Regeling vervallen per 02-01-2019

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats en gedenkpark “De Leeuwerenk”2019

Geldend van 02-01-2019 t/m 01-01-2019

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats en gedenkpark “De Leeuwerenk”2019

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • b.

    asbus: een bus ter berging van as van een gecremeerde overledene;

  • c.

    aula: de binnen en buitenruimte(n) bedoeld voor gemeenschappelijke bijeenkomsten, zoals begrafenissen en condoleances;

  • d.

    begraafplaats: de begraafplaats en gedenkpark ‘De Leeuwerenk’ aan de Oude Diedenweg te Wageningen;

  • e.

    beheerder: de door het college aangewezen ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding en/of het onderhoud van de begraafplaats alsmede degene die hem vervangt;

  • f.

    eigen graf: een particulier graf - uitgegeven tot en met 1962 - waarop een grafrecht voor onbepaalde tijd is gevestigd;

  • g.

    foetusgraf: een algemeen graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van foetussen d.w.z. menselijke vruchten jonger dan 24 weken;

  • h.

    gebruiker: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend;

  • i.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf;

  • j.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet;

  • k.

    historisch graf: een graf dat voldoet aan de door het college vastgestelde criteria voor historische graven;

  • l.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

  • m.

    rechthebbende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf of een urnengraf, dan wel het recht tot gebruik van een urnennis;

  • n.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • o.

    urnengraf: een particulier graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as.

  • p.

    urnennis: een algemene ruimte in een urnenmuur bij de gemeente in beheer, waarin een rechthebbende gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van een of meer asbussen;

  • q.

    verstrooiingsplaats: plaats waarop as wordt verstrooid;

  • r.

    webagenda: elektronische agenda waarin alle afspraken met betrekking tot de begraafplaats en de aula worden opgenomen.

  • s.

    natuurlijk graf met boom : een particulier graf in een speciaal daarvoor bestemmende natuurlijke omgeving met aangepaste voorwaarden, waarvoor aan een rechthebbende het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen.

  • t.

    natuurlijk graf : een particulier graf in een speciaal daarvoor bestemmende natuurlijke omgeving met aangepaste voorwaarden, waarvoor aan een rechthebbende het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen.

  • u.

    natuurlijk urnengraf: een particulier graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as,

  • v.

    op een speciaal daarvoor ingerichte locatie met afwijkende voorwaarden.

  • w.

    taludnis: een speciale ruimte in een grondwal, waarin een rechthebbende gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van een of meer asbussen;

  • x.

    natuurgraven: verzamelnaam voor een natuurlijk graf, natuurlijk graf met boom en/of natuurlijk urnengraf.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘particulier graf’ mede verstaan: een urnengraf en een eigen graf uitgegeven tot en met 1962.

2. Voor de toepassing van het bij of krachtens dezer verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘algemeen graf’ mede verstaan: een foetusgraf en een urnennis in geval de gemeente rechthebbende is.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3. Openstelling begraafplaats

1. De begraafplaats is voor iedereen dagelijks toegankelijk van een half uur na zonsopgang tot een half uur voor zonsondergang.

2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kan de toegang door de

beheerder tijdelijk worden gesloten.

3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen

Bezoekers, personeel van uitvaartondernemers en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben verricht, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

3. Het is verboden met motorrijtuigen en fietsen op de begraafplaats te rijden:

a. anders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

b. sneller dan 5 km per uur.

4. De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onderdeel a van het derde lid.

5. Het is verboden op de begraafplaats

a. op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

b. bloemen of andere waren te koop aan te bieden of andere aanbiedingen te doen met betrekking tot grafbedekking;

c. niet aangelijnde honden bij zich te hebben;

d. op de grafruimten te lopen of te zitten of de begraafplaats te verontreinigen;

e. as te verstrooien zonder vrijwaringsdocumenten van het crematorium en zonder toestemming van de beheerder;

f. voorwerpen te plaatsen op en naast het strooiveld en foetusgraven buiten de daarvoor bestemmende plek;

g. het aanbrengen van verhardingsmaterialen tussen en/of rondom graven.

Artikel 5. Plechtigheden

1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen van tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld. Alle bijeenkomsten worden vastgelegd in de daarvoor bestemde webagenda. De webagenda wordt beheerd door team Publieke dienstverlening.

2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast. Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

1. Degene die wil doen begraven, een asbus wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien

geeft daarvan uiterlijk 2 werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de

beheerder. Indien er een grafnummer bekend is, dient deze te worden vermeld.

Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder onmiddellijk na de toestemming, in elk geval zo snel mogelijk, worden gedaan.

Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, evenals het bedienen van de hulpmiddelen geschiedt door het personeel van de begraafplaats.

Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie en webagenda

1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula evenals van de muziekinstallatie moet uiterlijk 2 werkdagen voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte

of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd via de webagenda.

Alle bijeenkomsten dienen te worden vastgelegd in de daarvoor bestemde webagenda. De webagenda wordt beheerd door team Publieke dienstverlening van de gemeente. Begrafenisondernemers, steenhouwers en de beheerders hebben toegang tot deze agenda. De webagenda is bindend voor het vaststellen van de afspraken en het opstellen van de nota’s.

3. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een vooraf af gereserveerde tijdsduur (zoals vermeld in de webagenda) ter beschikking van de aanvrager.

4. Het staat de uitvaartverzorger vrij in de aula eigen catering te verzorgen.

Artikel 9. Over te leggen stukken

1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld docu¬ment is overlegd aan de beheerder. Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden met verlof van de burgemeester wordt begraven dient behalve het in de vorige zin bedoelde verlof of document ook het verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier of eigen graf zal plaatsvinden, dient een door de rechthebbende ondertekende machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. Indien de rechthebbende is overleden en hij in het graf moet worden begraven dan wel de asbus met diens resten in het graf moet worden bijgezet, dient daaraan voorafgaand een verzoek tot overschrijving van de grafrechten als bedoeld in artikel 16, tweede lid, te worden gedaan.

3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de dan resterende termijn ten minste gelijk is aan de wettelijke termijn van grafrust van tien jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op hele jaren en bedraagt gelet op wettelijke bepalingen altijd minimaal 5 jaar.

5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10. Kisten, urnen en lijkhoezen

1. Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

2. Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

3. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

4. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door burgemeester en wethouders vast te stellen model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, moet de aanbieder een afschrift overleggen van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998.

5. Kisten en urnen die worden toegepast in natuurgraven dienen biologisch afbreekbaar te zijn.

Artikel 11. Tijden van begraven en asbezorging

De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 09.00 uur tot 15.00 uur; op zaterdagen van 9.00 tot 14.00 uur en op 4 mei en Koningsdag (voor zover geen zondag) van 09.00 uur tot 12.00 uur.

In afwijking van lid 1 is er geen gelegenheid tot begraven en het bezorgen van as op 5 mei.

De beheerder kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 12. Indeling graven en asbezorging

1. Op de begraafplaats worden, zover de ruimte daarvoor toereikend is, uitgegeven:

particuliere graven

natuurgraven

urnengraven;

urnennissen;

taludnissen

ruimten in een algemeen graf;

foetusgraf

2. De particuliere graven worden uitgegeven voor de tijd van tien, twintig of dertig jaren,

voor het begraven van ten hoogste drie lijken dan wel het plaatsen van drie asbussen, of het doen verstrooien van de as van drie overledenen.

Een natuurlijk graf met boom worden uitgegeven voor de tijd van 99 jaar voor het begraven van ten hoogste één lijk .

Een natuurlijk graf wordt uitgegeven voor de tijd van 50 jaar voor het begraven van ten hoogste twee lijken. Daarnaast is het doen verstrooien van as voor maximaal twee overledenen toegestaan.

3. De urnengraven worden uitgegeven voor de tijd van tien, twintig of dertig jaren, voor het daarin bijzetten van ten hoogste twee of drie asbussen

4. De natuurlijke urnengraven worden uitgegeven voor de tijd van 50 jaar, voor het daarin bijzetten van ten hoogste twee asbussen.

5. De urnennissen en taludnissen worden uitgegeven voor de tijd van tien, twintig of dertig jaren, voor de bijzetting van ten hoogste twee asbussen.

6. In algemene graven wordt gelegenheid gegeven om lijken te begraven voor de tijd van

10 jaar.

7. Graven hebben maximaal een oppervlak conform de maten van toegestane

gedenktekens conform de nadere regels als bedoeld in artikel 18, derde lid van deze verordening.

Artikel 13. Grafkelder

Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden.

Artikel 14. Categorieën

Burgemeester en wethouders delen de begraafplaats in gedeelten, vakken en soorten graven.

Artikel 15. Termijnen particuliere graven

1. Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de

begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, twintig en dertig jaar een recht op een particulier graf. De termijn

begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

2. In het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende

verlengd telkens met minimaal 5 jaar en niet langer dan 30 jaar, mits de aanvraag voor

het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

3. Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het

terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats is onttrokken.

4. Het recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende tegelijk worden

verleend. Rechthebbenden en gebruikers dienen een wijziging van hun adres aan de

administratie van de begraafplaats door te geven.

5. Het grafrecht op een eigen graf eindigt door het overlijden van een tweede

rechthebbende; indien deze rechthebbende een niet-natuurlijke persoon is, eindigt het grafrecht twintig jaar nadat het grafrecht op deze rechthebbende werd overgeschreven.

Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten

1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon.

2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een rechthebbende, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden

begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient

het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit

artikel gestelde termijn van zes maanden, zijn burgemeester en wethouders bevoegd

het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 17. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5. Grafbedekking

Artikel 18. Vergunning grafbedekking

1. Voor het hebben van een grafbedekking op een particulier graf is een schriftelijke vergunning nodig van burgemeester en wethouders.

2. De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan. Bij de schriftelijke aanvraag voor een gedenkteken dient ook te worden aangegeven wie de eigenaar van het gedenkteken is, indien dit een andere persoon is dan de rechthebbende of gebruiker. Tevens dienen dan de naam, het adres, telefoonnummer en e-mailadres van de eigenaar te worden opgegeven.

3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

4. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

a. niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

b. de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

c. de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

d. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

5. Bij het strooiveld, foetusgraf en natuurgraf kan ter herinnering een naamplaatje met de naam van de overledene op een daarvoor bestemde plaats worden aangebracht.

6. Een steenhouwer is verplicht plaatsing en afhalen van monumenten in de webagenda te vermelden. De monumenten kunnen worden geplaatst op werkdagen van 08:30 uur tot 15:00uur, mits er geen uitvaarten zijn.

Artikel 19. Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het één maal per jaar schoonmaken van het gedenkteken op algemene-, historische- en particuliere graven. Daarnaast voorziet het college in de zorg voor de winterharde beplantingen van de algemene graven en de historische graven.

Artikel 20. Onderhoud door rechthebbende

1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de eigenaar.

2. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

3. Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. De verwijderde grafbedekking blijft gedurende twee weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat burgemeester en wethouders de rechthebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte hebben gesteld van de toestand van de grafbedekking en de rechthebbende een termijn van vier weken hebben geboden om zelf in het onderhoud en/of het herstel van het graf te voorzien. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is maken burgemeester en wethouder de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

5. Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

6. Rechthebbenden zijn verplicht om indien een andere persoon eigenaar van het gedenkteken wordt, terstond diens naam, het adres, telefoonnummer en e-mailadres aan burgemeester en wethouders door te geven.

Artikel 21. Niet-blijvende grafbeplanting

1 Niet-blijvende beplanting op een graf dat in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op een schadevergoeding.

Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twee weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 22. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

3. De rechthebbende of eigenaar kan de grafbedekking gedurende een maand voorafgaand aan het verlopen van de termijn van het graf verwijderen. De grafbedekking die niet voor het verstrijken van de termijn is verwijderd, vervalt aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

1. Na het verlopen van de termijn van uitgifte van een graf kan, indien de rechten niet verlengd zijn, het graf door de gemeente worden geruimd.

2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden ter aarde besteld en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelte van de begraafplaats.

4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerst lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij de ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraven elders.

5. De rechthebbende op een particulier graf kan na tien jaar na de laatste begraving in het graf bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke resten te doen verzamelen om deze dieper in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel om deze te laten cremeren of elders te doen herbegraven.

6. De rechthebbende op een particulier graf kan gedurende een maand voor afloop van de termijn van uitgifte bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke resten op te laten graven om deze te laten cremeren of elders te doen herbegraven.

7. De rechthebbende op een urnengraf of urnennis kan gedurende een maand voor afloop van de termijn van uitgifte bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 24. Lijst

1. Het college kan beleidsregels vaststellen voor de bescherming van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft. Het college houdt in dat geval een lijst bij van de te beschermen graven en grafbedekking.

2. Wanneer het college beleidsregels heeft vastgesteld als bedoeld in het vorig lid, dan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen voor bescherming alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan.

3. Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekking oude regeling

De verordening “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats “De Leeuwerenk” te Wageningen 2017” wordt ingetrokken.

Artikel 26. Overgangsbepaling

1. Besluit van burgemeester en wethouders die genomen zijn krachtens de “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats ‘De Leeuwerenk’ te Wageningen 2017” gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats ‘De Leeuwerenk’ te Wageningen 2017” is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op aanvraag is beslist, wordt daarop de op het moment van aanvraag geldende verordening toegepast.

Artikel 27. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

2. De inwerkingtreding wordt tot nadere bekendmaking uitgesteld, wanneer een inleidend verzoek op basis van artikel 5, lid 5 van de Referendumverordening Wageningen 2006 wordt toegelaten.

3. In afwijking van lid 1 treedt deze verordening niet in werking binnen 6 weken na de datum van de officiële publicatie.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening “De Leeuwerenk” 2019.

Toelichting bij

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats en gedenkpark “De Leeuwerenk” 2019

A. Algemene Toelichting

Inleiding

Nieuwe ontwikkelingen maken een herziening van de ‘Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats en gedenkpark“De Leeuwerenk” te Wageningen’ noodzakelijk. In deze verordening worden natuurgraven en taludnissen geïntroduceerd. Verder zijn een aantal aanpassingen gedaan waarmee de dienstverlenging wordt verbeterd en problemen met betrekking tot het beheer kunnen worden voorkomen of aangepakt.

De wijziging van de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009 en andere nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, zoals de Europese Dienstenrichtlijn zijn in 2013 al in deze verordening opgenomen. Hoofdstuk 3 van deze algemene toelichting gaat hier nader op in.

Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de naam van deze verordening aan te passen. Omdat het hier gaat om een bijzondere begraafplaats met een parkachtig karakter is naast de naam begraafplaats ook de term gedenkpark geïntroduceerd.

1. De verordenende bevoegdheid

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemde artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsbeleid

De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats en gedenkpark ‘De Leeuwerenk’ 2019 bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding en het gebruik van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaats.

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaats en alles wat zich daar op afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en plichten duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regels te schrappen.

3. Wijzigingen in wet- en regelgeving

3.1 Wet op de lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging (hierna: Wlb) is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. In maart 2011 werden nog bepalingen inzake het eigendom van grafmonumenten gewijzigd. De wetswijzigingen die aanpassing van de verordening in 2013 noodzakelijk maakten betreffen de volgende wetsartikelen:

Artikel 16 Wlb: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’

In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van de beheersverordening.

Artikel 23, tweede lid, Wlb: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’

De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd wel gebruikt in de beheersverordening. Daarentegen sprak de beheersverordening van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In de beheersverordening wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd, behalve voor het eigen graf dat tot en met 1962 voor onbepaalde tijd is uitgegeven. Vanwege de andere kenmerken en voorwaarden is een eigen terminologie handig.

Artikel 27a Wlb. In dit artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de beheersverordening vervallen.

Artikel 28 Wlb. Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar.

De laatste zin van dit lid betreft de verlenging en luidt: ‘Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.’

Een en ander heeft gevolgen voor artikel 15 (‘Termijnen particuliere graven’) van de beheersverordening.

Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 Wlb bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:

Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’

Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’

Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’

Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’

Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de beheersverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen; de verordening stelt zelf ook eisen aan goed onderhoud van het gedenkteken.

Artikel 32 Wlb. Dit artikel gaf de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.

Met het oog hierop is in de verordening een bepaling toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 23, tweede lid). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke resten.

Artikel 32a Wlb. In dit artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de eigenaar van het monument, die niet altijd dezelfde persoon is als de rechthebbende. Daarom is in de verordening op enkele plaatsen onderscheid gemaakt.

3.2 Vermindering administratieve lasten

Veel zaken zijn in de Beheersverordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (artikel 5), het doen van begraven en het doen van bijzetten of doen verstrooien van as en het door nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (artikel 7). Een melding genereert weinig administratieve lasten. Slechts in twee gevallen moet een vergunning aangevraagd worden, voor het aanbrengen van een grafkelder (artikel 13) en voor het hebben van een grafbedekking (artikel 18).

De vergunningplicht voor het hebben van een grafbedekking is gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie, is juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of in het uiterste geval te verwijderen.

3.3 Lex silencio positivo

In artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging is voor de vergunning tot opgraven een Lex silencio positivo opgenomen, dat wil zeggen dat wanneer op een aanvraag tot opgraving niet op tijd wordt beslist, de vergunning van rechtswege is verleend.

Bij de beide vergunningen die deze Beheersverordening regelt (vergunning voor een grafmonument en vergunning voor een grafkelder) is niet voor de Lex silencio positivo gekozen. Op zich is hier tegen een Lex silencio positivo weinig bezwaar. De vergunning worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Daarbij kunnen van tevoren regels worden gesteld die gelden voor een vergunning van rechtswege (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). Bij de gemeente bestaat echter veel zorg over het ontstaan van situaties waarbij niet aan de regels wordt voldaan. De gemeente wil voorkomen dat nabestaanden achteraf worden geconfronteerd met een handhavingactie waarbij een grafmonument (of grafkelder) weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van de Lex silencio positivo.

3.4 Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningenstelsel die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunningen in deze verordening niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is een autonome keuze van de gemeente.

De vorige verordening bevatte een bepaling die zich specifiek richtte tot dienstverleners, namelijk de steenhouwers, hoveniers en anderen die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten (artikel 5, eerste lid). Om te voorkomen dat de volle lasten van de Dienstenrichtlijn op deze bepaling zouden komen te rusten (screening en notificatie) is besloten deze bepaling te schrappen. Bovendien is deze bepaling voor de ordelijke gang van zaken op de begraafplaats niet noodzakelijk, zoals hiervoor al is uiteengezet.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

s t/m w De termen Natuurlijk graf met boom, natuurlijk graf, natuurlijke urnengraf, taludnis en natuurgraven zijn toegevoegd, aangezien dit een uitbreiding van diensten betreft.

l. Een particulier graf wordt in het spraakgebruik aangeduid als een ‘eigen’ graf. De verordening volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging. Omdat onze gemeente geen algemene urnengraven kent, is het niet nodig om de urnengraven als ‘particuliere urnengraven’ in de verordening op te nemen. Zij zijn hier wel als particuliere graven gedefinieerd om de juiste juridische status van deze graven weer te geven: de rechthebbende op een urnengraf beslist wiens asbussen daarin (samen) worden bijgezet.

p. De urnennissen zijn niet gedefinieerd als particuliere graven, omdat anders de rechten en plichten van rechthebbenden die nissen boven elkaar bezitten door elkaar lopen. Net als voor flatgebouwen is het nodig om een soort appartementsrecht per laag te construeren. Dit kan door de nissen het kenmerk van algemene graven te geven, waar ook geen verticale rechten van verschillende families door elkaar heen lopen. Het is echter natuurlijk wel de bedoeling dat iedere familie zelf volledige zeggenschap heeft over de door haar gebruikte nis. Mede daarom wordt de term rechthebbende ook voor de verkrijger van een recht op een urnennis gebruikt.

Artikel 2

Voor een particulier graf, urnengraf en eigen graf gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. Voor eigen graven geldt alleen een afwijkende termijn.

Artikel 3

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit noodzakelijk is voor de aard van de werkzaamheden, bijvoorbeeld wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 4

Dit artikel bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid.

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Denkbaar is dat men ter controle een bewijs moet kunnen overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. In dat kader is naast het verbod op motorvoertuigen ook het verbod op fietsen toegevoegd.

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling minimaal zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 6

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Artikel 7.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor type graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

Artikel 8

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Voor het bijzetten van een stoffelijk overschot in een particulier graf is altijd toestemming van een verantwoordelijke rechthebbende vereist. Indien de rechthebbende is overleden en diens stoffelijk overschot in het particuliere graf dient te worden bijgezet, is het bijna niet mogelijk om de benoeming van een nieuwe rechthebbende tijdig administratief rond te krijgen. De aanmelding van een begrafenis geschiedt immers slechts 1 of 2 dagen voor de gewenste datum. Daarom wordt de eis gesteld dat in dit geval tenminste het verzoek tot overschrijving van het recht vóór de bijzetting wordt gedaan volgens artikel 16, tweede lid.

De wettelijke grafrusttermijn van tien jaar is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het komt voor dat in particuliere graven begravingen of bijzetting betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaats moeten vinden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minsten gelijk maakt aan de grafrusttermijn van tien jaar.

Artikel 10

Dit artikel bevat bepalingen om verontreiniging van de begraafplaats en een slechte lijkontbinding te voorkomen.

Overledenen die uit het buitenland afkomstig zijn, wordt vaak vervoerd in een kist met een zinken binnenwerk. Een dergelijke kist mag van oudsher in Nederland begraven worden als men gaten in het zink maakt om zuurstof toe te laten treden. Het is echter beter voor het milieu en de lijkontbinding als het stoffelijk overschot in een gewone kist wordt overgelegd en het zink hergebruikt kan worden.

Het werd in sommige gemeenten het afgelopen decennium steeds meer een gewoonte om persoonlijke voorwerpen als mobiele telefoons e.d. mee te begraven. Dit is onwenselijk. Er is geen bezwaar tegen het in de kist leggen van verteerbare voorwerpen zoals kindertekeningen.

Voor de natuurgraven is expliciet opgenomen dat kisten en urenen biologisch afbreekbaar moeten zijn.

Artikel 11

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats o de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaande er belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis af asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgermeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 12

Naast particuliere graven noemt dit artikel de verschillende soorten van voorzieningen op de begraafplaats.

Op een particulier graf of urnengraf kan ook as worden verstrooid, zonder dat in het graf begraven is of wordt. Uiteraard kan later dan altijd nog een begraving of bijzetting van een asbus in plaatsvinden.

Een particulier graf of urnengraf kan ook worden uitgegeven bij wijze van herdenkingsplaats. Denk aan het geval dat iemand is vermist of iemand is gecremeerd waarbij de as is verstrooid, maar er later toch behoefte blijkt aan een plek om naar toe te kunnen gaan. Er hoeft dan niet in het graf begraven te worden, alvorens een gedenksteen wordt geplaatst. Een begraving of bijzetting van een asbus zijn later natuurlijk ook altijd nog mogelijk.

Eigen graven worden niet meer uitgegeven.

Er is geen noodzaak om kindergraven apart in de verordening te definiëren. Het zijn of particuliere graven of algemene graven, die in een aantal gevallen in een iets kleiner formaat graf worden uitgegeven.

Het besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.

Het uitgeven van een uitsluitend recht op een particulier graf voor tien jaar is mogelijk geworden door de wetswijziging van 2010.

Artikel 13

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 15

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het uitsluitend grafrecht is een zakelijk gebruiksrecht van eigen aard.

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het uitsluitend recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts is sinds 2010 in dit wetsartikel bepaald dat de periode van verlenging van een grafrecht niet korter is dan vijf jaar en maximaal 30 jaar.

De verordening geeft de mogelijkheid bij de uitgifte van een particulier graf te kiezen voor een termijn van tien, twintig of dertig jaar.

Soms verkeren rechthebbenden die een graf hebben gereserveerd, in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is in artikel 15, eerste lid, de laatste zin betreffende de aanvang van de termijn opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn‘. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn ‘) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt.

Vaak wordt gedacht dat graven voor onbepaalde tijd 'voor eeuwig' zijn uitgegeven of voor zo lang als de begraafplaats bestaat. Dat is een misverstand. 'Voor onbepaalde tijd' wil alleen zeggen dat op het moment van het vestigen van het grafrecht nog niet bekend is wanneer dit zal aflopen. In Wageningen is bepaald dat een graf voor onbepaalde tijd op twee rechthebbenden kan worden overgeschreven, voordat de rechten aflopen. De achterliggende idee is dat een graf op deze manier twee generaties lang kan blijven bestaan. De rechten eindigen dan wanneer de tweede rechthebbende (van de tweede generatie) overlijdt. De status van zo'n graf wordt dan dat van een gewoon particulier graf. Een derde of volgende rechthebbende kan de rechten verwerven, op voorwaarde dat hij de rechten verlengt net als voor een particulier graf. Op de beschikking voor de verlenging van de rechten staat het betreffende graf dan ook aangeduid als een (gewoon) particulier graf.

Artikel 16

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland, die graven van personen zonder nabestaanden in stand houdt.

Artikel 17

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 18

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt, kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. De verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan moet worden voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college.

De vergunningseis geldt alleen voor de grafbedekkingen op particuliere graven, en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen.

Voor algemene graven zijn vergunningen niet nodig, omdat de gemeente voor deze graven standaard monumenten ter beschikking stelt.

Artikel 19

Het onderhoud van de graven en van de grafmonumenten is de verantwoordelijkheid van nabestaanden. Het onderhoud door de gemeente als bedoeld in dit artikel is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.

Burgemeester en wethouders voorzien daarnaast in het algemeen onderhoud van de begraafplaats. In de heffingsverordening is vastgelegd dat rechthebbenden bijdragen in de kosten van het algemeen onderhoud van de begraafplaats.

Artikel 20

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende ten aanzien van de grafbedekking omschreven.

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt op grond van artikel 32a van de Wet op de lijkbezorging, bij de eigenaar van de grafsteen. Dat is niet per definitie de rechthebbende. De persoon die een grafmonument heeft gekocht en laten plaatsen, blijft eigenaar van het monument gedurende de looptijd van het graf. Van natrekking van een op de ondergrond geplaatst object is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en uitgiftetermijn van het graf. Zie ook algemene toelichting.

Artikel 21

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel enkele problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende of de gebruiker is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten en verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 22

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden meegedeeld dat de rechthebbende of eigenaar de grafbedekking gedurende een maand voorafgaand aan het verlopen van de termijn van het graf zelf kan verwijderen.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 16, derde lid), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 20, derde lid, en artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging).

Artikel 23

Volgens artikel 31, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Na het verstrijken van de termijn zijn er echter geen grafrecht en geen rechthebbende meer.

Een rechthebbende kan vragen om de overblijfselen van stoffelijke overschotten te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

Feitelijk zal het zo gaan dat wanneer rechthebbenden per brief verlenging van de grafrechten wordt aangeboden, in die brief ook melding zal worden gedaan van de mogelijkheid om de stoffelijke resten of de as een andere bestemming te geven.

Artikel 24

Het college kan beleidsregels op stellen om te voorkomen graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven.

Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde.

Artikel 25

In artikel 25 wordt geen tijdstip vermeldt waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De oude regeling vervalt op de datum waarop deze nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 26

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 27

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 28

Dit artikel spreekt voor zich.

________________________________________

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 november 2018

de voorzitter,

de griffier,