Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent de heffing en invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten (Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten gemeente Waterland 2021)

Geldend van 25-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent de heffing en invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten (Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten gemeente Waterland 2021)

De raad van de gemeente Waterland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 december 2020;

gelet op artikel 221 van de Gemeentewet,

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten gemeente Waterland 2021.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte;

  • b.

    ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik;

  • c.

    woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten” worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven:

    • a.

      een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een bedrijfsruimte al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

    • b.

      een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2. Bij de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die ruimte ter beschikking heeft gesteld.

  • 3. Degene die een in het vorige lid bedoelde bedrijfsruimte in gebruik heeft gegeven of ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan in gebruik is gegeven of ter beschikking is gesteld.

Artikel 3 Belastingobject

Als een ruimte wordt aangemerkt:

  • a.

    een binnen de gemeente gelegen ruimte;

  • b.

    een gedeelte van een onder a. bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • c.

    een samenstel van twee of meer onder a. bedoelde ruimten of onder b. bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • d.

    het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a. bedoelde ruimte, van een onder b. bedoeld gedeelte daarvan of van een onder c. bedoeld samenstel.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indiende volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte en met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de aard en de bestemming van die ruimte;

    • b.

      de sedert de stichting van die ruimte opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming.

  • 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte dat deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 (Stb.1989, 252) aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 220d, eerste lid, onderdeel d, van de Gemeentewet bedoelde voorwaarden bepaald met in achtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 ja¬ren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte.

  • 5. Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel d, wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

    • a.

      de gebruikersbelasting 0,2226%;

    • b.

      bij de eigenarenbelasting:

      • 1.

        voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1049 %;

      • 2.

        voor roerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2966 %.

  • 2. Indien de heffingsmaatstaf beneden € 5.000,-- blijft wordt geen belasting geheven.

  • 3. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro’s.

  • 4. Voor belastingbedragen tot € 10,-- vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten of andere heffingen als één belastingbedrag.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de hef¬fingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van:

    • a.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • c.

      ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • d.

      ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • e.

      werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten zijn aan te merken;

    • f.

      bedrijfsruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige bedrijfsruimten die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • g.

      ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt ten behoeve van begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning.

  • 2. De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde bedrijfsruimte geldt niet voor de eigenarenbelasting voor zover de gemeente van die ruimten niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 3. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de bedrijfsruimte die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 8 Waardepeildatum

  • 1. De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op 1 januari 2020 heeft.

  • 2. De heffingsmaatstaf vindt toepassing voor kalenderjaar 2021.

  • 3. De waarde van de ruimte wordt bepaald naar de naar de staat waarin de ruimte op de waardepeildatum verkeert.

  • 4. Indien een ruimte tussen de waardepeildatum en het begin van het kalenderjaar:

    • a.

      opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten, of

    • b.

      wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, of

    • c.

      een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere omstandigheid,

  • wordt, in afwijking van het derde lid, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

De in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde kwijtschelding blijft buiten toepassing voor de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b.

Artikel 13 Tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1. De Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2020 van 19 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten gemeente Waterland 2021".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland,

gehouden op 17 december 2020.

De raad voornoemd,

mw. drs. A.E.M. Randsdorp

griffier

drs. K.S. Heldoorn

voorzitter