Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent de verlening van mandaat en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Mandaatbesluit Markermeerdijken Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2019 gemeente Waterland)

Geldend van 27-07-2023 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent de verlening van mandaat en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Mandaatbesluit Markermeerdijken Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2019 gemeente Waterland)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

Gelet op:

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk wetboek;

  • -

    artikelen 2, 31 en 32 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

Besluiten vast te stellen:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester: de burgemeester van de gemeente Waterland;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

  • c.

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2016;

  • d.

    OD NZKG: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 3 van de regeling;

  • e.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de regeling;

  • f.

    gemeente: de gemeente Waterland;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders besluiten te nemen;

  • h.

    machtiging: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2. Mandaat en machtiging

  • 1. Aan de directeur, alsmede diens plaatsvervanger, wordt voor zover het bevoegdheden van het college betreft, mandaat of machtiging verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende mandaatregister, dat is opgenomen als bijlage II bij dit besluit.

  • 2. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. De directeur, alsmede diens plaatsvervanger, wordt mandaat en machtiging verleend om namens het college alle feitelijke handelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in lid 1.

Artikel 3. Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1. Indien het college een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • 2. De directeur, alsmede diens plaatsvervanger, aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat en machtiging is verleend past de algemene dan wel specifieke instructies als bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht van het college toe.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de OD NZKG uitvoert.

  • 4. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.

Artikel 4. Informatieplicht

  • 1. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatsbesluit verleende mandaat en machtiging.

  • 2. In voorkomende gevallen informeert de directeur, dan wel diens plaatsvervanger, het college tijdig over: het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk-gevoelige aard. En tevens bij het nemen van beslissingen met een risico’s van financiële aard, zoals een mogelijk kostenverhaal op basis van onrechtmatige daad of anderszins.

  • 3. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, verstrekt elk kwartaal een rapportage van de besluiten die in de uitoefening van het mandaat zijn genomen.

Artikel 5. Ondermandaat en ondermachtiging

  • 1. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, in ondermandaat of ondermachtiging opdragen aan ondergeschikten.

  • 2. De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

  • 3. De directeur, dan wel diens plaatsvervanger, zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden dan wel ondergemachtigden tevens kunnen beschikken over deze informatie zoals genoemd in artikel 4.

  • 4. Een besluit tot verlening van ondermandaat of ondermachtiging wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6. Ondertekening

  • 1. Indien een besluit krachtens mandaat dan wel ondermandaat wordt genomen als bedoeld in artikel 2, respectievelijk artikel 5 luidt de ondertekening:

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

    namens deze,

    gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de (onder)gemandateerde

  • 2. Indien gebruik wordt gemaakt van (onder)machtiging overeenkomstig artikel 2 lid 3, respectievelijk artikel 5, luidt de ondertekening:

    De gemeente Waterland,

    namens deze,

    gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de (onder)gemachtigde

Artikel 7. Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Markermeerdijken Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2019 gemeente Waterland.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van Waterland op 4 februari 2020

……………………………..

mr. N. van Ginkel

de gemeentesecretaris

…………………………..

Drs. A.M.H. van de Weijenberg

de locoburgemeester,

Bijlage I Toelichting behorend bij Mandaatbesluit Markermeerdijken

1. Inleiding

1.1.1 Mandaat

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het bestuursorgaan overgedragen aan de directeur van de Omgevingsdienst NZKG. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

1.1.2 Machtiging

Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt ook machtiging verleend om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Voorbeelden zijn procesvertegenwoordiging, het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondermachtiging. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht.

1.1.3 Volledig mandaat

De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer het bestuursorgaan aan de directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger de bevoegdheid toekent om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Dit gebeurt op basis van het vertrouwen van de mandaatgever in de gemandateerde. Door vaststelling van het onderhavige mandaatbesluit wordt aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger deze bevoegdheid toegekend. Hierbij wordt aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.

1.1.4 Inhoud besluit mandaat en machtiging

In het mandaatbesluit is bepaald dat de directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger bij de aan hem in mandaat en machtiging opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de gemeente Waterland in acht neemt.

De directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger maakt geen gebruik van het mandaat indien hij een persoonlijk belang heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid.

1.1.5 Instructie omgaan met mandaat, machtiging en volmacht

Omdat er behoefte was om duidelijkheid te geven over de wijze waarop de Omgevingsdienst NZKG de mandaatgevers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden waar te maken, is er een notitie opgesteld met uitgangspunten over het omgaan met het mandaat in relatie tot bestuurlijke besluitvorming. Deze algemene instructie is als bijlage III bij dit besluit toegevoegd.

1.2 Artikelsgewijze toelichting

1.2.1 Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 van het mandaatbesluit bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het mandaatbesluit worden gebruikt. Mandaatgevend orgaan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland.

1.2.2 Artikel 2 Mandaat en machtiging

Artikel 2, eerste lid, verwijst naar het register behorende bij het besluit mandaat en machtiging. Hierin staan de concrete bevoegdheden opgenomen. In het tweede lid is bepaald dat van het mandaat is uitgesloten, de bevoegdheid om op bezwaar te besluiten. Deze bevoegdheid blijft bij de opdrachtgever.

Het derde lid gaat over feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

1.2.3 Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

In artikel 3 zijn de kaders van de uitoefening van de bevoegdheden aangegeven. De Omgevingsdienst NZKG zal haar besluiten, voor zover relevant, motiveren met bestaand beleid. De opdrachtgever zal relevant beleid moeten bekendmaken aan de Omgevingsdienst NZKG. Als er sprake is van algemene en specifieke instructies zal de Omgevingsdienst NZKG deze toepassen. De Omgevingsdienst NZKG treedt, indien nodig, in overleg met de gemeente Waterland als afgeweken wordt van het beleid en indien nodig wordt er aandacht aan geschonken in de kwartaalrapportages.

1.2.4 Artikel 4 Informatieplicht

De Omgevingsdienst NZKG informeert, gevraagd en ongevraagd, de opdrachtgever over de door haar uitgevoerde taken. Daarnaast worden de opdrachtgevers geïnformeerd in de kwartaalrapportages.

1.2.5 Artikel 5 Ondermandaat en ondermachtiging

Dit artikel geeft aan dat de directeur van de Omgevingsdienst NZKG bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging kan opdragen aan ondergeschikten. Het is aan de directeur om dit te bepalen, en zo ja aan welke functionarissen. Tevens zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing voor ondermandaat en ondermachtiging en zal de directeur zorg dragen dat de door hem ondergemandateerden en ondergemachtigden over de benodigde informatie zoals genoemd in artikel 4 beschikken. Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

1.2.6 Artikel 6 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat en (onder)machtiging.

1.2.7 Artikel 7 Slotbepalingen

In dit artikel is aangegeven dat het mandaatbesluit in werking treedt na bekendmaking conform het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht. Tot slot wordt de naamsaanduiding van het besluit aangegeven.

Bijlage II Register behorend bij Mandaatbesluit Markermeerdijken

In dit register staan de bevoegdheden waarvoor mandaat is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland aan de directeur van de OD NKZG.

Het gaat daarbij om de VTH-taken voor het project Versterking Markermeerdijken zoals hieronder gespecificeerd.

De taken betreffen de volgende:

De OD NZKG voert namens de gemeente Waterland alle in het navolgende register genoemde bevoegdheden uit als het gaat om:

  • a.

    Aanvragen/activiteiten ter uitvoering van of betrekking hebbend op het Projectplan Versterking Markermeerdijken en het Projectplan Dijkversterking Katwoude (goedgekeurd door GS op 6 oktober 2022, besluitnummer 11825).

De OD NZKG houdt tevens toezicht op de hiervoor genoemde activiteiten en kan in voorkomende gevallen handhavend optreden.

APV

Algemene plaatselijke verordening Gemeente Waterland

Awb

Algemene wet bestuursrecht

BAG

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

Bor

Besluit omgevingsrecht

Bouwverordening

Bouwverordening Gemeente Waterland

OD NZKG

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

Wm

Wet milieubeheer

Wob

Wet openbaarheid van bestuur

Wro

Wet ruimtelijke ordening

Nummer

Verleend mandaat

Toelichting

1. Algemeen

1.1

Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister

Indien voor een taak of bevoegdheid mandaat of machtiging is verleend omvat dit - voor zover relevant - onder meer:

• behandelen van en voeren van correspondentie/gesprekken van uitvoerende en/of informatieve aard;

• het vragen van aanvullende gegevens op grond van artikel 4:5 van de Awb;

• de voorbereiding van besluiten met gebruikmaking van Afdeling 3.4 van de Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) of Titel 4.1 van de Awb (reguliere / korte procedure);

• het opvragen van informatie bij (overheids)instanties in het kader van de voorbereiding van besluitvorming;

• opschorten beslistermijn op grond van paragraaf 4.1.3.1 van de Awb;

• Het verlengen van beslistermijnen;

• bekendmaking en mededeling van besluiten conform afdeling 3.6 van de Awb;

• een aanvraag buiten behandeling laten op grond van artikel 4:5 van de Awb;

• vereenvoudigde afdoening op grond van artikel 4:6 van de Awb;

• het horen op grond van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb;

• het voldoen aan publicatieverplichtingen;

• alle overige procedurestappen en -besluiten.

1.2

Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb

Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.

1.3

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk - ambtshalve of op verzoek - intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen

Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenoemd op grond van de geldende regelgeving.

1.4

Voeren van bestuursrechtelijke procedures

Omvat het voeren van verweer inclusief het vertegenwoordigen ter zitting, en alle overige proceshandelingen zoals bijvoorbeeld het vaststellen en indienen van verweerschriften, het verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure. Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers schriftelijk machtigen. Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v een tussenuitspraak. 

1.5

Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener

Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.

1.6

Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan

Het gaat om bezwaar, beroep of voorlopige voorziening in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders een procesbesluit te worden genomen.

1.7

Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak

Het gaat om hoger beroep in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders een procesbesluit te worden genomen.

1.8

Behandelen van een klacht op grond van titel 9.1 van de Awb

Het betreft een klacht over de wijze waarop de OD NZKG, dan wel een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de OD NZKG, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen bij de uitoefening van een bevoegdheid die is opgenomen in dit register

1.9

Uitoefenen van de bevoegdheden als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb (dwangsom bij niet tijdig beslissen)

Het gaat hierbij over de mogelijkheid ingevolge de Awb dat een bestuursorgaan een dwangsom verbeurt bij niet tijdig beslissen op een aanvraag.

1.10

Uitoefenen van bevoegdheden als bedoeld in titel 4.4 van de Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van aanmaning en invordering bij dwangbevel (afdeling 4.4.4 van de Awb)

Het betreft naast invordering van dwangsommen ook andere bestuursrechtelijke geldschulden zoals subsidies. Het daadwerkelijke financiële traject wordt niet door de OD NZKG uitgevoerd.

1.11

Overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samenwerkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in algemene zin

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld luchthavens, GGD's, Veiligheidsregio's etc. 

2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

2.1

Beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.6 van de Wabo

Het gaat om een omgevingsvergunning voor de verschillende aspecten. Naast milieu gaat het om alle andere aspecten genoemd in deze artikelen, te weten bouw, aanleg, gebruik, brandveilig gebruik, sloop, aanleg weg, uitweg, alarminstallatie, kap, reclame, opslag, monumenten. Verder gaat het ook om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm).

2.2

Beslissen op aanvragen om een beschikking met betrekking tot de eerste of tweede fase als bedoeld in artikel 2.5 van de Wabo

Op verzoek van de aanvrager kan de omgevingsvergunning in twee fasen worden verleend. Er wordt dan er eerst een beschikking voor de eerste fase en daarna voor de tweede fase verleend. De aanvrager moet wel bij de eerste fase al aangegeven waar de 2e fase betrekking op heeft.

2.3

Wijzigen, ambtshalve of op verzoek, van (de voorschriften van) een eerder verleende omgevingsvergunning, als bedoeld in de artikelen 2.31 en 2.31a van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften te wijzigen in de in artikel 2.31, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel is het een bevoegdheid.

2.4

Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd is op grond van een vergunningvoorschrift

In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik; VOS uitstoot; bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.

2.5

Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten

Ingevolge artikel 2.7 van de Regeling omgevingsrecht kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Vervolgens moeten wij beslissen over de later ingediende gegevens.

2.6

Behandelen van een verzoek om de omgevingsvergunning over te dragen als bedoeld in artikel 2.25 van de Wabo

Het gaat om het overdragen op naam van een omgevingsvergunning van de ene vergunninghouder naar de ander.

2.7

Intrekken, ambtshalve of op verzoek, van omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.33 van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om de omgevingsvergunning in te trekken in de in artikel 2.33, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel (onder andere: intrekking op verzoek van de vergunninghouder en intrekking indien geen gebruik wordt gemaakt van een omgevingsvergunning) is het een bevoegdheid.

2.8

Adviseren van andere bestuursorganen inzake een omgevingsvergunning

In sommige gevallen dient een advies te worden gevraagd aan een ander bestuursorgaan voordat een vergunning kan worden verleend. Dit kan ook een verklaring van geen bedenkingen zijn.

2.9

Indienen van zienswijzen tegen een ontwerp van een omgevingsvergunning

In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om zienswijzen in te dienen tegen een ontwerp omgevingsvergunning van een ander bestuursorgaan.

3. Wet ruimtelijke ordening

3.1

Verhalen van de kosten zoals bedoeld in artikel 6.16 van de Wro

Het gaat om het kostenverhaal bij een exploitatieplan. De voorbereiding en onderbouwing wordt aangeleverd door de opdrachtgever en de OD neemt alleen het besluitonderdeel op in de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of inpassingsplan

3.2

Uitoefenen van de bevoegdheid op grond van artikel 6.21 van de Wro

Het gaat om het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig worden betaald.

4. Woningwet

4.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 1a en 1b van de Woningwet

Het gaat om toezicht op en handhaving van de zorgplicht bij bouwwerken. Voldaan moet zijn aan de eisen (met betrekking tot veiligheid en gezondheid) van het Bouwbesluit 2012.

4.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 7b en 8 van de Woningwet

Het bij omgevingsvergunning expliciet toestaan een bouwwerk te bouwen, dan wel een deel daarvan in stand te laten voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften in de bouwverordening omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem alsmede de bouwverordening kan voorschriften bevatten van stedenbouwkundige aard.

4.3

Beslissen dat het uiterlijk van een bouwwerk genoemd in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en b, van de Woningwet in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand

Het gaat om het toepassen van de zogenoemde excessenregeling (handhavend optreden als sprake is van een ernstige schending van redelijke eisen van welstand).

4.4

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 13 t/m 17 van de Woningwet

Het gaat om het opleggen van voorzieningen bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bouwbesluit 2012.

5. Bouwbesluit 2012/Bouwverordening

5.1

Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bouwbesluit 2012 en de ter plaatse geldende bouwverordening

Het gaat onder meer om het verlenen van ontheffingen (waaronder voor geluidhinder), het opleggen van nadere voorwaarden (gebruiksmelding, sloopmelding), het toepassen van de gelijkwaardigheidsbepaling en de toezicht op asbestsanering door bedrijven. Dit laatste omvat mede het uitoefenen van bevoegdheden van het Asbestverwijderingsbesluit 2015.

6. Wet basisadministratie adressen en gebouwen

6.1

Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend

Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereed meldingen van bouwwerken worden gemeld aan de gemeente Waterland die zorg draagt voor de inschrijving.

7. Algemene Plaatselijke Verordening

7.1

Beslissen op een aanvraag om ontheffing voor geluidhinder op grond van artikel 4.6 van de APV

Het gaat hier om geluidhinder bij bijvoorbeeld de uitvoering van andere werkzaamheden dan bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden

8. Wet Milieubeheer

8.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 9, 10, 11a, 17, 19 en 20 en titel 12.3 van de Wm gestelde regels

Algemene regels, die niet in de omgevingsvergunning worden geregeld (bv gelijkwaardigheid/maatwerkvoorschrift/meldingen etc conform het Activiteitenbesluit en de rechtstreeks werkende EED-richtlijn o.g.v. H8 Wm; toepassing afvalstoffen en verlenen ontheffing als bedoeld in hoofdstuk 10 Wm; PRTR-verslag conform PRTR-Verordening als genoemd in titel 12.3 van de Wm; ongewoon voorval als bedoeld in H17; openbaar maken van milieugegevens op verzoek als opgenomen in H19) en beroepsprocedures. Vuurwerkbesluit (opslag), Besluit lozen buiten inrichtingen (tevens gebaseerd op Wbb), Besluit bodemkwaliteit (tevens gebaseerd op Wbb), BRZO, Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen etc. Het gaat bij deze mandaatbevoegdheid niet om het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.

8.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Wm gestelde regels

Het gaat hier om besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben. Voor sommige activiteiten is het verplicht om een m.e.r. uit te voeren. En voor sommige activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of een milieueffect-rapport moet worden opgesteld.

8.3

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid op grond van artikel 12.13 van de Wm ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 12.12 van de Wm

Het gaat hierbij om gegevens van inrichtingen zoals aangegeven in het Registratiebesluit Externe Veiligheid.

De bevoegde gezagen voor de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen dienen gegevens over o.a. de soort stoffen, hoeveelheden en specifieke locatie te inventariseren en in te voeren in het risicoregister. Op basis van deze gegevens worden door de provincies de digitale provinciale risicokaarten gemaakt.

9. Wet bodembescherming

9.1

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens hoofdstuk III van de Wet bodembescherming

Het gaat om de zorg- en herstelplicht bodem van artikel 13 van de Wbb. Daarnaast het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is tevens gebaseerd op de Wet milieubeheer.

10. Toezicht en handhaving

10.1

Aanwijzen van toezichthouders in de zin van artikel 5.11 van de Awb, voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen

Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb. Het geldt onder meer voor artikel 5.10, derde lid, van de Wabo en artikel 6:2, tweede lid, van de APV.

10.2

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht en het opleggen van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 125 van de Gemeentewet / artikel 122 Provinciewet juncto afdeling 5.3.1 van de Awb, of het opleggen van een last onder dwangsom op grond van afdeling 5.3.2 van de Awb, wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in de voorgaande hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd

Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole. Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wetten: Wabo, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Woningwet, Wet ruimtelijke ordening en de in de voorgaande hoofstukken genoemde verordeningen (bv APV), voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan. Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt, concept-handhavingsbesluiten en het horen voorafgaand aan het opleggen van een handhavingsbesluit.

10.3

Het mandaat onder 10.2 omvat tevens handhaving van op grond van artikel 27 lid 2 Wbb (door het bevoegd gezag Wbb) gegeven aanwijzingen voor de aanpak van een nieuw geval van bodemverontreiniging binnen een inrichting ten aanzien waarvan de OD NZKG namens opdrachtgever milieutoezicht en handhaving uitvoert.

10.4

Uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van artikel 5.17 Wabo

Het betreft het stilleggen van bouw- en/of sloopwerkzaamheden (bouwstop).

10.5

Uitoefenen van bevoegdheden op grond van paragraaf 5.4 van de Wabo

Het betreft de specifieke toezichts- en handhavingsbevoegdheden die in de Wabo zijn opgenomen, waaronder: bestuursdwang bij niet meewerken aan toezicht, verruiming reikwijdte bestuursdwang (staken van bouwen, gebruiken of slopen), zakelijke werking sanctiebesluiten en intrekking van een verleende vergunning of ontheffing als sanctie.

10.6

Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.

Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de ODNZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

10.7

Uitoefenen van overige bevoegdheden op grond van titel 5.3 van de Awb in het kader van de last onder bestuursdwang of last onder dwangsom

In het kader van toepassen bestuursdwang: o.a. het aanwijzen van personen voor het betreden van een plaats, afgeven machtiging binnentreden woning. In het kader van last onder dwangsom: o.a. opheffen, looptijd opschorten of dwangsom verminderen.

10.8

Beslissen op een verzoek om handhavend op te treden

Elke belanghebbende en sommige bestuursorganen kunnen een verzoek om handhaving indienen.

10.9

Beslissen op een gedoogverzoek

Het gaat hier om het beslissen op een verzoek om af te zien van handhavend optreden.

10.10

Intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 5.19 van de Wabo

Het gaat hier om het intrekken van (een deel van) de omgevingsvergunning als sanctie

10.11

Feitelijk effectueren van bestuursdwang

Het gaat hier om de feitelijke uitvoering van bestuursdwang na het opleggen van een last onder bestuursdwang. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel van de gemaakte kosten) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

10.12

Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb

Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.

10.13

Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb

Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door gemeente Waterland uitgevoerd.

10.14

Indienen van een verzoek om handhaving

Het als OD NZKG indienen van een verzoek om handhaving bij een bestuursorgaan (niet zijnde één van de opdrachtgevers). Voor zover betrekking hebbend op het omgevingsrecht in algemene zin.

10.15

Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie - en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie

Het sluiten van convenanten en overeenkomsten is uitdrukkelijk uitgesloten.

10.16

Maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de OD werkzame BOA's

Het sluiten van convenanten en overeenkomsten is uitdrukkelijk uitgesloten.

10.17

Samenwerken met de landelijke opererende handhavingsorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD

Het sluiten van convenanten en overeenkomsten is uitdrukkelijk uitgesloten.

10.18

Opvragen en delen van informatie met instanties als politie

Uitwisselen van informatie t.b.v. strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk onderzoek.

Bijlage III Algemene instructie uitoefening mandaat, volmacht en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Artikel 1 Bemoeienis van het bevoegd gezag

In voorkomende gevallen informeert de directeur de wethouder/gedeputeerde tijdig over het nemen van beslissingen van:

  • principieel juridische aard;

  • beleidsmatig principiële aard;

  • politiek- of bestuurlijk-gevoelige aard;

Tevens stelt hij het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de wethouder/gedeputeerde in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de aanvraag zelf afhandelen, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

Artikel 2 Verstrekken van inlichtingen

Gemandateerden 1 , gevolmachtigden en gemachtigden verstrekken desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatsbesluit verleende mandaat, volmacht en machtiging.

Artikel 3 Bekendmaking van besluiten

Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van het mandaatsbesluit geschiedt op briefpapier van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Artikel 4 Beleidsregels

  • a.

    Indien de mandaatgever een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • b.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • c.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen.

Toelichting Algemene instructie

Algemeen

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur ODNZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is hij zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

Artikel 1

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De ODNZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten blijft daarom in beginsel beperkt tot kwesties van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk- gevoelige aard. Een tweede element is het op tijd informeren van de mandaatgever. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de ODNZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de

directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

Artikel 2

Volgens artikel 10:6 onder b van de Awb verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. In deze instructie wordt duidelijk dat dit ook betrekking heeft op houders van een ondermandaat. Daarnaast wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de Awb ook de volledige zeggenschap houdt over zaken die op grond van artikel 1 niet door directeur bij het bevoegd gezag zijn aangemeld.

Artikel 3

Dit is een bevestiging van de bestaande praktijk. Hiermee wordt ook in de communicatie met de burgers en bedrijven eenheid van optreden in het verzorgingsgebied bevorderd.

Artikel 4

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.

  • -

    Onderdeel a volgt het uitgangspunt van de Awb, dat het bevoegd gezag bij mandaat ook de zeggenschap over het uitvoeringsbeleid behoudt.

  • -

    Onderdeel b is overgenomen uit de bestaande instructieregeling voor de directeur van het algemeen bestuur van de ODNZKG. Het is gemotiveerd vanuit de zorg voor het doelmatig functioneren van de dienst.

  • -

    Onderdeel c volgt uit de wens tot harmonisering. Daarnaast is de deskundigheid rond de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) in de ODNZKG geconcentreerd, zodat het voor de hand ligt dat deze dienst ook voorstellen doet tot (voor het verzorgingsgebied geharmoniseerde) beleidsregels.


Noot
1

Dit geldt dus ook voor houders van een ondermandaat