Regeling vervallen per 01-01-2009

Subsidieverordening waterkwaliteitsspoor hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

Geldend van 15-07-2006 t/m 31-12-2008

Intitulé

Subsidieverordening waterkwaliteitsspoor hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

Inhoud

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    hoogheemraadschap: hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • b.

    algemeen bestuur; het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap;

  • c.

    dagelijks bestuur; het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap;

  • d.

    gemeente: gemeente waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap;

  • e.

    stedelijk gebied: gedeelte van het grondgebied van een gemeente dat gelegen is binnen de bebouwde kom (zoals bedoeld in artikel 27 Wegenwet) en binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap en waarvan de op de riolering aangesloten inwoners heffingsplichtig zijn aan het hoogheemraadschap;

  • f.

    buitengebied: gedeelte van het grondgebied van een gemeente, dat gelegen is buiten de bebouwde kom (zoals bedoeld in artikel 27 Wegenwet) en binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap;

  • g.

    verordening: de Subsidieverordening waterkwaliteitsspoor hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • h.

    subsidie; de aanspraak op financiële middelen, die door het hoogheemraadschap aan een gemeente worden verstrekt, ten behoeve van de sanering van overstorten in het stedelijk gebiedof de aanleg van riolering of IBA-systemen in het buitengebied;

  • i.

    overstort: lozingswerk in een gemengd rioolstelsel, waaruit tijdens hevige regenval met hemelwater verdund afvalwater wordt geloosd op oppervlaktewater;

  • j.

    overstorting: lozing van met hemelwater verdund afvalwater vanuit een gemengd rioolstelsel op oppervlaktewater;

  • k.

    waterkwaliteitstoets: toets waaruit blijkt of een overstorting uit een rioolstelsel, dat voldoet aan de landelijke basisinspanning riolering, al dan niet een knelpunt voor de waterkwaliteit vormt;

  • l.

    puntlozing: bestaand lozen van huishoudelijk afvalwater uit een gebouw zoals bedoeld in artikel 1 van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater;

  • m.

    kwetsbaarheid: indeling van het buitengebied in niet kwetsbaar/kwetsbaar/zeer kwetsbaar, zoals vastgesteld door provinciale staten van de betreffende provincie en aangegeven op zg. provinciale kwetsbaarheidkaarten;

  • n.

    omslagpunt: het door de provincies vastgestelde investeringsbedrag per aansluitpunt op de riolering van een pand of perceel in het buitengebied, waarbij de jaarlijkse kosten van riolering even hoog zijn als die van een alternatieve voorziening; de hoogte van het omslagpunt is afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied of van het oppervlaktewater, alsmede van de grondsoort waarin de riolering moet worden aangelegd; de omslagpunten zijn weergegeven in bijlage 1 van deze verordening;

  • o.

    saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied: door de raad of het college van B&W van een gemeente vastgesteld plan ten behoeve van de sanering van overstorten, waarvan uit een waterkwaliteitstoets is gebleken dat deze een knelpunt voor de waterkwaliteit vormen, met welk plan het dagelijks bestuur heeft ingestemd en waarvan de inhoud voldoet aan het bepaalde in bijlage 2 van deze verordening;

  • p.

    financieringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied: door de raad of het college van B&W van een gemeente vastgesteld plan ten behoeve van de financiering van het aandeel van de gemeente in de kosten van uitvoering van het gelijknamige saneringsplan;

  • q.

    convenant: overeenkomst tussen het hoogheemraadschap en een gemeente inzake de uitvoering van het saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied en het gelijknamige financieringsplan, die is opgesteld conform het modelconvenant dat als bijlage 3 bij deze verordening is gevoegd;

  • r.

    planoverleg waterkwaliteitsspoor: overleg tussen het hoogheemraadschap en een gemeente inzake het saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied;

  • s.

    saneringsplan buitengebied: door de raad of het college van B&W van een gemeente - in het kader van het provinciaal ontheffingenbeleid zorgplicht riolering - vastgesteld plan ten behoeve van de sanering van alle ongezuiverde lozingen in het buitengebied, met welk plan het dagelijks bestuur heeft ingestemd en waarvan de inhoud voldoet aan het bepaalde in bijlage 4 van deze verordening;

  • t.

    financieringsplan sanering buitengebied: door de raad of het college van B&W van een gemeente vastgesteld plan ten behoeve van de financiering van het aandeel van de gemeente in de kosten van uitvoering van het gelijknamige saneringsplan;

  • u.

    maatwerkoverleg: overleg tussen het hoogheemraadschap en een gemeente over het saneringsplan buitengebied;

  • v.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • w.

    IBA: een systeem voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (niet zijnde een verbeterde septictank), te onderscheiden in laag- en hoog-rendementssystemen. (respectievelijk IBA-min en IBA-plus);

  • x.

    CBA: een systeem voor de Centrale Behandeling van Afvalwater voor clusters van percelen;

  • y.

    aansluitpunt: een perceel (bijv. huishouden (ook vakantiewoningen), woonboot of bedrijf).

Artikel 1.2. Bijlagen

Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen, die daarmee een onverbrekelijk geheel vormen:

bijlage 1: overzicht omslagpunten;

bijlage 2: inhoud saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied;

bijlage 3: modelconvenant;

bijlage 4: inhoud saneringsplan buitengebied;

bijlage 5: overzicht duurzame en sectorale maatregelen waterkwaliteitsspoor;

bijlage 6a: overzicht subsidiabele kosten waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied;

bijlage 6b: overzicht subsidiabele kosten saneringsplan buitengebied.

Artikel 1.3 Reikwijdte verordening

  • 1. Hoofdstuk 2 van deze verordening is uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidie door het hoogheemraadschap aan een gemeente ter gedeeltelijke dekking van de kosten van uitvoering van een saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied, waarover in het planoverleg waterkwaliteitsspoor afspraken zijn gemaakt.

  • 2. Hoofdstuk 3 van deze verordening is uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidie door het hoogheemraadschap aan een gemeente ter gedeeltelijke dekking van de kosten van uitvoering van een saneringsplan buitengebied, waarover in het maatwerkoverleg afspraken zijn gemaakt.

  • 3. De overige hoofdstukken van deze verordening zijn, tenzij anders aangegeven, zowel van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde subsidie als op de in lid 2 van dit artikel bedoelde subsidie.

Hoofdstuk 2 Subsidie uitvoering saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied

Artikel 2.1 Omvang subsidie

  • 1. Het hoogheemraadschap verleent aan de gemeente een subsidie ten behoeve van de uitvoering van duurzame (bron)maatregelen. Een overzicht van dergelijke maatregelen is opgenomen in bijlage 5 van deze verordening. De subsidie bedraagt 50% van de feitelijke kosten van uitvoering van die maatregelen met dien verstande dat de subsidie voor afkoppeling van verhard oppervlak – de eerste twee bullets van het overzicht van bijlage 5 – ten hoogste € 20,- per m2 afgekoppeld verhard oppervalk bedraagt.

  • 2. Het hoogheemraadschap verleent aan de gemeente een subsidie ten behoeve van de uitvoering van sectorale (end-of-pipe) maatregelen. Een overzicht van dergelijke maatregelen is opgenomen in bijlage 5 van deze verordening. De subsidie bedraagt 15% van de feitelijke kosten van uitvoering van die maatregelen.

Artikel 2.2 Subsidiabele kosten

Voor de berekening van de subsidie worden uitsluitend de kosten in aanmerking genomen, die in het Overzicht subsidiabele kosten waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied worden vermeld dat als bijlage 6a van deze verordening is opgenomen.

Hoofdstuk 3 Subsidie uitvoering saneringsplan buitengebied

Artikel 3.1 Omvang subsidie

  • 1. In niet kwetsbaar gebied komen de feitelijke kosten voor de aanleg van riolering (gemiddeld per aansluitpunt) tot het omslagpunt (€ 6.805,-) voor rekening van de gemeente en / of de lozer.

  • 2. In kwetsbaar gebied verleent het hoogheemraadschap - in geval de kosten voor de aanleg van riolering in kwetsbaar gebied hoger zijn dan € 9.530,- een subsidie, te weten de kosten per aansluitpunt minus € 9.530,- tot een maximum van € 3.630,- per aansluitpunt in gebieden met zandgrond, tot een maximum van € 4.538,- per aansluitpunt in gebieden met kleigrond en tot een maximum van € 5.899,- per aansluitpunt in gebieden met veengrond.

  • Indien in kwetsbaar gebied een IBA/CBA wordt aangelegd waarvan de kosten meer dan € 6.805,- maar minder dan € 9.530,- bedragen, verleent het hoogheemraadschap subsidie voor één derde deel van de tussenliggende kosten per IBA / CBA.

  • Indien in kwetsbaar gebied een IBA / CBA systeem aangelegd wordt waarvan de kosten hoger zijn dan € 9.530,- dan verleent het hoogheemraadschap minimaal € 908,- subsidie. In het maatwerkoverleg zal een nadere verdeling tussen de gemeente, het hoogheemraadschap en de provincie worden bepaald voor de kosten boven € 9.530,-.

  • 3. In zeer kwetsbaar gebied verleent het hoogheemraadschap - in geval de kosten voor de aanleg van riolering in zeer kwetsbaar gebied hoger zijn dan € 12.250,- een subsidie, te weten de kosten per aansluitpunt minus € 12.250,- tot een maximum van € 4.086,- per aansluitpunt in gebieden met zandgrond, tot een maximum van € 5.901,- per aansluitpunt in gebieden met kleigrond en tot een maximum van € 9.531,- per aansluitpunt in gebieden met veengrond.

  • Indien in zeer kwetsbaar gebied een IBA/CBA wordt aangelegd waarvan de kosten meer dan € 6.805,- maar minder dan € 12.250,- bedragen, verleent het hoogheemraadschap subsidie voor één derde deel van de tussenliggende kosten per IBA / CBA.

  • Indien in zeer kwetsbaar gebied een IBA / CBA systeem aangelegd wordt waarvan de kosten hoger zijn dan € 12.250,- dan verleent het hoogheemraadschap minimaal € 1.815,- subsidie. In het maatwerkoverleg zal een nadere verdeling tussen de gemeente, het hoogheemraadschap en de provincie worden bepaald voor de kosten boven € 12.250,-.

  • 4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid laat onverlet dat in niet kwetsbaar en kwetsbaar gebied de eventuele saneringskosten boven de aldaar geldende omslagpunten voor rekening van het hoogheemraadschap komen, voor zover het maatregelen betreft die tot een aanzienlijke verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit leiden en door het hoogheemraadschap wenselijk worden geacht.

Artikel 3.2 Subsidiabele kosten

Voor de berekening van de subsidie worden uitsluitend de kosten in aanmerking genomen, die in het Overzicht subsidiabele kosten saneringsplan buitengebied worden vermeld dat als bijlage 6b van deze verordening is opgenomen.

Artikel 3.3 Subsidieplafond

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks - ten minste zes maanden voor de aanvang van het nieuwe kalenderjaar - het bedrag vast, dat in dat kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor subsidie.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde bedrag wordt door het dagelijks bestuur op volgorde van binnenkomst verdeeld over de tijdig, conform artikel 4.1, tweede lid, van deze verordening, ingediende aanvragen tot subsidieverlening.

  • 3. Aanvragen die worden geweigerd omdat - in geval van verstrekking - het subsidieplafond voor het betreffende kalenderjaar zou worden overschreden, worden betrokken bij de behandeling van de aanvragen tot subsidieverlening ten behoeve van het daarop volgende kalenderjaar.

  • 4. Het dagelijks bestuur maakt, onmiddellijk na de vaststelling van het subsidieplafond, dit bedrag bekend aan de gebiedsgemeenten.

Hoofdstuk 4 De subsidieverlening

Artikel 4.1 Aanvraag tot verlenen van subsidie

  • 1. Subsidie wordt jaarlijks op aanvraag dan wel op projectbasis verleend.

  • 2. De aanvraag tot verlenen van subsidie wordt ingediend bij het dagelijks bestuur:

    • a.

      voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening, uiterlijk één maand voor de aanbesteding van de (uitvoering van de) maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd ;

    • b.

      voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening, uiterlijk drie maanden voor de aanvang van de uitvoering van de maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 3. Indien de aanvrager krachtens artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum waarop deze is ingediend.

Artikel 4.2 Gegevens bij de aanvraag tot verlenen van subsidie

  • 1 . Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening:

    • een overzicht van de maatregelen, zoals opgenomen in het saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied, waarvan de uitvoering wordt aanbesteed;

    • de op die maatregelen betrekking hebbende besteksraming;

    • een tijdschema volgens welke die maatregelen worden uitgevoerd;

    • een afschrift van het ondertekende convenant of een verwijzing daarnaar

    • b.

      voor zover het betreft een subsidie als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening:

    • een afschrift van de door gedeputeerde staten aan de aanvrager verleende ontheffing ex artikel 10.16a lid 2 sub a Wet milieubeheer;

    • een saneringsplan buitengebied;

    • een financieringsplan sanering buitengebied;

    • een tijdschema volgens welke het plan zal worden uitgevoerd.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan nadere gegevens verlangen voor het vaststellen van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 4.3 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidie, als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening, wordt geweigerd, voor zover door verstrekking van de subsidie het in artikel 3.3 bedoelde subsidieplafond wordt overschreden.

  • 2. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet of niet geheel zullen worden uitgevoerd;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

Artikel 4.4 Beslistermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist op de aanvraag tot subsidieverlening binnen 8 weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn éénmaal met ten hoogste 8 weken verlengen.

Artikel 4.5 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening:

    • a.

      bevat een duidelijke omschrijving van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      vermeldt het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, alsmede de wijze waarop dit is bepaald;

    • c.

      regelt de verplichtingen die aan de subsidieontvanger worden opgelegd, waartoe ten minste behoren:

    • het voeren van een inzichtelijke en betrouwbare (financiële) administratie;

    • het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte werkzaamheden en daaraan verbonden inkomsten en uitgaven;

    • het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op de in het kader van de subsidie gedane uitgaven;

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening kan worden opgenomen dat het dagelijks bestuur bevoegd is om nadere uitvoeringsvoorschriften te geven.

Hoofdstuk 5. De subsidievaststelling

Artikel 5.1 Aanvraag tot vaststellen van subsidie

De subsidieontvanger dient, uiterlijk 6 maanden na de eerste oplevering van het werk, bij het dagelijks bestuur een aanvraag in voor de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 5.2 Gegevens bij de aanvraag tot vaststellen van subsidie

  • 1. Bij de aanvraag van de beschikking tot vaststelling van de subsidie worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een activiteitenverslag, bevattende de wijze waarop de subsidie is besteed en de daaraan verbonden verplichtingen zijn nageleefd;

    • b.

      een financieel verslag, bevattende een gespecificeerd overzicht van baten en lasten, die samenhangen met de gesubsidieerde activiteit;

    • c.

      een accountantsverklaring omtrent de getrouwheid van het financieel verslag.

    • d.

      het proces-verbaal van (eerste) oplevering van de werk(zaamhed)en.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan nadere gegevens verlangen voor het vaststellen van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 5.3 Beslistermijn aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist op de aanvraag tot subsidievaststelling binnen 13 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn éénmaal met ten hoogste 13 weken verlengen.

Artikel 5.4 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt het bedrag van de subsidie in beginsel overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Hoofdstuk 6. Intrekking en wijziging

Artikel 6.1

Het bepaalde in afdeling 4.2.6. van de Awb inzake de intrekking en wijziging van de subsidieverlening en de subsidievaststelling is van overeenkomstige toepassing op de subsidieverlening en vaststelling door het dagelijks bestuur krachtens de onderhavige verordening.

Hoofdstuk 7 Voorschotten en betaling

Artikel 7.1 Voorschotten

  • 1. Het dagelijks bestuur kan op verzoek, na vaststelling van de beschikking tot subsidieverlening, voorschotten verlenen aan de subsidieontvanger.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van het voorschot met dien verstande dat:

    • a.

      voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening, ten hoogste 80% van het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, naar rato van de voortgang van de uitvoering van de werkzaamheden wordt betaald;

    • b.

      voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening, ten hoogste 10% van het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, ten tijde van het opstellen van het bestek en ten hoogste 80% van voornoemd bedrag naar rato van de voortgang van de uitvoering van de werkzaamheden wordt betaald.

Artikel 7.2 Betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen 8 weken na de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Hoofdstuk 8 rapportage

Artikel 8.1

  • 1. Het dagelijks bestuur rapporteert jaarlijks in het kader van de jaarrekening aan het algemeen bestuur over de in het afgelopen jaar verstrekte subsidies.

  • 2. Eenmaal in de vijf jaren overlegt het dagelijks bestuur een rapportage aan het algemeen bestuur over de doeltreffendheid en de effecten van de verleende subsidies in de praktijk.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 9.1 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet treft het dagelijks bestuur een voorziening.

Artikel 9.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking en treedt in werking op 1 januari 2003.

Artikel 9.3 Looptijd

Deze verordening vervalt op 1 januari 2009, met dien verstande dat zij van kracht blijft op aanvragen om subsidie die uiterlijk op 31 december 2008 zijn ingediend en onder de voorwaarde dat de maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd uiterlijk 31 december 2009 worden opgeleverd.

Artikel 9.4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Subsidieverordening waterkwaliteitsspoor hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht'.

Bijlage 1

Bijlage 1 Subsidieverordening

Overzicht omslagpunten

Onderscheid kan worden gemaakt tussen omslagbedragen voor de doelmatige aanleg van riolering en omslagbedragen voor de financiële kostenverdeling (t.g.v. DUIV en de bestuursovereenkomst Noord-Holland).

· Milieutechnische omslagpunten.

De milieutechnische omslagpunten worden gebruikt om een afweging te maken voor het al dan niet aanleggen van riolering in het buitengebied. Genoemde omslagpunten zijn ingedeeld naar kwetsbaarheid van het gebied en zijn per grondsoort verschillend.

Toepassing van een IBA brengt voor AGV een extra inspanning met zich mee voor vergunningverlening, controle en waterkwaliteitsonderzoek. De kosten die hier voor AGV aan verbonden zijn, zijn gekapitaliseerd op circa € 4.537,- per IBA. In de situatie waarin de kosten van aanleg van riolering hoger zijn dan het provinciale omslagpunt, is het zinvoller de middelen die nu voor beheer en onderhoud dienen te worden gereserveerd aan te wenden voor extra investering in riolering. In de kwetsbare en zeer kwetsbare gebieden verleent AGV dan ook een subsidie per aansluiting boven de provinciale omslagpunten. Dit leidt er in feite toe dat de omslagpunten verhoogd worden.

Tabel: omslagpunten voor lozingen tot en met 3 v.e. voor de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland (inclusief subsidie AGV).

Zand

Klei

Veen

Omvang lozing

Niet kwetsbaar

Kwetsbaar

Zeer kwetsbaar

Niet kwetsbaar

kwetsbaar

Zeer kwetsbaar

Niet kwetsbaar

Kwetsbaar

Zeer kwetsbaar

0-3 v.e.

6.805

13.159

16.336

6.805

14.067

18.151

6.805

15.428

21.781

· Financiële omslagpunten

De financiële omslagpunten geven de verdeling van de kosten tussen gemeente en AGV. AGV verleent subsidie op de kosten voor aanleg van de riolering volgens deze verordening.

In onderstaande tabellen is de verdeling van de financieringskosten van ongezuiverde lozingen in het buitengebied weergegeven. De daarbij weergegeven kostenverdeling tussen gemeente en burgers is in handen van de gemeenten maar is voor de overzichtelijkheid hier wel vermeld. Basis voor de verdeling zijn het ontheffingbeleid van de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht en de subsidieregeling van AGV. Met omslagpunt wordt het omslagpunt volgens de provinciale nota’s en de bestuursovereenkomst van 13 maart 2002 bedoeld (exclusief subsidie AGV). In de bestuursovereenkomst wordt alleen voor niet kwetsbaar gebied nog gesproken over het omslagpunt. Voor de overige gebieden gelden de bedragen als basis voor de kostenverdeling. In tegenstelling hierop hanteert AGV de in bovenstaande tabel genoemde bedragen wel expliciet als omslagpunten, mede gebaseerd op het begrip “laagst maatschappelijke kosten”.

Tabel financieringskosten van ongezuiverde lozingen in niet kwetsbaar gebied

Niet kwetsbaar gebied

Saneringswijze

Riolering

Verbeterde septic-tank

Gemeente

Maximaal het omslagpunt

Eventueel subsidie aan particulier

AGV

Geen

Geen

Provincie

Geen

Geen

Burger

Particuliere deel huisaansluiting

Rioolrecht

Aanleg, beheer en onderhoud

Tabel financieringskosten van ongezuiverde lozingen in kwetsbaar gebied

Kwetsbaar gebied

Saneringswijze

Riolering

Alternatief < € 6.805,-

Alternatief € 6.805 - 9.530

Alternatief > € 9.530,-

Gemeente & Burger

Maximaal

€ 9.530,-

Maximaal € 6.805,-

Minimaal € 6.805,- + 1/3 deel tot maximaal € 908,-

Minimaal € 6.805,- plus € 908,-

AGV

Maximaal

Zand: € 3.630,-

Klei: € 4.538,-

Veen: € 5.899,-

Geen

1/3 deel tot maximaal € 908,- & beheer en onderhoud

Minimaal € 908,- & beheer en onderhoud

Provincie

Geen

Geen

1/3 deel tot maximaal € 908,-

Minimaal € 908,-

Burger

Particuliere deel huisaansluiting

Rioolrecht

Maximaal € 3.175,- & Particuliere deel huisaansluiting

Maximaal € 3.175,- & Particuliere deel huisaansluiting

Maximaal € 3.175,- & Particuliere deel huisaansluiting

Tabel financieringskosten van ongezuiverde lozingen in zeer kwetsbaar gebied

Zeer kwetsbaar gebied

Saneringswijze

Riolering

Alternatief < € 6.805,-

Alternatief € 6.805 - 12.250

Alternatief > € 12.250,-

Gemeente & Burger

Maximaal € 12.250,-

Maximaal € 6.805,-

Maximaal € 6.805,-

Minimaal € 6.805,- plus € 1.815,-

AGV

Maximaal

Zand : € 4.086,-

Klei: € 5.901,-

Veen: € 9.531,-

Geen

1/3 deel tot maximaal € 1.815,- & beheer en onderhoud

Minimaal € 1.815,- & beheer en onderhoud

Provincie

Geen

Geen

1/3 deel tot maximaal € 1.815,-

Minimaal € 1.815,-

Burger

Particuliere deel huisaansluiting

Rioolrecht

Maximaal € 3.175,- & Particuliere deel huisaansluiting

Maximaal € 3.175,- & Particuliere deel huisaansluiting

Maximaal € 3.175,- & Particuliere deel huisaansluiting

Bijlage 2

Inhoud saneringsplan waterkwaliteitspoor stedelijk gebied

Omschrijving totale plan en deelplannen

Inventarisatie

Om een saneringsplan te kunnen opstellen zijn de volgende onderzoekgegevens nodig:

1. resultaat emissieberekeningen van het gemengde rioolstelsels overeenkomstig de basisinspanning riolering en goedkeuring AGV hierover;

2. resultaat waterkwaliteittoets met vaststelling knelpunt – overstorten en ernst knelpunten;

3. functiebeschrijving oppervlaktewater en ecologische doelstelling;

4. gebiedsbeschrijving (water, oevers, riolering en directe stedelijke omgeving);

5. overzichtstekening met oppervlaktewater– en afvalwatersysteem;

6. beschrijving van eventuele overige gesignaleerde knelpunten, zoals veedrenkprobleem, natuuronvriendelijke oevers, ontbreken ecologische verbindingzone, negatieve belevingswaarde water, knelpunt volksgezondheid, kwantiteitsproblemen (bergingstekort) etc.

Gebiedsgerichte aanpak

Bij de gebiedsgerichte aanpak dient aan de volgende punten in de rapportage aandacht te worden besteedt:

1. Met de uitvoering wordt voldaan aan de basisinspanning en het waterkwaliteitspoor;

2. De uitvoering geeft tevens oplossing aan veedrenk- of volksgezondheid-knelpunten;

3. De uitvoering mede baseren op de watertoets 21e eeuw (vasthouden – bergen – afvoeren);

4. Elke ingreep leidt tot een duurzaam stedelijk watersysteem;

5. Een meer duurzame aanpak (sanering aan de bron) heeft voorkeur boven een sectorale aanpak (end-of-pipe);

6. Uitvoering zoveel als mogelijk met andere werkzaamheden combineren

7. Visie op baggeren en dagelijks beheer;

8. Betrokkenheid omgeving (burgers en bedrijfsleven): van voorlichting tot zonodig coproductie;

9. Visie op belevingswaarde watersysteem (oppervlaktewater, oevers en bronaanpak);

10. Indien nodig planontwikkeling baseren op watersysteemanalyse.

Kaarten en tekeningen

Op de overzichtstekening (schaal 1: 10.000 of 1: 5.000) worden aangegeven:

1. de gemeentegrenzen;

2. de bebouwde kom grenzen volgens de wegenwet;

3. de functie van het water en ecologische doelstellingen;

4. de (toekomstige) bestemmingen in het gebied;

5. de lozingswerken, nieuwbouwlocaties, uitbreidingen;

6. de huidige riolering, gemalen en eventueel gemalen en persleidingen van AGV;

7. zonodig aanvullende gegevens over grondwater, waterkwantiteit en waterberging, peilbeheer, vegetatie, drinkwateronttrekkingen, eutrofiëring en verdroging;

Inhoud jaarlijkse subsidieaanvraag:

1. Ontwerptekeningen van de maatregelen;

2. Beschrijving van de maatregelen;

Definitieve begroting van de maatregelen.

Bijlage 3

Modelconvenant

Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de dijkgraaf, de heer J. de Bondt, handelende ter uitvoering van het besluit van het algemeen bestuur d.d. ……………... 200., nr. AB 0./.. hierna te noemen het hoogheemraadschap;

en

de gemeente ……………….., te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, de heer/mevrouw ………………………………., handelende ter uitvoering van het besluit van B&W d.d. …………………. 200., nr. .., hierna te noemen de gemeente;

gezamenlijk te noemen partijen;

Overwegen de hierna genoemde zaken:

Wettelijk, beleids- en financieel kader

1. In de Wet milieubeheer is de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater vastgelegd.

2. De verantwoordelijkheid van de rioolbeheerder voor het voorkomen van nadelige gevolgen van de lozingen uit de riolering in het oppervlaktewater is vastgelegd in de Wet verontreiniging oppervlaktewater.

3. De gemeente draagt de kosten van de uitvoering van de basisinspanning.

4. De verantwoordelijkheid van de waterbeheerder voor de kwaliteit van het oppervlaktewater is in de Wet verontreiniging oppervlakte­wateren vastgelegd.

5. In het waterbeheersplan 2000 – 2004 is vastgelegd dat AGV financieel bijdraagt aan maatregelen die verder gaan dan de basisinspanning, voorzover deze leiden tot het opheffen van de geconstateerde knelpunten. Dit beleid is verder uitgewerkt in de Subsidieverordening Waterkwaliteitsspoor van AGV (februari 2003). Deze bijdrage is 80% voor duurzame maatregelen en 30% voor minder duurzame maatregelen.

5a In het beleid van het hoogheemraadschap is vastgelegd dat AGV financieel bijdraagt aan maatregelen die verder gaan dan de basisinspanning, voorzover deze leiden tot het opheffen van de geconstateerde knelpunten. Dit beleid is verder uitgewerkt in de Subsidieverordening Waterkwaliteitsspoor van AGV (aangepast per juli 2006).

Deze bijdrage is 50% voor duurzame (bron)maatregelen (met dien verstande dat de subsidie voor afkoppeling van verhard oppervlak ten hoogste € 20,- per m2 afgekoppeld verhard oppervlak bedraagt) en 15% voor minder duurzame, sectorale (end-of-pipe) maatregelen.

6. Met respect voor de wettelijke verantwoordelijkheden, willen partijen vanuit het streven naar een goede relatie deze problemen in samenwerking oplossen. Bij de aard van de oplossingen zijn duurzaamheid, (kosten)effectiviteit en beheerbaarheid uitgangspunt.

De gemengde riolering in ……….

7. Gemeente …….. ligt in het beheergebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. In het Basisrioleringsplan is aangegeven dat het gemengd rioolstelsel in de huidige situatie .. overstorten naar oppervlaktewater heeft.

8. ……………. overstortlocaties vanuit de riolering in ………………………. hebben een onaanvaardbaar negatieve invloed op de kwaliteit van het ontvangend oppervlaktewater.

Verbetering van de relatie tussen riolering en waterkwaliteit

9. Ingevolge de basisinspanning zal de gemeente

10. Het onderzoek naar aanvullende maatregelen om de knelpunten in de waterkwaliteit die het gevolg zijn van de riooloverstortingen op te heffen, heeft ook geleid tot een optimalisatie van het maatregelenpakket. Na realisatie van deze maatregelen voldoet de gemeente ……………….. aan de basisinspanning voor de gemengde riolering en zijn er ten gevolge van de resterende overstortingen geen onaanvaardbare effecten meer te verwachten voor de kwaliteit van het ontvangend oppervlaktewatersysteem.

11. De te treffen maatregelen in het kader van de basisinspanning en het waterkwaliteitspoor zijn opgenomen in het Basisrioleringsplan. De maatregelen en de planning zullen worden opgenomen in de Wvo-vergunning van de gemeente ………………………….. voor lozingen uit de riolering en zijn tevens vermeld in tabel 1.

12. Tussen gemeente en hoogheemraadschap is een voorlopige planning van de maatregelen overeengekomen. De planning is opgenomen in de Wvo-vergunning van de gemeente …………………………………… voor lozingen uit de riolering en tevens vermeld in de tabel 1.

Tabel 1 overzicht maatregelen en planning uitvoering

Maatregel

Uit te voeren in

13. De gemeente voert in verband met de Wvo-vergunning en de subsidieverlening in overleg met het hoogheemraadschap de maatregelen uit.

14. Het afkoppelen van verhard oppervlak gebeurt op milieuverantwoorde wijze, zodat met de lozingen van regenwater geen nieuwe onaanvaardbare nadelige milieu-effecten in oppervlaktewater ontstaan.

Kosten en financiering van de verbeteringsmaatregelen

15. De totale kosten van de maatregelen voor het waterkwaliteitspoor zijn geraamd op € …………………………. (exclusief BTW), zie tabel 2.

16. Voor het ramen van de kosten van de maatregelen is van het volgende uitgegaan:

- De kosten voor het afkoppelen van verhard oppervlak zijn door de gemeente ingeschat op € ……………….. per vierkante meter (exclusief BTW).

- Er zijn geen kosten opgenomen van maatregelen die volledig door de gemeente worden gefinancierd (basisinspanning).

- In dit convenant is het prijspeil 200. gehanteerd.

17. Het hoogheemraadschap draagt in het kader van het waterkwaliteitsspoor voor de uitvoering van het afkoppelen van ……………… m2 verhardingen voor 50%, tot een maximum van € 20,- /m2 (in de subsidiabele kosten) bij. Dit betekent een geraamde bijdrage ter grootte van € ……………………….,- (exclusief BTW).

18. De subsidieverlening, subsidievaststelling, voorschotten, betaling en -vaststelling geschiedt conform de ‘Subsidieverordening Waterkwaliteitsspoor’, die op 20 februari 2003 door het hoogheemraadschap is vastgesteld en gewijzigd op 6 juli 2006.

19. De kosten van het afkoppelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor bedragen voor de gemeente € ..,- (exclusief BTW). Zie tabel 2.

Tabel 2 Kosten maatregelen (exclusief BTW)

Maatregel

Kosten

Kosten gemeente

Bijdrage AGV*

Totaal

*Betreft inschatting van bijdrag

20. De planning van de te verwachten uitkeringen van AGV aan de gemeente ….. is opgenomen in tabel 3. Deze planning en de hoogte van de bijdragen is tot stand gekomen op basis van de planning van uitvoering van de maatregelen (tabel 1) en de geraamde kosten van de maatregelen (tabel 2).

Tabel 3 Planning uitkering bijdrage AGV (exclusief BTW)

Jaar

2004

2005

2006

Totaal

Geraamde bijdrage

€.......,-

€.......,-

€.......,-

€.......,-

21. Wijziging in de planning van het aanvragen van voorschotten en/of subsidies dienen vooraf goedkeuring te hebben van beide partijen. Jaarlijks wordt hiervoor, indien van toepassing, de afspraken in overleg aangepast.

Verklaren als volgt:

I. Partijen leggen hiermee de basis voor een meer op duurzaamheid gerichte verbetering van de riolering in ………………………... Daarbij onderschrijven zij de intentie dat de laagst maatschappelijke kosten - in relatie tot het streven naar een gezond en veerkrachtig watersysteem - het uit­gangs­punt vormt voor de verbetering van de riolering.

II. De gemeente is bereid de in de overwegingen vermelde maatregelen tijdig te treffen, waarbij zij de kosten van een deel van het waterkwaliteitspoor voor haar rekening neemt, zijnde € ……………………….,- (prijspeil 200., exclusief BTW).

III. Het hoogheemraadschap is bereid het resterende deel van de kosten van het waterkwaliteitspoor voor zijn rekening te nemen, zijnde € …………………………,- (prijspeil 200., exclusief BTW).

IV. De in dit convenant genoemde bedragen zijn richtbedragen op basis van prijspeil 200.. Verrekening van de bedoelde kosten vindt plaats aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten conform de Subsidieverordening Waterkwalilteitsspoor van 20 februari 2003, aangepast 6 juli 2006.

Aldus overeengekomen, opgemaakt in tweevoud en ondertekend;

hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht gemeente ……………………

……………………………… ….……………………….

(dijkgraaf, J. de Bondt) (burgemeester, ……………………………………)

te ………………………….……. te ………………………….……

op ………………….…… 200. op ………………….…… 200.

Bijlage 4

Inhoud saneringsplan buitengebied

Omschrijving totale plan en deelplannen

Inventarisatie

Inventarisatie van zowel de ongesaneerde als de reeds gesaneerde lozingen (vanaf 1985) vanuit percelen in het buitengebied. Voor beide typen lozingen zijn de volgende punten van belang:

1. het adres van het lozende perceel;

2. de kwetsbaarheid van het gebied waarin de lozing plaatsvindt;

3. de aard van het perceel (woning/woonboot/bedrijf/recreatie);

4. de omvang van de lozing (uitgedrukt in v.e.’s).

Daarnaast zijn voor de ongezuiverde lozingen de volgende punten van belang:

1. de lozingsplaats (bodem/oppervlaktewater);

2. een eventuele aanwezige zuiveringstechnische voorziening (zoals bijvoorbeeld een septic-tank (inhoud), biorotor, helofytenfilter etc.);

3. de afstand tot bestaande riolering (groter of kleiner dan 40 m, in verband met Wvo en LB);

4. de grondsoort ter plaatse (zand, klei of veen);

5. de kosten voor de aanleg van riolering (volgens de kostenkentallen van de Leidraad Riolering.);

6. het (sub)clusternummer.

Emissiereductie

1. de gehanteerde reductiepercentages van septictanks, IBA’s en riolering;

2. de gehanteerde (eenheids)prijzenlijst voor het berekenen van de kosten voor de aanleg van riolering;

3. de te bereiken emissiereductiedoelstelling per gebiedstype;

4. de berekeningswijze van de emissiereductie.

Gebiedsgerichte aanpak

Bij de gebiedsgerichte aanpak dient aan de volgende punten in de rapportage aandacht te worden besteedt:

1. welke lozingen dienen aangesloten te worden in het kader van de wet verontreiniging oppervlaktewater en het lozingenbesluit bodembescherming;

2. kan er een centraal systeem aangelegd worden;

3. kan de uitvoering met andere werkzaamheden gecombineerd worden;

4. bepaling van de omslagpunten van de percelen;

5. op basis van de omslagpunten vaststellen welke gebieden/clusters gerioleerd moeten worden en welke in aanmerking komen voor een alternatief;

6. controle of aan de hand van de voorlopige saneringsmethode de emissiereductiedoelstelling wordt gehaald;

7. bepalen van de nog te behalen emissiereductie.

Tot slot wordt opgemerkt dat van de omslagpunten afgeweken kan worden, mits dit op goed gemotiveerde wijze gebeurt. Beoordeling van de motivatie is in handen van de betrokken provincie.

Locatiegerichte verfijning

Bij de locatiegerichte verfijning worden de volgende punten behandeld:

1. een mogelijke verscherping van de basisinspanning emissiereductie;

2. de vuilemissie in relatie tot lokale omstandigheden;

3. het definitief vaststellen van clusters, waarbij doelstelling benedenstroomse situaties prevaleren boven die van bovenstroomse;

4. het oplossen van eventuele knelpunten;

5. afstemming van de definitie en invulling van het begrip ‘milieurendement’.

Ad 2: Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld lozingen in kopsloten en percelen die zich op de grens van twee gebiedstypen bevinden.

De integrale afweging

In de laatste stap van het maatwerkoverleg vindt een integrale afweging plaats met andere rioleringsplannen van de gemeente. Centraal staat de vraag hoe de sanering van het buitengebied te integreren is met andere plannen van de gemeente? Aandacht wordt besteed aan:

1. het treffen van andere saneringsmaatregelen, b.v. overstorten;

2. het realiseren van randvoorzieningen;

3. welke werken zijn reeds (ongesubsidieerd) uitgevoerd en hoe zijn die gefinancierd?;

4. de organisatie en financiering van de uitvoering;

5. de gestelde termijnen;

6. prioriteit bij aanpak zeer kwetsbare gebieden;

7. het totale GRP.

Ter ondersteuning van de inventarisatie is een tabel ontwikkeld. De tabel is hieronder weergegeven. Voor elk gebiedstype dient een nieuwe tabel gebruikt te worden.

Zie figuren verordening 2006.pdf voor tabel gebiedstype

Kaarten en tekeningen

Op de overzichtstekening met een topografische ondergrond (bij voorkeur GBKN, schaal 1: 10.000 of 1: 5.000) worden aangegeven:

1. de gemeentegrenzen volgens de wegenwet;

2. de buitengebiedgrenzen;

3. de kwetsbaarheid van het gebied;

4. de grondsoort van het gebied;

5. de percelen in het buitengebied, nieuwbouwlocaties, uitbreidingen;

6. de huidige riolering, gemalen en eventueel gemalen en persleidingen van AGV;

7. logische clusteringen van percelen in buitengebied.

Eventueel worden nadere detailtekeningen van clusters i.v.m. grondaankoop/plaatsing IBA’s gemaakt.

Bijlage 5

Overzicht duurzame en sectorale maatregelen waterkwaliteitsspoor

Tabel, overzicht duurzame en sectorale maatregelen waterkwaliteitsspoor

Max. 15%

Max. 50%

Duurzame (bron en watersysteem) maatregelen

Omgevingsverantwoord afleiden hemelwater naar oppervlaktewater

x

max. € 20,- per m2

Omgevingsverantwoord infiltreren of percoleren van hemelwater naar de bodem

x

max. € 20,- per m2

Benutten van regenwater in woning, tuin en bedrijf

x

Coaten van dakgoten of vervangen uitlogende materialen

x

Aanleg helofytenfilter voor reiniging hemelwater

x

Opheffen directe vuilwaterlozingen

x

Opheffen overstorten zonder toename emissie elders

x

Scheiden van vuilwater- en schoonwaterstromen

x

Aanleg vegetatiedaken

x

Aanleg wijkautowasplaats gevoed door regenwater

x

Definitief verkleinen afvoerend verhard oppervlak

x

Communicatie gericht op bewustwording burgers en bedrijven m.b.t. bronmaatregelen

x

Aanleg natuurvriendelijke oevers

x

Installeren flexibel (oppervlaktewater)peilbeheer

x

Vergroten waterberging oppervlaktewater

x

Minder duurzame (end-of-pipe en watersysteem) maatregelen

Afkoppelen van injecties bovenstroomse rioleringsgebieden

x

Installeren Real Time Control (RTC) voor benutten rioolberging

x

Ontzien van ketsbare locaties ontzien via RTC

x

Ombouw naar verbeterd gescheiden stelsel

x

Bouwen overstortbemaling

x

Plaatsen van vuil-/olie-afscheiders

x

Bouwen randvoorzieningen

x

Bouwen retentievoorzieningen

x

Sturen op verschil in vuilconcentratie

x

Bouwen rioolstuwen

x

Verbeteren vuilafvoerstructuur

x

Vergroten bergingsinhoud van riolering of oppervlaktewater

x

Vergroten hydraulische afvoercapaciteit

x

Verhogen pompovercapaciteit

x

Verlagen inslagpeil

x

Verplaatsen of wijzigen van lozingspunten

x

Doorspoelen oppervlaktewater

x

Dit overzicht is niet uitputtend en kan worden aangevuld op basis van expert judgement.

Aanvullingen hebben de goedkeuring van de afdeling Stedelijk Gebied nodig.

Schoonwaterstroom is water dan niet vuiler is dan de natuurlijke achtergrondwaarde ter plekke.

Doorspoelen van oppervlaktewater is tegengesteld aan WB21.

Bijlage 6a

Overzicht subsidiabele kosten waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied

1. In de saneringskosten mogen de onderstaande kosten verwerkt zijn:

In zijn algemeenheid geldt dat alle redelijkerwijs noodzakelijke kosten voor realisatie van de maatregel en de daaraan gestelde eisen in aanmerking komen voor subsidie, maar waarbij wordt voldaan aan de hierna volgende bepalingen.

· omleggen van kabels en leidingen en vervuilde grond, voorzover bij de voorbereiding van de maatregelen aangegeven;

· de kosten van voorbereiding, ontwerp, communicatie en toezicht tijdens de uitvoering volgens een vast percentage van 15% van de aanneemsom (ongeacht of een en ander wordt uitbesteed of door het eigen gemeentelijke apparaat wordt uitgevoerd). Indien in de aanneemsom voorbereiding– en/of ontwerpkosten zijn begrepen, wordt dit percentage verhoudingsgewijs gereduceerd;

· staartkosten (algemene kosten, uitvoeringskosten, eenmalige kosten en winst en risico) die de aannemer opvoert zijn subsidiabel tot een maximum van 20% van de feitelijk gedeclareerde kosten door de aannemer tot de eerste oplevering.

· herstraten van wegen, indien het een regenwatermaatregel (bijvoorbeeld permeabel maken of ‘op één oor leggen’ van de verharding) betreft;

· de kosten van vestiging van zakelijke rechten en de vooraf bepaalde vergoeding voor schade;

· de uitvoering van regenwatermaatregelen;

· het herstellen in de oorspronkelijke staat van wegen en gronden waarin de riolering is aangelegd;

· het in de oorspronkelijke staat herstellen van gronden waarin de maatregel is gerealiseerd;

· de kosten in verband met nutsaansluitingen, CAR – verzekering;

· de kosten met betrekking tot grondwateronttrekking;

· de kosten van de accountantverklaring;

· legeskosten;

· de omzetbelasting over de hierboven genoemde kosten, voor zover van toepassing.

2. Subsidiabele kosten bij werk-met-werk maken

Voorzover de maatregel in combinatie met een ander werk wordt uitgevoerd (werk met werk maken) moet expliciet gemaakt worden in hoeverre deze kosten noodzakelijk zijn voor realisatie van de maatregel in het kader van het waterkwaliteitsspoor. Indien kosten al noodzakelijk gemaakt werden vanwege dat andere werk komen deze kosten niet ten laste van de kosten voor het waterkwaliteitsspoor waarvoor subsidie van AGV mogelijk is.

4. Als kosten worden niet in aanmerking genomen:

· Kosten voor afvoer en stortkosten grond en/of slib

· kosten voor grondverwerving;

· kosten wegens achterstallig onderhoud;

· kosten van wegbeheer, groenbeheer en ander dagelijks gemeentelijk beheer;

· kosten die na de 1e oplevering worden gemaakt (over het algemeen onderhoudswerk of herstellen van ‘slecht’ werk), tenzij daar vooraf met het hoogheemraadschap afspraken over zijn gemaakt.

· herstraten van wegen na dichtblokken en (een zettingsperiode);

· kosten van aanschaf en aanvoer wegverharding en afvoer oude;

vervroegde afschrijving.

Bijlage 6b

Overzicht subsidiabele kosten saneringsplan buitengebied

Bij toetsing van de aansluitkosten aan de omslagpunten mogen de onderstaande kosten in de aansluitkosten zijn verwerkt. Deze kosten zijn subsidiabel. Niet genoemde kosten mogen niet in de aansluitkosten zijn verwerkt.

· de kosten van vestiging van zakelijke rechten en de vergoeding voor schade;

· de kosten van voorbereiding, ontwerp, communicatie en toezicht tijdens de uitvoering volgens een vast percentage van 15% van de aanneemsom (ongeacht of een en ander wordt uitbesteed of door het eigen gemeentelijke apparaat wordt uitgevoerd). Indien in de aanneemsom voorbereiding– en/of ontwerpkosten zijn begrepen, wordt dit percentage verhoudingsgewijs gereduceerd. Indien het gaat om een specifiek communicatieproject (bijvoorbeeld gericht op de bewustwording van burgers) zijn de kosten declarabel tot 80%;

· de uitvoeringskosten:

in geval van aansluitingen in kwetsbare gebieden met inbegrip van:

· de aansluiting voor zover die door de gemeente zullen worden beheerd en onderhouden;

· het herstellen in de oorspronkelijke staat van wegen en gronden waarin de riolering is aangelegd;

· de kosten in verband met nutsaansluitingen, CAR – verzekering;

· de kosten met betrekking tot grondwateronttrekking;

· de kosten van de accountantverklaring;

· de omzetbelasting over de hierboven genoemde kosten, voor zover van toepassing.

Als kosten worden niet in aanmerking genomen:

· legeskosten;

· de kosten wegens achterstallig onderhoud;

· vervroegde afschrijving;

· kosten op particulier terrein.

Uitgegaan wordt van maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Meer- en minderwerk moet vooraf worden goedgekeurd door het hoogheemraadschap. Verrekening van meer- en minderwerk werk vindt plaats op basis van de verhouding tussen de gemeentelijke kosten en de subsidie van het hoogheemraadschap.

Toelichting

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Deze verordening regelt het verstekken van subsidie door het hoogheemraadschap aan de gemeenten in het beheersgebied, ten einde die gemeenten te stimuleren om:

a. knelpunten in het stedelijk gebied, die veroorzaakt worden door overstortingen van met hemelwater verdund afvalwater vanuit een gemengd rioolstelsel op oppervlaktewater, op te heffen;

b. (extra) riolering in het buitengebied aan te leggen en daar waar riolering niet haalbaar blijkt de aanleg, het beheer en onderhoud van alternatieven (IBA- / CBA-systemen) te bevorderen.

Bij het opstellen van de tekst van de verordening is de inhoud van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, dat een aantal algemene voorschriften bevat over subsidies, zoveel mogelijk in acht genomen. Formeel is deze titel niet van toepassing op een subsidieverordening die uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publieksrecht zijn ingesteld.

De (juridische) opzet en systematiek van de verordening is dat de gemeente eerst een besluit tot verlening van subsidie aanvraagt en verkrijgt. Vervolgens gaat de gemeente de te subsidiëren activiteiten uitvoeren, waarbij desgewenst door het hoogheemraadschap voorschotten kunnen worden verstrekt. Nadat dit is gebeurd vraagt de gemeente een besluit tot vaststelling van subsidie aan en wordt het bedrag van de subsidie vastgesteld en uitgekeerd, zonodig onder aftrek van de verleende voorschotten

Deze procedure schept voor de gemeente rechtszekerheid over de omvang van de subsidie en geeft het hoogheemraadschap vroegtijdig inzicht in de omvang van de bedragen die met subsidie gemoeid zijn. Daarnaast biedt deze procedure, wat betreft de subsidie ten behoeve van de aanleg van riolering in het buitengebied, voor het hoogheemraadschap de mogelijkheid om de uitvoering van urgente projecten via prioritering te sturen.

1.2 Aanleiding voor en achtergrond van de subsidie voor opheffen knelpunten stedelijk gebied.

Wettelijk kader

Het rioleringsbeheer in Nederland is een gemeentelijke taak. Deze taak raakt op verschillende vlakken aan de taak van de waterbeheerder. Op basis van de Derde Nota Waterhuishouding, NW3, [5] heeft de Commissie Uitvoering Wvo (CUWVO), thans Commissie Integraal Waterbeheer (CIW), de eisen die aan het rioolbeheer worden gesteld ondergebracht in een zogenaamd tweesporenbeleid, bestaande uit:

1. het emissiespoor en

2. het waterkwaliteitsspoor.

Emissiespoor

Het emissiespoor, ook wel de basisinspanning genoemd, is een gemeentelijke taak en omvat het doelmatig inzamelen van afvalwater en het transport daarvan naar zuiveringsinrichtingen. Het doel van het emissiespoor is het terugdringen van de gemiddelde en maximale vuilemissie van alle overstorten in een gemeente tot het nationaal overeengekomen referentieniveau. Hiermee wordt voldaan aan de Europese afspraken ter verbetering van de waterkwaliteit in de Noordzee en grote rivieren (NAP/RAP). De investeringen die voortvloeien uit het emissiespoor zijn op grond van de Wvo voor rekening van de lozer, in dit geval de gemeente als rioolbeheerder. Ook wanneer aan het emissiespoor is voldaan zullen echter van tijd tot tijd overstortingen plaatsvinden vanuit het riool naar het oppervlaktewater.

Waterkwaliteitsspoor

Als aanvulling op het emissiespoor wordt het zogenaamde waterkwaliteits- of immissiespoor gevolgd, waarbij door de waterbeheerder een waterkwaliteits- of immissietoets wordt uitgevoerd. Uit deze toetsing moet blijken of het volgen van het emissiespoor (de basisinspanning) leidt tot een (door de waterbeheerder) gewenste water- en waterbodemkwaliteit van het lokale oppervlaktewatersysteem waarop wordt geloosd. Wanneer uit de toetsing blijkt dat dit niet het geval is, zijn aanvullende maatregelen gewenst. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op afvalwaterbronnen, het rioolwatersysteem en het oppervlaktewatersysteem. Ook het waterkwaliteitsspoor is op basis van de Wvo in principe de verantwoordelijkheid van lozer op het oppervlaktewater, oftewel de gemeente als rioolbeheerder.

In de Vierde Nota Waterhuishouding, NW4, [6], is stedelijk water expliciet als speerpunt gepresenteerd. Van gemeenten en waterschappen wordt gevraagd om de mogelijkheden voor het omgaan met water in de stad te optimaliseren. Bij diverse water(kwaliteits)beheerders zijn reeds regelingen van kracht ter stimulering van maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (zie bijlage 1). De lijst van regelingen in bijlage 1 is het resultaat van een inventarisatie ten behoeve van de beleidsnota ‘Financiële taakafbakening tussen waterkwaliteitsbeheerder en rioolbeheerder; Invulling waterkwaliteitsspoor’ uit 1998. In de regelingen is sprake van uiteenlopende bijdragepercentages en ook de toepassingssfeer verschilt, waardoor onderlinge vergelijking lastig is.

Beleidskader AGV

Ook in het WBP is stedelijk water als speerpunt opgenomen. Gemeenten werken momenteel hard aan het emissiespoor (het ‘eerste spoor’ van het tweesporen beleid). AGV voelt zich medeverantwoordelijk voor de invulling van het waterkwaliteitsspoor (het ‘tweede spoor’ van het tweesporenbeleid) en koppelt dit graag aan de activiteiten die nu al plaats vinden in het kader van het eerste spoor door in samenwerking met gemeenten integrale maatregelenpakketten op te stellen.

In het WBP is voorzien in het opstellen van een beleidsnota ‘Waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied’. Op diverse plaatsen wordt in het WBP gerefereerd aan het waterkwaliteitsspoor. De cursief gedrukte passages geven citaten uit het WBP weer. Over het emissie- en waterkwaliteitsspoor wordt bijvoorbeeld het volgende opgemerkt (blz. 171):

“Het waterkwaliteitsspoor wordt gevolgd wanneer modelberekeningen aantonen dat het uitvoeren van de basisinspanning niet zal leiden tot de gewenste verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit. In dat geval zijn verdergaande maatregelen noodzakelijk waarbij AGV een deel van de meerkosten zal financieren. Het waterkwaliteitsspoor diende voor 2000 gerealiseerd te zijn. Deze termijn blijkt uitvoeringstechnisch niet haalbaar te zijn voor de meeste gemeenten. AGV heeft in de nota ‘Financiële taakafbakening tussen waterschap en rioolbeheerder’ daarom gesteld te streven om in samenwerking met gemeenten 75% van de knelpunten voor 2005 en resterende knelpunten voor 2010 te saneren.”

In beheersrichtlijn b44 (blz. 180) staat onder andere vermeld:

· “De gemeente betaalt de kosten van uitvoering die nodig (zouden) zijn voor uitvoering van de goedkoopste wijze van uitvoering van de basisinspanning.”

· “AGV draagt financieel bij aan maatregelen die verder gaan dan de basisinspanning, voor zover deze leiden tot een aanzienlijke verbetering van de water(bodem)kwaliteit van stedelijk water. Afhankelijk van de duurzaamheid van de maatregel kan deze bijdrage oplopen tot 100% van de meerkosten ten opzichte van de kosten van de basisinspanning.”

De bovengenoemde beheersrichtlijn, waarin AGV toezegt financieel bij te dragen aan maatregelen die verder gaan dan het emissiespoor of de basisinspanning, is de directe aanleiding voor het opstellen van de voor u liggende subsidieverordening. In het WBP is dit verder verwoord in maatregel m37 (blz. 182):

“In samenwerking met gemeenten uitwerken van maatwerkoplossingen voor verdergaande maatregelen aan het rioolstelsel met een voldoende hoog milieurendement leidend tot de gewenste verbetering van de waterkwaliteit. inclusief het afkoppelen van regenwater van bestaande (gemengde) stelsels. Deze maatregel is gerelateerd aan optimalisatiestudies voor het afvalwatersysteem (maatregel m41).”

In bijlage 4 van het WBP staan de financiële basisgegevens van deze maatregel vermeld (blz. 322):

“investering 75 miljoen gulden van 1999 – 2014”

Deze paragraaf is geactualiseerd bij besluit AB d.d. 6 juli 2006 nr. AB 06/039.

1.2 Aanleiding voor en achtergrond van de subsidie voor opheffen knelpunten stedelijk gebied.

Nationaal beleidskader

Het rioleringsbeheer in Nederland is een gemeentelijke taak. Deze taak raakt op verschillende vlakken aan de taak van de waterbeheerder. Op basis van de Derde Nota Waterhuishouding, NW3, [5] heeft de Commissie Uitvoering Wvo (CUWVO), thans Commissie Integraal Waterbeheer (CIW), de eisen die aan het rioolbeheer worden gesteld ondergebracht in een zogenaamd tweesporenbeleid, bestaande uit:

3. het emissiespoor en

4. het waterkwaliteitsspoor.

Emissiespoor

Het emissiespoor, ook wel de basisinspanning genoemd, is een gemeentelijke taak en omvat het doelmatig inzamelen van afvalwater en het transport daarvan naar zuiveringsinrichtingen. Het doel van het emissiespoor is het terugdringen van de gemiddelde en maximale vuilemissie van alle overstorten in een gemeente tot het nationaal overeengekomen referentieniveau. Hiermee wordt voldaan aan de Europese afspraken ter verbetering van de waterkwaliteit in de Noordzee en grote rivieren (NAP/RAP). De investeringen die voortvloeien uit het emissiespoor zijn op grond van de Wvo voor rekening van de lozer, in dit geval de gemeente als rioolbeheerder. Ook wanneer aan het emissiespoor is voldaan zullen echter van tijd tot tijd overstortingen plaatsvinden vanuit het riool naar het oppervlaktewater.

Waterkwaliteitsspoor

Als aanvulling op het emissiespoor wordt het zogenaamde waterkwaliteits- of immissiespoor gevolgd, waarbij door de waterbeheerder een waterkwaliteits- of immissietoets wordt uitgevoerd. Uit deze toetsing moet blijken of het volgen van het emissiespoor (de basisinspanning) leidt tot een (door de waterbeheerder) gewenste water- en waterbodemkwaliteit van het lokale oppervlaktewatersysteem waarop wordt geloosd. Wanneer uit de toetsing blijkt dat dit niet het geval is, zijn aanvullende maatregelen gewenst. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op afvalwaterbronnen, het rioolwatersysteem en het oppervlaktewatersysteem. Ook het waterkwaliteitsspoor is op basis van de Wvo in principe de verantwoordelijkheid van lozer op het oppervlaktewater, oftewel de gemeente als rioolbeheerder.

In de Vierde Nota Waterhuishouding, NW4, [6], is stedelijk water expliciet als speerpunt gepresenteerd. Van gemeenten en waterschappen wordt gevraagd om de mogelijkheden voor het omgaan met water in de stad te optimaliseren.

Beleidskader AGV

Het beleid van AGV is vastgelegd in de op 23 augustus 2005 door het AB vastgestelde nota ‘Toetsingskader rioolemissies’.

1.3 Aanleiding voor en achtergrond van de subsidie voor aanleg riolering buitengebied.

Wettelijk kader

Wet milieubeheer

In het hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet milieubeheer (Wm) is sinds januari 1994 de gemeentelijke zorgplicht opgenomen. Hiermee is de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de doelmatige inzamel- en transportfunctie van het afvalwater (aanleg en beheer van riolering) voor het gehele gemeentelijke grondgebied wettelijk vastgelegd. Uitgangspunt van deze zorgplicht riolering is, dat in beginsel alle percelen op de riolering worden aangesloten.

Relevante wetsartikelen zijn:

- artikel 4.22 Wm: gemeente stelt een gemeentelijk rioleringsplan vast;

- artikel 4.23 Wm: gemeente betrekt onder meer Gedeputeerde Staten, de waterkwaliteitsbeheerder en de beheerder van het zuiveringstechnisch werk bij de planvorming;

- artikel 4.24 Wm: Gedeputeerde Staten kunnen een aanwijzing omtrent de inhoud van het plan geven;

- artikel 10.16a Wm: gemeente draagt zorg voor de doelmatige inzameling en transport van afvalwater; Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek onder meer een tijdelijke ontheffing verlenen van de verplichting tot aanleg van riolering in het buitengebied.

Wet bodembescherming

Uitgangspunt van de Wet bodembescherming (Wbb) is het handhaven of het bereiken van de multifunctionaliteit van de bodem. De Wbb heeft twee doelstellingen: het realiseren van een algemeen landelijk beschermingsniveau en van een bijzonder beschermingsniveau. Het bijzondere beschermingsniveau geldt voor kwetsbare gebieden. Op grond van de Wbb is het Lozingenbesluit Bodembescherming (27 januari 1995) van kracht geworden. Dit besluit verbiedt in principe lozingen van afvalwater, koelwater en overige vloeistoffen op of in de bodem. Dit is afhankelijk van de afstand tot de riolering, de omvang van de lozing en of het een nieuwe of bestaande bebouwing betreft. Bijvoorbeeld: bestaande beperkte lozingen moeten aansluiten op de riolering indien de riolering binnen 40 meter van het gebouw aanwezig is.

Wet verontreiniging oppervlaktewateren

De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) regelt directe lozingen in oppervlaktewater. Ook lozingen van bepaalde categorieën van bedrijven, die via een gemeentelijk rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie op oppervlaktewater lozen, worden hiermee geregeld. Deze wet kent een vergunningenstelsel. Per 1 maart 1997 is het Lozingenbesluit Wvo Huishoudelijk afvalwater van kracht geworden. Er zijn nu algemene regels in het leven geroepen voor lozingen van huishoudelijk afvalwater, die rechtstreeks op het oppervlaktewater lozen. Als standaardvoorziening is een septictank met een inhoud van 6 m3 voorgeschreven (voor lozingen van 10 v.e. of minder). Waterkwaliteitbeheerders hebben wel de bevoegdheid op grond van na te streven waterkwaliteitsdoelstellingen nadere eisen aan de lozing te stellen.

Provinciaal beleid

De drie provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht hebben allen vastgesteld ontheffingenbeleid van de zorgplicht riolering. Hierin staat weergegeven in welke situaties ontheffing kan worden aangevraagd en verkregen. Men hanteert hiervoor een afwegingsmodel, het zogeheten milieurendementsmodel. Uitgangspunten bij de afweging voor aanleg riolering of aanleg van alternatieven zijn:

1. de kwetsbaarheid en grondsoort van het gebied of oppervlaktewater;

2. de in dat gebied te bereiken emissiereductiedoelstelling ;

3. de kosten van de systemen (aanleg, beheer en onderhoud van riolering en/of alternatieve systemen);

4. alternatieve systemen zijn gebiedsafhankelijk: IBA-plus voor zeer kwetsbare gebieden, IBA-min voor kwetsbare gebieden en een verbeterde septic-tank voor niet kwetsbare gebieden.

In de provinciale nota’s ontheffingenbeleid is een stappenplan aangegeven dat gevolgd dient te worden om ontheffing te verkrijgen. Zie hiervoor de provinciale nota’s.

Beleid AGV

In aanvulling op het provinciale ontheffingenbeleid heeft het hoogheemraadschap een financieringsregeling voor de aanleg van riolering in het buitengebied van een gemeente in het leven geroepen. Deze is opgenomen in de beleidsnota ‘Financiële taakafbakening tussen waterkwaliteitsbeheerder en rioolbeheerder; invulling waterkwaliteitsspoor’ (mei 1998, vastgesteld door het algemeen bestuur in zijn vergadering d.d. 9 juli 1998). De financieringsregeling is in het leven geroepen vanwege de omvang van problemen die veroorzaakt worden door het ongezuiverd lozen en door beleidsontwikkelingen op nationaal en provinciaal niveau. Het hoogheemraadschap heeft met de regeling aangegeven zijn (financiële) verantwoordelijkheid te nemen zodat de sanering van ongezuiverde lozingen in het buitengebied uitgevoerd kan worden.

Het hoogheemraadschap heeft op 13 maart 2002 een bestuursovereenkomst ondertekend met de provincie Noord-Holland, de Vereniging Noord-Hollandse Gemeenten en het hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen Hollands Noorderkwartier. Het hoogheemraadschap AGV heeft besloten (AB besluit 02/001 d.d. 21 februari 2002) deze overeenkomst in haar gehele beheersgebied toe te passen en derhalve tot aanpassing van het AGV-beleid. Deze beleidsaanpassing betreft een aanvulling op de bestuursovereenkomst m.b.t. enkele punten, te weten: extra subsidie voor de aanleg van riolering in het kwetsbare en zeer kwetsbare gebied rekening houdend met het bodemtype en centraal stellen van de laagst maatschappelijke kosten. Deze informatie is in een brief aan de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, de VNHG, de hoogheemraden van Rijnland, Uitwaterende Sluizen, Stichtse Rijnlanden en het Waterschap Vallei & Eem verwoord. Deze beleidsaanpassing zal binnen AGV verwoord worden in de nog te verschijnen herziene nota “Financiële Taakafbakening”. Indien afwijkende overeenkomsten of regelingen zijn getroffen met gemeenten in het beheersgebied, dan zullen deze gemeenten apart benaderd worden.

In de bestuursovereenkomst voor de Noord-Hollandse gemeenten zijn voor het kwetsbare en zeer kwetsbare gebied de omslagbedragen als financiële grens voor de systeemkeuze (IBA of riolering) losgelaten, met als achterliggende gedachte dat “het behalen van de emissiereductie-doelstellingen tegen de laagst maatschappelijke kosten” centraal moet staan. Daar passen geen starre bedragen bij. Ook AGV hecht in zijn beleid veel waarde aan de laagst maatschappelijke kosten. Recent uitgevoerde onderzoeken onderbouwen dat de tot nu toe door AGV gehanteerde omslagbedragen leiden tot de laagst maatschappelijke kosten. De omslagbedragen zijn richtbedragen maar met de laagst maatschappelijke kosten als uitgangspunt is er geen reden om de huidige omslagbedragen los te laten.

In de bestuursovereenkomst is ruimte opengelaten voor partijen om meer te doen dan de vereiste minimale inspanning en hier desgewenst subsidie aan te verbinden. Veelal wordt verwezen naar het maatwerkoverleg waarin naar oplossingen moet worden gezocht voor mogelijke knelpunten. Ook het ontbreken van consensus op bepaalde vlakken (bijvoorbeeld verdeling van de kosten indien de kosten van een IBA boven € 12.250,- uitstijgen) laat ruimte over tot aanvullend beleid door AGV.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden een aantal veelvoorkomende begrippen omschreven. Deze spreken veelal voor zich. Voor het overige wordt verwezen naar de algemene toelichting en de (toelichting op de) bijlagen, waarin een aantal specifieke begrippen (zoals kwetsbaarheid en omslagpunt) aan de orde komen.

Artikel 1.2 Bijlagen

Voor een toelichting op de bijlagen wordt verwezen naar het gestelde onder 3. van deze toelichting.

Artikel 1.3 Reikwijdte verordening

De subsidie vloeit voort uit en is feitelijk het slotstuk van de afspraken die in het planoverleg waterkwaliteitsspoor respectievelijk het maatwerkoverleg tussen het hoogheemraadschap en de gemeente worden gemaakt. Eén en ander wordt uitdrukkelijk vastgelegd in dit artikel

Artikel 2.1 Omvang subsidie stedelijk gebied

In dit artikel wordt de grootte van de subsidie voor de opheffing van knelpunten in het stedelijk gebied vastgelegd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen duurzame en sectorale maatregelen.

In bijlage 5 wordt nader op die begrippen ingegaan. ‘Duurzaam beheer’ is een hoofdlijn in de visie van AGV, als verwoord in het Waterbeheersplan Amstel, Gooi en Vecht 2000 – 2004.

De leden 1 en 2 van dit artikel zijn gewijzigd bij besluit AB 6 juli 2006, nr. AB 06/039.

Deze wijziging betreft het volgende:

- de subsidie voor duurzame maatregelen is verlaagd van 80% naar 50%, met dien verstande dat de subsidie voor afkoppeling van verhard oppervlak op maximaal €20,- per m 2 afgekoppeld verhard oppervlak is bepaald;

de subsidie voor sectorale maatregelen is verlaagd van 30% naar 15%.

Artikel 2.2 Subsidiabele kosten stedelijk gebied

De kosten die hieronder vallen, worden in bijlage 6a vermeld.

Artikel 3.1 Omvang subsidie landelijk gebied

In dit artikel wordt de grootte van de subsidie voor aanleg van riolering of een alternatief (IBA- of CBA-systeem, inclusief beheer en onderhoud) in landelijk gebied vastgelegd. In bijlage 1 wordt dit nader verduidelijkt.

Artikel 3.2 Subsidiabele kosten landelijk gebied

De kosten die hieronder vallen, worden in bijlage 6b vermeld

Artikel 3.3 Subsidieplafond landelijk gebied

Door een maximaal bedrag per kalenderjaar, dat voor subsidie kan worden aangewend, vast te stellen wordt bereikt dat niet onbeperkt subsidie behoeft te worden verleend en kunnen de uitgaven ter zake beheerst worden.

Artikel 4.1 Aanvraag tot verlenen van subsidie

Dit artikel regelt het indienen van de aanvraag. Met de bepaling dat, bij onvolledige aanvragen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van indiening van de aanvraag wordt beschouwd, wordt bereikt dat het indienen van pro forma - aanvragen geen zin heeft.

De leden 1 en 2 van dit artikel zijn gewijzigd bij besluit AB 6 juli 2006, nr. AB 06/039.

Deze wijziging betreft het volgende:

In lid 1 is de mogelijkheid opgenomen dat subsidie niet alleen jaarlijks op aanvraag maar ook op projectbasis kan worden verleend.

In lid 2 is het tijdstip van indienen van een aanvraag om subsidie voor uitvoering van een saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied gewijzigd. Dit was uiterlijk drie maanden voor aanvang van de uitvoering van de maatregelen en is gewijzigd in uiterlijk één maand voor de aanbesteding. De achtergrond daarvan is dat dan meer inzicht bestaat in de te verwachten kosten van uitvoering, zoals die in het bestek zijn geraamd.

Artikel 4.2. Gegevens bij de aanvraag tot verlenen van subsidie

Voor de beoordeling van de aanvraag moet het dagelijks bestuur over voldoende gegevens beschikken. Dit artikel strekt daartoe.

Lid 1 van dit artikel is gewijzigd bij besluit AB 6 juli 2006, nr. AB 06/039.

Deze wijziging spreekt voor zich.

Artikel 4.3 Weigeringsgronden

De inhoud van dit artikel is vrijwel gelijkluidend aan artikel 4:35 Awb, waarvan het is afgeleid. Het spreekt overigens voor zich.

Artikel 4.4 Beslistermijn aanvraag tot subsidieverlening

Voor de beslissing op de aanvraag moet het dagelijks bestuur beschikken over een redelijke termijn. Dit artikel strekt daartoe.

Artikel 4.5 Beschikking tot subsidieverlening

Hiermee verkrijgt de aanvrager een aanspraak op de subsidiegelden.

Artikel 5.1 Aanvraag tot vaststellen van subsidie

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 5.2 Gegevens bij de aanvraag tot vaststellen van subsidie

Voor de beoordeling van de aanvraag moet het dagelijks bestuur over voldoende gegevens beschikken. Dit artikel strekt daartoe.

Lid 1 van dit artikel is gewijzigd bij besluit AB 6 juli 2006, nr. AB 06/039.

De wijziging houdt in dat bij de aanvraag ook het proces-verbaal van eerste oplevering van de werkzaamheden moet worden ingediend. Op deze wijze ontstaat een beter inzicht in de uitgevoerde maatregelen.

Artikel 5.3 beslistermijn aanvraag tot subsidievaststelling

Voor de beslissing op de aanvraag moet het dagelijks bestuur beschikken over een redelijke termijn. Dit artikel strekt daartoe.

Artikel 5.4 Beschikking tot subsidievaststelling

De subsidieverlening vormt het uitgangspunt van de vaststelling daarvan. Alleen vanwege de in het tweede en derde lid genoemde redenen kan de subsidie lager worden vastgesteld.

Artikel 6.1 Intrekking en wijziging

De Awb regelt in afdeling 4.2.6. in welke gevallen de subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger kan worden gewijzigd. Het gaat hierbij om de situatie dat de aanvrager de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet of slechts ten dele heeft uitgevoerd, niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ter zake of onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.

Artikelen 7.1 t/m artikel 9.4

Deze artikelen spreken voor zich.

Bij besluit AB d.d. 6 juli 2006, nr. AB 06/039 is - onder vernummering van het toenmalige artikel 9.3 in 9.4 - een nieuw lid 9.3 toegevoegd.

In lid 9.3 (nieuw) is geregeld dat de verordening vervalt op 1 januari 2009 met een uitloop tot 1 december 2009.

3. Toelichting op de bijlagen

Bijlage 1: overzicht omslagpunten

In de bijlage wordt onderscheid gemaakt tussen omslagbedragen voor de doelmatige aanleg van riolering en omslagbedragen voor de financiële kostenverdeling. Deze omslagpunten komen overeen met de omslagpunten volgens het vigerende ontheffingenbeleid van de provincies en de bestuursovereenkomst van 13 maart 2002. De aanleg van riolering wordt door AGV gestimuleerd door voor de kwetsbare en zeer kwetsbare gebieden de omslagpunten te verhogen middels een subsidiebedrag, afhankelijk van de bodemsoort. In bijlage 1 zijn deze subsidiebedragen opgenomen. De omslagpunten geven aan tot welk bedrag de gemeente dient te investeren in de aanleg van de riolering. Voor de verschillende kwetsbaarheden worden verschillende omslagpunten gehanteerd. Tevens wordt in de bijlage aangegeven welke subsidiemogelijkheden bestaan voor alternatieve systemen (IBA’s / CBA’s) en het beheer- & onderhoud daarvan.

Bijlage 2: inhoud saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied

Om in aanmerking te komen voor de onderhavige subsidieverstrekking moet het dagelijks bestuur instemmen met het betreffende gemeentelijk saneringsplan. In bijlage 2 is aangegeven wat daarin moet worden opgenomen.

Bijlage 3: modelconvenant

Hierin worden de afspraken tussen het hoogheemraadschap en de gemeente over de uitvoering en financiering van het in bijlage 2 bedoelde saneringsplan waterkwaliteitsspoor stedelijk gebied vastgelegd.

Deze bijlage is gewijzigd bij besluit AB d.d. 6 juli 2006, nr. AB 06/039.

De wijziging houdt in dat de stijl en rubricering is geactualiseerd.

Bijlage 4: inhoud saneringsplan buitengebied

Om in aanmerking te komen voor ontheffing van de zorgplicht riolering en subsidieverstrekking door AGV dient het saneringsplan buitengebied goedgekeurd te worden door AGV. In bijlage 2 is aangegeven wat in elk geval in het saneringsplan moet worden opgenomen.

Bijlage 5: overzicht duurzame en sectorale maatregelen waterkwaliteitsspoor

Dit overzicht spreekt voor zich.

Deze bijlage is gewijzigd bij besluit AB d.d. 6 juli 2006, nr. AB 06/039.

De wijziging houdt in dat hierin de nieuwe percentages van subsidieverlening, zoals geregeld in artikel 2.1 (nieuw) zijn opgenomen.

Bijlagen 6a en 6b inzake subsidiabele kosten.

Deze bijlagen bevatten een overzicht van de kosten die bij uitvoering van het saneringsplan stedelijk gebied respectievelijk landelijk gebied voor subsidie in aanmerking komen.

Deze bijlage is gewijzigd bij besluit AB d.d. 6 juli 2006, nr. AB 06/039.

Deze wijziging houdt in dat explicieter is gemaakt dat kosten subsidiabel zijn als zij redelijkerwijs nodig zijn om de maatregel voor het waterkwaliteitsspoor te realiseren. Voor situaties waar werk-met-werk wordt gemaakt, geldt dat transparant moet worden gemaakt welke kosten expliciet voor de maatregel in het kader van het waterkwaliteitsspoor wordt gemaakt. Bijvoorbeeld bij afkoppelen wordt het principe gehanteerd dat bij aansluiting op wegrenovatie het herstraten al voor deze renovatie nodig was en niet (deels) kan worden toegerekend aan de kosten voor het waterkwaliteitsspoor waarvoor subsidie mogelijk is.

Meerkosten zijn niet langer volgens een andere verhouding dan de andere kosten subsidiabel. Het voor de tweede keer straten van wegen, in verband met verzakkingen en voor zover dit straten kan worden toegerekend aan de kosten voor het waterkwaliteitsspoor, is expliciet niet subsidiabel.

----------------------------------------

wb/subsidieverordening waterkwaliteitsspoor, tekst 2006

figuren_verordening_2006.pdf (11 Kb)