Referendumverordening Waddinxveen 2010

Geldend van 23-12-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 15-12-2010

Intitulé

Referendumverordening Waddinxveen 2010

De raad der gemeente Waddinxveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 december 2010;

gehoord de commissie Bestuur en Middelen;

b e s l u i t:

Vast te stellen de Referendumverordening Waddinxveen 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een raadgevend referendum of een inwonersraadpleging;

  • b.

    raadgevend referendum: een raadpleging op initiatief van één of meer kiesgerechtigden;

  • c.

    inwonersraadpleging: een raadpleging op initiatief van de gemeenteraad;

  • d.

    kiesgerechtigde: ingezetene van de gemeente Waddinxveen, die voldoet aan de vereisten voor actief kiesrecht voor deelname aan de verkiezing van leden van de gemeenteraad;

  • e.

    raad: de gemeenteraad van Waddinxveen;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen;

  • g.

    referendumcommissie: de commissie van advies als bedoeld in artikel 3 van deze verordening;

  • h.

    conceptraadsbesluit: het raadsvoorstel zoals dat luidt na de gebruikelijke behandeling in raadscommissies en raad en ná verwerking van eventuele amendementen, doch vóór de eindstemming;

  • i.

    werkdag: een dag, niet zijnde een zaterdag of een zondag en niet zijnde een algemeen erkende feestdag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet, noch een in het tweede of krachtens het derde lid van genoemd artikel met een algemeen erkende feestdag gelijkgestelde dag.

Artikel 2 Onderwerp van referendum en uitzonderingsbepalingen

Raadsvoorstellen kunnen onderwerp zijn van een referendum, met uitzondering van de voorstellen die uitmonden in besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

  • b.

    over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c.

    de vaststelling, wijziging, of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

  • d.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en rekening;

  • e.

    over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • f.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • g.

    in het kader van deze verordening;

  • h.

    ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • i.

    die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • j.

    waarvan de raad van mening is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3 Referendumcommissie

  • 1. De raad kan een referendumcommissie instellen.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit vijf leden die door de raad worden benoemd.

  • 3. De commissie kiest uit haar midden de voorzitter.

  • 4. Voor besluitvorming binnen de referendumcommissie is een quorum vereist van drie leden. Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 5. Voor het lidmaatschap komen niet in aanmerking leden van de gemeenteraad, leden van het college van burgemeester en wethouders en ambtenaren in dienst van de gemeente Waddinxveen, met uitzondering van onderwijzend personeel.

  • 6. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen, maximaal twee keer, direct worden herbenoemd.

  • 7. Zij kunnen te allen tijde ontslag nemen en dienen dit schriftelijk in bij de raad. Zij die aftreden, dan wel zij die ontslag hebben genomen, blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 8. De griffier of een door deze aangewezen griffiemedewerker verzorgen de ambtelijke ondersteuning van de referendumcommissie. Zo nodig doet de griffier hiertoe een verzoek om ambtelijke bijstand.

Artikel 4 Taken referendumcommissie

  • 1. De referendumcommissie kan worden opgedragen om:

    • a.

      de raad een voorstel te doen voor de vraagstelling van een referendum;

    • b.

      toezicht te houden op de uitvoering van de verordening en de organisatie van het referendum;

    • c.

      toezicht te houden op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

    • d.

      de raad te adviseren over de evaluatie van gehouden referenda en van voorstellen en verzoeken die niet tot een referendum hebben geleid.

  • 2. De referendumcommissie adviseert gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over overige zaken het referendum betreffende.

  • 3. De adviezen van de commissie zijn openbaar.

Artikel 5 Vergoedingen

  • 1. Ten aanzien van de vergoedingen alsmede de onkostenvergoedingen van de leden is de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Waddinxveen 2007van toepassing.

  • 2. Het college doet de raad een voorstel om in de benodigde middelen voor de werkzaamheden van de referendumcommissie te voorzien.

Artikel 6 Externe deskundigen

  • 1. In het geval de raad geen referendumcommissie heeft ingesteld, voert het college de taken als genoemd in artikel 4 uit.

  • 2. Ten aanzien van het voorstel genoemd in artikel 4, lid 1, onder a, doet het college het voorstel niet dan nadat tenminste twee extern deskundigen zijn geraadpleegd.

Hoofdstuk 2 Raadgevend referendum

Artikel 7 Algemene bepalingen

  • 1. Een inleidend verzoek van kiesgerechtigden om een raadgevend referendum te houden dient uiterlijk vijf werkdagen vóór de plenaire behandeling van het raadsvoorstel bij de voorzitter van de raad te worden ingediend.

  • 2. Het inleidend verzoek wordt ondersteund door tenminste 180 handtekeningen van kiesgerechtigden.

  • 3. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt standaardformulier, dat ter ondertekening op het gemeentehuis ligt. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

  • 5. Indien het verzoek namens meerdere initiatiefnemers wordt gedaan, wordt in het verzoek aangegeven welke groep van tenminste twee en ten hoogste vier van de ondertekenaars geacht kan worden voor het vervolg van de procedure te fungeren als gesprekspartners namens de indieners.

Artikel 8 Behandeling inleidend verzoek

  • 1. Voorafgaand aan de plenaire behandeling van het raadsvoorstel als bedoeld in artikel 7, eerste lid, besluit de raad over de toelaatbaarheid van het onderwerp.

  • 2. Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund of niet binnen de gestelde termijn is ingediend, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

  • 3. Indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp zoals bedoeld in artikel 2 wijst de raad het verzoek af.

  • 4. De voorzitter van de raad maakt het besluit inzake het inleidende verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 9 Definitief verzoek

  • 1. Binnen vier weken na de dag waarop het verzoek is toegewezen en bekend gemaakt, wordt door initiatiefnemers een definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum bij de voorzitter van de raad ingediend.

  • 2. Het verzoek wordt ondersteund door tenminste 1.800 handtekeningen van kiesgerechtigden.

  • 3. De leden 3 en 4 van artikel 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Wekelijks maakt de voorzitter van de raad bekend hoeveel ondersteunende handtekeningen door de kiesgerechtigden zijn geplaatst.

Artikel 10 Datum

  • 1. Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek.

  • 2. Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund, verklaart de raad het verzoek niet-ontvankelijk.

  • 3. Indien het definitief verzoek voldoet aan de in de artikelen 7 en 9 bepaalde vereisten, neemt de raad een besluit over het houden van een raadgevend referendum.

  • 4. De raad stelt tegelijkertijd met het besluit tot het houden van een raadgevend referendum de datum daarvan vast, met dien verstande dat het raadgevend referendum niet later plaats vindt dan uiterlijk vier maanden na dit besluit.

  • 5. In het geval de in het eerste lid genoemde termijn van vier maanden afloopt binnen twee maanden voor een algemene verkiezing kan de termijn worden overschreden opdat de stemmingen kunnen worden gecombineerd.

Artikel 11 Aanhouden beslissing

  • 1. Het raadsvoorstel waarop het inleidend verzoek betrekking heeft, wordt op de gangbare wijze behandeld.

  • 2. De stemming over het conceptraadsbesluit wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het raadgevend referendum bekend is, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist.

  • 3. In de vergadering als bedoeld in het tweede lid, kunnen met betrekking tot het conceptraadsbesluit geen amendementen meer worden ingediend.

Artikel 12 Subsidie

  • 1. Nadat besloten is tot het houden van een referendum, brengt de raad een bedrag op de begroting voor voorlichting en organisatie.

  • 2. Tevens stelt de raad een subsidieplafond vast voor subsidies aan de verzoekers van het raadgevend referendum en aan maatschappelijke organisaties voor het organiseren van debat en publiciteit over het onderwerp waarop het raadgevend referendum betrekking heeft.

  • 3. De verdeelsleutel waarover het subsidieplafond over de groepen van subsidiegerechtigden wordt verdeeld is 40% voor de pro-ja-groepen, 40% voor de pro-nee-groepen en 20% voor de gemeente. De raad kan afwijkende percentages vaststellen in het geval er in de vraagstelling meerdere opties zijn opgenomen.

  • 4. Het college beslist op de aanvragen om subsidie in volgorde van ontvangst.

Artikel 13 Organisatie en uitvoering

  • 1. Het college is belast met de organisatie en uitvoering van het referendum.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Uitslag

  • 1. Het raadgevend referendum wordt als geldig beschouwd, indien het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen meer dan 30% bedraagt van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2. De uitslag van het raadgevend referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totale aantal uitgebrachte stemmen

  • 3. Indien aan de kiesgerechtigde meer dan twee mogelijkheden is voorgelegd wordt de uitslag bepaald door de keuzemogelijkheid met de meeste geldige stemmen.

Hoofdstuk 3 Inwonersraadpleging

Artikel 15 Inwonersraadpleging

  • 1. De raad kan besluiten om ten aanzien van een onderwerp dat is geplaatst op de agenda van een raadsvergadering, een inwonersraadpleging te houden.

  • 2. Het betreffende raadsvoorstel wordt op de gangbare wijze behandeld. De stemming over het conceptraadsbesluit wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van de inwonersraadpleging bekend is.

Artikel 16 Advisering door de referendumcommissie

  • 1. De raad dan wel de raadscommissie die het betreffende raadsvoorstel voorbereidt, vraagt de commissie om advies over:

    • a.

      de formulering van de vraagstelling van de inwonersraadpleging als bedoeld in artikel 15;

    • b.

      alle andere aangelegenheden waarover de raad respectievelijk de raadscommissie advies wensen in verband met een goed verloop van de inwonersraadpleging.

  • 2. De commissie brengt haar adviezen zo snel mogelijk uit.

Artikel 17 Externe deskundige

  • 1. In het geval de raad geen referendumcommissie heeft ingesteld, voert het college de taken als genoemd in artikel 16 uit.

  • 2. Ten aanzien van het voorstel genoemd in artikel 16, lid 1, onder a, doet het college het voorstel niet dan nadat ten minste twee extern deskundigen zijn geraadpleegd.

Artikel 18 Datum, vraagstelling en procedure

  • 1. De raad stelt de dag vast waarop de inwonersraadpleging wordt gehouden, met dien verstande dat de inwonersraadpleging niet later plaatsvindt dan vier maanden na de dag waarop de raad heeft besloten tot het houden van de inwonersraadpleging. De raad kan als daar een aanleiding voor is besluiten deze termijn te verlengen, onder meer om de inwonersraadpleging te kunnen combineren met algemene verkiezingen.

  • 2. De raad stelt tenminste vier weken voor de te houden inwonersraadpleging, de vraagstelling van de inwonersraadpleging vast.

  • 3. In de inwonersraadpleging wordt aan de stemgerechtigden gevraagd of zij voor of tegen een mogelijk door de raad te nemen besluit zijn, dan wel wordt aan hen de keuze uit een aantal alternatieven voorgelegd. Bij de keuze uit meerdere alternatieven wordt duidelijk aangegeven hoe de uitslag wordt vastgesteld.

  • 4. Het college is verantwoordelijk voor de organisatie van de inwonersraadpleging en de communicatie.

  • 5. Bij de organisatie en uitvoering van een inwonersraadpleging is de Kieswet voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De inwonersraadpleging kan gecombineerd worden met landelijke, provinciale of gemeentelijke verkiezingen. De inwonersraadpleging vindt niet plaats in een vakantieperiode noch op zon- en feestdagen.

  • 7. Indien de aanleiding tot het houden van een inwonersraadpleging komt te vervallen kan de raad besluiten de inwonersraadpleging niet te laten plaatsvinden.

  • 8. De raad kan bepalen op welke wijze gestemd wordt.

  • 9. Uiterlijk vier weken voor de datum waarop de inwonersraadpleging wordt gehouden worden alle relevante stukken ter inzage gelegd in het gemeentehuis.

Artikel 19 Stemming en uitslag

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag voordat de inwonersraadpleging wordt gehouden kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad. De bepalingen van de Kieswet zijn voor wat betreft de raadsverkiezingen voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid is de raad bevoegd om op basis van nader vast te stellen regels de stemming op een door hem te bepalen wijze te organiseren, mits verzekerd is dat de inwonersraadpleging het karakter behoudt van een volksstemming onder alle kiesgerechtigden.

  • 3. De inwonersraadpleging wordt altijd, ongeacht de opkomst, als geldig beschouwd.

  • 4. De uitslag van de inwonersraadpleging wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen.

Artikel 20 Besluit naar aanleiding van de uitslag van de inwonersraadpleging

  • De raad neemt zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering na het houden van de inwonersraadpleging, en anders in de daarop volgende vergadering, een definitief besluit.

Artikel 21 Subsidie

  • Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 22 Meerdere referenda

  • Er kunnen meer raadgevende referenda en inwonersraadplegingen op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 23 Strafbepalingen

  • Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

      • a.

        stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

      • b.

        stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

      • c.

        als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

      • d.

        bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

      • e.

        stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 24

  • Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot de datum waarop zij is vastgesteld.

Artikel 25

  • Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Waddinxveen 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 15 december 2010,
de griffier, de voorzitter,
(mr. F.W. van der Dussen) (drs. H.P.L. Cremers)

Nota-toelichting Toelichting

De verordening is geschreven vanuit de duale verhoudingen. Dit is de reden dat de opmerking “gelezen het voorstel van het college van ... (datum), nr. ..., inzake referendum” niet in de considerans is opgenomen. Een referendum verordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een concept raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad.

In de verordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college maar aan de raad (cq griffie) gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.

Dat het initiatief voor het vaststellen van de verordening bij de raad ligt neemt niet weg dat het gewenst kan zijn advies te vragen aan het college. Deze zal immers de organisatie en uitvoering ter hand moeten nemen. Doorgaans zijn lokaal afspraken gemaakt over de mogelijkheid voor het college om te adviseren bij initiatieven vanuit de raad.

Artikel 1. Begripsbepalingen

a., b. en c. De terminologie is afgestemd op het feit dat in de verordening regels zijn opgenomen zowel ten aanzien van het raadgevend als het raadplegend referendum. Voor het onderscheid is het raadplegend referendum aangeduid als de inwonersraadpleging. Wanneer een regeling betrekking heeft op zowel een raadgevend referendum als een inwonersraadpleging wordt gesproken van referendum, zonder bijvoeglijk naamwoord.

d. Wat betreft de kiesgerechtigden is aangesloten bij degenen gerechtigd zijn deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 en artikel J1 van de Kieswet. Een referendum is alleen mogelijk binnen het grondgebied van de eigen gemeente.

e., f. en g. behoeven geen nadere toelichting.

h. Vanwege het moment waarop een raadgevend referendum of een inwonersraadpleging plaats vindt is een definitie opgenomen van het raadsvoorstel (inclusief het voorgelegd voorgenomen raadsbesluit) dat gereed is om als onderwerp te dienen voor een referendum.

i. behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Referendabele besluiten

Alleen conceptbesluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel (op grond van deze verordening, deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen). Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, lenen zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verorde­ningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.

In het vorige VNG model was de volgende uitzonderingsgrond opgenomen: waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving. Deze is geschrapt omdat dit als onder de algemene uitzonde­ringsgrond valt. De algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad. Deze uitzonderingsgrond kan bijvoorbeeld toegepast worden indien er over het onderwerp al een Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure is geweest, of in het geval van korte termijnen waarop het besluit genomen moet worden of de mogelijkheid van grote financiële claims.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Het onderwerp wat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Burgers zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum.

In het model is gekozen voor een permanente commissie met vijf leden. Het kan zijn dat de leden van de commissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. Er is gekozen voor een qua aantal ruime commissie en niet voor een commissie van bijvoorbeeld drie personen plus plaatsvervangers. Door meer leden te benoemen dan nodig voor het quorum wordt een oplossing gegeven in het geval één van de leden afwezig is of zich wil onthouden van deelname in verband met mogelijke belangenverstrengeling.

Er is niet expliciet geregeld dat leden (bijv. in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

Deze commissie heeft diverse adviserende taken gekregen. Daarnaast wordt de onafhankelijke positie ondersteund door de mogelijkheid gevraagd en ongevraagd advies te geven.

De commissie adviseert, bij een inleidend verzoek, over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 2 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden. Verder doet zij een voorstel voor de vraagstelling van het referendum. De vraag moet eenduidig zijn en begrijpelijk voor de burgers. Wat betreft het toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente verstrekte voorlichting kan gedacht worden aan een bijv. een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne. De vrijheid van meningsuiting staat daarin voorop. De commissie heeft ook een rol bij de advisering van de verdeling van de beschikbaar gestelde subsidie. Deze advisering ziet onder meer op de verdeelsleutel die wordt vastgesteld. In eerste aanleg is opgenomen dat 40 % van de subsidiegelden bestemd is voor activiteiten van voorstanders van het besluit, 40% voor tegenstanders en 20% voor neutrale/informerende activiteiten. De commissie kan in voorkomende gevallen voorstellen om hiervan af te wijken. De commissie heeft ook een rol bij de evaluatie van gehouden referenda en bij de evaluatie van referendumverzoeken welke niet tot een referendum hebben geleid. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.

Artikel 5. Vergoedingen

De leden van de referendumcommissie hebben recht op een vergoeding. Gelet op de bestaande verordening op grond van artikel 96 van de Gemeentewet kan volstaan worden met deze verordening van toepassing te verklaren. Indien de leden van de referendumcommissie zijn benoemd en nadere afspraken zijn gemaakt over de werkwijze, kan ook nader worden bepaald over welk budget zij zouden moeten kunnen beschikken. Het college doet daar dan een voorstel toe.

Artikel 6. Externe deskundigen

Het vergt enige tijd totdat de referendumcommissie is ingesteld en de leden ervan zijn benoemd en het is niet uitgesloten dat er op korte termijn de behoefte is aan een raadpleging. Er is voor gekozen om gedurende deze tijd het college te belasten met deze taken. Aangezien het van groot belang wordt geacht dat de vraagstelling objectief wordt geformuleerd, is voor het college de verplichting opgenomen om met name bij de vraagstelling externe deskundigen om advies te vragen.

Artikel 7. en 8. Inleidend verzoek

Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een referendum. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. In het model is gekozen voor een eenvoudige procedure. Het inleidend verzoek wordt vijf werkdagen voor de raadsvergadering ingediend bij de griffier en wordt later mogelijk gevolgd een definitief verzoek. Door de duale verhoudingen wordt het verzoek formeel ingediend bij de griffier, praktisch gezien zal de medewerking van het ambtelijk apparaat nodig zijn. Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig. De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de uitzonderingen genoemd in artikel 2. De referendum­commissie adviseert hierbij. Daarnaast moet aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen maar leeft bij enkele mensen maar op enig draagvlak in de gemeente kan steunen. Hiertoe worden een aantal handtekeningen overlegd. Op korte termijn is het voor burgers dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitief verzoek.

Handtekeningenlijsten

Bij het verzamelen van de handtekening kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'. In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers overgelaten. In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals de publieksbalie in het gemeentehuis. Uit de evaluatie van de Trw blijkt dat een groot nadeel van het haalsysteem is dat de controle op handtekeningen een tijdrovend karwei is en door onvolledig ingevulde lijsten veel handtekeningen ongeldig moeten worden verklaard. In dit model is gekozen voor het brengsysteem op het gemeentehuis zodat direct de identiteit (kiesgerechtigdheid) van de ondertekenaar gecontroleerd worden aan de hand van het GBA. Om de controle op de kiesgerechtigheid zo gemakkelijk mogelijk te maken is een legitimatieplicht opgenomen. Dit is voor een burger niet extra belastend, gezien de Wet op de identificatieplicht heeft een burger dit bij zich. Het is uiteraard mogelijk om op andere plaatsen in de gemeente handtekeningen te laten zetten, zij het dat dan niet direct in de GBA de controle op kiesgerechtigdheid kan plaatsvinden.

Bij het controleren van de handtekeningen moet beoordeeld worden of diegenen die de ondersteuningsverklaring indient op dat moment kiesgerechtigd zou zijn voor de raadsverkie­zingen. Immers bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of en zo ja wanneer het referendum gehouden wordt en kan dus niet gewerkt kan worden met een apart bestand van kiesgerechtigden voor het referendum.

De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb.

Wat betreft de procedure van het inleidend verzoek moet allereerst een termijn worden vastgesteld waarbinnen de handtekeningen moeten worden ingeleverd. Hier is gekozen voor een korte termijn van vijf werkdagen voor de raadsvergadering. De achterliggende gedachte is dat op deze manier in de raadsvergadering zelf besloten kan worden of er voldoende geldige handtekeningen zijn verzameld zodat de volgende fase in het proces (het definitieve verzoek) kan ingaan.

Drempel inleidend verzoek

Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, kan worden aangesloten bij de voorstellen van de commissie Biesheuvel over een correctief referendum op decentraal niveau. De commissie ging uit van 50% van de kiesdeler van de laatst gehouden verkiezing van de raad. De commissie achtte de hoogte van deze drempel niet te hoog om een verzoek tot referendum onmogelijk te maken, maar wel hoog genoeg om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak vindt onder de bevolking.

In de Tijdelijke referendumwet werd gekozen voor een systeem waarbij de gemeentegrootte (aantal inwoners) bepalend is. Schematisch weergegeven ziet dat er zo uit:

Aantal kiesgerechtigden in gemeente

Inleidend verzoek

Definitief verzoek

Minder dan 20.001

1%

mits min. 50, max. 125

10%

mits min.200, max. 1250

20.001 – 40.000

0,7%

mits max. 200

7%

mits max. 2250

40.001 – 100.000

0,5%

mits max. 300

6%

mits max. 5000

Meer dan 100.001

0,033%

 

5%

 

Beslissing inleidend verzoek

Allereerst dient de raad, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het verzoek een besluit betreft waarover op grond van de verordening een referendum niet is uitgezonderd.

Vervolgens wordt beslist of het inleidend verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden. De voorgeschreven eisen dient om de kiesgerechtigdheid te bepalen. Door de identificatie verplichting zal het aantal afgekeurde ondersteuningsverklaringen gering zijn.

Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Toepassing elektronische handtekening en DigiD

In het VNG-model is geen mogelijkheid opgenomen om via een elektronische handtekening steun te verlenen aan een referendumverzoek. Een bestuursorgaan kan op grond van afdeling2.3 Awb de elektronische weg openstellen voor referendumverzoeken. Aan het gebruik van de elektronische weg kan het bestuurorgaan nadere eisen stellen. De elektronische weg voor referendumverzoeken komt naast en niet in plaats van de conventionele weg. Tot op heden is er nog geen ervaring opgedaan met het toepassen van een elektronische handtekening bij een referendumverzoek.

Bij het zetten van een handgeschreven handtekening ter ondersteuning van een referendum­verzoek heeft de handtekening verschillende functies. Deze dient ter authenticatie en identificatie (vaststellen van de identiteit van een persoon) en om de wilsuiting vast te leggen (van belang in het kader van rechtsgevolg en of bewijsvoering). Deze functies zijn ook via de elektronische handtekening te bewerkstelligen.

Er zijn diverse niveaus van elektronische handtekeningen. Het verschil zit hem in de waarborgen waarmee de handtekening is omkleed. Een eenvoudige vorm van een elektronische handtekening is een gescande handtekening die aan een elektronisch document is toegevoegd. De keuze voor het benodigde niveau van een handtekening dat voldoende betrouwbaar is voor de desbetreffende webdienst/handeling is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (art 2:15, derde lid Awb).

DigiD is een gemeenschappelijk authenticatiesysteem. DigiD wordt momenteel primair gebruikt voor de functie authenticatie. DigiD verifieert in dat geval iemands identiteit. DigiD kan worden gebruikt als elektronische handtekening. Hierbij geldt dat het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de keuze van niveau van elektronische handtekening voor een referendumverzoek en dient dit te regelen in haar beleid, gebruiksvoorwaarden richting de gebruikers (kiesgerechtigden). Het bestuursorgaan dient onder meer ook zorg te dragen voor de “logische associatie” tussen de ondertekenaar en de elektronische handtekening en vervolgens de elektronische handtekening en het document. Bovendien dient het bestuursorgaan gebruikers te informeren wanneer sprake is van authenticatie en wanneer van het plaatsen van een elektronische handtekening.

Het gebruik van DigiD zou voor burgers die over deze handtekening beschikken drempelverlagend kunnen werken. Voor hen is het eenvoudiger een referendumverzoek te ondersteunen via enkele handelingen op de computer dan om naar het gemeentehuis te gaan om een handtekening te zetten. Voor de gemeente is er geen sprake van werkbesparing. Zij zal ook de ondersteunings­verklaringen afgelegd via DigiD moeten controleren op kiesgerechtigheid (woont deze persoon in de gemeente, is deze oud genoeg etc.).

Het is de vraag of er voor gebruik van DigiD zwaardere eisen gesteld dienen te worden qua aantal af te leggen ondersteuningverklaringen. De 'drempel' voor de burger en de tijd die het kost om een verzoek af te leggen is hoger indien dit dient plaats te vinden op het gemeentehuis. Indien geconcludeerd wordt dat er bij toepassing van DigiD meer ondersteuningsverklaringen dienen te worden afgelegd, volgt de lastige vraag hoeveel dit dan zouden moeten zijn en hoe dit in verhouding dient te staan tot de handtekeningen die wel op het gemeentehuis zijn afgelegd.

De VNG wijst ook op een advies van de Kiesraad over digitale verzoeken en ondersteunings­verklaringen. De Kiesraad geeft aan dat het (..) ‘op de duur mogelijk moet worden dat deze ook door middel van een digitale handtekening wordt afgelegd. Zolang nog geen voldoende veiligheidsgaranties op dit punt bestaan, is naar het oordeel van de Raad het indienen van verzoeken en ondersteuningsverklaringen in persoon op het gemeentehuis de enige betrouwbare optie.’

Op 19 februari 2009 heeft de Tweede Kamer gesproken over twee referenduminitiatiefvoorstellen. In dit debat komt eveneens de elektronische handtekening ter sprake. De minister wordt verzocht om aan te geven wanneer een betrouwbaar systeem mogelijk is om handtekeningen in te zamelen via DigiD. In dit debat wordt kort verwezen naar de discussie rond stemcomputers die niet betrouwbaar zijn en niet meer mogen worden ingezet bij verkiezingen. Ook wordt verwezen naar het advies van de Kiesraad.

De minister heeft op 16 maart 2009 de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. De minister geeft aan dat het nu nog niet mogelijk is om voldoende waarborgen te creëren om te gaan werken met digitale verzoeken en ondersteuningsverklaringen. Ook kan niet aangegeven worden op welke termijn dit wel het geval is. Ook wordt aangegeven dat indien er wel een betrouwbaar systeem is voor het elektronisch inzamelen van ondersteuningverklaringen er een discussie gevoerd dient te worden over de vraag of digitalisering gevolgen moet hebben voor de hoogte van de drempels.

Al met al zijn deze overwegingen rond DigiD de reden dat deze toepassing (nog) niet in de modelverordening is opgenomen en gekozen wordt voor het gebruik van handtekeningenlijsten die worden ondertekend op het gemeentehuis.

Artikel 9. Definitief verzoek

Als de raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De procedure is in grote lijnen gelijk aan die bij het inleidende verzoek. De raad controleert of er voldoende (geldige) handtekeningen zijn verzameld. De toelaatbaarheid van het onderwerp is al eerder in de procedure, bij het inleidend verzoek, getoetst. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum tot gevolg hebben.

Artikel 10. Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum. Het ligt voor de hand dat het advies van het college op dergelijke zaken ziet. De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesge­rechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum.

De raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. Het meest voor de hand ligt een vraagstelling welke gekoppeld is met het voorgenomen besluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het conceptraadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, de referendumcommissie heeft tot taak hierover adviseren. Het is mogelijk om de vraagsteling tevens op te nemen op de stempas/oproepkaart.

Artikel 11. Aanhouden beslissing

Indien besloten wordt tot het houden van een referendum dient duidelijk te zijn op welk besluit het referendum betrekking heeft. Eventuele amendementen kunnen leiden tot het alsnog aanpassen van het raadsvoorstel. Wanneer het referendum eenmaal is gehouden zal er ook geen onduide­lijkheid mogen zijn over het te nemen besluit en is er voor de raad slechts de mogelijkheid aanwezig om het referendum te respecteren dan wel voldoende zware argumenten aanwezig te achten om aan de uitslag van het referendum voorbij te gaan. Voor een wijziging van het voorgenomen besluit is dan geen ruimte meer.

Artikel 12. Subsidie

Er kan jaarlijks een vast bedrag op de begroting worden opgenomen voor het organiseren van referenda of er kan per referendum een budget worden vastgesteld. Hier is gekozen voor het laatste. Naast een bedrag voor de organisatie van het referendum zelf zal de voorlichting geld kosten. Dit betreft zowel de voorlichting door de gemeente zelf (uitleg over het conceptraads­besluit) als de voorlichting door verschillende belangengroeperingen waaronder de initiatiefnemers van het referendum.

De referendumcommissie heeft een adviserende rol in het geval er aanleiding bestaat om de verdeelsleutel aan te passen.

Artikel 13. Organisatie en uitvoering

Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b). Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet, als de inrichting en bemensing van de stemlokalen en het drukken van de stembiljetten en oproepkaarten/stempassen.

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.

Artikel 14. Geldigheid van de uitslag

Wanneer 30 procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen. In de Tijdelijke referendumwet werd uitgegaan van een gekwalificeerde meerderheid: een besluit is verworpen als het aantal opgekomen kiezers tenminste 30% bedraagt en de meerderheid van de opgekomen kiezers het besluit verwerpt.

Artikel 15. en 16. Inwonersraadpleging

Een tweede mogelijkheid om de mening van de inwoners te peilen is die van het raadplegend referendum of wel zoals dat in deze verordening wordt aangeduid met inwonersraadpleging. In principe kan de raad elk moment van de behandeling van een raadsvoorstel besluiten om een inwonersraadpleging te houden. Het is echter wel wenselijk om een voornemen daartoe voorafgaand aan de vergadering kenbaar te maken en bij aanvang van de vergadering op te nemen in een voorstel van orde. Dit geeft de referendumcommissie de gelegenheid om zich hierover te buigen en advies uit te brengen over de formulering van de vraagstelling en eventueel andere aspecten waarmee rekening dient te worden gehouden. De behandeling in de raads­commissie ter voorbe­reiding van het betreffende onderwerp, zou een goed moment kunnen zijn om dit kenbaar te maken.

Artikel 17. Externe deskundige

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 6.

Artikel 18. Datum, vraagstelling en procedure

De verschillende besluiten van de raad omtrent het houden van een inwonersraadpleging komen grotendeels overeen met die van het raadgevend referendum. Indien daartoe aanleiding bestaat kan de raad ook besluiten om de inwonersraadpleging op andere wijze te laten plaatsvinden. Zo kan er bijvoorbeeld gedacht worden om een inwonersraadpleging geheel uit te besteden aan een onaf­hankelijk bureau. De mogelijkheid bestaat dan dat de stembiljetten per post kunnen worden uitgebracht.

Artikel 19. Stemming en uitslag

In tegenstelling tot het moment waarop besloten kan worden op een (definitief) verzoek om een referendum, neemt de raad direct al een besluit omtrent de datum waarop de inwonersraad­pleging wordt gehouden. Daarmee is ook duidelijk wie kiesgerechtigde is ten tijde van de inwoners­raad­pleging.

De uitslag van de inwonersraadpleging is een neerslag van de mening van de inwoners. In tegen­stelling tot het raadgevend referendum is het initiatief van de inwonersraadpleging uitgegaan van de raad en dan is de uitslag steeds geldig.

Artikel 20. Besluit naar aanleiding van de uitslag van de inwonersraadpleging

Afhankelijk van de uitslag van de inwonersraadpleging neemt de raad zo spoedig mogelijk het besluit dat hem het beste voorkomt. Het streven zal zijn om dit te laten plaatsvinden in de eerstvolgende raadsvergadering, maar wanneer de inwonersraadpleging kort voor een raadsvergadering is gehouden en de uitslag nog niet bekend is gemaakt, kan het worden uitgesteld tot de daarop volgende vergadering.

Artikel 21. Subsidie

Ook in dit geval kunnen zowel voor- als tegenstanders van de voor te leggen vraagstelling in de gelegenheid worden gesteld om daaraan meer bekendheid te geven. Daarbij kunnen maatschappelijke organisaties bijeenkomsten en dergelijke organiseren waarin zij hun mening kunnen uiten en anderen kunnen motiveren om hun mening te geven.

Artikel 22. Meerdere referenda

In het laatste hoofdstuk zijn nog tenslotte wat aanvullende regelingen opgenomen. Zo is voor de volledigheid opgenomen dat raadgevende referenda en inwonersraadplegingen op dezelfde dag kunnen worden gehouden.

Artikel 23. Strafbepalingen

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen. Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Gelet op de behoefte aan een snelle inwerkingtreding is gekozen voor de formulering dat het direct na de vaststelling in werking treedt.

Artikel 23. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.