Regeling vervallen per 02-06-2013

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Waterland

Geldend van 01-01-2013 t/m 01-06-2013

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Waterland

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Vervallen

Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geind door een door de minister aan te wijzen rechtspersoon. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aan deel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk.

Artikel 3 Grondslag eigen bijdrage

  • 1. De grondslag voor het berekenen van de eigen bijdrage is de (nieuw)prijs van de dienst of voorziening en eventuele onderhoudskosten.

  • 2. De eigen bijdrage kan nooit meer bedragen dan de (nieuw)prijs voor de voorziening of dienst en eventueel het onderhoud.

Artikel 3a. Duur eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden

    • a.

      Voor hulp bij het huishouden in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt.

    • b.

      Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een Pgb wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2. Eigen aandeel bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming

    • a.

      Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming wordt geen eigen aandeel opgelegd.

    • b.

      Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming wordt een eigen aandeel opge

    legd gedurende 39 perioden van 4 weken.

  • 3. Eigen bijdrage bij verstrekking in natura (eigendom en bruikleen)

    • a.

      a. Voor voorzieningen die in eigendom verstrekt worden wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

    • b.

      b. Voor voorzieningen die in bruikleen verstrekt worden wordt een eigen bijdrage voor de nieuwprijs van de voorziening opgelegd gedurende zeven jaar en de eigen bijdrage voor de onderhoudskosten worden opgelegd zolang de voorziening in bruikleen is.

    • c.

      c. In afwijking van lid 3b wordt voor voorzieningen in bruikleen waarvan de aanschafkosten lager zijn dan € 1.000,- inclusief Btw een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

    • d.

      In afwijking van lid 3b wordt de eigen bijdrage voor de nieuwprijs van trapliften gedurende 10 jaar opgelegd.

    • e.

      In afwijking van lid 3b wordt de eigen bijdrage voor de onderhoudskosten na het verstrijken van de termijn van het opleggen van de eigen bijdrage voor de nieuwkosten alleen opgelegd als de onderhoudskosten meer bedragen dan € 15,- inclusief Btw per periode van vier weken.

  • 4. Eigen bijdrage bij persoonsgebonden budget

    • a.

      Bij verstrekking van een voorziening in de vorm van een Pgb in plaats van een voorziening in bruikleen wordt de eigen bijdrage opgelegd gedurende 7 jaar met uitzondering van een Pgb voor trapliften, daarvoor wordt de eigen bijdrage opgelegd gedurende 10 jaar.

    • b.

      Bij verstrekking van een voorziening in de vorm van een Pgb in plaats van een voorziening in eigendom wordt de eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

    • c.

      De eigen bijdrage voor onderhoudskosten wordt opgelegd zolang er een Pgb voor onderhoudskosten wordt verstrekt.

    • d.

      In afwijking van lid 4a wordt voor voorzieningen in de vorm van een Pgb in plaats van een voorziening in bruikleen waarvan de aanschafkosten lager zijn dan € 1.000,- inclusief Btw een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

    • e.

      In afwijking van lid 4c wordt de eigen bijdrage voor de onderhoudskosten alleen opgelegd als het Pgb meer bedraagt dan € 15,- inclusief Btw per periode van vier weken.

Artikel 4. Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel

Vervallen

Artikel 5 Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden

Vervallen

Artikel 6 Eigen aandeel bij verstrekking van een financiёle tegemoetkoming

Vervallen

Artikel 7 Eigen bijdrage bij verstrekking in natura (eigendom en bruikleen)

Vervallen

Artikel 8 Eigen bijdrage bij persoonsgebonden budget

Vervallen

Artikel 9 Klanttarief collectief vervoer

  • 1. In het collectief vervoer betaalt de klant een bedrag dat vergelijkbaar is met het zonetarief zoals dat in de tijd van de blauwe strippenkaart bestond. De hoogte hiervan is:

    • -

      voor een normale rit: € 0,60 voor de (opstap)zone en € 0,60 voor elke ritzone;

    • -

      voor een plusrit vraagt de vervoerder een extra bedrag per (opstap)zone van € 0,85. De

      prijs van een plusrit komt hiermee op € 1,45 per (opstap)zone.

      Hoofdstuk 3 Regels over het persoonsgebonden budget

Hoofdstuk 3. Regels over persoonsgebonden budget

Artikel 10. Regels rond verstrekking en verantwoordingtikel

  • 1. En persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      eerder misbruik is gemaakt van deze vorm van verstrekking van een individuele voorziening.

  • 3. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aanschaf van een hulpmiddel of voorziening, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk halfjaar of kalenderjaar.

  • 4. Het deel van het toegekende persoonsgebonden -budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

  • 5. Vervallen

Artikel 10a. Bedragen persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt toegekend per uur. Hierbij wordt het volgende uurtarief gehanteerd:

    Voor hulp bij het huishouden 1 € 16,-.

    Voor hulp bij het huishouden 2 € 21,50.

    Voor hulp bij het huishouden 3 € 22,80.

  • 2. De bedragen tot en met € 6.000,- worden 1x per jaar bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt. De bedragen daarboven worden 1x per halfjaar bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden

Artikel 11 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Vervallen

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen

Artikel 12a. Verhuisprimaat

Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 10.000,-

Artikel 12b. Financiele tegemoetkoming-woonvoorzieningen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Vervallen.

  • 3.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding bedraagt

    • a.

      € 2.611,- voor alleenstaanden of gehuwden zonder kinderen;

    • b.

      maximaal € 3.916,- voor alleenstaanden of gehuwden met kind of kinderen onder de 18 jaar die  gedwongen zijn mee te verhuizen;

    • c.

      € 3.916,- voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

  • 4.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, maximaal € 50,00 per strekkende meter of € 12,50 per vierkante meter. Dit is inclusief eventueel egaliseren, ondervloer en legkosten.

  • 5a.

    Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening kan rekening worden gehouden met de afschrijvingstermijn van de huidige voorziening, hierbij wordt uitgegaan van landelijk geaccepteerde afschrijvingstermijnen. De vergoeding wordt alleen verstrekt voor dat deel van de voorziening dat niet afgeschreven is. Het gaat hier om voorzieningen als een keuken, een badkamer etc.

  • b.

    De noodzakelijke meerkosten die verband houden met de aandoening van de aanvrager ten opzichte van een standaard voorziening worden volledig vergoed.

  • 6.

    De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels worden volledig vergoed aan de eigenaar van de woning.

Artikel 12c. Antispeculatiebeding

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens de verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaren na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden binnen een week na het passeren van de akte, het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het door de gemeente gesubsidieerde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen.

  • 2. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde; in alle gevallen minus het percentage van de kosten van getroffen voorzieningen, dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen

Hoofdstuk 6. Vervoersvoorzieningen

Artikel 13. Bedragen persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2. Jaarlijks kan op declaratiebasis een bedrag voor onderhoud en reparatie worden vergoed, gebaseerd op het bedrag dat de gemeente in dat jaar betaald voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Artikel 14

Vervallen

Artikel 15. Bedragen financiёle tegemoetkoming

  • 1.

    Hoogte van de financiële tegemoetkoming;

    • a.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.373,-;

  • b.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 819,-;

  • c.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € maximaal € 1.594,-;

  • d.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.368,-;

  • e.

    Indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt wordt ten hoogste de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon per (echt)paar toegekend;

  • f.

    Voor zover de vervoersbehoefte van (echt)paren niet samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon toegekend.

Artikel 16. Bedragen autoaanpassingen

  • 1.

    1.De vergoeding van de aanpassing aan de eigen auto bedraagt de volledige kostprijs van de noodzakelijke 

    voorzieningen, op basis van de goedgekeurde offerte.

  • 2.

    De vergoeding van de aanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal € 3.072,- indien de aanvrager geïndiceerd is 

    voor het collectief systeem van aanvullend vervoer maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening.

    Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van

    minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

  • 3.

    Indien op grond van lid 2 een autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële 

    tegemoetkoming als genoemd in artikel 10 worden verstrekt.

  • 4.

    Het bedrag genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het 

    geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 17. Bedragen rolstoelen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopste compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    Jaarlijks kan op declaratiebasis een bedrag voor onderhoud en reparatie worden vergoed, gebaseerd op het bedrag dat de gemeente in dat jaar betaald voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

  • 3.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze tegemoetkoming bedraagt € 2.768,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 8. Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 18

Vervallen

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 19. Indexering

  • 1. De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door het college aangepast worden conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke normen.

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van de collectieve ritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de Openbaar Vervoer-tarieven.

Artikel 20

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als het 'Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Waterland’.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Waterland,
De secretaris, de burgemeester,
D. Broere Drs. C. Mooij
locosecretaris waarnemend burgemeester