkingen.

  • 4. De aanvrager die passagier is kan in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerplaats indien de aanvrager:

    • a.

      ten gevolge van een aandoening of gebrek andere aantoonbare ernstige beperkingen heeft dan loopbeperkingen; of

    • b.

      voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder; of

    • c.

      niet alleen gelaten kan worden na het uitstappen uit het voertuig, gedurende de tijd die de bestuurder in de regel nodig heeft om het voertuig (elders) te parkeren.

Artikel 7. Verkeerskundig onderzoek

  • 1. De verkeersdeskundige van de gemeente Waddinxveen verricht onderzoek naar de beschikbaarheid van parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 4, lid 3 en artikel 5, lid 2, alsmede naar de mogelijkheid tot aanduiding of aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats als bedoeld in artikel 4, lid 4 en artikel 5, lid 3.

  • 2. Van onvoldoende parkeergelegenheid, als bedoeld in artikel 4, lid 3 en artikel 5, lid 2, is sprake indien uit het onderzoek van de verkeersdeskundige blijkt dat de beschikbaarheid van voor de aanvrager geschikte, openbare parkeergelegenheid, mede gelet op de parkeerdruk in de nabijheid van de woning, redelijkerwijs niet kan worden gegarandeerd.

  • 3. In het kader van het onderzoek beoordeelt de verkeersdeskundige, naast de verkeerstechnische aspecten, tevens verkeersveiligheidsaspecten.

  • 4. Over de bevindingen naar aanleiding van het verkeerskundig onderzoek brengt de verkeersdeskundige een advies uit.

Artikel 8. Kosten

  • 1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats is de aanvrager leges verschuldigd. De hoogte van de leges is vastgesteld in de tarieventabel, behorende bij de gemeentelijke legesverordening.

  • 2. De kosten van de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats, alsmede de kosten van de plaatsing van het verkeersbord (met onderbord) worden bij de aanvrager in rekening gebracht. De hoogte hiervan is vastgesteld in de in lid 1 bedoelde tarieventabel.

  • 3. De kosten van vervanging van een onderbord in verband met een wijziging van het kenteken worden bij de aanvrager in rekening gebracht. De hoogte hiervan is vastgesteld in de in lid 1 bedoelde tarieventabel.

Artikel 9. Verhuizing

Indien de aanvrager die beschikt over een gehandicaptenparkeerplaats verhuist, vervalt het recht op de parkeerplaats. Indien de aanvrager na verhuizing opnieuw over een gehandicaptenparkeerplaats wenst te beschikken, dan dient voor het nieuwe adres een nieuwe aanvraag te worden ingediend.

Artikel 10. Intrekking toekenningsbesluit / opheffing gehandicaptenparkeerplaats

Het college kan het besluit tot toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats intrekken en/of de gehandicaptenparkeerplaats opheffen indien:

  • a.

    de aanvrager hierom verzoekt;

  • b.

    de aanvrager verhuisd is;

  • c.

    de aanvrager feitelijk niet meer woont of verblijft op het in de aanvraag vermelde adres;

  • d.

    de aanvrager overleden is;

  • e.

    de gehandicaptenparkeerplaats is toegekend op grond van door de aanvrager verstrekte onjuiste gegevens en de parkeerplaats niet zou zijn toegekend indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag en beoordeling daarvan bekend zou zijn geweest;

  • f.

    de aanvrager die in de aanvraag als bestuurder is vermeld feitelijk niet langer de bestuurder van het voertuig is;

  • g.

    de aanvrager die in de aanvraag als bestuurder is vermeld geen rijbewijs of geen voertuig meer heeft;

  • h.

    de aanvrager niet meer beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart of niet langer in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart;

  • i.

    de aanvrager de beschikking krijgt over parkeergelegenheid op eigen terrein (bijvoorbeeld garage, erf of eigen oprit);

  • j.

    de parkeerdruk binnen de loopafstand van de aanvrager zodanig is afgenomen dat in het algemeen over voldoende en voor de aanvrager geschikte (openbare) parkeergelegenheid is voorzien.

Artikel 11. Voorwaarden

De aanvrager aan wie een gehandicaptenparkeerplaats is toegekend dient het college onverwijld in kennis te stellen van de volgende feiten of omstandigheden:

  • a.

    verhuizing of wijziging van adres;

  • b.

    het feitelijk niet meer gebruik maken van het voertuig als bestuurder;

  • c.

    het niet meer beschikken over een rijbewijs (bijvoorbeeld bij inlevering of intrekking van het rijbewijs);

  • d.

    het niet meer beschikken over het voertuig (bijvoorbeeld bij verkoop of vervanging van het voertuig);

  • e.

    het niet meer beschikken over een geldige gehandicaptenparkeerkaart;

  • f.

    het kunnen beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein;

  • g.

    verbetering van de mobiliteit.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels indien toepassing van deze beleidsregels naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13. Overgangsrecht

  • 1. Aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels, worden behandeld overeenkomstig de beleidsregels, vervat in het “Uitvoeringsbesluit individuele gehandicaptenparkeerplaatsen 2010”.

  • 2. Het bepaalde in artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op gehandicaptenparkeerplaatsen die zijn toegekend op grond van het in lid 1 bedoelde uitvoeringsbesluit of de daarvóór geldende beleidsregels.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na die van openbare bekendmaking ervan.

Ondertekening