Regeling vervallen per 20-07-2006

Inspraakverordening waterschap Aa en Maas

Geldend van 31-01-2004 t/m 19-07-2006 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2004

Intitulé

Inspraakverordening waterschap Aa en Maas

Inspraakverordening waterschap Aa en Maas

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1 Reikwijdte en procedure

Bij het verlenen van inspraak bij de voorbereiding van door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten als bedoeld in artikel 79 Waterschapswet is het bepaalde in hoofdstuk 3, afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

1

Artikel 2 Locatie

Het ontwerp van de in artikel 1 bedoelde besluiten wordt in ieder geval ter inzage gelegd op het waterschapskantoor te ‘s-Hertogenbosch en de districtskantoren.

2

Artikel 3 Rapportering over de inspraak en de uitkomsten

  • 1. Bij de beslissing ter vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 1 worden de overwegingen omtrent de naar voren gebrachte zienswijzen vermeld.

  • 2. Onverminderd de regels die gelden voor bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten, wordt aan degenen die bij de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 1 hun zienswijze naar voren hebben gebracht, overeenkomstig de bepalingen omtrent bekendmaking en mededeling in afdeling 3.6 Algemene wet bestuursrecht, mededeling gedaan van het besluit en de overwegingen omtrent de naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 3

Artikel 4 Klachten

Belanghebbenden kunnen hun beklag doen omtrent de uitvoering van deze verordening en de inspraakprocedure door het indienen van een schriftelijke klacht bij het Dagelijks Bestuur.

4

Hoofdstuk II Slotbepalingen

Artikel 5 Intrekking

De Inspraakverordening voor het waterschap De Maaskant 1993 en de Inspraakverordening waterschap De Aa 1998 worden ingetrokken.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt conform artikel 74 Waterschapswet in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2004.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Inspraakverordening waterschap Aa en Maas”.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 5 januari 2004.

de griffier,    

drs. C.J.E. van Vlokhoven 

de dijkgraaf,

drs. L.P.M. van den Berg

Toelichting

ALGEMEEN

Inleiding

Artikel 79 van de Waterschapswet (Wsw) verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten. De verordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen.

De verordening regelt de wijze waarop ontwerpbesluiten worden bekendgemaakt en waarop ingezetenen van het waterschap en in het gebied van het waterschap belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun mening over het ontwerpbesluit kenbaar te maken, alsmede de verplichting tot rapportering over die inspraak en de uitkomsten daarvan. Ook regelt de verordening de wijze waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om beklag te doen over de wijze van uitvoering daarvan.

De inspraakverordening kan gezien worden als een minimumregeling. Dat wil zeggen dat inspraak slechts verplicht gesteld is voor de in 79 lid 2 Wsw genoemde besluiten. Voor andere categorieën besluiten geldt dat inspraak niet dwingend wordt voorgeschreven maar dat het wordt toegepast indien het bestuursorgaan daartoe besluit. Inspraak moet dus in bepaalde gevallen, het mag echter altijd.

Doel van de inspraak

Het doel van de inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over een ontwerpbesluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk middel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Voor welke besluiten inspraak?

Uit de formulering van artikel 79 Wsw blijkt dat in ieder geval inspraak verplicht is bij het vaststellen van besluiten inzake:

- verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen

- de handhaving van de waterstanden

- de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij deze slechts een geringe wijziging van de waterstaatkundige situatie of de hoogte van de omslagen tot gevolg hebben

- de legger

Voor het overige heeft het waterschap een grote mate van beleidsvrijheid bij het toepassen van de inspraakverordening. Er zijn echter wel enkele criteria die toegepast kunnen worden. Ten eerste is inspraak naar zijn aard uitsluitend van belang voor besluiten met een algemene strekking, besluiten derhalve die voor ‘een ieder’ gelden. Als er slechts één belanghebbende is of er is een beperkte groep belanghebbenden, is een inspraakprocedure niet noodzakelijk. Zo komen bijvoorbeeld voornemens tot vaststelling van beleid terzake van vergunning- en ontheffingverlening en handhaving in aanmerking voor inspraak.

Uit de parlementaire behandeling blijkt daarnaast dat besluiten die bepalend zijn voor de omslag en belangrijke besluiten terzake van operationeel waterstaatkundig beheer onder de werking van de verordening vallen. Voorbeelden daarvan zijn peilbesluiten, besluiten m.b.t. beekherstelprojecten en antiverdrogingsprojecten, besluiten inzake aanleg van ecologische verbindingszones, besluiten inzake aanleg van milieuvriendelijke oevers en besluiten inzake aanleg van rioolwatertransportleidingen.

Wie heeft inspraak?

Er zijn twee categorieën die recht hebben op inspraak in het kader van deze verordening.

- Ingezetenen. Omdat ze in het waterschapsgebied wonen worden zij als belanghebbenden beschouwd.

- In het gebied van het waterschap belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen. Onder deze categorie vallen in de eerste plaats degenen, die zakelijk of persoonlijk gerechtigd zijn tot ongebouwde en gebouwde onroerende zaken binnen het waterschapsgebied. Voorts vallen daaronder de rechtspersonen (verenigingen, stichtingen e.d.) die met het oog op de belangen waarvoor zij in het leven zijn geroepen, geacht moeten worden in het gebied van het waterschap belanghebbend te zijn.


Noot
1

[Toelichting: Reikwijdte

In artikel 1 is voor wat betreft het bereik van de verordening verwezen naar artikel 79 Wsw. Daarmee is duidelijk dat de hiervoor in de algemene toelichting genoemde besluiten in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening vallen. Daarbij moet opgemerkt worden dat het hier niet alleen gaat om besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het kan ook gaan om zogenaamde feitelijke handelingen, zoals bijvoorbeeld besluiten tot aanleg of verbetering van een waterstaatswerk. Aangezien deze niet op rechtsgevolg gericht zijn vallen ze niet onder de definitie van ‘besluit’ van artikel 1:3 Awb. Ze vallen echter wel onder de werking van de inspraakverordening.

Voor het overige heeft het waterschap een grote mate van beleidsvrijheid bij het toepassen van de inspraakverordening. Er zijn echter wel enkele criteria die toegepast kunnen worden. Ten eerste is inspraak naar zijn aard uitsluitend van belang voor besluiten met een algemene strekking, besluiten derhalve die voor ‘een ieder’ gelden. Als er slechts één belanghebbende is of er is een beperkte groep belanghebbenden, is een inspraakprocedure niet noodzakelijk. Zo komen bijvoorbeeld voornemens tot vaststelling van beleid terzake van vergunning- en ontheffingverlening en handhaving in aanmerking voor inspraak.

Uit de parlementaire behandeling blijkt daarnaast dat besluiten die bepalend zijn voor de omslag en belangrijke besluiten terzake van operationeel waterstaatkundig beheer onder de werking van de verordening vallen. Voorbeelden daarvan zijn peilbesluiten, besluiten m.b.t. beekherstelprojecten en antiverdrogingsprojecten, besluiten inzake aanleg van ecologische verbindingszones, besluiten inzake aanleg van milieuvriendelijke oevers en besluiten inzake aanleg van rioolwatertransportleidingen

Er is niet voor gekozen een waslijst aan besluiten op te nemen in de inspraakverordening zelf. Er is evenmin voor gekozen om de inspraakverordening van toepassing te verklaren op besluiten van het dagelijks bestuur. Afdeling 3.4 Awb biedt reeds een algemene regeling voor toepassing van inspraak indien het bestuursorgaan daartoe besluit. Naast de verplichte toepassing voor de in 79 Wsw genoemde besluiten, kan derhalve in voorkomende gevallen mede aan de hand van bovengenoemde criteria beoordeeld worden of inspraak opportuun is.

Uitzonderingen

Niet onder de werking van de inspraakverordening worden gerekend besluiten die weliswaar een algemene geldigheid binnen het beheersgebied hebben, maar slechts van beperkte invloed zijn op de omslagen en de bestaande waterstaatkundige situatie. Besluiten met uitsluitend interne werking (rechtspositieregelingen) lenen zich evenmin voor inspraak. Ook besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van een hoger gezag en het waterschap zonder eigen beleidsvrijheid gehouden is tot besluitvorming vallen niet onder het bereik van de verordening.

Procedure

In afdeling 3.4 van de Awb is bepaald dat de openbare voorbereidingsprocedure gevolgd wordt indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald. De term ‘wettelijk voorschrift’ duidt erop dat ook de lagere wetgever naar de procedure van deze afdeling kan verwijzen. De Waterschapswet verplicht tot het betrekken van ingezetenen en (andere) belanghebbenden bij de voorbereiding van besluiten van het Algemeen Bestuur. Het ligt voor de hand om daarbij terug te vallen op de algemene regeling die de Awb geeft voor dergelijke inspraaktrajecten. De Awb verschaft de procedure, de inspraakverordening duidt aan bij welke besluiten burgers worden betrokken.

Overigens wordt naar verwachting per 1 juli 2004 de uniforme openbare voorbereidingsprocedure ingevoerd ter vervanging va de huidige afdelingen 3.4 en 3.5. Deze uniforme procedure is vooralsnog ook ondergebracht in afdeling 3.4 en de tekst van de inspraakverordening hoeft daarvoor dus niet te worden gewijzigd. Wel dient er rekening te worden gehouden met een langere termijn van terinzagelegging. De termijn van vier weken wordt in het voorstel uniforme openbare voorbereidingsprocedure vervangen door een termijn van zes weken.]

Noot
2

[Toelichting: In dit artikel is geregeld waar in ieder geval het ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd. Ook hier geldt weer dat er sprake is van een minimumvoorschrift. Indien gewenst is het mogelijk om te kiezen voor terinzagelegging op meerdere locaties. Daarbij kan gedacht worden aan de kantoren van waterzuiveringen of de gemeentehuizen van gemeenten in het beheersgebied.]

Noot
3

[Toelichting: Artikel 79 Wsw verplicht tot opname in de inspraakverordening van de wijze waarop over de inspraak en de uitkomsten daarvan wordt gerapporteerd. Afdeling 3.6 Awb biedt een algemene regeling voor bekendmaking van besluiten en mededeling van de resultaten van inspraak aan de insprekers. Zie daarvoor met name de artikelen 3:43 en 3:45 Awb. Deze bepaling ziet op het aspect mededeling en niet op de bekendmaking van het besluit. Bekendmaking is een constitutief vereiste. Zonder bekendmaking – rechtstreeks aan de belanghebbende of door middel van publicatie - treedt het besluit niet in werking. De mededeling aan insprekers zal vaak gelijktijdig met of kort na de bekendmaking geschieden, maar is niet vereist voor inwerkingtreding van het besluit. De verwijzing naar afdeling 3.6 Awb laat dus onverlet de bepalingen over bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten, zoals bijvoorbeeld de artikelen 73-76 Wsw met betrekking tot algemeen verbindende voorschriften.]

Noot
4

[Toelichting: Artikel 79 Wsw verplicht tot opname van een klachtenregeling, opdat belanghebbenden hun beklag kunnen doen over de wijze van uitvoering van de verordening. Op de behandeling van klachten is hoofdstuk 9 Awb van toepassing. Als besloten wordt om bij de voorbereiding van een besluit van het Algemeen Bestuur een inspraakprocedure te hanteren, wordt daarmee deze verordening en dus ook de klachtenregeling van toepassing. De verordening is immers van toepassing op alle besluiten van het Algemeen Bestuur die openbaar worden voorbereid ( art. 79: “….op welke wijze ingezetenen ….. bij de voorbereiding van de door dat bestuur te nemen besluiten worden betrokken”). Indien besluiten van het Dagelijks Bestuur voor inspraak opengesteld worden, is de inspraakverordening niet van toepassing maar geschiedt de voorbereiding op basis van de artikelen van de Awb. Artikel 4 over het indienen van klachten komt bij laatstgenoemde categorie dus niet in beeld.

Afhankelijk van de inhoud van de ‘klacht’ kan er overigens ook sprake zijn van bezwaar tegen een beslissing inzake de uitvoering van de verordening. Als het namelijk gaat om op rechtsgevolg gerichte besluiten inzake inspraak staat ingevolge 7:1 Awb bezwaar open. Daarbij kan gedacht worden aan besluiten omtrent wie subject of wat object van inspraak is.]