Regeling vervallen per 01-01-2015

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 15-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen:

- het voorstel van het college van burgemeester en wethouders aan de raad van 26 november 2012;

- het advies van de Cliëntenraad Werk en bijstand d.d. 19 September 2012.

gelet op:

de artikelen 8 lid 1 onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand en artikel 147 van de Gemeentewet

Besluit:

  • 1.

    Vast te stellen de Toeslagenverordening WWB 2012-II met bijbehorende toelichting;

  • 2.

    In te trekken de Toeslagenverordening WWB 2012 met bijbehorende toelichting vastgesteld op 6 februari 2012 met uitzondering van het gestelde beslispunt 3 en 4;

  • 3.

    Tot uiterlijk 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing laten zijn voor personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB;

  • 4.

    De Toeslagenverordening WWB vastgesteld op 6 februari 2012 tot uiterlijk 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing te laten zijn voor personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB;

  • 5.

    Toepassing geven aan referendumverordening 2006 en hiermee het besluit referendabel verklaren.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel c WWB;

    • c.

      uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet;

    • d.

      woning: zelfstandige woonruimte welke geschikt en bestemd is voor permanente huisvesting, waarbij de elementaire voorzieningen zich binnen de woonruimte bevinden, met inbegrip van een eigen toegang;

    • e.

      wooneenheid: een gedeelte van een woongebouw, dat geschikt en bestemd is voor bewoning doch niet is een woning, tenzij de wooneenheid een gedeelte is van een woongebouw dat door burgemeester en wethouders als woning is aangewezen;

    • f.

      verzorgingsbehoevende: degene die zonder verzorging zou zijn aangewezen op opname in een instelling ter verzorging of verpleging;

    • g.

      verzorgende: degene die de verzorgingsbehoevende verzorgt;

    • h.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen;

    • i.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Wageningen.

Artikel 2 De doelgroep

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening uitsluitend indien alle gehuwden jonger dan 65 jaar zijn en tenminste twee gehuwden 21 jaar of ouder.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Alleenstaanden en alleenstaande ouders

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt:

    • a.

      20% van de gehuwdennorm voor een belanghebbende in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

    • b.

      10% van de gehuwdennorm voor belanghebbende die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

  • 2. Voor toepassing van dit artikel kunnen de noodzakelijke kosten van het bestaan in ieder geval in het geheel niet worden gedeeld met een inwonend kind dat aanpraak maakt op studiefinanciering of een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 21 jaar: 5% van de gehuwdennorm indien in zijn woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 4. In afwijking van het eerste lid bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 22 jaar: 10% van de gehuwdennorm indien in zijn woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      verzorgingsbehoevenden die door de uitkeringsgerechtigde worden verzorgd

    • b.

      in geval de uitkeringsgerechtigde verzorgingsbehoeftig is:verzorgenden waardoor de uitkeringsgerechtigde wordt verzorgd.

Artikel 4 Verlagen norm gehuwden

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 WWB bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor een belanghebbende die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel kunnen de noodzakelijke kosten van het bestaan in ieder geval in zijn geheel niet worden gedeeld met een inwonend studerend kind dat aanspraak maakt op studiefinanciering

Artikel 5 Verlaging in verband met woonsituatie

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 10% van de gehuwdennorm, indien een woning wordt bewoond waaraan voor de uitkeringsgerechtigde geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt met voorrang toegepast op de toeslag.

Artikel 6 Verlagen algemene bijstand schoolverlaters

  • 1. De verlaging voor schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 WWB bedraagt 10% van de gehuwdennorm gedurende 3 maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van een belanghebbende op wie artikel 3 lid 3 of 4 van toepassing is.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7 Uitvoering

  • 1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2. Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening beleidsregels vaststellen.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de belanghebbende in bijzondere situaties afwijken van het bepaalde in deze verordening, indien toepassing hiervan kennelijk onredelijk zou zijn.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening WWB 2012-II.

Artikel 10 Inwerkingtreding en toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 15 januari 2013 en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

  • 2. Tot uiterlijk 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB.

  • 3. De Toeslagenverordening WWB 2012 is tot uiterlijk 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB. Per 1 januari 2013 vervalt de Toeslagenverordening WWB 2012 vastgesteld op 6 februari 2012.

Toelichting op de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Algemene toelichting

De WWB kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen. De normen zijn geregeld in paragraaf 2 WWB. Paragraaf 3 WWB voorziet in toeslagen en verlagingen. De som van deze drie onderdelen (normen, toeslagen en verlagingen) levert de bijstandsnorm op. Het gaat dan om de bijstandsnorm voor personen van 21 tot en met 64 jaar die niet in een inrichting verblijven. De WWB kent verschillende normen voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden. Alleenstaanden en alleenstaande ouders komen in aanmerking voor een toeslag indien zij hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. De woonsituatie is hierbij van doorslaggevende betekenis. De hoogte van de toeslag, welke wordt aangegeven in de toeslagenverordening, bedraagt maximaal 20 procent van het netto minimumloon en moet aansluiten bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten. Voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar en schoolverlater kan de toeslag afwijkend worden vastgesteld. De WWB kent de volgende grondslagen om de norm of toeslag voor personen van 21 tot en met 64 jaar die niet in een inrichting verblijven te verlagen:

• het kunnen delen van kosten met een ander;

• de woonsituatie;

• de recente beëindiging van deelname aan onderwijs of beroepsopleiding.

Voor de berekening van de bijstandsnorm geldt een vaste volgorde: eerst de norm, dan eventueel een toeslag en vervolgens de verlagingen. Het college is bevoegd om de algemene bijstand (de bijstandsnorm na aftrek van eventuele inkomsten) in afwijking van deze regel hoger of lager vast te

stellen indien de individuele omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening hebben de begrippen die niet nader in artikel 1 zijn omschreven dezelfde betekenis als in de WWB en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De meeste begrippen komen terug in artikel 3 en 4 WWB.

Gehuwdennorm Voor het begrip 'gehuwdennorm' wordt verwezen naar de norm voor gehuwden voor personen van 21 t/m 64 jaar als bedoeld in artikel 21 onderdeel c WWB. Woning en wooneenheid

Voor het begrip woning is aangesloten bij hetgeen de Memorie van Toelichting WWB hierover vermeld bij artikel 3 WWB. Het begrip is in artikel 1 van de verordening opgenomen, om het onderscheid met het begrip wooneenheid zichtbaar te maken. Doordat uitgangspunt van beleid is, dat bijstandsgerechtigden die een studentenflat bewonen niet de maximale toeslag ontvangen, is nader omschreven wat onder een wooneenheid wordt verstaan. Overigens hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid een woongebouw als woning aan te wijzen indien de bewoners daarvan op geen enkele manier algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met een ander kunnen delen.

Verzorgingsbehoevende en verzorgende

Een persoon is verzorgingsbehoevende als de uitkeringsgerechtigde aannemelijk kan maken dat deze persoon zonder de verzorging zou zijn aangewezen op opname in een instelling ter verzorging of verpleging. Er moet een duidelijke indicatie zijn op grond waarvan de verzorgingsbehoevendheid kan worden aangenomen, bijvoorbeeld een verklaring van deze strekking die is afgegeven door een arts. De verzorgende is degene die de verzorgingsbehoevende verzorgt. Wanneer de uitkeringsgerechtigde de verzorgende is, dient de uitkeringsgerechtigde ook in dit geval te zorgen voor de bewijslast over de verzorgingsbehoefte.

Artikel 2- Doelgroep

De werking van de verordening is beperkt tot belanghebbenden in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. Vanwege de lagere jongerennorm is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar.

De werking van de verordening is beperkt tot belanghebbenden in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. Vanwege de lagere jongerennorm is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar.

De jongerennormen van artikel 20 WWB zijn laag vastgesteld omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn jegens hun kinderen totdat deze de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. De ouders kunnen bijvoorbeeld voldoen aan hun onderhoudsplicht door hun kind bij hen in te laten wonen of de huur voor hen te betalen. In dergelijke gevallen zou als het ware 'dubbel gekort' worden als ook nog krachtens de Toeslagenverordening de uitkering verlaagd zou worden. Bovendien zou de toepassing van de categoriale verlagingen op belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar de uitvoering van de Toeslagenverordening nodeloos ingewikkeld maken.

Mocht echter het niet toepassen van de verordening op de jongerennorm van artikel 20 WWB onredelijke uitkomsten geven, dan blijft het college bevoegd om op grond van artikel 18 lid 1 WWB de bijstand hoger of lager vast te stellen.

Artikel 3-Toeslag alleenstaande (ouder)

Lid 1

Op grond van artikel 25 WWB kan het college de norm voor een alleenstaande (ouder) van 21 jaar of ouder verhogen met een toeslag indien een belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk

kunnen delen van deze kosten met een ander. Artikel 3 van deze verordening vormt overigens het spiegelbeeld van artikel 4 van deze verordening.

De gemeenteraad is op grond van artikel 30 lid 2 WWB verplicht te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft (onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van de norm of toeslag op

andere gronden). Dit is vastgelegd in artikel 3 lid 1 onderdeel a van deze verordening.

Als in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden. Zolang geen sprake is van gehuwden of van een gezamenlijke huishouding moet ervan worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag

blijft op zijn plaats. Gekozen is voor 10 procent van de gehuwdennorm (zie 8 van 13 artikel 3 lid 1 onderdeel b van deze verordening).

Lid 2

Uit artikel 25 lid 1 WWB en artikel 26 WWB volgt dat een belanghebbende de

algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen met thuisinwonende kinderen van 18 jaar of ouder met een laag inkomen. Hiervan is sprake indien dat kind een in aanmerking te nemen inkomen heeft van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor

hoger onderwijs genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.

Lid 3 en 4

Artikel 29 WWB geeft het college de bevoegdheid om de toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB afwijkend vast te stellen voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar, om daarmee te stimuleren dat de belanghebbende optimaal gebruik maakt van zijn kansen om uit te stromen naar de arbeidsmarkt. Gezien de hoogte van het minimum jeugdloon zou een maximale toeslag voor deze personen een drempel op kunnen werpen om werk te aanvaarden. Aangezien het minimum jeugdloon voor een 21-jarige lager is dan voor een 22-jarige, ligt het voor de hand om de toeslag voor de 21-jarige eveneens lager vast te stellen dan voor een 22-jarige.

Lid 5

Zorgbehoevenden en verzorgenden worden evenmin aangemerkt als degene die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Het is niet wenselijk om de uitkeringsgerechtigde vanwege zijn zorgtaken of zijn zorgbehoevendheid te confronteren met een lagere toeslag. Dit sluit aan bij de huidige uitvoeringspraktijk

Artikel 4- Verlagen norm gehuwden

Op grond van artikel 26 WWB kan het college de gehuwdennorm verlagen indien belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel 4 van deze verordening vormt het spiegelbeeld van artikel 3 van deze verordening. Ingeval in de woning van het gehuwden een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden. Gekozen is voor een verlaging van 10 procent van

de gehuwdennorm (zie artikel 4 lid 1 van deze verordening).

Artikel 4 lid 2 van deze verordening komt overeen met de bepaling zoals opgenomen in artikel 3 lid 2 van deze verordening. Verwezen wordt dan ook naar de toelichting zoals opgenomen bij artikel 3 van deze verordening.

Artikel 5 - Verlaging in verband met woonsituatie

De bijstandsuitkering wordt geacht voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Artikel 27 WWB geeft het college de mogelijkheid om de norm of de toeslag te verlagen, wanneer de uitkeringsgerechtigde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft ten gevolge van zijn woonsituatie. Uitkeringsgerechtigden in de gemeente Wageningen die geen huur- of hypotheeklasten hebben, omdat aan de woning dergelijke kosten niet zijn verbonden, worden in de huidige uitvoeringspraktijk voor de vaststelling van de toe te passen toeslag gelijkgesteld met uitkeringsgerechtigden die de kosten van het bestaan kunnen delen. Met de bepaling in artikel 6 is bij deze uitvoeringspraktijk aangesloten.

Artikel 6- Verlagen algemene bijstand schoolverlaters

Op grond van artikel 28 WWB kan het college voor een belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm of de toeslag gedurende zes maanden na het tijdstip van beëindiging lager vaststellen. Het moet dan wel gaan om onderwijs of een beroepsopleiding waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

In artikel 6 lid 1 van deze verordening is bepaald dat de verlaging voor schoolverlaters 10 procent van de gehuwdennorm bedraagt gedurende 3 maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op de studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten. Deze verlaging kan echter niet worden toegepast ten aanzien van een belanghebbende op wie artikel 3 lid 3 of 4 van deze verordening van toepassing is (artikel 6 lid 2 van deze verordening). Dit volgt uit artikel 30 lid 2 onderdeel b WWB waarin is bepaald dat ten opzichte van een belanghebbende niet tegelijkertijd een schoolverlatersverlaging en een verlaging voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar mag worden toegepast.

Bij toepassing van de verlaging voor schoolverlaters is het volgende van belang. Om de verlaging te kunnen toepassen moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat voor het onderwijs of de beroepsopleiding recht bestond op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF

2000) of op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS).

Van belang is dat de belanghebbende daadwerkelijk recht heeft op studiefinanciering en niet dat het volgen van de soort opleiding daar in theorie recht op geeft. Dit volgt uit de bedoeling van de wetgever zoals die blijkt uit de toelichting op artikel 28 WWB. Daarnaast is van belang dat de belanghebbende zijn recht op studiefinanciering ontleent aan de WSF 2000 of de WTOS. Een extraneus valt niet onder de WSF 2000. Daarvoor is inschrijving als student vereist. Een voormalig extraneus is dus geen schoolverlater in de zin artikel 28 WWB. Indien het inkomen van belanghebbende voorafgaande aan de bijstand hoger is dan de bijstandsnorm omdat belanghebbende naast zijn studiefinanciering inkomsten uit bijvoorbeeld arbeid of stagevergoeding ontving (en de belanghebbende er bij bijstandsverlening dus op achteruit gaat in plaats van - zoals bij een overgang van alléén WSF 2000 naar bijstand - op vooruit), maakt niet dat de schoolverlatersverlaging in zo'n geval niet kan worden toegepast. De invloed van inkomsten naast de studiefinanciering van de belanghebbende spelen in het kader van de schoolverlatersverlaging geen rol.

Artikel 7 - Uitvoering

Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van de Toeslagenverordening WWB bij het college. Om een efficiënte en effectieve uitvoering van deze verordening te waarborgen kan het college nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 8 - Hardheidsclausule

Het kan zijn dat zich bepaalde situaties voordoen die niet voorzien zijn bij het opstellen van deze verordening en waarin toepassing van de bepalingen in deze verordening kennelijk onredelijke gevolgen zou hebben voor de belanghebbende. Het college heeft op grond van dit artikel de bevoegdheid om in dergelijke situaties af te wijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 10 - Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.

Artikel 11 – Inwerkingtreding en toepassingsbereik

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012. Hierbij is aansluiting gezocht bij het wetsvoorstel “Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen" (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets).

Voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden blijft de oude Toeslagenverordening nog van kracht tot uiterlijk 1 januari 2013. Dat is geregeld in lid 2 en 3 van dit artikel. Het gaat hierbij om mensen voor wie toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Op grond van artikel 78w WWB blijven de oude gezinsbegrippen nog op hen van toepassing tot uiterlijk 1 januari 2013.