Regeling vervallen per 01-01-2009

Treasurystatuut waterschap Aa en Maas

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2008

Intitulé

Treasurystatuut waterschap Aa en Maas

 TREASURYSTATUUT WATERSCHAP AA EN MAAS

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Aa en Maas;

gelezen het voorstel van de Voorbereidingscommissie van 17 december 2003;

gelet op het op grond van de Wet Financiering decentrale overheden nieuw ingevoegde vierde lid van artikel 108 van de Waterschapwet; 

gelet op de overige bepalingen van de Wet Financiering decentrale overheden;

B E S L U I T:

vast te stellen het volgende Treasurystatuut  waterschap Aa en Maas;

Aanhef

Treasurystatuut

Begripsbepalingen

Artikel 1

De in dit statuut en de daartoe behorende toelichting voorkomende begrippen moeten worden geïnterpreteerd overeenkomstig de in de bijlage van dit statuut opgenomen begripsbepalingen.

Aandachtsgebied treasuryfunctie

Artikel 2

  • 1 De treasuryfunctie ondersteunt alleen activiteiten die worden ontplooid in het kader van de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde taken zijn:

    • a.

      waterkering;

    • b.

      waterkwaliteit;

    • c.

      waterkwantiteit.

    Doelstellingen treasuryfunctie en treasurydeelfuncties

Artikel 3

Vanuit de verantwoordelijkheid voor de treasuryfunctie wordt nagestreefd:

  • a.

    continue toegang tot de financiële markten;

  • b.

    het beheersen van de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en  valutarisico’s;

  • c.

    het minimaliseren van de rentekosten van leningen;

  • d.

    het optimaliseren van het rendement van de beschikbare middelen; 

  • e.

    het bijdragen aan het bereiken van een financiële balansstructuur die dienstbaar is aan de doelstellingen van het waterschap;

  • f.

    het opzetten en onderhouden van een goed en efficiënt functionerende infrastructuur voor het beheer van de geldstromen

    en posities;

  • g.

    het registreren van transacties in de administratie;

  • h.

    het vormen van adequate dossiers van plannen, nota’s, besluiten, transacties, handelingen e.d.;

  • i.

    een goede interne en externe informatievoorziening over de uitvoering van de treasuryfunctie.

Artikel 4

Vanuit de verantwoordelijkheid voor de deelfunctie ‘risicobeheer’ wordt nagestreefd:

  • a.

    het formuleren en realiseren van het risicobeleid waarbij de door het algemeen bestuur in dit statuut opgenomen 

    risiconormen niet worden overschreden;

  • b.

    het inzichtelijk maken van de renterisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s die het waterschap op korte en langere termijn loopt;

  • c.

    het optimaliseren van het beheer en de beheersing van ingenomen posities in het kader van het risicobeleid;

  • d.

    het bijdragen aan het bereiken van een financiële balansstructuur die dienstbaar is aan de doelstellingen van het waterschap;

  • e.

    het vormen van adequate dossiers van plannen, nota’s, besluiten, handelingen e.d.;

  • f.

    faciliteiten die een flexibele uitvoering van het risicobeleid mogelijk maken.

Artikel 5

Vanuit de verantwoordelijkheid voor de deelfunctie ‘kasbeheer’ wordt nagestreefd:

  • a.

    a het opzetten, onderhouden en evalueren van goede rekening–courantfaciliteiten tegen zo gunstig mogelijke tarieven en met de hoogst mogelijke flexibiliteit bij verschillende banken;

  • b.

    het opzetten, onderhouden en evalueren van kasgeldfaciliteiten tegen zo gunstig mogelijke tarieven en met de hoogst

    mogelijke flexibiliteit;

  • c.

    het opzetten, onderhouden en evalueren van een efficiënt betalingsverkeer;

  • d.

    het opzetten, onderhouden en evalueren van vlottende beleggingsfaciliteiten, gegeven de richtlijnen en limieten van dit statuut;

  • e.

    het bijdragen aan het bereiken van een financiële balansstructuur die dienstbaar is aan de doelstellingen van het waterschap;

  • f.

    het registreren van transacties in de administratie;

  • g.

    het vormen van adequate dossiers van plannen, nota’s, besluiten, transacties e.d.

Artikel 6

Vanuit de verantwoordelijkheid voor de deelfunctie ‘waterschapsfinanciering’ wordt nagestreefd:

  • a.

    het voorzien in de toekomstige behoefte aan vast vreemd vermogen tegen zo laag mogelijke kosten en binnen de in dit statuut gestelde risicogrenzen;

  • b.

    het voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte bij voorkeur door het intern aanwenden van het eigen vermogen;

  • c.

    het opzetten, onderhouden en evalueren van vaste beleggingsfaciliteiten, gegeven de richtlijnen en limieten van dit statuut;

  • d.

    het bijdragen aan het bereiken van een financiële balansstructuur die dienstbaar is aan de doelstellingen van het waterschap;

  • e.

    het registreren van transacties in de administratie;

  • f.

    het vormen van adequate dossiers van plannen, nota’s, besluiten, transacties e.d.

Artikel 7

Vanuit de verantwoordelijkheid voor de deelfunctie ‘relatiebeheer’ wordt nagestreefd:

  • a.

    a het door middel van een goede toegang tot de (Europese) geld– en kapitaalmarkten veilig stellen van de financierbaarheid van het waterschap zodat op elk gewenst moment middelen kunnen worden aangetrokken; 

  • b.

    faciliteiten die een flexibele invulling van de financieringsbehoefte mogelijk maken;

  • c.

    het vormen van adequate dossiers van plannen, nota’s, besluiten, handelingen e.d.

Risico–attitude

Artikel 8

Het risicobeheer van het waterschap wordt gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • a.

    ten opzichte van de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen heeft de treasuryfunctie een ondersteunende rol. Treasury volgt en is dienstbaar aan deze taken (servicecentrum);

  • b.

    de uitvoering van de treasuryfunctie voegt geen financiële risico’s toe aan degene die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken die in het reglement aan het waterschap zijn opgedragen, maar is er op gericht toekomstige risico’s te verminderen of te verschuiven; 

  • c.

    bij de uitvoering van de treasuryfunctie worden financiële risico’s zo veel mogelijk vermeden; 

  • d.

    het wettelijk kader van de Wet Fido wordt als uitgangspunt voor het beheersen van renterisico’s gehanteerd.

Richtlijnen en limieten

Artikel 9

  • 1 Wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vaste opgenomen en verstrekte leningen wordt de kasgeldlimiet van de Wet Fido in acht genomen.

  • 2 Wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vlottende opgenomen en verstrekte leningen wordt de renterisiconorm van de Wet Fido in acht genomen.

Artikel 10

  • 1 Middelen worden uitsluitend aangetrokken op basis van een recente liquiditeitsprognose en de actuele rentevisie.

  • 2 Bij het aantrekken van vaste middelen worden minimaal drie offertes aangevraagd.

  • 3 De hoofdsom van een aan te trekken lening is niet onderhevig aan indexatie.

  • 4 Er worden uitsluitend leningen aangetrokken waarvan de betalingsverplichtingen zijn uitgedrukt in euro’s of de munteenheid van een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie.

Artikel 11

  • 1 Er worden uitsluitend middelen uitgezet die tijdelijk overtollig zijn.

  • 2 Middelen worden uitsluitend uitgezet op basis van een recente liquiditeitsprognose en de actuele rentevisie.

  • 3 Omvang en looptijd van de uitzettingen worden bepaald door de omvang van de overtollige middelen en de periode gedurende welke deze beschikbaar zijn.

  • 4 Middelen worden uitsluitend uitgezet bij tegenpartijen die voldoen aan één van de volgende criteria:

    • a.

      het is een financiële instelling of het betreft waardepapier van een financiële instelling met een door een gezaghebbend ratingagency afgegeven rating van A of hoger en die is gevestigd in een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie;

    • b.

      het is een instelling aan wiens waardepapier door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Unie de solvabiliteitsvrije status is toegekend.

  • 5 Middelen worden uitsluitend uitgezet in producten waarbij minimaal de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd wordt.

  • 6 Middelen worden uitsluitend uitgezet in de vorm van de volgende instrumenten:

    • a.

      callgeld, kasgeld, deposito’s en rekening–courant;

    • b.

      onderhandse leningen en beleggingen;

    • c.

      Medium Term Notes;

    • d.

      obligaties;

    • e.

      beleggingsfondsen met een hoofdsomgarantie zoals bedoeld in de ‘Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden’;

    • f.

      andere internationale financieringsprogramma’s.

  • 7 De hoofdsom van een verstrekte lening is niet onderhevig aan indexatie.

  • 8 Er worden uitsluitend leningen verstrekt waarvan de betalingsverplichtingen zijn uitgedrukt in euro’s of de munteenheid van een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie.

  • 9 Aandelen worden niet gekocht tenzij dit gebeurt in het kader van de uitvoering van de in artikel 2, tweede lid genoemde publieke taken.

Artikel 12

  • 1 Derivaten worden alleen gebruikt om financiële risico’s te mitigeren.

  • 2 Bij derivaten worden geen open posities ingenomen.

  • 3 Derivaten worden uitsluitend afgesloten met partijen die voldoen aan één van de volgende criteria:

    • a.

      het is een financiële instelling of het betreft waardepapier van een financiële instelling met een door een gezaghebbende ratingagency afgegeven rating van A of hoger en die is gevestigd in een lidstaat die deelneemt aan de Economische en Monetaire Unie;

    • b.

      het is een instelling aan wiens waardepapier door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Unie de solvabiliteitsvrije status is toegekend.

    Rol van de treasuryfunctie in de beleids– en beheercyclus

Artikel 13

Als onderdeel van de beleids– en beheercyclus worden jaarlijks de volgende documenten opgesteld:

  • a.

    een onderdeel ‘financiering’ van de meerjarenraming;

  • b.

    de treasuryparagraaf van de begroting;

  • c.

    rapportages over de uitvoering van het treasurybeleid, die deel uitmaken van de periodieke verslaglegging;

  • d.

    de treasuryparagraaf van de jaarrekening.

Artikel 14

In het in artikel 13 onder a genoemde onderdeel ‘financiering’ van de meerjarenraming worden opgenomen:

  • a.

    een vermogensbehoefteplanning;

  • b.

    een beschouwing over de rente–ontwikkeling;

  • c.

    een rentegevoeligheidsanalyse.

Artikel 15

  • 1 De treasuryparagaaf van de begroting wordt gebaseerd op een specifiek plan met betrekking tot het treasurybeleid dat in het begrotingsjaar zal worden uitgevoerd.

  • 2 In de treasuryparagaaf van de begroting wordt vanuit het perspectief van het algemeen bestuur ingegaan op:

    • a.

      a algemene interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de treasuryfunctie;

    • b.

      de relatie met de meerjarenraming;

    • c.

      de ontwikkeling van de rente (rentevisie);

    • d.

      de liquiditeitsprognose;

    • e.

      de plannen inzake het risicobeheer, inclusief de eventuele inzet van derivaten;

    • f.

      de plannen voor de deelfunctie waterschapsfinanciering;

    • g.

      de plannen inzake het kasbeheer.

Artikel 16

In de in artikel 13 onder c bedoelde periodieke rapportages over de uitvoering van het treasurybeleid wordt een verschillenanalyse opgenomen indien de realisatie van het treasurybeleid in betekenende mate afwijkt van de treasuryplannen uit de begroting.

Artikel 17

  • 1 De treasuryparagaaf van de jaarrekening wordt gebaseerd op een specifieke rapportage over de wijze waarop het treasurybeleid in het begrotingsjaar is uitgevoerd.

  • 2 In de treasuryparagaaf van de jaarrekening wordt vanuit het perspectief van het algemeen bestuur ingegaan op:

    • a.

      algemene interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn geweest op de trea-suryfunctie, waarbij wordt ingegaan op de ontwikkeling van de rente;

    • b.

      de gevolgen van het uitgevoerde beleid voor het meerjarenbeleid met betrekking tot treasury;

    • c.

      de realisatie van het beleid inzake het risicobeheer;

    • d.

      de realisatie van het beleid inzake de deelfunctie waterschapsfinanciering;

    • e.

      de realisatie van het beleid inzake het kasbeheer.

  • 3 In de treasuryparagraaf van de jaarrekening wordt een verschillenanalyse opgenomen indien de realisatie van het treasurybeleid in betekende mate afwijkt van de treasuryplannen uit de begroting.

  • Opdrachtverlening uitvoering treasurybeleid

Artikel 18

  • 1 Met het vaststellen van de begroting krijgt het dagelijks bestuur de bevoegdheid leningen aan te trekken c.q. middelen uit te zetten conform datgene wat daarover in de trea-suryparagraaf is gesteld.

  • 2 Het dagelijks bestuur kan de organisatie mandateren om op basis van de treasuryparagraaf, de daaronder liggende informatie alsmede het geregelde in en op grond van artikel 19 de daadwerkelijke transacties te doen ter uitvoering van het treasurybeleid.

  • Procedures treasuryfunctie

Artikel 19

  • 1 Als onderdeel van de in artikel 2 van de ‘Verordening op de organisatie van het financieel beheer van waterschap Aa en Maas‘ bedoelde Regeling van het financieel beheer worden procedurebeschrijvingen vastgesteld voor: 

    • a.

      het op– en vaststellen alsmede wijzigen van het in en bij dit statuut opgenomen beleidskader;

    • b.

      het opstellen van de rentevisie;

    • c.

      het opstellen van de liquiditeitsprognose;

    • d.

      de belangrijkste treasurytransacties.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde procedures worden zodanig ontworpen dat:

    • a.

      wordt voldaan aan het principe van functiescheiding alsmede aan het vier ogen–principe;

    • b.

      de met de treasuryfunctie belaste functionaris wordt voorzien van die informatie die van belang is voor zijn functioneren;

    • c.

      alle medewerkers alsmede de bestuursorganen vanuit de treasuryfunctie worden voorzien van die informatie die zij ten behoeve van hun functioneren nodig hebben.

  • 3 Voor iedere functionaris die voorkomt in de in het eerste lid bedoelde procedures wordt in de Regeling van het financieel beheer een vervanger aangewezen.

  • 4 De in het eerste lid onder a bedoelde voorstellen voor opname in en wijziging van het treasurystatuut worden door de met de treasuryfunctie belaste functionaris volgens de gebruikelijke procedure voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

  • 5 De in het eerste lid onder b bedoelde rentevisie van het waterschap wordt gebaseerd op de rentevisie van enkele financiële instellingen en ten minste eenmaal per halfjaar geactualiseerd.

  • 6 De in het eerste lid onder c bedoelde liquiditeitsprognose wordt regelmatig gedurende het jaar geactualiseerd en bestrijkt het komende jaar.

  • Verantwoordingsinformatie aan de toezichthouders

Artikel 20

De functionaris die belast is met de treasuryfunctie draagt zorg voor de in of op grond van de Wet Financiering decentrale overheden voorgeschreven informatieverstrekking aan de toezichthouder en het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Interne en externe controle

Artikel 21

  • 1 De maatregelen van interne controle op de uitvoering van de treasuryfunctie maken onderdeel uit van de in artikel 2 van de ‘Verordening op de organisatie van het financieel beheer van waterschap Aa en Maas‘ bedoelde Regeling van het financieel beheer.

  • 2 Indien tijdens de in het eerste lid bedoelde interne controlemaatregelen materiële afwijkingen van dit statuut worden geconstateerd waarvoor geen toestemming is verleend, wordt hiervan melding gemaakt in een controlerapportage aan een binnen het waterschap aangewezen functionaris die niet direct bij de uitvoering van de treasuryfunctie betrokken is.

Artikel 22

De uitvoering van de treasuryfunctie is object van de reguliere controle van de accountant.

Slotbepalingen

Artikel 23

Dit statuut treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2004.

Dit statuut wordt aangehaald als Treasurystatuut waterschap Aa en Maas.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 5 januari 2004,

de griffier, 

drs. C.J.E. van Vlokhoven

de dijkgraaf,

 drs. L.P.M. van den Berg

Bijlage

De begrippen die in het treasurystatuut en zijn toelichting zijn opgenomen dienen overeenkomstig de in deze bijlage opgenomen begripsbepalingen te worden geïnterpreteerd.

Treasury

Treasury:

alle activiteiten die zich richten op het bepalen van het beleid ten aanzien van, het uitvoeren en beheersen van de activiteiten met betrekking tot, het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

De treasuryfunctie wordt onderscheiden in de volgende vier deelfuncties:

– risicobeheer;

– kasbeheer;

– waterschapsfinanciering;

– relatiebeheer.

Deelfuncties treasury

Risicobeheer:

deelfunctie van treasury die alle activiteiten omvat die zich richten op het beheersen van financiële risico’s waar een waterschap mee te maken kan krijgen. Deze risico’s zijn renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s.

De deelfunctie wordt onderscheiden in de volgende treasury–activiteiten:

– renterisicobeheer;

– kredietrisicobeheer;

– koersrisicobeheer;

– intern liquiditeitsrisicobeheer;

– valutarisicobeheer.

Kasbeheer:

deelfunctie van treasury die omvat het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

De deelfunctie wordt in de volgende treasury–activiteiten onderscheiden:

– geldstromenbeheer;

– saldobeheer;

– liquiditeitenbeheer.

Waterschapsfinanciering:

deelfunctie van treasury die de activiteiten omvat die gericht zijn op het beheren van de posities voor een termijn van één jaar en langer en het voorzien in de benodigde middelen met een looptijd van minimaal één jaar voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten.

De deelfunctie wordt onderscheiden in de treasury–activiteiten:

– financiering;

– uitzetting.

Relatiebeheer:

deelfunctie van treasury die de activiteiten omvat die gericht zijn op het onderhouden van de relaties met financiële instellingen.

Treasury–activiteiten

Renterisicobeheer:

het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de rente–opbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau c.q. het in meerjarenraming en begroting geraamde niveau.

Kredietrisicobeheer:

het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.

Koersrisicobeheer:

het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Intern liquiditeitsrisicobeheer:

het beheersen van de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsprognose en meerjareninvesteringsplanning als gevolg waarvan de financieringskosten hoger kunnen uitvallen.

Valutarisicobeheer:

het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

Geldstromenbeheer:

al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

Saldobeheer:

het beheer van de dagelijkse saldi.

Liquiditeitenbeheer:

het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Financiering:

het aantrekken van de benodigde financiële middelen (eigen en/of vreemd vermogen) voor een periode van één jaar of langer.

Uitzetting:

het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar

Begrippen Wet Financiering decentrale overheden

Openbare lichamen:

provincies, gemeenten, waterschappen, regio’s bedoeld in artikel 21 (eerste lid) van de Politiewet 1993, lichamen ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen en door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen.

Rentetypische looptijd:

het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening waarin op basis van de leningenvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Financiële derivaten:

financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices.

Vaste schuld:

het gezamenlijk bedrag van:

– de schuld uit hoofde van geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, en

– de voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

Netto–vlottende schuld:

het gezamenlijk bedrag van:

– de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

– de schuld in rekening–courant;

– de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden, en

– overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld;

verminderd met het gezamenlijk bedrag van:

– de contante gelden in kas;

– de tegoeden in rekening–courant, en

– de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

Gemiddelde netto–vlottende schuld per kwartaal:

het gemiddelde van de netto–vlottende schuld op de eerste dag van iedere maand in het desbetreffende kwartaal.

Kasgeldlimiet:

bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het waterschap bij aanvang van het jaar.

Renterisiconorm:

bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het waterschap bij aanvang van het jaar.

3%–norm voor het EMU–saldo van de overheid:

de referentiewaarde voor het vorderingensaldo van de overheid zoals vastgelegd in artikel 104C en Protocol nr. 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Toezichthouder:

de provincie(s) die op grond van het reglement van het waterschap is (zijn) belast met het toezicht op de begroting.

Overige begrippen treasuryfunctie

Treasurystatuut:

op grond van artikel 108, vierde lid van de Waterschapswet door het algemeen bestuur vast te stellen regeling waarin (de hoofdlijnen met betrekking tot) de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de overige aspecten van de administratieve organisatie met betrekking tot de treasuryfunctie worden vastgelegd.

Treasurybeleid:

de specifieke beleidsvoornemens met betrekking tot de uitvoering van de treasuryfunctie voor een bepaalde periode binnen de kaders van het treasurystatuut.

Treasurybeheer:

de daadwerkelijke uitvoering van het treasurybeleid, omvattende onder meer het afsluiten en vastleggen van transacties, en de beheersing daarvan.

Treasuryverantwoording:

lopende de beleidsuitvoering alsmede na afloop van de uitvoering voor een bepaald jaar intern en extern uitgebrachte rapportages over de vraag of het gerealiseerde en het geplande treasurybeheer met elkaar in overeenstemming zijn.