Destructieverordening Wageningen 2007

Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Intitulé

Destructieverordening Wageningen 2007

Considerans

De raad van de gemeente Wageningen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

van 31 oktober 2006), nr 06.0059733, afdeling AP

BESLUIT:

Vast te stellen de destructieverordening Wageningen 2007.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 18 december 2006,

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

wet:

de Destructiewet;

aangifteplichtige:

degene die als houder of eigenaar van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

destructiemateriaal:

dode gezelschapsdieren en het krachtens artikel 2, tweede lid, van de wet aangewezen dierlijke afval.

Artikel 2 Verzamelplaatsen

Het college wijst één of meer verzamelplaatsen aan, waar het destructiemateriaal in ontvangst wordt genomen.

Artikel 3 Verwijdering

De aangifteplichtige is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag, die volgt op de dag waarop het destructiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de dichtstbijzijnde verzamelplaats en het daar aan te geven en af te staan.

Artikel 4 Bewaring

Tot het tijdstip van afgifte is de aangifteplichtige gehouden het destructiemateriaal zodanig te bewaren dat vermenging met ander materiaal wordt voorkomen.

Artikel 5 Destructiebesluit

De artikelen 3 en 4 vinden geen toepassing voor zover artikel 14, lid 2 van het Destructiebesluit van toepassing is.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt op 1 januari 2007 in werking en kan worden aangehaald als Destructieverordening Wageningen 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2006

de voorzitter
de griffier

Toelichting

Om bedreigingen voor de gezondheid te voorkomen gelden voorschriften voor het afvoeren en verwerken van dierlijk materiaal dat niet voor consumptie geschikt is.

De wettelijke basis voor deze voorschriften vormt de Destructiewet 1957. Nadere regels voor de destructie van dierlijk materiaal zijn gesteld in het Destructiebesluit, een Algemene maatregel van Bestuur op grond van de Destructiewet.

Volgens de Destructiewet en het Destructiebesluit dient de eigenaar dan wel de houder van destructiemateriaal dit materiaal aan te geven bij en ter beschikking te stellen van een door de Minister aangewezen inzamelaar.

In de achterliggende jaren zijn er enkele opeenvolgende wijzigingen geweest in de EU- en nationale destructieregelgeving. Deze wijzigingen zijn niet doorgevoerd in de gemeentelijke Destructieverordening die is vastgesteld op 30 augustus 1985. Als gevolg daarvan komt de gemeentelijke Destructieverordening niet meer overeen met de hogere wetgeving. De voorgeschreven procedures, de gehanteerde begrippen en de juridische verwijzingen zijn niet meer actueel.

De Europese Unie heeft op 10 oktober 2002 nieuwe regels vastgesteld voor destructie van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten. Op basis van de nieuwe Europese regels heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 29 juni 2005 een nieuw Destructiebesluit vastgesteld. Hiermee is het Destructiebesluit 1996 komen te vervallen. Het nieuwe Destructiebesluit is in werking getreden op 7 september 2005. Door de vele wijzigingen verdient het aanbeveling de geldende Destructieverordening van de gemeente Wageningen te vervangen.

Artikel 2 en 3

Omdat de wet hier geen naderen bepalingen over bevat, zijn burgemeester en wethouders vrij in het aanwijzen van verzamelplaatsen. Eén van de mogelijke verzamelplaatsen is de gemeentewerf. Op de werf moet dan een ton met koeling o.i.d. aanwezig zijn voor het verzamelen van dode honden en katten. Andere verzamelplaatsen kunnen zijn dierenartsen en dierenambulanceorganisaties. Na vaststelling van de verordening zullen door burgemeester en wethouders concrete verzamelplaatsen worden aangewezen.

Op grond van artikel 17 van de Destructiewet is het de taak van de gemeente regels te stellen voor de aangifte en de bewaring van dode gezelschapsdieren.

De Destructieverordening is niet van toepassing op gezelschapsdieren die op eigen terreinen van de eigenaren of houders worden begraven. Op grond van artikel 14, lid 2 van het Destructiebesluit mogen dode gezelschapsdieren worden begraven op het terrein dat ter beschikking staat van de eigenaar of houder van desbetreffende dode dieren of op een terrein dat daarvoor door Burgemeester en Wethouders is aangewezen.