Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de openluchtrecreatie

Geldend van 01-03-1997 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de openluchtrecreatie

Considerans

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 februari 1997, nr. 97/497a, afdeling Vros;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 15 van de Wet op de openluchtrecreatie;

Overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen voor de openluchtrecreatie;

Besluit

vast te stellen de ‘Verordening op de openluchtrecreatie’

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 februari 1997.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEGRIPSBEPALING

Artikel 1 Algemene begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet

:

de wet van 25 maart 1994 (Staatsblad 1994, 300) houdende regels ten behoeve van de openluchtrecreatie (Wet OR);

b.

recreatief nachtverblijf

:

het zich bevinden op een kampeerterrein of in een kampeermiddel tussen 22.00 uur en 06.00 uur;

c.

rechthebbende

:

degene die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de beschikking heeft over enige onroerende zaak;

d.

kampeerterrein

:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

e.

kampeermiddel

:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor- zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor- zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

f.

mobiel kampeermiddel

:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto en een caravan, die kan worden aangemerkt als aanhangwagen in de zin van het Wegenverkeersreglement.

HOOFDSTUK 2 KLEINSCHALIG KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN

Artikel 2 Kamperen op eigen terrein

  • 1. In afwijking van het verbod, als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de wet, is het de rechthebbende van een woning toegestaan om in de periode 15 maart tot en met 31 oktober een aantal keren gedurende ten hoogste één week per keer het aantal van ten hoogste één mobiel kampeermiddel te plaatsen of geplaatst te houden op de onbebouwde aanhorigheid (erf) behorende bij de woning.

  • 2. Het plaatsen of geplaatst houden van één mobiel kampeermiddel buiten kampeerterreinen als bedoeld in het eerste lid is slechts toegestaan als:

    • -

      de woning niet is gelegen in een bos- of natuurgebied;

    • -

      de woning niet is gelegen in een agrarisch gebied met grote natuurlijke- en/of landschappelijke waarden.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 3 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 1997.

  • 2. Met ingang van die dag vervalt de Kampeerverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 november 1986.

Artikel 4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de openluchtrecreatie".

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 17 februari 1997, nr. 97/497, afdeling Vros.

Toelichting op de verordening op de openluchtrecreatie

Algemeen

Ingevolge de Kampeerwet, de voorganger van de Wet op de openluchtrecreatie, was de gemeenteraad verplicht een kampeerverordening vast te stellen. De Wet OR kent een dergelijke plicht alleen indien de gemeente het kamperen buiten kampeerterreinen zoals bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet, wil toelaten. De bevoegdheid tot vaststelling van een verordening waarin een en ander wordt geregeld, is toegekend aan de gemeenteraad.

Naast de hiervoor genoemde bevoegdheid van de gemeenteraad kent de Wet OR rechtstreeks aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toe tot het nemen van besluiten op aanvragen om vergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en verklaringen van geen bezwaar. Het college van burgemeester en wethouders stelt een besluit op de openluchtrecreatie vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de uitoefening van deze bevoegdheid. Enerzijds bevat dit besluit voorschriften die zich richten tot de aanvrager van een vergunning, vrijstelling, ontheffing of verklaring van geen bezwaar; anderzijds bevat het regels waaraan het college zich met betrekking tot de afhandeling van aanvragen gebonden acht.

Artikel 1 Algemene begripsbepaling

In de wet wordt een aantal begrippen reeds gedefinieerd. Voor zover de begrippen in deze verordening zijn gebruikt, zijn ze met hun definities opgenomen. Ook zijn een aantal andere begrippen uit deze verordening gedefinieerd.

Artikel 2 Kamperen op eigen terrein

In artikel 15, tweede lid van de wet kan bij verordening het plaatsen van één kampeermiddel door de eigenaar van een terrein worden toegestaan.

Door middel van dit artikel wordt het mogelijk één mobiel kampeermiddel voor korte perioden op het erf behorende bij een woning te plaatsen voor recreatief nachtverblijf. In navolging op andere vormen van kleinschalig kamperen is kamperen op eigen terrein alleen toegestaan voor de periode 15 maart tot en met 31 oktober. Hierdoor wordt het gevaar van permanente bewoning en het plaatsen van stacaravans tegengegaan. Deze mogelijkheid wordt slechts geboden indien de woning niet is gelegen in een bos- of natuurgebied of in een agrarisch gebied met grote natuurlijke- en/of landschappelijke waarden.

Artikel 3 Slotbepaling

In artikel 142 Gemeentewet wordt bepaald dat bekendgemaakte besluiten (inhoudende algemeen verbindende voorschriften) in werking treden op de achtste dag na die van bekendmaking, tenzij in het besluit zelf een ander tijdstip is aangewezen.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 1997.