Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad (Reglement van orde gemeente Waterland)

Geldend van 30-08-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad (Reglement van orde gemeente Waterland)

De raad van de gemeente Waterland;

gelezen het voorstel van de voorzitter

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de raad van de gemeente Waterland;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

  • c.

    wethouders: de wethouders van de gemeente Waterland;

  • d.

    voorzitter: de voorzitter van de raad;

  • e.

    griffier: de griffier van de gemeente Waterland;

  • f.

    gemeentehuis: het gemeentehuis van de gemeente Waterland;

  • g.

    geloofsbrief: de geloofsbrief in de zin van de Kieswet met de overige volgens die wet daarbij over te leggen stukken;

  • h.

    website: de website van de gemeente Waterland;

  • i.

    gemeentesecretaris: de gemeentesecretaris van de gemeente Waterland;

  • j.

    burgerinitiatief: een voorstel van een burger om een onderwerp op de agenda van de voorbereidende vergadering te plaatsen.

Artikel 2 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging;

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad,op voorstel van de voorzitter, een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het (centraal)stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 3 Benoeming kandidaat wethouders

  • 1.

    De voorzitter stelt een commissie “Benoembaarheid wethouders” in, die onderzoek verricht naar de benoembaarheid van een of meerdere wethouders en de raad hierover schriftelijk adviseert.

  • 2.

    De commissie bestaat uit drie leden van de raad. Bij tussentijdse benoeming van (een) wethouder(s) zal in deze commissie geen raadslid zitting hebben, behorende tot de fractie van waaruit de kandidaat wordt voorgedragen. Bij een compleet nieuwe collegebenoeming wordt deze voorwaarde losgelaten.

  • 3.

    De kandidaat wethouder legt de documenten en informatie over die nodig zijn voor de in het hiernavolgende lid door de commissie te verrichten toetsing. De kandidaat wethouder maakt bovendien alle overige door hem/haar in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar.

  • 4.

    De commissie toetst de van de kandidaat wethouder ontvangen documenten en informatie aan de hand van in elk geval een zestal voorschriften: - de verklaring omtrent gedrag - de artikelen 35, 36a, 10 en 41a Gemeentewet (benoembaarheidsvereisten) - de artikelen 41b en 12 Gemeentewet (onverenigbare functies) - de artikelen 41c, 15 en 46 Gemeentewet (onverenigbare of verboden handelingen) - de gedragscode voor bestuurders

  • 5.

    De commissie verricht zijn werkzaamheden in een niet openbare vergadering waarvan geen verslag wordt gelegd.

  • 6.

    De kandidaat wethouder wordt in de gelegenheid gesteld de documenten en aangedragen informatie mondeling toe te lichten.

  • 7.

    Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie een schriftelijk, beargumenteerd advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s). Indien de commissie niet unaniem is in zijn oordeel wordt hiervan melding gemaakt in het advies.

  • 8.

    Na beëdiging van de kandidaat wethouder(s) zal/zullen de wethouder (s) een integriteitsverklaring tekenen.

Hoofdstuk 3 Voorzitter, griffier, fracties en frac­tie­voor­zitters­overleg

Artikel 4 De voorzitter

De voorzitter is belast met: a. het leiden van de vergadering van de raad; b. het handhaven van de orde; c. het doen naleven van het Reglement van orde.

Artikel 5 Waarnemend voorzitter

[vervallen]

Artikel 6 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3. De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, het woord voeren tijdens vergaderingen van de raad.

Artikel 7 Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Indien

    • -

      een of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden, dan wel

    • -

      een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Met de in het vierde lid beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

  • 6.

    [Vervallen.]

Artikel 8 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1. De fractievoorzitters vormen samen het fractievoorzittersoverleg.

  • 2. De leden van het fractievoorzittersoverleg kunnen zich laten vervangen door een plaats­vervanger.

  • 3. Vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg worden voorgezeten door de voor­zit­ter en voorts bijgewoond door de griffier.

  • 4. Het fractievoorzittersoverleg heeft als taak:

    • a.

      het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie van de werk­zaam­heden van de raad;

    • b.

      het vaststellen van het vergaderschema en de periode van het reces;

    • c.

      het vaststellen van een voorstel voor de agenda van de raadsvergadering.

  • 5. Vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg vinden plaats indien dat door een der leden, de voorzitter dan wel de griffier nodig wordt geoordeeld.

  • 6. Van vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg wordt door de griffier een ver­slag opgesteld, dat aan de leden van het overleg wordt verstrekt.

  • 7. Beslissingen worden door het fractievoorzittersoverleg genomen met inachtneming van de getalsverhoudingen tussen de fracties in de raad.

Artikel 9 De agendacommissie

[vervallen]

Hoofdstuk 4 Vergaderingen van de raad

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden plaats op een donderdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2.

    In voorkomende gevallen kan de vergadering ook buiten het gemeentehuis plaatsvinden.

  • 3.

    Tijdens het reces wordt niet vergaderd.

  • 4.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 5.

    Indien sprake is van een spoedeisende situatie kan in afwijking van het derde lid de voorzitter een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 6.

    Indien om 23.00 uur nog niet alle op de agenda vermelde onderwerpen zijn behandeld, sluit of schorst de voorzitter de vergadering, tenzij de raad van oordeel is dat de vergadering moet worden voortgezet. In geval van schorsing zal, in de regel, de vergadering op de eerstvolgende vergadering worden voortgezet dan wel, in bijzondere gevallen, op een door de raad nader te bepalen moment.

Artikel 11 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 13 dagen voor een vergadering van de raad de leden de schriftelijke oproep als bedoeld in artikel 19 van de Gemeentewet.

  • 2.

    De agenda en de daarbij behorende stukken worden gelijktijdig met de schriftelijke op­roep op de gemeentelijke website openbaar worden gemaakt, dan wel aan de le­den van raad verzonden.

Artikel 12 Agenda

  • 1.

    Het fractievoorzittersoverleg doet een voorstel voor de agenda van de raadsvergadering en plaatst daar­bij een onderwerp, al dan niet voortvloeiende uit een stuk van de lijst van ingekomen stuk­ken bedoeld in artikel 20, op de agenda van de volgende voorbereidende ver­ga­de­ring indien een fractie daarom verzoekt.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de fractievoorzittersoverleg na het verzenden van de schriftelijke oproep als bedoeld in artikel 10 een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van een vergadering van de raad, met de daarbij behorende stukken, digitaal aan de leden van de raad verzonden. Niet digitaal beschikbare stukken liggen uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering ter inzage.

  • 3.

    Op de dag van de raadsvergadering zendt de griffier uiterlijk om 16.00 uur een aan­ge­paste versie van de agenda waarin, mede op basis van de verwachte publieke be­lang­stelling voor de verschillende onderwerpen, de volgorde van de agendapunten kan worden aangepast.

  • 4.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren al dan niet met een procedurevoorstel over de verdere behandeling.

  • 5.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

[Vervallen.]

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De openbare kennisgeving als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet geschiedt door vermelding op het gemeentelijke informatiedeel in een huis-aan-huisblad en door plaatsing op de website.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt tevens de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 21.

  • 3.

    [Vervallen.]

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst

  • 2.

    Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door artikel 20, eerste lid, van de Gemeentewet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Bij de opening wordt een moment stilte in acht genomen.

Artikel 17 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, fracties en de griffier hebben vaste zitplaatsen, door de voorzitter in overleg met het fractievoorzittersoverleg bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aan­ge­we­zen. Binnen de aangewezen plaatsen voor de fracties zijn de fracties vrij te bepalen welke tafelzetting gehanteerd wordt.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien in overleg met het fractievoorzittersoverleg.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor zitplaatsen voor de wethouders en voor de personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Na de opening van de vergadering van de raad wordt bij loting bepaald bij welk lid van de raad een eventuele hoofdelijke stemming als bedoeld in artikel 40, zesde lid, zal beginnen.

Artikel 19 Verslag, besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst als bedoeld in artikel 15 en een besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    De griffier zendt de conceptbesluitenlijst van een vergadering binnen vier weken aan de leden van de raad, de voorzitter en de wethouders.

  • 3.

    De leden, de voorzitter en de wethouders hebben het recht een voorstel tot verandering van de conceptbesluitenlijst, indien dit onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft het­geen toegezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering waarin de besluitenlijst wordt vastgesteld bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De besluitenlijst van vergaderingen wordt door de raad vastgesteld en de door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 5.

    De besluitenlijst bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aan­we­zige leden en van overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest en de namen van de aan­wezigen die hierbij het woord hebben gevoerd;

    • c.

      hetgeen door het college of de burgemeester tijdens de vergadering is toegezegd;

    • d.

      een overzicht van de genomen besluiten;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stem­ming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aan­te­ke­ning van de namen van de leden die zich van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • f.

      bij het betreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van artikel 24 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 6.

    De audio/videofragmenten van de vergadering zijn uiterlijk twee werkdagen na de vergadering via de website raadpleegbaar. Deze fragmenten blijven minimaal één jaar op de website raadpleegbaar.

Artikel 20 Ingekomen stukken en mededelingen

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden wekelijks op een lijst geplaatst, welke lijst aan de leden van de raad wordt toegezonden en die, inclusief de ingekomen stukken zelf, op de gemeentelijke website openbaar wordt gemaakt.

  • 2.

    De griffier kan stukken waarvan de afzender onbekend is en stukken waar­van de inhoud onbegrijpelijk of beledigend is zonder nadere mededeling terzijde schui­ven.

  • 3.

    De raad stelt, op voorstel van de griffier, de wijze van afdoening van de in­ge­komen stukken vast.

  • 4.

    Voorstellen tot wijziging van het voorstel van de griffier worden met re­de­nen omkleed zo veel mogelijk uiterlijk om 15.00 uur op de dag van de raads­ver­ga­de­ring ingediend bij de griffier, die de raadsleden uiterlijk om 16.00 uur in kennis stelt van de ingediende wijzigingsvoorstellen.

Artikel 21 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de behandeling van de ingekomen stukken kunnen aanwezige burgers het woord voeren.

  • 2. Niet ingesproken kan worden:

  • a. over onderwerpen die geagendeerd staan ter besluitvorming tenzij deze niet eerder zijn be­handeld;

  • b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De totale inspreektijd bedraagt maximaal dertig minuten; elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord.

  • 5. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. Na de inbreng van de inspreker biedt de voorzitter de gelegenheid aan de leden van de raad een vraag te stellen aan de inspreker.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Bij elk agendapunt krijgt iedere fractie de gelegenheid in eerste termijn het woord te voe­ren. Indien een van de leden dit wenst, geeft de voorzitter gelegenheid tot het voe­ren van het woord in tweede termijn. Het voeren van het woord in derde termijn wordt uitsluitend toegestaan, indien de raad hiertoe besluit.

  • 2. De voorzitter bepaalt de sprekersvolgorde. Indien onderwerpen op de agenda zijn ge­plaatst op verzoek van bepaalde fracties, worden deze door de voorzitter als eerste in de gelegenheid gesteld het woord te voeren.

  • 3. Interrupties door andere leden dan de spreker worden alleen toegestaan indien er een vraag aan de spreker wordt gesteld, welke vraag direct na de desbetreffende in­ter­ruptie door de spreker mag worden beantwoord.

  • 4. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 5. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 23 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3. Na afloop van de schorsing geeft de voorzitter degene, die heeft verzocht om schorsing van de beraadslaging, allereerst de gelegenheid nader aan te geven wat de reden was voor het schorsingsverzoek en wat de uitkomst is van het nader beraad.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouders, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt door de raad genomen, al dan niet op voorstel van het fractievoorzittersoverleg.

Hoofdstuk 5 Voorbereidende vergadering

Artikel 25 Instelling

  • 1. Er is de volgende commissie, bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet: voor­be­reidende vergadering.

  • 2. De voorbereidende vergadering heeft een beeld- en oordeelsvormend karakter.

Artikel 26 Samenstelling

  • 1.

    De voorbereidende vergadering bestaat uit de leden van de raad en de duoraadsleden.

  • 2.

    Duoraadsleden worden door de raad benoemd op voordracht van de fracties.

  • 3.

    Iedere fractie doet een voordracht voor maximaal drie duoraadsleden.

  • 4.

    Op duoraadsleden zijn artikel 10, 12, 13, en 15, eerste lid, onderdelen a, b en c van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    De leden van de voorbereidende vergadering treden af op het tijdstip van beëindiging van de zittingsperiode van de raad.

  • 6.

    Het benoemde duoraadslid legt op een nader te bepalen moment ten overstaan van de voorzitter de eed of belofte af. Indien het beoogde duoraadslid in de voorafgaande periode als tijdelijk vervangend raadslid heeft gefunctioneerd, is het opnieuw afleggen van de eed of belofte niet noodzakelijk.

  • 7.

    Degene die ophoudt lid van de raad te zijn, houdt tevens op lid van de voorbereidende vergadering te zijn. De duoraadsleden van de voorbereidende raad kunnen tussentijds ontslag nemen.

  • 8.

    Wanneer een duoraadslid blijkens een schriftelijke verklaring van de fractievoorzitter aan de voorzitter van de raad heeft opgehouden de fractie te vertegenwoordigen of te steunen, vervalt het lidmaatschap van de voorbereidende vergadering.

Artikel 27 Voorzitterschap

  • 1.

    De voorzitter van de voorbereidende vergadering en zijn plaatsvervangers worden benoemd door de raad.

  • 2.

    De voorzitter van de voorbereidende vergadering is geen lid van de voorbereidende vergadering.

  • 3.

    Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28 Secretaris

  • 1.

    Als secretaris van de voorbereidende vergadering treedt op de griffier of diens plaatsvervanger.

  • 2.

    De secretaris is geen lid van de voorbereidende vergadering.

Artikel 29 Taken, bevoegdheden en orde van de voorbereidende vergadering

  • 1.

    De voorbereidende vergadering heeft als taak de besluitvorming van de raad voor te bereiden.

  • 2.

    Deelname aan de voorbereidende vergadering geschiedt door ten hoogste twee personen per fractie, met dien verstande dat per agendapunt de samenstelling van de deelnemers gewijzigd kan worden.

    [onderstaande tekst behorend bij lid 2 treedt in werking op een door het fractievoorzittersoverleg te bepalen moment.]

    Tijdens de vergadering kan namens een fractie voor ten hoogste 15 minuten het woord worden gevoerd, inclusief het plegen van interrupties, waarbij de beantwoording van interrupties en het maken van punten van orde niet meetellen als spreektijd. Het fractievoorzittersoverleg kan het aantal minuten in voorkomende gevallen afwijkend vaststellen met dien verstande dat het aantal minuten ten minste 15 bedraagt.

    Voor agendapunten handelende over de herontwikkeling van het Galgeriet te Monnickendam, de bestuurlijke toekomst van de gemeente dan wel over de begroting van de gemeente geldt geen beperking van de spreektijd.

  • 3.

    Artikel 8, vierde lid, onderdeel c, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 19, 21, 22, 23 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De vergaderingen van de voorbereidende vergadering kunnen plaatsvinden voorafgaande, na afloop dan wel tijdens een schorsing van de vergadering van de raad, indien deze op dezelfde dag plaatsvindt.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid en artikel 21, eerste en tweede lid, kunnen aanwezige burgers, direct voorafgaand aan de behandeling van het desbetreffende agendapunt, het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 6.

    Indien na de eerste behandeling in de voorbereidende vergadering van een voorstel dat besluitvorming van de raad verlangt, kan één fractie in de voorbereidende vergadering verzoeken om het voorstel nogmaals te agenderen voor een voorbereidende vergadering. Wanneer dit verzoek ondersteunt wordt door minimaal één andere fractie, plaatst de fractievoorzittersoverleg het voorstel op de agenda van een volgende voorbereidende vergadering.

  • 7.

    Mocht een fractie door het verkrijgen van nieuwe informatie (na afsluiting van de bespreking van dit voorstel) van mening zijn dat het voorstel nogmaals voorbereidend behandeld dient te worden, dan dient dit verzoek ondersteund te worden door minimaal één fractie.

  • 8.

    Indien na een volgende behandeling in de voorbereidende vergadering van een voorstel dat besluitvorming van de raad verlangt een meerderheid van de fracties verzoeken om het voorstel nogmaals te agenderen voor een voorbereidende vergadering, plaatst de fractievoorzittersoverleg het voorstel op de agenda van een volgende voorbereidende vergadering.

  • 9.

    Beslissingen door de voorbereidende vergadering worden genomen met in­acht­ne­ming van de getalsverhoudingen tussen de fracties in de raad.

Hoofdstuk 6 Rechten van leden en duoraadsleden

Artikel 30 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen in de zin van artikel 147b van de Gemeentewet indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid van de raad dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement moet om in behandeling genomen te kunnen worden bij de griffier worden ingediend, tenzij wordt geoordeeld dat met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde, met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    De voorzitter deelt tijdens de beraadslaging mee dat een amendement is overgenomen indien de indiener van het geagendeerde voorstel te kennen geeft zich met de inhoud van het amendement te kunnen verenigen. Een overgenomen amendement is vanaf het tijdstip van de in eerste volzin bedoelde mededeling onderdeel van het geagendeerde voorstel; het maakt geen afzonderlijk onderwerp van de beraadslaging meer uit.

Artikel 31 Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen, zijnde een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden bij de griffier worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 32 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 33 Vragenuur

  • 1.

    Een lid van de raad kan tijdens het vragenuur vragen stellen aan het college en aan de burgemeester.

  • 2.

    Elke vergadering van de raad bevat een vragenuur, tenzij er bij de griffier geen vragen zijn ingediend.

  • 3.

    Elk lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 34 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen in de zin van artikel 155, eerste lid, artikel 169, derde lid, en artikel 180, derde lid, van de Gemeentewet worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondeling beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondeling beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering direct na het vragenuur in de zin van artikel 33. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden en tevens geplaatst op de lijst van stukken als bedoeld in artikel 20 voor de eerstvolgende vergadering.

  • 5.

    De vragensteller kan bij mondelinge beantwoording nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel in de zin van artikel 147a van de Gemeentewet moet om in behandeling genomen te kunnen worden bij de griffier worden ingediend.

  • 2.

    Het college wordt in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het initiatiefvoorstel in te dienen.

  • 3.

    De fractievoorzittersoverleg plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende voorbereidende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende voorbereidende vergadering geplaatst.

  • 4.

    Op een initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder in de zin van artikel 49 van de Gemeentewet, is dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel wordt na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd.

Artikel 36 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie in de zin van artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet wordt, behoudens in, naar het oordeel van de voorzitter, spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering van de raad wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

Artikel 37 Rechten van duoraadsleden

Ten aanzien van duoraadsleden zijn artikel 30, 32, 34 en 35 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 Collegevoorstel

  • 1.

    Het college kan een voorstel van hem aan de raad totdat besluitvorming heeft plaatsgevonden wijzigen dan wel intrekken.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de fractievoorzittersoverleg in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Hoofdstuk 7 Procedures bij besluitvorming

Artikel 39 Nemen van een besluit zonder stemming

  • 1.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, gaat de raad zo nodig over tot het nemen van een besluit.

  • 2.

    Een stemming kan achterwege blijven indien geen van de leden daarom vraagt. In dat geval stelt de voorzitter voor het besluit zonder stemming te nemen. Evenwel kunnen in de vergaderzaal aanwezige leden aantekening vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd; in dat geval wordt het besluit geacht met de stemmen van de overige leden te zijn genomen.

Artikel 40 Stemming

  • 1.

    Indien de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren door middel van een stemverklaring.

  • 2.

    Stemming geschiedt door handopsteken.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid vindt hoofdelijke stemming plaats indien een lid daarom vraagt.

  • 4.

    Hoofdelijke stemming vindt eveneens plaats, wanneer naar het oordeel van een lid de stemverhouding bij een stemming bij handopsteken niet duidelijk is; tot zulk een hoofdelijke stemming kan niet worden overgegaan, wanneer de uitslag van de stemming bij handopsteken is vastgesteld.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming wordt gestemd in de volgorde waarop de leden de pre­sen­tie­lijst, bedoeld in artikel 15, eerste lid, hebben getekend. Begonnen wordt met het lid van de raad, bedoeld in artikel 18.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming brengt ieder lid mondeling zijn stem uit met het woord "voor" of het woord "tegen".

  • 7.

    Indien bij hoofdelijke stemming blijkt, dat het voor de opening van de vergadering vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, kan de voorzitter hetzij de vergadering voor enige tijd schorsen en haar indien bij heropening weer voldoende leden aanwezig blijken te zijn voortzetten, hetzij de vergadering sluiten en tegen een later tijdstip een nieuwe vergadering bijeenroepen.

Artikel 41 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 42 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming moet plaatsvinden in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Gemeentewet benoemt de voorzitter drie leden van de raad tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Meerdere stemmingen worden samengevat op één briefje. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bij bepaalde stemmingen hiervan wordt afgeweken. In dat geval hebben er zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 6.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 43 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 44 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 8 Bijzondere procedures

Paragraaf 8.1. Begroting en rekening

Artikel 45 Procedure begroting

De voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting geschiedt volgens een procedure die de raadvaststelt.

Artikel 46 Procedure jaarrekening

De voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit geschiedt volgens een procedure die de raad vaststelt.

Paragraaf 8.2. Afgewezen bouwinitiatieven

Artikel 46a

  • 1. Het college informeert de raad over een afgewezen bouwinitiatief door toezending van in ieder geval een afschrift van het verzoek om vooroverleg dan wel aanvraag om­gevingsvergunning en de overwegingen voor de afwijzing.

  • 2. Twee maal per jaar plaatst de agendacommissie de tot dan toe binnengekomen en nog niet eerder als zodanig geagendeerde afgewezen bouwinitiatieven ter bespreking op de agenda van een, al dan niet speciaal hiervoor uit te schrijven, voorbereidende ver­gadering.

  • 3. Uiterlijk 10 dagen voor de in het tweede lid bedoelde voorbereidende vergadering in­for­meert het college de raad over de actuele stand van zaken ten aanzien van alle voor die vergadering ge­a­gen­deerde afgewezen bouwinitiatieven.

  • 4. Indien naar aanleiding van de bespreking van de afgewezen bouwinitiatieven door de raad moties worden aangenomen, laat het college binnen 30 dagen weten of en op wel­ke wijze het deze moties zal uitvoeren.

[dit artikel is vervallen per 16 december 2018]

Hoofdstuk 9 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 47 Verslag en verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht tijdens een vergadering van de raad schriftelijk of mondeling verslag te doen over zaken die in dat algemeen bestuur aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de raad verwijzen naar een voorbereidende vergadering.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 34, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op leden van de raad, wethouders en de burgemeester die door de raad in organen van andere rechtspersonen zijn benoemd.

Hoofdstuk 10 Besloten vergadering

Artikel 48 Algemeen

Op een besloten vergadering van de raad in de zin van artikel 23 van de Gemeentewet zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 49 Verslag

  • 1.

    In afwijking van artikel 19, tweede lid, ligt het conceptverslag van een besloten vergadering uitsluitend voor de leden van de raad, de wethouders en de burgemeester ter inzage bij de griffier.

  • 2.

    Indien een lid van de raad beraadslaging wenst over de vaststelling van het verslag van een besloten vergadering van de raad, geschiedt deze in een besloten vergadering van de raad.

  • 3.

    In afwijking van artikel 19, eerste lid en zesde lid, wordt van een besloten vergadering geen besluitenlijst opgesteld.

  • 4.

    Artikel 19, zevende en achtste lid, zijn niet van toepassing op besloten vergaderingen van de raad.

Artikel 50 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 51 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 52 Voorbereidende raad

Artikel 48, 49, 50 en 51 zijn van overeenkomstige toepassing op vergadering van de voorbereidende raad.

Hoofdstuk 11 Toehoorders en pers

Artikel 53 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 12 Burgerinitiatief

Artikel 56 Agendering

  • 1. De fractievoorzittersoverleg plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de voorbereideinde vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

  • a. niet door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • b. een onderwerp als bedoeld in artikel 58 bevat, of

  • c. niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 59.

Artikel 57 Initiatiefgerechtigheid

  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 58 Inhoud

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het burgerinitiatiefvoorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen.

Artikel 59 Indiening

  • 1.

    Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de griffier.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste: a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel; b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel; c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt een door de griffier opgesteld formulier.

Artikel 60 Procedure

  • 1.

    De griffier zet na een eerste toetsing of het initiatiefvoorstel aan de voorwaarden voldoet, het op de lijst van ingekomen stukken aan de raad. De fractievoorzittersoverleg agendeert het voorstel voor de eerstvolgende vergadering, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin het verzoek wordt besproken.

  • 2.

    Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 58, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan het college of de burgemeester.

  • 3.

    Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert de fractievoorzittersoverleg het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende voorbereidende vergadering.

  • 4.

    De voorzitter nodigt de verzoeker uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 61 Burgerjaarverslag

[vervallen]

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

Artikel 62 Petities

  • 1.

    Burgers die een petitie aan de raad wensen aan te bieden krijgen daartoe de gelegenheid onmiddellijk voorafgaande aan de raadsvergadering.

  • 2.

    Petities worden aangeboden aan de voorzitter, waarbij de indiener kort de gelegenheid krijgt tot het geven een toelichting.

  • 3.

    Voor wat betreft de ontvangst van een petitie is artikel 74 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 4.

    Hij die een petitie wenst in te dienen doet hiervan uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk mededeling aan de griffier.

Artikel 63 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter of één van de leden.

Artikel 64 Intrekking

1.Het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van gemeente Waterland zoals vastgesteld bij besluit van 21 juni 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 65 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking één dag na vaststelling.

Artikel 66 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde gemeenteraad Waterland.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland,
gehouden op 22 april 2010
De raad voornoemd,
De griffier,
drs. E.G.H. Dijk
De voorzitter,
mr. E.F. Jongmans