Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent de heffing en invordering van haven-, kade- en liggelden (Verordening haven-, kade- en liggelden gemeente Waterland 2020)

Geldend van 28-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent de heffing en invordering van haven-, kade- en liggelden (Verordening haven-, kade- en liggelden gemeente Waterland 2020)

De raad van de gemeente Waterland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2019;

gelet op artikel 229 , eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet ,

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van haven-, kade- en liggelden gemeente Waterland 2020.

Artikel 1 Aard van de heffing

  • 1. Onder de naam havengeld wordt een recht (passantentarief) geheven voor het gebruik van het voor de openbare dienst bestemd gemeentelijke vaarwater overeenkomstig de bestemming.

  • 2. Onder de naam kadegeld wordt een recht geheven voor het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond langs de kaden of wallen van de haven, ten behoeve van:

    • a.

      de opslag van goederen;

    • b.

      het gebruik door scheepswerven en bedrijven voor toerisme en recreatie.

  • 3. Onder de naam liggeld wordt een recht geheven voor geregeld gebruik van een aangewezen ligplaats in een van de gemeentelijke havens.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dagdeel : een tijdvak van maximaal 3 uur;

  • b.

    dag : een tijdvak van maximaal 24 uur;

  • c.

    week : een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;

  • d.

    maand : een tijdvak van dertig achtereenvolgende dagen;

  • e.

    zomerseizoen : de periode van 15 april tot 15 oktober;

  • f.

    winterseizoen : de periode van 15 oktober tot 15 april;

  • g.

    jaar : de periode van 15 april tot 15 april;

  • h.

    vaartuig : een vervoermiddel op of onder water of een ponton voor het uitvoeren van werkzaamheden;

  • i.

    woonschip : een vaartuig uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd;

  • j.

    passagiersschip : een vaartuig dat middel van openbaar vervoer is of hoofdzakelijk gebruikt wordt voor bedrijfsmatig vervoer van personen;

  • k.

    charterschip : een vaartuig dat overwegend of geheel met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat hoofdzakelijk; gebruikt wordt voor bedrijfsmatig vervoer van personen;

  • l.

    pleziervaartuig : een vaartuig, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor niet-bedrijfsmatige recreatie;

  • m.

    aangewezen ligplaats : een door het college van burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen ligplaats;

  • n.

    havenmeester : degene die door het bevoegd gezag benoemd is om toezicht te houden op de havens en kaden;

  • o.

    historische Zuiderzee schepen : vaartuigen van vóór 1930 en afkomstig uit het Zuiderzeegebied, die overwegend of geheel met behulp van zeilen worden voortgestuwd, die als houten schepen kunnen worden getypeerd en die in de Binnenhaven liggen tussen de “Lange brug” en de “Middendamsluis”.

Artikel 3 Belastingplicht

  • a. De in artikel 1 lid 1 en lid 3 genoemde rechten worden geheven van de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het schip heeft gecharterd of degene die als vertegenwoordiger van een van dezen optreedt.

  • b. Het in artikel 1 lid 2 genoemde recht wordt geheven van degene die van een voor de openbare dienst bestemde kade of wal van een van de gemeentelijke havens gebruik maakt om goederen, materialen of andere voorwerpen tijdelijk op te slaan, danwel ruimte aan en/of op die kade of wal gebruikt.

Artikel 4 Tarieven

  • I.

    Het havengeld bedraagt, exclusief de heffing op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968, voor:

    • 1.

      passagiersschepen en charterschepen:

      • a.

        per dagdeel voor elke strekkende meter € 0,45

      • b.

        per dag tot en met een lengte van 12 meter € 9,67

      • c.

        voor elke strekkende meter boven 12 meter € 0,99

    • 2.

      pleziervaartuigen en overige vaartuigen:

      • a.

        per dagdeel eerste uur gratis, indien langer dan één uur

        voor elke strekkende meter € 0,33

      • b.

        per dag tot en met een lengte van 6 meter € 6,36

      • c.

        voor elke strekkende meter boven 6 meter € 1,12

  • II.

    Het liggeld bedraagt, exclusief de heffing op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968, voor:

    • 1.

      woonschepen:

      • a.

        voor een jaar per strekkende meter € 36,40

    • 2.

      passagiersschepen, pleziervaartuigen en overige vaartuigen:

      • a.

        voor het zomerseizoen per strekkende meter € 81,24

      • b.

        voor het winterseizoen per strekkende meter € 41,16

      • c.

        voor een jaar per strekkende meter € 120,00

    • 3.

      charterschepen:

      • a.

        voor het zomerseizoen per strekkende meter € 60,54

      • b.

        voor het winterseizoen per strekkende meter € 24,71

      • c.

        voor een jaar per strekkende meter € 80,04

    • 4.

      historische Zuiderzee schepen:

      • a.

        voor het zomerseizoen per strekkende meter € 32,77

      • b.

        voor het winterseizoen per strekkende meter € 16,69

      • c.

        voor een jaar per strekkende meter € 48,51

  • III.

    Het kadegeld bedraagt, exclusief de heffing op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968, voor:

    • 1.

      de tijdelijke opslag van materialen en goederen per vierkante meter ( m²) per dag € 0,79

    • 2.

      het gebruik door scheepswerven en bedrijven voor toerisme en recreatie

      • a.

        per strekkende meter per dag € 1,24

      • b.

        per strekkende meter per maand € 33,68

Artikel 5 Berekening van het recht

  • 1.

    • a.

      Grondslag voor de berekening van het haven- en liggeld is de lengte van het vaartuig, uitgedrukt in meters, zoals deze blijkt uit de meetbrief of ambtshalve wordt vastgesteld.

    • b.

      De lengte van het vaartuig wordt gesteld op de lengte over alles, afgerond naar boven op hele meters.

  • 2.

    • a.

      Grondslag voor de berekening van het kadegeld is het aantal vierkante meters voor de opslag van goederen ingenomen grondoppervlak, danwel de lengte van de kade of wal, uitgedrukt in meters.

    • b.

      Voor het bepalen van de door de opgeslagen goederen ingenomen grondoppervlakte, wordt de ruimte tussen de goederen mede geacht door die goederen ingenomen te zijn.

  • 3. Bij de berekening van enig in deze verordening genoemd recht worden delen van tijdvakken en eenheden waarvoor de tarieven worden berekend, voor een geheel gerekend.

Artikel 6 Vrijstellingen

Het havengeld wordt niet geheven voor:

  • a.

    vaartuigen in directe dienst van of voor de gemeente;

  • b.

    hospitaalschepen, uitsluitend als zodanig in gebruik;

  • c.

    vaartuigen die deelnemen aan evenementen waaraan het college van burgemeester en wethouders medewerking heeft verleend.

Artikel 7 Wijze van heffing.

  • 1. De rechten worden geheven door middel van een gedateerde nota of andere kennisgeving.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt het model van de in het eerste lid bedoelde nota of andere kennisgeving vast.

Artikel 8 Verschuldigdheid/Tijdstip van betaling.

  • 1. Het havengeld is verschuldigd op het tijdstip waarop het gebruik begint, en moet worden betaald op het moment van uitreiking van de kennisgeving.

  • 2. Het kadegeld moet worden betaald binnen 10 dagen na de datum van de nota of andere kennisgeving.

  • 3. Het liggeld moet worden betaald binnen een maand na de datum van de nota of andere kennisgeving.

  • 4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor een beschikking als bedoeld ingevolge artikel 2 lid 2 onder c van de Invorderingswet 1990, tot vaststelling van een verschuldigd of terug te geven bedrag.

Artikel 9 Ontheffing na einde gebruik

Er wordt geen ontheffing verleend als er in de loop van het seizoen of het jaar geen gebruik meer wordt gemaakt van een vaste ligplaats.

Artikel 10 Meldingsplicht.

Ieder die belastingplichtig wordt, moet zich terstond na het tijdstip waarop het gebruik van de haven en/of kade begint, melden bij de havenmeester.

Artikel 11 Tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1. De Verordening haven-, kade- en liggelden 2019 van 13 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening haven-, kade- en liggelden gemeente Waterland 2020”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland,

gehouden op 19 december 2019.

De raad voornoemd,

drs. E.B. Hörchner

griffier

mw. L.M.B.C. Kroon

voorzitter