Urgentieregeling WERV 2013

Geldend van 01-07-2013 t/m heden

Intitulé

Urgentieregeling WERV 2013

Hoofdstuk 1 Algemeen

Urgentie is een vangnet op woninggebied. Voorrang op woonruimte wordt slechts in uitzonderlijke gevallen toegekend. Essentieel voor het urgentietraject is dat zo min mogelijk woningzoekenden door het krijgen van een urgentieverklaring inbreuk maken op het in de Huisvestingsverordening WERV - gemeenten omschreven verdeelsysteem.

Om voor een woonurgentie in aanmerking te kunnen komen moet aan alle onderstaande criteria worden voldaan:

  • >

    De aanvrager is minimaal gedurende 1 jaar ingezetene van één van de WERV-gemeenten: Wageningen, Ede, Rhenen of Veenendaal. En staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) van één van deze gemeenten;

  • >

    De aanvrager beschikt over zelfstandige woonruimte binnen een van de WERV gemeenten (Wageningen, Ede, Rhenen of Veenendaal). Vanuit onzelfstandige of niet-legale woonruimte kan geen aanvraag worden ingediend;

  • >

    Er is sprake van een acute woonnoodsituatie: Er moet een absolute noodzaak zijn om binnen een half jaar te verhuizen en het probleem kan niet op eigen kracht en/of binnen die periode worden opgelost. Er dient een directe relatie te bestaan tussen probleem en woonsituatie. De huidige woning is niet geschikt (te maken) om het probleem op te lossen. Een andere woning in de WERV-gemeenten is binnen een half jaar absoluut vereist;

  • >

    De acute woonnoodsituatie moet zijn ontstaan binnen de WERV gemeenten;

  • >

    De acute woonnoodsituatie moet buiten de schuld van de betrokkene zijn ontstaan en deze kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor het ontstaan ervan. Eigen verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de acute woonnoodsituatie kan zowel uit een handelen als een nalaten voortvloeien. De acute woonnoodsituatie was voor betrokkene niet te voorzien ofwel betrokkene was niet in staat tijdig maatregelen te nemen om de acute woonnoodsituatie te voorkomen. Verder was de betrokkene niet in staat daarop te anticiperen. In uitzonderlijke situaties kan de toepassing van de regel “buiten eigen schuld” niet gerechtvaardigd zijn;

  • >

    De aanvrager kan deze acute woonnoodsituatie niet zelf oplossen;

  • >

    De woningzoekende heeft aantoonbaar eerst zelf naar een oplossing van zijn probleem gezocht, alvorens een urgentie aan te vragen. Andere oplossingen kunnen zijn: een kamer huren, inwoning bij derden, sociaal pension, crisisopvang, een woning kopen, particuliere huur.

Een alleenstaande wordt geacht binnen zes maanden alternatieve woonruimte te vinden, bijvoorbeeld door kamerbewoning of inwoning bij derden. Een urgentie wordt in het geval van een alleenstaande niet verstrekt, tenzij hier zwaarwegende medische redenen toe zijn. Bij een echtscheiding/verbroken samenwoning zonder kind(eren) worden de voormalige partners door de urgentiecommissie gezien als twee alleenstaande woningzoekenden en wordt er geen urgentie toegekend.

Hoofdstuk 2 Urgentiegronden

Op één van de volgende urgentiegronden kan een urgentieverklaring afgegeven worden:

  • 1.

    Medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met een geobjectiveerde medische aandoening permanent ernstige hinder en/of schade, belemmering of verslechtering ondervinden in combinatie met de huidige zelfstandige woonsituatie.

  • 2.

    Sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met (psycho)sociale problemen permanent ernstige hinder en/of schade, belemmering of verslechtering ondervinden in combinatie met de huidige zelfstandige woonsituatie.

  • 3.

    Financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die aantoonbaar buiten hun eigen schuld door acute en onvoorziene omstandigheden te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang waardoor de huidige zelfstandige woonruimte niet langer betaalbaar is.

  • 4.

    Echtscheiding/verbroken samenleving: woningzoekenden die van echt scheiden of hun samenleving verbreken en die het hoofdverblijf van één of meerdere kinderen onder de 21 jaar toebedeeld hebben gekregen.

Ruimtetekort in de huidige woonsituatie als gevolg van zwangerschap, gezinsuitbreiding, gezinshereniging/-vorming, inwoning door kinderen en/of derden en het woonachtig zijn in niet legale woonruimte op bijvoorbeeld een camping zijn onvoldoende voor het verkrijgen van een woonurgentie. Ook het moeten verlaten van een (huur)woning met tijdelijk (huur)contract is onvoldoende voor het verkrijgen van een woonurgentie.

2.1 Medische indicatie

Ingezetenen van een van de WERV-gemeenten, die vanwege medische redenen in een onhoudbare woonsituatie verkeren kunnen in aanmerking komen voor urgentie. De medische aandoening moet een duidelijke relatie hebben met de woonsituatie en gerelateerd zijn aan de noodzaak tot een oplossing binnen een maximale termijn van een half jaar. Voorwaarde is dat de medische klacht door de huidige huisvestingsomstandigheden ernstige hinder veroorzaakt of verslechtert.

De aanvrager moet aantoonbaar onder behandeling zijn van een specialist, niet zijnde een huisarts. Er moet door de aanvrager worden aangetoond dat de medische aandoening door de huidige woonsituatie wordt verergerd (oorzakelijk verband). Door onderzoek moet aangetoond worden dat er een noodzaak tot verhuizing binnen een half jaar is. Er kan bij een onafhankelijke externe deskundige advies worden gevraagd over de noodzaak tot verhuizing in relatie tot de medische aandoening en de woonsituatie.

Voor eventuele noodzakelijke aanpassingen in de huidige of toekomstige woning kan de woningzoekende een verzoek doen bij het WMO-loket (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) van de (woon)gemeente.

2.2 Sociale indicatie

Sociaal geïndiceerden zijn ingezetenen van één van de WERV-gemeenten die in verband met sociale problemen, in combinatie met omstandigheden in de huidige woning, dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties waarbij sprake is van ernstige psychische en/of sociale problematiek kan een beroep worden gedaan op een sociale indicatie. De sociale problematiek dient al geruime tijd bij een op dat gebied werkzame instantie bekend te zijn en zij dienen die problematiek te onderschrijven. De sociale en/of psychische omstandigheden moeten een duidelijke relatie hebben met de woonsituatie en er moet een noodzaak zijn tot een oplossing binnen een termijn van een half jaar. Over deze omstandigheden kan schriftelijk advies van een externe deskundige gevraagd worden. Ook kan er advies gevraagd worden van andere (hulpverlenende) instanties.

2.3 Financiële indicatie

Een uitdrukkelijke voorwaarde voor toepassing van deze regel is dat de aanvrager aan kan tonen dat deze financiële situatie buiten eigen schuld ontstaan is, en dat er sprake is van de zorgplicht voor één of meer kinderen die jonger dan 21 jaar zijn. Onvrijwillig werklozen of arbeidsongeschikten welke de eigen woning niet meer kunnen betalen, kunnen hiertoe behoren.

Van financiële omstandigheden, op grond waarvan urgentie kan worden toegekend, kan sprake zijn indien de aanvrager, buiten eigen schuld om, als gevolg van plotseling optredend ernstig inkomstenverlies of faillissement, de lasten van zijn bestaande woonruimte redelijkerwijs niet meer kan dragen. De voorwaarde dat de situatie buiten eigen schuld om is ontstaan en niet te voorzien was door de aanvrager blijft hierbij van kracht.

2.4 Echtscheiding/verbroken samenleving

Degenen die aantoonbaar het hoofdverblijf hebben van het (de) kind(eren) die jonger zijn dan 21 jaar kunnen in aanmerking komen voor urgentie nadat een (voorlopige) voorziening bij echtscheiding is getroffen (waarbij urgentie op basis van voorlopige voorziening alleen kan worden afgegeven indien aantoonbaar het echtscheidingsverzoek is ingediend), dan wel sprake is van verbreking van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, dan wel blijkend uit de Gemeentelijke Basisadministratie dat betrokkenen minimaal een jaar samenwonen.

Om in aanmerking te komen voor een urgentie op grond van echtscheiding/verbreken samenwoning moet aan alle onderstaande voorwaarden worden voldaan:

  • 1.

    De aanvraag moet binnen twee maanden na de gerechtelijke uitspraak of het verbreken van de samenleving worden gedaan;

  • 2.

    De aanvraag kan alleen plaatsvinden vanuit een zelfstandige en legale huisvesting;

  • 3.

    De poging om het huur- annex kooprecht van de huidige woning te behouden is niet geslaagd;

  • 4.

    De aanvrager moet belast zijn met het hoofdverblijf van de kinderen. Verzorging van één of meer kinderen die jonger zijn dan 21 jaar is dus een vereiste;

  • 5.

    De samenleving/het huwelijk moet tenminste één jaar hebben bestaan, aan te tonen door registratie in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);

  • 6.

    Slechts één urgentie wonen per echtscheiding/verbroken samenwoning kan worden toegekend, en alleen indien er sprake is van de zorg voor één of meerdere kinderen die jonger zijn dan 21 jaar.

  • 7.

    De aanvraag voor urgentie op grond van echtscheiding/verbreken samenwoning moet aangetoond worden door middel van het overleggen van geformaliseerde documenten (bijv. echtscheidingsconvenant, ouderschapsplan, formele beëindiging van het samenlevingscontract/geregistreerd partnerschap). Ook als er niets formeel geregeld is moet de verbreking worden aangetoond. Zie 2.4.1.

Binnen het geschetste kader voor urgentie op grond van echtscheiding/verbreken samenwoning kan de volgende persoon in aanmerking komen voor een woonurgentie:

  • 1.

    Van de ouder die het hoofdverblijf van het (de) kind(eren) krijgt wordt verwacht dat hij/zij alles doet om de eigen koop- of huurwoning te behouden. Wanneer dit door bijvoorbeeld het ontbreken van voldoende financiële armslag niet tot de mogelijkheden behoort, kan deze met het hoofdverblijf van de kinderen belaste ouder een urgentieaanvraag doen.

  • 2.

    Wanneer de voormalige partners besluiten tot co-ouderschap of opdeling van de kinderen en beiden kunnen de eigen koopwoning of huurwoning niet bekostigen, zal slechts één van beiden in aanmerking kunnen komen voor een urgentie. Ook hier geldt dat het hebben van woonruimte voor het (de) kind(eren) centraal wordt gesteld. De voormalige partners moeten samen een keuze maken wie de urgentieaanvrager wordt en dit schriftelijk door beide partners ondertekend aan de commissie aanbieden.

  • 3.

    Op het moment dat de huurwoning is geclaimd of de koopwoning verkocht treedt de eerder toegekende urgentieverklaring in werking.

In alle andere situaties kan géén urgentie toegekend worden.

Situaties waarbij woonruimte voor een of meerdere kinderen aanwezig is na de echtscheiding/verbreken samenwoning en waarbij dus géén sprake is van het verlenen van voorrang op de woningmarkt middels een woonurgentie zijn:

  • 1.

    Van de ouder die belast wordt met het hoofdverblijf van het (de) kind(eren) en die woont in een huurwoning, wordt als voorliggende voorziening verwacht dat het huurrecht van de woning wordt via de rechtbank geclaimd. Bij een toegekende claim kan uiteraard geen aanvraag woonurgentie worden ingediend. Als de verzorgende ouder deze claim nalaat, bestaat er geen recht op urgentie.

  • 2.

    De voormalige niet met het hoofdverblijf van de (het) kind(eren) belaste partner die de huur- of koopwoning zal moeten verlaten, kan zich oriënteren op alternatieve huisvestingsmogelijkheden. Deze persoon komt conform de regeling niet in aanmerking voor urgentie.

  • 3.

    Als bij de keuze voor co-ouderschap, waarbij beide ouders de opvoeding voor de helft ter hand nemen, of de kinderen opdelen, een eigen plek voor het (de) kind(eren) aanwezig omdat één van beide ouders de voormalige echtelijke koop- of huurwoning blijft bewonen is een urgentie voor beide voormalige partners uitgesloten.

2.4.1 Aan te leveren stukken

Met betrekking tot de echtscheiding/verbroken samenleving

Om de aanvragen woonurgentie te kunnen beoordelen moet inzicht gekregen worden in de aard van de relatie en in de manier waarop de relatie wordt beëindigd. In het algemeen kan dit inzicht verschaft worden door het overleggen van formeel vastgestelde documenten waaruit moet blijken dat het huwelijk of de samenleving verbroken is:

  • 1.

    In het geval van het verbreken van een huwelijk wordt een echtscheidingsconvenant overlegd of een beschikking van de rechtbank. In het geval er geen overeenstemming is tussen partijen wordt een eenzijdig echtscheidingsverzoek overlegd.

  • 2.

    Bij beëindiging van een geregistreerd partnerschap wordt een overeenkomst tot beëindiging van het partnerschap overlegd, een inschrijving van de beëindiging van het partnerschap bij de burgerlijke stand of een beschikking van de rechtbank. Als er geen overeenstemming is kan een eenzijdig verzoek aan de rechter tot ontbinding van het partnerschap worden overlegd.

  • 3.

    Bij het beëindigen van een relatie op basis van een samenlevingsovereenkomst dient een overeenkomst tot beëindiging van de samenlevingsovereenkomst te worden overlegd, of als er geen overeenstemming is, een eenzijdige opzegging van de samenlevingsovereenkomst.

  • 4.

    Bij het beëindigen van een samenwoonrelatie waarbij niets formeel geregeld is moet een document worden overlegd waaruit blijkt dat de samenwoning niet langer bestaat. Dit document heet een vaststellingsovereenkomst en hierin is het volgende vastgelegd:

    • ·

      De aanvangsdatum van het samenwonen, blijkend uit de inschrijving in het GBA (te controleren door de secretaris)

    • ·

      De regeling omtrent hoofdverblijfplaats de van kinderen (mogelijkheid is ook om via een advocaat/mediator/notaris een ouderschapsplan te laten opstellen).

    • ·

      In geval van een huurwoning, een officiële beschikking van de rechtbank met betrekking tot de betreffende woning.

    • ·

      De ontbinding van de relatie.

De gemeente waar de urgentieaanvraag wordt ingediend heeft deze vaststellingsovereenkomst beschikbaar, welke de aanvrager bij een notaris kan laten legaliseren. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan volstaan worden met een eenzijdige ondertekening.

Met betrekking tot het aantonen van het hoofdverblijf van de kinderen

Belangrijk is de vraag waar de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben na de echtscheiding/verbreken samenleving en hoe de ouderlijke zorg geregeld is. Het is dus een belangrijk criterium wie van de ouders de hoofdverzorgingstaak heeft en waar de kinderen feitelijk hun verblijf hebben.

Wanneer een aanvrager claimt dat één of meer kinderen het hoofdverblijf bij hem zal/zullen hebben en dit gegeven medebepalend is voor het eventueel toekennen van een woonurgentie, dan zal dit altijd uit een officieel document moeten blijken (bijvoorbeeld: echtscheidingsconvenant met bijbehorend ouderschapsplan, overeenkomst beëindiging geregistreerd partnerschap, overeenkomst beëindiging samenlevingsovereenkomst, verklaring beëindiging samenwoning).

Zonder documenten waaruit blijkt dat de echtscheiding/samenwoning verbroken en waaruit blijkt hoe de zorg voor de kind(eren) geregeld is kan een aanvraag niet in behandeling worden genomen.

2.5 Beperkte keuzemogelijkheden urgenten

Bij urgentieverlening stelt de commissie een “zoekprofiel woonruimte” vast. Dit zoekprofiel woningruimte is de minimaal passende woning met de kortste wachttijden.

Urgent woningzoekenden kunnen zelf reageren op het vastgestelde zoekprofiel. Dit is het minimaal passende woningaanbod met de kortste wachttijden. In de praktijk betekent dit flatwoningen (vanaf de 1e verdieping) in de vooraf aangegeven voorkeursgemeente.

In geval van een medische indicatie kan hiervan worden afgeweken, indien in het advies van een onafhankelijk medisch adviseur een ander type woning wordt geadviseerd.

In sommige gevallen wordt een bemiddelingsurgentie toegekend, waarbij een passende woning wordt aangeboden.

Woningaanbiedingen middels urgenties mogen, zoals bepaald in de Huisvestingsverordening WERV – Wageningen 2007 en in toekomstige herzieningen van deze Huisvestingsverordening, niet worden geweigerd.

Bij reacties van twee of meer urgenten op dezelfde woning, gaat de urgente met de oudste datum van toekenning bij het aanbieden van de woning voor. Indien er geen verschil bestaat is de oudste inschrijving bij de corporatie bepalend.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

3.1 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als Urgentieregeling WERV 2013;

  • 2.

    De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013

  • 3.

    Op de datum van inwerkingtreding vervallen deRegels inzake urgentie 2007;

  • 4.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Wageningen. gehouden op 5 maart 2013