Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening Wet Inburgering gemeente Wageningen

Geldend van 10-02-2010 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening Wet Inburgering gemeente Wageningen

De raad van de gemeente Wageningenoverwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorzieningen ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Wageningen 15 september 2009;

inzake de vaststelling van de Verordening Inburgering;

gezien het advies van de WMO-WI raad d.d. @de WMO-WI raad heeft geen behoefte aan advies en heeft de verordening ter kennisgeving aangenomen;

gelet op de artikelen 8 en 19 van de Wet Inburgering;

BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen;

b. de wet: de Wet inburgering;

c. inburgeringsvoorziening: een inburgeringstraject, een taalkennisvoorziening of een inburgeringsprogramma dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal.De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

2. Het college beoordeelt tenminste eens in de 2 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Aanbod van de voorziening

Artikel 3 Aanbod aan alle inburgeringsplichtigen

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen een aanbod doen van een inburgeringsvoorziening.

Artikel 4 De samenstelling van het aanbod

Het college stemt het aanbod, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

  • 1.

    trajectbegeleiding;

  • 2.

    voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige;

  • 3.

    taalcoachtraject.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage en verrekening met bonus

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 3 termijnen betaald. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening, de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 2. De eigen bijdrage genoemd in lid 1, wordt verrekend met een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage indien de inburgeringsplichtige voldoende medewerking heeft verleend aan de inburgeringscursus en het inburgeringsexamen heeft afgelegd.

Artikel 6 Vergoeding medisch onderzoek

  • 1. De kosten van een medisch onderzoek op basis van artikel 2.8 Besluit inburgering worden in de volgende gevallen vergoed:

    • a.

      De inburgeringsplichtige blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap en daardoor ontheven dient te worden van de inburgeringsplicht (art. 2.8 lid 1 Besluit inburgering);

    • b.

      De inburgeringsplichtige is in staat om het inburgeringsexamen af te leggen, echter onder bijzondere examenomstandigheden afgestemd op de mogelijkheden van deze inburgeringsplichtige (art. 2.8 lid 3 Besluit inburgering);

    • c.

      Een medisch onderzoek dat wordt afgenomen op nadrukkelijk verzoek van de consulent inburgering.

  • 2. In alle andere gevallen zijn de kosten van het medisch onderzoek voor rekening van de inburgeringsplichtige.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen strekkende tot het succesvol deelnemen een afronden van de aangeboden inburgeringsvoorziening

Hoofdstuk 3 Het aanbod van inburgeringsvoorziening

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

Het college doet het aanbod schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 4 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de door hem geaccepteerde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 6. Het college is bevoegd om nadere beleidsregels te stellen over de bestuurlijke boetes.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van ……

Artikel 11 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Wageningen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 november 2009.
De voorzitter, G.J.M. van Rumund
De griffier, E.J.G.A. Speet

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Tevens bestaat de mogelijkheid om een aanbod aan inburgeringsbehoeftigen te doen. Deze wijziging heeft een terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.

Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft een terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008.

De verordening Wet inburgering is aangepast aan de gewijzigde wet.

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringstraject aan te bieden. Een inburgeringstraject leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringstraject mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. Deze drie mogelijkheden (inburgeringstraject, staatsexamen en taalvoorziening) worden in de verordening onder de verzamelnaam “inburgeringsvoorziening” gebracht. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen. Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening. Aanvankelijk konden gemeenten uitsluitend een aanbod doen aan bepaalde categorieën inburgeringsplichtigen. Met ingang van 1 november 2007 kunnen gemeenten aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen. Gemeenten zijn wel verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening te verstaan als taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening (daaronder begrepen een taalkennisvoorziening) ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld: de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het college kan nadere regels stellen over deze bestuurlijke boetes.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening. Daarnaast wordt voor de drie aan te bieden voorzieningen (inburgeringstraject, taalkennisvoorziening en een inburgeringsprogramma dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal) één begrip gebruikt, namelijk de inburgeringsvoorziening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Gemeenten kunnen er voor kiezen om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen. In dat geval kan met opnemen van het eerste en derde lid in de verordening worden volstaan. Er kan ook voor worden gekozen om in de verordening vast te leggen welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen te organiseren. In dat geval moet het tweede lid in de verordening worden opgenomen, waarbij tevens een keuze moet worden gemaakt voor de instrumenten die daarbij worden ingezet.

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

De informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen kan op allerlei manieren worden vormgegeven. Zo kunnen gemeenten een apart informatiepunt inrichten (het inburgeringsloket) al dan niet in combinatie met een digitaal loket. Het is ook mogelijk om de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen onder te brengen bij een centraal informatiepunt (bijvoorbeeld het zorgloket). Ook kunnen gemeenten bepaalde organisaties (bijvoorbeeld educatie-instellingen, bibliotheken, moskeeën of andere zelforganisaties) een rol geven bij de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen.

In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan: het inrichten van een informatiepunt in het gemeentehuis;het toezenden van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn;het vertrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen;het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten;het inrichten van een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen. Om aan deze verplichting efficiënt te kunnen voldoen, zou een informatieplan kunnen worden opgesteld waarvan de informatieverstrekking onderdeel is. Een dergelijk informatieplan zou vervolgens door de raad getoetst kunnen worden waarbij eventuele verbeteringen kunnen worden opgenomen. Om efficiënt aan de verplichting van het tweede lid te kunnen voldoen, is wellicht ook aansluiting mogelijk bij de uitvoering van de actieve informatieplicht van het college aan de raad op grond van artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet.

Artikel 3 Aanbod

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is echter verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren. Op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen. De gemeente heeft er niet voor gekozen om groepen aan te wijzen die bij voorrang een aanbod krijgen. Iedereen kan van de gemeente een aanbod krijgen en daarbij beperkt de gemeente zich niet tot de inburgeringsplichtigen. Ook inburgeringsbehoeftigen kunnen een aanbod krijgen. Verschil is, dat de boetebepalingen niet op deze groep van toepassing zijn.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit. De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld. In lid 2 wordt de verrekening van de eigen bijdrage met de bonus geregeld. Het opleggen van de eigen bijdrage is een wettelijke verplichting. Het uitkeren van een bonus is dit niet, maar het is goed mensen te motiveren om in te burgeren en hen bij voldoende inspanning daarvoor te belonen. Dat draagt in positieve zin bij aan de motivatie. Daarom wordt een bonus voorgesteld ter hoogte van de eigen bijdrage en vindt verrekening plaats als de inburgeringsplichtige voldoende medewerking heeft verleend aan de inburgeringscursus en het inburgeringsexamen heeft afgelegd.

Artikel 6 Vergoeding medisch onderzoek

Voorkomen moet worden dat de drempel voor het aanvragen van een medisch onderzoek verlaagd wordt. Wanneer de gemeente standaard deze kosten voor haar rekening zou nemen dan gaat het de gemeente niet alleen veel geld kosten maar wordt ook het risico gelopen dat inburgeringsplichtigen massaal het instrument van medisch onderzoek gaan inzetten met als doel ontheven te worden van de inburgeringsplicht. Daarom wordt voorgesteld een drempel op te werpen voor het laten uitvoeren van een medisch onderzoek door de kosten van het medisch onderzoek in principe te laten betalen door de inburgeraar tenzij achteraf blijkt dat het laten uitvoeren van het medisch onderzoek terecht was. In dat geval zijn de kosten van het medisch onderzoek voor rekening van de gemeente. In artikel 6 worden limitatief de omstandigheden genoemd die tot gevolg hebben dat de gemeente de medische kosten vergoedt.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid). De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn). Het verdient de aanbeveling dat het college deze handelwijze vastlegt in beleidsregels, zodat tevoren voor betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Het college heeft de mogelijkheid om nadere regels vast te stellen voor onderwerpen als recidive en de eerste waarschuwing. Bij het vaststellen in deze nadere regels, mag het college geen hogere boetes opleggen dan vastgelegd in deze verordening.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.