Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende belastingregels voor gebruik van openbare gemeentegrond Verordening Precariobelastingen 2017

Geldend van 28-12-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2017

De raad van de gemeente Waterland,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2017

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag : een tijdvak van 24 uur;

  • b.

    week : een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand : een kalendermaand;

  • d.

    kwartaal : drie achtereenvolgende maanden respectievelijk beginnende op 1 januari, 1 april, 1 julien 1 oktober;

  • e.

    jaar : een kalenderjaar;

  • f.

    vergunning : een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    commercieel evenement: evenement met de doelstelling winst te behalen, bedrijfsmatig van aard, mede ontplooid door commerciële bedrijven, tot een commercieel evenement worden tevens promotionele activiteiten gerekend;

  • h.

    niet commercieel evenement: evenement zonder winstoogmerk, niet commercieel van aard.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op ofboven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoevevan wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemdegemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene die bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    brievenbussen en telefooncellen;

  • d.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de A.N.W.B en van andere overeenkomstige instellingen;

  • e.

    vlaggenstokken en vlaggen;

  • f.

    pilasters, plinten, kozijndorpels, goten, goot- of kroonlijsten, spionnen, konkelbankjes e.d.;

  • g.

    voorwerpen of werken, welke uitsluitend voorzien in een algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden en welke niet worden geëxploiteerd tegen betaling;

  • h.

    voorwerpen, welke rechtens moeten worden gedoogd;

  • i.

    voorwerpen op de openbare weg bij ‘kleinschalige’ niet-commerciële buurtactiviteiten;

  • j.

    een mobiele onderzoek unit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend, gedurende dat gebruik;

  • k.

    bouw-, sloop- en onderhoudswerkzaamheden, voor het innemen van grond voor het plaatsen van materialen ten behoeve van bouw- en andere werken van tijdelijke aard tot een oppervlakte van 8m2 voor de duur van 10 dagen;

  • l.

    motorbrandstofinstallaties, tanks, pompinstallaties;

  • m.

    zonneschermen, markiezen, luifels, balkons, erkers etc;

  • n.

    borden, uithangborden, lichtbakken, reclame(borden), (licht)reclame;

  • o.

    fietsenrekken, windschermen, plantenbakken;

  • p.

    het plaatsen van een afsluiting;

  • q.

    voorwerpen of werken welke uitsluitend worden gebruikt voor niet commerciële doeleinden;

  • r.

    voorwerpen of werken welke niet worden geëxploiteerd tegen betaling tijdens commerciële evenementen, hiertoe behoren gratis toiletunits, EHBO posten, hekken, vuilnisbakken, dierenverblijven, materiaalwagens, woonwagens etc.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgeno¬men in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voorde berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze;

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar de jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 15,00.

  • 5. Belastingbedragen tot € 15,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen precariobelasting aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijn van betaling

  • 1. De aanslag moet worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gesteldetermijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 13 Tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1. De verordening Precariobelastingen 2013 van 22 november 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Precariobelastingen 2017”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 15 december 2016.
De raad voornoemd,
drs. E.G.H. Dijk MPM
griffier
mw. L.M.B.C. Wagenaar-Kroon
voorzitter

Bijlage 1: TARIEVENTABEL 2017

Behorende bij de “verordening precariobelastingen 2017”

TARIEVENTABEL 2017