Regeling vervallen per 01-02-2017

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Wassenaar 2015-2

Geldend van 01-05-2015 t/m 31-01-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Wassenaar 2015-2

De gemeenteraad van Wassenaar,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 februari 2015;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet en artikel 2 van de Inspraakverordening gemeente Wassenaar;

besluit:

  • 1.

    af te zien van inspraak op grond van ondergeschikte herziening van een eerder vastgestelde verordening loonkostensubsidie;

  • 2.

    de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015-2 vast te stellen;

Artikel 1 – Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet;

    • b.

      die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen; en

    • c.

      die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3. Het college kan een derde inschakelen die het college adviseert met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Deze derde neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht.

Artikel 2 – Vaststelling loonwaarde

  • 1. Het college gebruikt de in de bijlage omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

  • 2. Het college kan een derde inschakelen die het college adviseert met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. Deze derde neemt daarbij de in de bijlage omschreven methode in acht.

Artikel 3 – Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Wassenaar 2015-2.

  • 3. De Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Wassenaar 2015 wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar gehouden op

7 april 2015.

de griffier

,

G. de Schipper-Tinga

de voorzitter

,

Th. Hoekema

Bijlage bij artikel 2 – wijze waarop loonwaarde wordt vastgesteld

Het college maakt gebruik van een regionaal ingekochte loonwaardemethodiek om de loonwaarde van een persoon te bepalen.

Aan deze loonwaardemethodiek zijn in ieder geval de volgende eisen gesteld.

De loonwaarde van een werknemer wordt berekend op basis van:

  • gegevens verkregen van de werkgever;

  • gegevens verkregen van de werknemer zelf

Het instrument genereert een goed leesbare rapportage waarin ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen:

  • onderbouwing van de loonwaarde;

  • begeleidingsbehoefte van de werknemer;

  • inzicht in inzetbaarheid op taken;

  • aanvullingen gedaan door de loonwaardespecialist.

De beschrijving van de methodiek geeft inzicht in de bestanddelen van de meting en de wijze waarop de meting tot stand komt.

De meting kan in eigen beheer door of in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd door een deskundige.

Voldaan moet worden aan de bepalingen van de Wet Bescherming Persoonsgegevens en alle daaruit voortvloeiende beperkingen en verplichtingen ten aanzien van de in de applicatie opgeslagen gegevens.

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

  • de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

  • de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onder e, van de Participatiewet).

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon – die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie – verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onder g, van de Participatiewet).

In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan omschreven in de Re-integratieverordening Participatiewet Wassenaar 2015-2. De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161,nr. 107, blz. 60).

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid is een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1 – Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en/of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken ll 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onder e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loon kostensubsidie vastgelegd.

Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie kan het college zich laten adviseren door een derde. Deze derde neemt daarbij eveneens de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Op basis van het advies beslist het college of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan besloten worden het advies niet te volgen.

Artikel 2 – Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Een derde kan het college adviseren met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon (artikel 2, tweede lid, van deze verordening). De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven.

Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.