Regeling vervallen per 09-04-2013

Keur waterschap Aa en Maas 2011

Geldend van 09-04-2013 t/m 08-04-2013

Intitulé

Keur waterschap Aa en Maas 2011

Leeswijzer

Tot nu toe waren in de keur aparte hoofdstukken gewijd aan oppervlaktewater, waterkeringen en grondwater. Conform de terminologie en indeling van de Waterwet wordt in deze keur gesproken over het watersysteem en waterstaatswerken. Het watersysteem is het alomvattende begrip. Onder dit begrip vallen zowel waterstaatswerken als grondwaterlichamen. Het grondwater valt niet onder de noemer "werken" omdat het niet door mensenhand is gevormd. Het begrip waterstaatswerken omvat de werken die door het waterschap zijn aangelegd of worden onderhouden. Dit zijn behalve oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen ook ondersteunende kunstwerken en waterbergingsgebieden. Hoofdstuk 2 getiteld "Beheer van waterstaatswerken" heeft dus betrekking op al deze elementen. Ook de vergunningplichten van artikel 3.1 slaan op alle soorten waterstaatswerken. Hoofdstuk 3, "Handelingen in het watersysteem", bevat bepalingen over alle onderdelen van het watersysteem, dus naast de vergunningplichten voor waterstaatswerken ook die voor grondwaterlichamen.

Schematische weergave begrippen Waterwet

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze Keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • a.

    aangelande: de eigenaar, de beperkt gerechtigde en gebruiker van een aan een oppervlaktewaterlichaam grenzend perceel;

  • b.

    aanvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewaterlichaam halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewaterlichaam;

  • c.

    afvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewaterlichaam naar een ander oppervlaktewaterlichaam;

  • d.

    Algemene voorschriften grondwateronttrekkingen: de door het bestuur vastgestelde en bekendgemaakte voorschriften met betrekking tot grondwateronttrekkingen in andere gevallen dan bedoeld in artikel 6.4 van de Wet;

  • e.

    bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen;

  • f.

    beschermde gebieden waterhuishouding; beschermde gebieden waterhuishouding als bedoeld in artikel 3.8 van de Verordening water Noord-Brabant;

  • g.

    beschermingsgebieden: de als zodanig op de bij de Keur behorende kaarten aangegeven gebieden;

  • h.

    beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze Keur van toepassing zijn, dan wel, indien er nog geen legger is of de beschermingszone nog niet in de legger is opgenomen:

    1) de zone aan weerszijden van de primaire waterkering, die zich uitstrekt tot 30 meter uit de teen daarvan;

    2) de zone ter breedte van 5 meter gemeten vanuit de insteek van leggerwateren;

  • i.

    bestuur: het dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas;

  • j.

    bronbemaling: het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen;

  • k.

    buitenbeschermingszone: aan een beschermingszone van een primaire waterkering grenzende zone, waarin ter bescherming van die primaire waterkering voorschriften krachtens deze Keur van toepassing zijn en die als zodanig in de legger is opgenomen, dan wel, indien de buitenbeschermingszone nog niet in de legger is opgenomen, de zone aan weerszijden van de primaire waterkering die zich uitstrekt van 30 meter uit de teen van de waterkering tot 20 meter daarbuiten;

  • l.

    coupure: doorgang in een waterkering ten behoeve van een (water-)weg, spoorbaan, etc.;

  • m.

    duiker: onder een duiker of overkluizing wordt verstaan een gesloten (buisvormig) werk in een oppervlaktewaterlichaam dat bedoeld is om water door te laten, in te laten of af te voeren;

  • n.

    gesloten seizoen: de periode van 1 oktober tot 1 april waarin geen (onderhouds-)werkzaamheden aan de waterkering mogen worden uitgevoerd;

  • o.

    grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen;

  • p.

    grondwatersanering: activiteit gericht op het beperken c.q. verwijderen van verontreinigingen van grondwater;

  • q.

    infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

  • r.

    inrichting; werk bestemd tot het onttrekken van grondwater; inrichtingen die een samenhangend geheel vormen, worden als één inrichting aangemerkt;

  • s.

    jongvee: runderen tot een leeftijd van 18 maanden;

  • t.

    legger: legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet en in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet;

  • u.

    leggerwateren: oppervlaktewaterlichamen, geregistreerd in de legger, danwel oppervlaktewaterlichamen die voldoen aan de criteria voor opname in de legger;

  • v.

    niet-leggerwateren: oppervlaktewaterlichamen, niet geregistreerd in de legger;

  • w.

    noodvoorzieningen: inrichtingen welke uitsluitend worden gebruikt in buitengewone omstandigheden;

  • x.

    ondersteunend kunstwerk; een civieltechnisch werk ten behoeve van integraal waterbeheer;

  • y.

    onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of onttrekken van  grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;

  • z.

    oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende waterbodem, oevers en voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;

  • aa.

    pompcacpaciteit: het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in kubieke meters per uur;

  • ab.

    profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van en boven een primaire waterkering die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering;

  • ac.

    waterkering: kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

  • ad.

    watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken en grondwaterlichamen;

  • ae.

    waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk;

  • af.

    watervergunning: vergunning als bedoeld in de Wet;

  • ag.

    werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren;

  • ah.

    Wet: Waterwet.

Artikel 1.2 Hoofdelijke aansprakelijkheid

  • 1. De verplichtingen ingevolge deze Keur rusten op de eigenaar van gronden.

  • 2. Wanneer die gronden met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht op de gebruikers.

  • 3. Voor de nakoming van de in deze Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het tweede lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk. 

Hoofdstuk 2 Beheer van Waterstaatswerken

Gebodsbepalingen

Artikel 2.1 Afrasteringen

  • 1. De eigenaren of gebruikers van aan oppervlaktewaterlichamen gelegen percelen die worden gebruikt voor het houden van dieren, zijn verplicht een voldoende kerende afrastering te hebben en te houden op een zodanige afstand van de insteek van deze oppervlaktewaterlichamen en van een zodanige constructie dat de aan- en afvoer van water en het onderhoud aan de oppervlaktewaterlichamen niet wordt gehinderd.

  • 2. De eigenaar of gebruiker van percelen welke worden gebruikt voor het houden van dieren en welke zijn gelegen nabij waterkeringen waarop ingevolge het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid, onder c, het houden van dieren is verboden, zijn verplicht daarlangs een voldoende kerende afrastering aan te brengen en te onderhouden, onverminderd het bepaalde in artikel 3.1.

  • 3. Onder de in het eerste lid bedoelde zodanige afstand wordt in geval van leggerwateren verstaan een minimale afstand van 1 meter uit de insteek.

  • 4. De maximale hoogte van veekeringen langs leggerwateren bedraagt 1.20 meter.

Artikel 2.2 Coupures en sluizen

De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures, sluizen, uitwateringen en andere doorgangen in waterkeringen kunnen door het bestuur verplicht worden deze terstond te sluiten.

Artikel 2.3 Verwijderen schapen

De eigenaren of gebruikers van waterkeringen of van nabij waterkeringen gelegen percelen zijn verplicht schapen op eerste aanzegging van het bestuur te verwijderen indien de instandhouding van een goede grasmat in gevaar is of dreigt te komen.

Onderhoud aan waterkeringen

Artikel 2.4 Onderhoudsplichtigen

  • 1. Het onderhoud van primaire en regionale waterkeringen berust bij het waterschap, tenzij in de legger of een vergunning anders is vermeld.

  • 2. Het onderhoud van de overige waterkeringen berust bij de eigenaar daarvan.

Artikel 2.5 Gewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede toestand van de waterkeringen door het bestrijden van schadelijk wild, het herstellen van geringe beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering.

Artikel 2.6 Buitengewoon onderhoud

  • 1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie, danwel, voor zover deze gegevens over de waterkeringen niet in de legger zijn opgenomen, tot handhaving van het feitelijk profiel van de waterkering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. Buitengewoon onderhoud mag niet worden uitgevoerd in het gesloten seizoen.

Artikel 2.7 Ondersteunende kunstwerken en werken

De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken en werken die in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en (mede) een waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

Onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen

Artikel 2.8 Onderhoudsplichtigen

  • 1. De onderhoudsplicht van leggerwateren en de ondersteunende kunstwerken berust bij het waterschap, tenzij in de legger anders is vermeld, dan wel bij vergunning anders is bepaald.

  • 2. De onderhoudsplicht van niet-leggerwateren berust bij aangelanden, tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 3. De onderhoudsplicht van de aangelanden met gronden grenzend aan niet-leggerwateren strekt zich uit tot de halve breedte van het aan die gronden grenzende oppervlaktewaterlichaam, tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 4. De onderhoudsplicht van ondersteunende kunstwerken gelegen in niet-leggerwateren rust achtereenvolgens op:

    • de vergunninghouder;

    • diegene die het kunstwerk heeft aangelegd dan wel diens rechtsopvolger;

    • op diegene, die vanouds in het bouwkundig onderhoud heeft voorzien;

    • de gebruiker;

    • de eigenaar.

Artikel 2.9 Gewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen en ondersteunende kunstwerken zijn verplicht tot het daaruit verwijderen van begroeiingen en afval, tot het in stand houden van die wateren en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies die aan die oppervlaktewaterlichamen zijn toegekend.

Artikel 2.10 Buitengewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen en ondersteunende kunstwerken zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie, tenzij bij vergunning anders is bepaald.

Hoofdstuk 3. Handelingen in het watersysteem

Watervergunning en algemene regels voor het gebruik van waterstaatswerken

Artikel 3.1 Watervergunning waterstaatswerken en beschermingszones

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk door, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

    • a.

      werkzaamheden te verrichten;

    • b.

      werken of beplantingen, met uitzondering van graszoden, te plaatsen, te wijzigen of te behouden, dan wel in of op waterkeringen aanwezige werken of beplantingen te verwijderen;

    • c.

      vaste stoffen, voorwerpen of dieren, te brengen of te hebben of te behouden; met uitzondering van het buiten het gesloten seizoen:

       1e .  beweiden van schapen;

       2e . beweiden van jongvee op regionale en overige waterkeringen;

    • d.

      activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;

    • e.

      buiten openbare verharde wegen met rij- of voertuigen, dan wel met een lastdier te rijden of vee te drijven;

    • f.

      op andere wijze bemesting toe te passen dan door het bestuur is bepaald;

    • g.

      de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden;

    • h.

      zich anders dan als rechthebbende te bevinden, indien dat op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven;

    • i.

      binnen 20 meter van de in- of uitstroomopening van gemalen een ligplaats in te nemen met een schip, dan wel te zwemmen, te duiken of watersport te beoefenen.

  • 2. Het eerste lid, aanhef en sub a, b, c, d, e, en h is van overeenkomstige toepassing op de beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen;

  • 3. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van een beschermingszone en een buitenbeschermingszone van een primaire waterkering door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

    • a.

      werkzaamheden te verrichten;

    • b.

      werken te plaatsen, te behouden of te verwijderen;

    • c.

      binnen 4 meter uit de binnenteen en 10 meter uit de buitenteen van een primaire waterkering beplantingen te plaatsen, te behouden, dan wel aanwezige beplantingen te verwijderen;

    • d.

      seismische onderzoeken te verrichten;

    • e.

      werken met een overdruk van 10 bar te plaatsen en te hebben;

    • f.

      explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.

  • 4. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden.

  • 5. De in dit artikel vermelde verboden zijn niet van toepassing op gedragingen ten behoeve van de uitvoering van herstel- en onderhoudswerkzaamheden door of namens het waterschap.

Watervergunning en meldplicht voor lozen, onttrekken, af- en aanvoeren

Artikel 3.2 Watervergunning lozen, onttrekken, af- en aanvoeren (inclusief drainage)

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur:

    • a.

      in beschermingsgebieden water te lozen in, te onttrekken aan, af te voeren naar of aan te voeren uit een oppervlaktewaterlichaam,

    • b.

      buiten beschermingsgebieden water te lozen in, te onttrekken aan, af te voeren naar of aan te voeren uit een oppervlaktewaterlichaam indien: de hoeveelheid te lozen, te onttrekken, af- of aan te voeren water 70 m3 per uur of meer kan bedragen;

    • c.

      buiten beschermingsgebieden meer dan 30 m3 per uur maar minder dan 70 m3 per uur te lozen in, te onttrekken aan, af te voeren naar of aan te voeren uit een oppervlaktewaterlichaam indien de capaciteit van het betreffende oppervlaktewaterlichaam ontoereikend is.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen met een weidepomp voor het drenken van vee en onttrekkingen voor het bestrijden van brand.

Artikel 3.3 Watervergunning versnelde afvoer door verhard oppervlak

  • 1. Het is in beschermingsgebieden zonder vergunning van het bestuur verboden neerslag versneld tot afvoer te laten komen.

  • 2. Het is buiten beschermingsgebieden zonder vergunning van het bestuur verboden neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien:

    • a.

      daarbij meer dan 2000 m2 onverharde grond wordt bebouwd of verhard of

    • b.

      sprake is van verscheidene te ontwikkelen min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte van 2000 m2 of

    • c.

      het betreffende watersysteem de toename van de piekafvoer als gevolg van de uitbreiding van het verhard oppervlak met minder dan 2000 m2 niet kan verwerken.

Artikel 3.4 Meldplicht lozen, onttrekken, af- en aanvoeren

  • 1. Degene die vergunningvrij water loost op, onttrekt aan, afvoert naar of aanvoert uit een oppervlaktewaterlichaam, doet daarvan melding aan het bestuur, indien de hoeveelheid te verplaatsen water meer dan 10 m3 per uur maar minder dan 70 m3 per uur kan bedragen.

  • 2. Degene die vergunningvrij neerslag versneld tot afvoer laat komen doet daarvan melding aan het bestuur indien daarbij meer dan 250 m2 en minder dan 2000 m2 wordt bebouwd of verhard.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen met een weidepomp voor het drenken van vee en onttrekkingen voor het bestrijden van brand.

Artikel 3.5 Nadere regels melding lozen, onttrekken, af- en aanvoeren

  • 1. De melding bedoeld in artikel 3.4 geschiedt door middel van een door het bestuur vast te stellen formulier.:

  • 2. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van melden, het uitvoeren van metingen en het registreren en verstrekken van gegevens.

  • 3. Indien wijziging optreedt in de in het eerste lid bedoelde gegevens, doet de meldplichtige daarvan onverwijld melding aan het bestuur.

Watervergunning en meldplicht onttrekken en infiltreren van grondwater

Artikel 3.6 Watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren in de bodem

  • 1. Het tweede tot en met het vierde lid en de artikelen 3.7 en 3.8 zijn niet van toepassing op het onttrekken van grondwater bij de ontwatering of afwatering van gronden.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken en water in de bodem te infiltreren.

  • 3. Geen vergunning krachtens het tweede lid is vereist indien het betreft het onttrekken van grondwater uitsluitend voor:

    • a.

      veedrenking, indien:

      - de pompcapaciteit 10 m3 per uur of minder bedraagt; en

      - de onttrekkingsput niet dieper is dan 30 meter onder maaiveld; en

      - de onttrekking niet mechanisch wordt aangedreven;

    • b.

      een noodvoorziening; indien de onttrekkingsput niet dieper is dan 30 meter onder maaiveld.

  • 4. Geen vergunning krachtens het tweede lid is vereist buiten de beschermde gebieden waterhuishouding, indien het betreft het onttrekken van grondwater uitsluitend voor:

    • a.

      bronbemaling, bodemsanering of een proef, indien:

      - de hoeveelheid te onttrekken grondwater minder bedraagt dan 50.000 m3 per maand; en

      - de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden; en

      - de put niet dieper is dan 30 meter onder maaiveld;

    • b.

      grondwatersanering, indien:

      - de hoeveelheid te onttrekken grondwater minder bedraagt dan 20.000 m3 per maand; en

      - de onttrekking niet langer duurt dan 30 maanden; en

      - de put niet dieper is dan 30 meter onder maaiveld;

    • c.

      beregening, bevloeiing indien:

      - de pompcapaciteit 10 m3 per uur of minder bedraagt; en

      - de put niet dieper is dan 30 meter onder maaiveld;

    • d.

      overige doeleinden, indien:

      - de pompcapaciteit 10 m3 per uur of minder bedraagt; en

      - de put niet dieper is dan 30 meter onder maaiveld.

Artikel 3.7 Algemene voorschriften, wijziging en beëindiging

  • 1. Degene die grondwater onttrekt of water infiltreert, doet dit met inachtneming van de door het bestuur vastgestelde Algemene voorschriften grondwateronttrekkingen.

  • 2. Degene die grondwater onttrekt met behulp van een inrichting of van een werk tot infiltratie dient wijzigingen daarin, waaronder tevens te verstaan veranderingen in de pompcapaciteit en/of in de wijze van onttrekking c.q. uitvoering, terstond aan het bestuur mede te delen.

  • 3. De houder van een inrichting en/of werk tot onttrekking of infiltratie stelt het bestuur tijdig op de hoogte van het voornemen om een onttrekking of infiltratie te beëindigen.

Artikel 3.8 Meld-, meet- en registratieplicht onttrekken grondwater

De in artikel 6.11, eerste, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit genoemde verplichtingen met betrekking tot het melden, meten en registreren van een grondwateronttrekking zijn niet vereist ten aanzien van:

  • a.

    inrichtingen waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10m³  per uur, voor zover de onttrekkingsput niet dieper is dan 30 meter onder maaiveld;

  • b.

    noodvoorzieningen.

Artikel 3.9 Melding, bemaling, sanering en proef

  • 1. Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 3.6 vierde lid sub a en b dient dit bij  het bestuur te melden tenminste 4 weken voordat met de onttrekking wordt begonnen.

  • 2.. Deze melding geschiedt door middel van een door het bestuur vast te stellen formulier.

  • 3. Indien  binnen 1 jaar na melding niet is begonnen met de onttrekking, verliest de melding haar geldigheid.

Algehele verbod calamiteiten, wijzigingsbevoegdheid, vrijstelling beheershandelingen en zorgplicht

Artikel 3.10 Algeheel verbod bij calamiteiten

  • 1. In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur, zonodig in afwijking van verleende vergunningen, meldingen of geldende peilbesluiten, verbieden:

    • a.

      water af te voeren naar en / of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

    • b.

      water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

    • c.

      grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

  • 2. Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 3.11 Wijzigingsbevoegdheid

Het bestuur is bevoegd de begrenzing van de beschermingsgebieden vermeld op de kaarten behorende bij deze Keur te wijzigen.

Artikel 3.12 Vrijstelling watervergunningplicht voor beheershandelingen

Geen vergunning krachtens artikel 3.1 of 3.2  is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van het aan het waterschap op grond van artikel 2 Waterschapswet opgedragen beheer.

Artikel 3.13 Zorgplicht

  • 1. Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan inbreuk kan worden gemaakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die inbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.

  • 2. Degene die handelingen verricht als bedoeld in het vorige lid en daarbij kennis neemt van een inbreuk die door die handelingen wordt veroorzaakt, meldt die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig mogelijk aan het de bestuur.

  • 3. Het bestuur kan aanwijzingen geven over die maatregelen. 

Hoofdstuk 4. Algemene regels en meldplicht activiteiten in oppervlaktewaterlichamen

Artikel 4.1 Duikers

Voor het aanleggen, maken, hebben, herstellen, vernieuwen, wijzigen of opruimen van (dammen met) duikers  in niet-leggerwateren is geen vergunning op grond van artikel 3.1 vereist en kan worden volstaan met een melding indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. het (deels) vervangen van een bestaande duiker is toegestaan indien de nieuwe duiker op dezelfde locatie wordt aangelegd en de te vervangen onderdelen volledig worden verwijderd;

b. per particulier perceel, bedrijfskavel of gebruikskavel mag maximaal 1 dam met duiker worden aangelegd danwel aanwezig zijn;

c. voor de toepassing van bouwstoffen, grond en bagger en het verspreiden van bagger moet voldaan worden aan het Besluit Bodemkwaliteit (www.bodemplus.nl);

d.

de nieuwe duiker moet voldoen aan de onderstaande maatvoeringen:

Voorschriften duiker

Minimale inwendigediameter

Bodemhoogte (binnenonderkant)duiker

Totale Maximale Lengte

Stabilliteit taluds

Minimale afstand tot andere kunstwerken

De minimale inwendige

diameter van de grootst naastgelegen duiker

- 0,05 m t.o.v.

waterbodem

12,50 m

Voorzien van stapel-

zoden

10 m

(20 m

benedenstrooms

van stuw)

e. ingeval van vervanging van een bestaande duiker geldt dat als de oude diameter groter is dan de in de tabel vermelde diameter, minimaal de oude diameter moet worden toegepast;

f. in duikers mogen, zowel horizontaal als verticaal, geen knikpunten (bochten) aanwezig zijn en de as van de duiker moet in het midden van het oppervlaktewaterlichaam liggen;

g. de uiteinden van de nieuwe duiker moeten worden beschermd tegen beschadigingen als gevolg van mechanisch onderhoud;

h. de nieuwe duiker moet worden aangelegd conform bijgaande principe tekening;

i. de voegen tussen de duikerelementen moeten zodanig worden afgedicht dat zij geen water doorlaten en vervolgens geen verzakking kunnen veroorzaken;

j. de verlenging van een bestaande duiker moet met dezelfde diameter gebeuren als van de te verlengen duiker;

k. in en ter weerszijden van de duiker moet door de onderhoudsplichtige van de duiker het oppervlaktewaterlichaam over een lengte van tenminste 5 m op het (voorgeschreven) doorstroomprofiel van de waterloop en vrij van obstakels worden gehouden zodat het reguliere onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam efficiënt kan plaatsvinden en niet wordt belemmerd;

l. nadat een duiker is verwijderd uit het oppervlaktewaterlichaam dient het profiel van het oppervlaktewaterlichaam te worden hersteld en moet vloeiend aansluiten op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms;

m. van deze algemene regel kan alleen gebruik worden gemaakt voor het aanleggen van een dam met duiker die nodig is om een perceel te ontsluiten dat niet anders is of kan worden ontsloten.

Artikel 4.2 Uitmondingsvoorzieningen

Voor het aanleggen, maken, hebben, herstellen, vernieuwen, wijzigen en opruimen van een uitmondingsvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam is geen vergunning op grond van artikel 3.1 vereist en kan worden volstaan met een melding indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    er wordt een uitmondingsvoorziening (bak) verzonken in het talud en buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam aangebracht conform bijgaande principetekening;

  • b.

    de uitmondingsvoorziening wordt zodanig aangebracht, dat de grond gelegen binnen vijf meter uit de insteek van een leggerwaterloop vrij bereikbaar en vrij van obstakels blijft ten behoeve van het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam, tenzij in de legger anders is bepaald;

  • c.

    de uitmondingsvoorziening moet in goede staat worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld;

  • d.

    indien een uitmondingsvoorziening wordt verwijderd, dient het talud hersteld te worden overeenkomstig het naastgelegen talud;

  • e.

    voor de toepassing van bouwstoffen, grond en bagger en het verspreiden van bagger moet voldaan worden aan het Besluit bodemkwaliteit (http://www.bodemplus.nl/).

Artikel 4.3 Bruggen

Voor het aanleggen, maken, hebben, herstellen, vernieuwen, wijzigen of opruimen van bruggen over niet-leggerwateren is geen vergunning op grond van artikel 3.1 vereist en kan worden volstaan met een melding indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de breedte van de brug mag maximaal 12 meter lang zijn;

  • b.

    de brug dient slechts ter ontsluiting van particuliere percelen;

  • c.

    op de oeverlijn onder de brug en twee meter ter weerszijden van de brug wordt een deugdelijke grondkering aangebracht zodat geen grond in het water kan geraken;

  • d.

    de doorstroming van het water wordt door de brug niet verstoord. Daartoe moet drijvend vuil e.d. regelmatig worden verwijderd;

  • e.

    de brug wordt in goede staat onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld;

  • f.

    de minimale afstand tussen een brug en een ander kunstwerk (boven- en/of benedenstrooms) moet 10,00 meter bedragen, de minimale afstand waarbij nog redelijk (machinaal)onderhoud van het water kan plaatsvinden;

  • g.

    voor de toepassing van bouwstoffen, grond en bagger en het verspreiden van bagger moet voldaan worden aan het Besluit Bodemkwaliteit (www.bodemplus.nl).

Artikel 4.4 Beschoeiingen

Voor het aanleggen, maken, hebben, herstellen, vernieuwen, wijzigen of opruimen van beschoeiingen in niet-leggerwateren is geen vergunning op grond van artikel 3.1 vereist en kan worden volstaan met een melding indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het (deels) vervangen van een bestaande beschoeiing is toegestaan, mits de nieuwe beschoeiing dezelfde vorm en afmetingen heeft, op dezelfde locatie wordt geplaatst en de te vervangen onderdelen volledig worden verwijderd;

  • b.

    de beschoeiing is van een solide constructie. Onder een solide constructie wordt in dit verband verstaan dat de beschoeiing stevig is verankerd en vervorming en/of vooroverwijken van de constructie is uitgesloten;

  • c.

    de beschoeiing wordt zodanig afgewerkt, dat geen grond en/of puin vanachter de beschoeiing in het oppervlaktewaterlichaam kunnen geraken;

  • d.

    eventueel aanwezige oude beschoeiingresten worden verwijderd. De beschoeiing wordt zodanig geplaatst dat de bestaande breedte van het oppervlaktewaterlichaam bij hoogwaterpeil niet versmald;

  • e.

    tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt de wateraanvoer of -afvoer niet belemmerd;

  • f.

    de ruimte achter de beschoeiing wordt geheel aangevuld met grond overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit;

  • g.

    duikers die op het te beschoeien gedeelte zijn aangesloten, worden tot buiten de beschoeiing verlengd met een duiker die een inwendige diameter heeft die groter of gelijk is aan de bestaande duiker (zie ook de algemene regel voor duikers);

  • h.

    de beschoeiing wordt in goede staat onderhouden door de eigenaar. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen van de beschoeiing, het talud en/of maaiveld direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het dagelijks bestuur van het waterschap;

  • i.

    voor de toepassing van bouwstoffen, grond en bagger en het verspreiden van bagger moet voldaan worden aan het Besluit bodemkwaliteit (http://www.bodemplus.nl/).

Artikel  4.5 Natuurvriendelijke oever

Voor het aanleggen, maken en hebben van een natuurvriendelijke oever in niet-leggerwateren is geen vergunning op grond van artikel 3.1 vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het doorstroomprofiel van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet verkleind;

  • b.

    het bergingsvolume van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet verkleind;

  • c.

    de taluds worden aangelegd met een helling van 1 : 3 of flauwer;

  • d.

    aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen dienen volledig te worden verwijderd;

  • e.

    voor de toepassing van bouwstoffen, grond en bagger en het verspreiden van bagger moet voldaan worden aan het Besluit Bodemkwaliteit (http://www.bodemplus.nl/).

Artikel 4.6 Stuwen

Voor het aanleggen, maken, hebben, herstellen, vernieuwen, wijzigen of opruimen van stuwen in niet-leggerwateren is geen vergunning op grond van artikel 3.1 vereist en kan worden volstaan met een melding indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    een nieuwe stuw wordt aangelegd met de intentie om met de stuw droogte of wateroverlast tegen te gaan;

  • b.

    een nieuwe stuw moet worden aangelegd conform bijgaande principe tekening;

  • c.

    de duiker behorende bij een stuw is maximaal 3 meter lang;

  • d.

    de direct belanghebbenden zijn akkoord met de plaatsing van of verandering aan de betreffende stuw;

  • e.

    de direct belanghebbenden zijn akkoord met de wijze waarop de stuw bediend wordt;

  • f.

    voor de toepassing van bouwstoffen, grond en bagger en het verspreiden van bagger moet voldaan worden aan het Besluit Bodemkwaliteit (www.bodemplus.nl).

Principetekening stuwbak

De stuwbak is voorzien van een frame. In dit frame kunnen schotbalken worden geplaatst om het stuwpeil in te stellen.

In onderstaande tabel en schetsen zijn de belangrijkste maten van de stuwbakken weergegeven

maten van de stuwbakken

Maat

Rond 300 mm

Rond 500 mm

Rond 800 mm

A

800

1000

1000

B

300

500

800

C

500

750

900

D

400

400

400

Maten in mm.

[zie de bijlage figuren.pdf]

Artikel 4.7 Meldplicht

  • 1. Om te voldoen aan de meldplicht als bedoeld in dit hoofdstuk moet de handeling 2 weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk worden gemeld aan het Waterwetloket,               waterwetloket@aaenmaas.nl.

  • 2. De volgende gegevens moeten bij de melding aanwezig zijn:

    • a.

      een situatietekening waarop tenminste vermeld is de locatie van het uit te voeren werk (een herkenbare plaatsaanduiding door middel van straatnamen, huisnummers, kadastrale aanduiding en - indien bekend - de aanduiding van het betreffende oppervlaktewaterlichaam);

    • b.

      naam en adres van degene die het werk gaat uitvoeren of daartoe een opdracht heeft verstrekt;

    • c.

      de toe te passen materialen.

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Schouw

  • 1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door dat bestuur vastgesteld schema.

  • 2. Het bestuur kan indien het zulks nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag-, nieuws- of huis aan huisblad, dan wel op andere geschikte wijze.

  • 4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.

Artikel 5.2 Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze Keur zijn belast de daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel 5.3 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de bepalingen van deze Keur en de daarop gebaseerde regelgeving of van de voorschriften van een op basis van deze Keur verleende vergunning  wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 6 Overgangs– en slotbepalingen

Artikel 6.1 Vergunningen

  • 1. Een vergunning of ontheffing verleend vóór inwerkingtreding van deze Keur voor een ingevolge deze Keur vergunningplichtig handelen, wordt geacht ingevolge deze Keur te zijn verleend.

  • 2. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze Keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht vergunning ingevolge deze Keur te zijn verleend.

Artikel 6.2  Keurkaart

Voor waterstaatswerken waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Wet vaststelling van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad, wordt als legger aangemerkt de bij deze Keur behorende kaart, waarop de ligging van de betrokken waterstaatswerken is aangegeven.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze Keur treedt in werking op 1 januari 2011. Op die datum wordt de Keur waterschap Aa en Maas, zoals vastgesteld op 18 december 2009, ingetrokken.

Artikel 6.4         Citeertitel

Deze Keur wordt aangehaald als: Keur waterschap Aa en Maas 2011.

Bijlage 1 Lijst met waterkeringen behorend bij de Keur

Onder de Keur vallen zowel primaire, regionale als overige waterkeringen.

Deze waterkeringen zijn opgenomen in de bij deze Keur behorende overzichtskaarten.

I. Primaire waterkeringen

Dijkring 36:

A     Linker Maasdijk  

dijkpaal 0 t/m 1004 

B     Waterkering St. Jansbeek   

dijkpaal 0 t/m 3 

C     Stuw Waranda 

Dijkring 36a:

D     Maasdijk Keent   

dijkpaal 0 t/m 43 + 50 meter 

Dijkring 58:

E     Kade Groeningen  

dijkpaal 0 t/m 18 

F. Kade Luinbeek

Dijkpaal 0 t/m 2

II. Regionale waterkeringen

Regionale waterkeringen

G     Linker Diezedijk  

dijkpaal 125 + 60 meter t/m dijkpaal 127 + 70 meter 

H     Hoge Maasdijk/ Inlaagdijk / Voordijk / Molenhoek 

dijkpaal 0 t/m dijkpaal 80 

I       Nieuwendijk / Aardappelendijk   

dijkpaal 0 t/m dijkpaal 43 

R     Rechter Diezedijk     

dijkpaal 0 t/m 43 + 50 meter

U1A    Linker kade Aa       

U2A    Rechter kade Aa  

V1    Linker kade Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch - Drongelen 

dijkpaal 3 + 10  meter t/m dijkpaal 14+ 20 meter

V2    Rechter kade Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch - Drongelen 

dijkpaal 0 t/m 19+ 20 meter

W2A   Rechter kade Groote Wetering (ged.)

Z1     Linker kade Afleidingskanaal 

Z2     Rechter kade Afleidingskanaal

III. Overige waterkeringen

Overige waterkeringen

J1     Linker kade Oeffeltse Beek te Boxmeer 

dijkpaal 0 t/m 5+ 20 meter

J2     Rechter kade Oeffeltse Beek te Boxmeer

dijkpaal 0 t/m 13 + 70 meter

K1    Linker kade Sambeekse Uitwatering, Boxmeer 

dijkpaal 0 t/m 9

K2    Rechter kade Sambeekse Uitwatering, Boxmeer 

dijkpaal 0 t/m 9

L1     Linker kade Sambeekse Uitwatering 

dijkpaal 0 t/m 2+ 30 meter

L2     Rechter kade Sambeekse Uitwatering 

dijkpaal 0 t/m 12+ 90 meter

M1    Linker kade Oeffeltse Raam te Oeffelt   

dijkpaal 0 t/m 10+ 80 meter

M2    Rechter kade Oeffeltse Raam te Oeffelt   

dijkpaal 0 t/m 10+ 60 meter

N1    Linker kade Burgemeester Deelenkanaal  

dijkpaal 0 t/m 17+ 80 meter

N2    Rechter kade Burgemeester Deelenkanaal    

dijkpaal 1 + 30 meter t/m dijkpaal 16+ 40 meter

P1    Linker kade Nulandse aanvoersloot   

dijkpaal 0 t/m 15+ 10 meter

P2    Rechter kade Nulandse aanvoersloot  

dijkpaal 0 t/m 15+ 10 meter

Q1    Linker kade Oude Hertogswetering    

dijkpaal 0 t/m 2+ 50 meter

Q2    Rechter kade Oude Hertogswetering 

dijkpaal 0 t/m 3+ 90 meter

S     Kade Henriëttewaard 

dijkpaal 0 t/m 24 + 50 meter

T      Noordelijke kade Ertveldplas    

dijkpaal 0 t/m 23+ 50 meter

U2B2 Rechterkade Aa

U2C Rechterkade Aa

U1B Linkerkade Aa

X1     Linker kade Leijgraaf 

X2     Rechter kade Leijgraaf

Y1    Linker kade Dungense loop 

Y2    Rechter kade Dungense loop 

W1B Linker kade Groote wetering  

W2B Rechter kade Groote wetering  

AA1A t&m C  Kaden Starkriet 

O1    Linker kade Hertogswetering   

dijkpaal 0 t/m 114 + 50 meter

O2    Rechter kade Hertogswetering   

dijkpaal 0 t/m 112 + 50 meter

W1A   Linker kade Groote wetering  

U2B1    Rechter kade Aa  

U2D Rechter Aa kade

AB1  Linkerkade Helenaveen 

AB2  Rechter kade Helenaveen 

AC1  Linker kade Kanaal van Deurne 

AC2  Rechterkade Kanaal van Deurne

AD1  Linker kade Astense Aa 

AD2  Rechterkade Astense Aa  

Bijlage 2 Kaarten

[deze bijlage bestaat uit de bijgevoegde documenten Keurkaart_1.pdf tot Keurkaart_7.pdf]

Bijlage 3 Dam met duiker

[deze bijlage bestaat uit het bijgevoegde document Bijlage 3 Keur 2011- Dam met duiker.pdf]

Bijlage 4 Uitmondingsvoorziening

[deze bijlage bestaat uit het bijgevoegde document Bijlage 4 Keur 2011 Uitmondingsvoorziening.pdf]

keurkaart_1_5.pdf (8584 Kb)

keurkaart_2_7.pdf (10733 Kb)

keurkaart_3_6.pdf (9960 Kb)

keurkaart_4_3.pdf (9892 Kb)

keurkaart_6_4.pdf (11506 Kb)

keurkaart_7_2.pdf (8930 Kb)

bijlage_3_keur_2011-_dam_met_duiker.pdf (58 Kb)

bijlage_4_keur_2011_uitmondingsvoorziening.pdf (50 Kb)

figuren.pdf (3 Kb)