Regeling vervallen per 21-04-2015

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010

Geldend van 01-03-2012 t/m 20-04-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2010

De Raad van de gemeente Waddinxveen,

gezien het advies van de Commissie Samenleving,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van burgemeester en wethouders van 9 december 2010,

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel c en 30 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

BESLUIT

vast te stellen de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand;

  • e.

    woonkosten:

    1°. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

    2°. Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 2. Reikwijdte

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 27 jaar of ouder zijn doch jonger dan 65 jaar zijn.

HOOFDSTUK 2. CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

Artikel 3. Toeslagen

  • 1. De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 2. De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning één of meer anderen zijn hoofdverblijf heeft;

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden één of meer medebewoners niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, als door deze medebewoning beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel worden kinderen van 18 jaar of ouder met een inkomen van ten hoogste 100% van het wettelijk minimumloon voor een 18-jarige niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.

HOOFDSTUK 3. CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

Artikel 4. Verlaging gehuwden

  • 1. De verlaging bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen.

  • 2. Het derde en vierde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Verlaging woonsituatie

De verlaging bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

  • 1.

    10 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbenden geen woonkosten verbonden zijn of indien er geen woning wordt bewoond.

Hoofdstuk 3a REGELINGEN IN VERBAND MET DE WIJZIGINGEN IN DE WWB EN INTREKKING VAN DE WIJ PER 1 JANUARI 2012

Artikel 6 Anticumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 5 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:

  • a.

    35 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande,

  • b.

    55 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder,

  • c.

    65 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.

Artikel 6A Wijziging betekenis begrippen

  • 1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 6b Wijziging verwijzingen

  • 1. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel a, van de wet, moet voor die verwijzing worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel b, van de wet, moet voor die verwijzing worden gelezen: artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

  • 3. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel c, van de wet, moet voor die verwijzing worden gelezen: artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 6c Intrekking WIJ

  • 1. In afwijking van artikel 2 zijn de bepalingen van deze verordening evenzo van toepassing op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.

  • 2. Aan een alleenstaande van 21 jaar wordt geen toeslag toegekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 3. Aan een alleenstaande van 22 jaar wordt geen toeslag toegekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 4. Aan het bepaalde in het tweede en derde lid wordt geen toepassing gegeven in de periode dat een verlaging in verband met schoolverlating wordt toegepast als bedoeld in artikel 28, van de wet.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 15 december 2010
de griffier, de voorzitter,
(mr. F.W. van der Dussen)(drs. H.P.L. Cremers)

Nota-toelichting Toelichting op de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010

Algemene toelichting

Met de invoering van de Wet investeren in jongeren (WIJ) per 1 oktober 2009 zijn de belanghebbenden van 18 tot 27 jaar uit de Wwb “verdwenen”. Tot 1 juli 2010 ontvangen de jongeren die op 1 oktober 2009 een Wwb uitkering ontvingen, een Wwb uitkering. Na 1 juli 2010 worden deze uitkering “omgeklapt”.

De huidige toeslagenverordening handelt in enkele artikelen over belanghebbenden, jonger dan 27 jaar. Met het oog op de invoering van de WIJ en het verstrijken van de overgangsperiode, moet de huidige verordening aangepast worden. Naast het schrappen van overbodige artikelen is deze nieuwe verordening het resultaat van de wens om meer efficiency in de uitvoering aan te brengen.

Bij het opstellen van deze verordening is gekozen voor de forfaitaire, ‘strenge’ benadering. Deze benadering lijkt per saldo ook de meest efficiënte uitvoering op te leveren. Voor de strenge variant is gekozen omdat dit de variant is die uitgaat van wat minimaal volgende WWB vereist is.

Het grote voordeel van de forfaitaire benadering is de eenvoudige uitvoering van de Toeslagenverordening. Door enkel de situaties te omschrijven waarin iemand geacht wordt lagere noodzakelijke kosten van het bestaan te hebben, kan rekenwerk met werkelijke kosten en de controle daarop achterwege blijven. Een mogelijk nadeel is dat de Toeslagenverordening onder omstandigheden in de praktijk tot onredelijke uitkomsten kan leiden, waardoor het college in die gevallen gebruik zal moeten maken van zijn bevoegdheid van artikel 18 lid 1 WWB en de bijstand alsnog afwijkend zal moeten vaststellen.

De toeslagenverordening moet voorzien in de mogelijkheid van een toeslag in de zin van artikel 25 WWB. Of, in geval er kosten kunnen worden gedeeld, de toeslag door het college lager vastgesteld wordt, valt in de beleidsvrijheid van betreffende gemeente. Evenzeer heeft de gemeente beleidsvrijheid in hoe om te gaan met de verlagingen van de artikelen 26 t/m 29 WWB.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Voor het gebruik van het begrip gehuwdennorm is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de WWB zelf wordt gegeven in artikel 21 onder c WWB. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimumloon.

Artikel 2

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 3

De hoogte van 20 procent van de gehuwdennorm als hoogte van de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft is verplicht op grond van artikel 30 lid 2 onder a WWB. Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf.

Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats.

Artikel 4 en 5

In het derde en vierde lid wordt geregeld dat kinderen die niet (meer) in de norm begrepen zijn, maar die tevens in omstandigheden verkeren waardoor het niet aannemelijk is, dat zij kunnen bijdragen in de kosten van het huishouden, niet meetellen als personen die in de woning hun hoofdverblijf hebben.

In het derde lid wordt daarom de groep inwonende kinderen van 18 en ouder met een inkomen lager of gelijk aan een in de verordening te bepalen inkomen, niet gerekend tot de personen die hun hoofdverblijf in de woning van betrokkene hebben. Gemeenten kunnen zelf een hoger of lager inkomen hanteren. De jurisprudentie laat zich slechts in zo verre uit over de ondergrens, dat zij een inkomen enkel uit studiefinanciering onvoldoende acht om te veronderstellen dat het inwonende kind een bijdrage kan leveren in de woonlasten (CRvB 17-04-2007, nr. 06/965 WWB).

Artikel 6

De verschillende verlagingen in de Toeslagenverordening zien op verschillende omstandigheden bij belanghebbende en kunnen elk afzonderlijk als redelijk in betreffende omstandigheden worden beschouwd.

Artikel 7 en 8

Voor de te gebruiken citeertitel is aansluiting gezocht bij de terminologie van de wetgever.