Regeling vervallen per 21-12-2015

Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010-2015; water beweegt

Geldend van 10-06-2014 t/m 20-12-2015

Intitulé

Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010-2015; water beweegt

1. Waterbeheerplan 2010-2015; water beweegt

1.1 Samenvatting

Beter watersysteem voor iedereen

Het waterschap werkt aan een beter watersysteem, voor mensen en voor flora en fauna. Het watersysteem moet robuuster worden: veiliger, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Deze thema’s pakt het waterschap in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde oplevert voor het resultaat. In het waterbeheerplan staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen. Bij de keuze daarvan heeft het waterschap een afweging gemaakt tussen belangen van boeren, bedrijven, burgers, natuurbeheerders en andere partijen.

Anders dan anders

Dit waterbeheerplan is anders dan voorgaande plannen. Het plan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Voor het eerst staat het waterbeheerplan op de website, dicht bij de informatie over de dagelijkse praktijk van het waterschap.

Water beweegt

Het waterbeheer blijft steeds in beweging, net als het water zelf, de samenleving en het klimaat. In zes jaar tijd kan er veel veranderen. Daarom controleert het waterschap tijdens de planperiode regelmatig of doelen en maatregelen nog steeds goed gekozen zijn of dat aanpassing nodig is. Het waterbeheerplan geeft de basis voor dit continue proces van plannen (wat willen we bereiken?), doen (wat gaan we doen?), controleren (hoe meten we de resultaten?) en aanpassen (wat hebben we de afgelopen jaren geleerd?). Bij ieder thema zijn deze onderwerpen terug te vinden.

Status

Het algemeen bestuur heeft het waterbeheerplan definitief vastgesteld op 9 december 2009. Het plan is geldig vanaf 22 december 2009 tot en met 22 december 2015. Begin 2009 heeft het plan een inspraakprocedure doorlopen. De zienswijzen van de insprekers en de reacties van het waterschap staan in een nota van antwoord. De inspraak is aanleiding voor verschillende wijzigingen geweest. Ook de afstemming tussen het waterbeheerplan en andere waterplannen heeft tot wijzigingen geleid. De nota van wijzigingen geeft een overzicht van alle wijzigingen per pagina. De milieueffecten van het waterbeheerplan zijn beschreven in een Milieueffectrapport. Tegen het definitieve waterbeheerplan is geen beroep of bezwaar mogelijk.

1.2 Leeswijzer

Deze papieren versie van het waterbeheerplan komt in zijn geheel op de website van het waterschap te staan. Deze leeswijzer geeft aan hoe je het ‘papieren’ exemplaar moet lezen om een goed beeld van de website te krijgen.

De website bestaat uit drie kolommen: een brede kolom in het midden en twee smalle links en rechts daarvan.

Linkerkolom:

In de linkerkolom staan straks de ‘hoofdstukken’ van het plan onder elkaar:

Waterbeheerplan 2010-2015

Visie en kader

Beschrijving beheergebied

Thema Veilige dijken

Thema Droge voeten

Thema Voldoende water

Thema Gezonde natuur

Thema Schoon water

Thema Genieten van water

Overzicht maatregelen en kosten

Middelste kolom:

Als je klikt op een hoofdstuk, krijg je in de middelste kolom een samenvatting van het betreffende onderwerp. In deze papieren versie is die steeds weergegeven in de eerste paragraaf van ieder hoofdstuk, onder het kopje Samenvatting (1.1, 2.1, 3.1 etc.). In de samenvatting kun je op meerdere plaatsen klikken op ‘verder lezen’; als je dat doet, kom je op een pagina met toelichting. In deze papieren versie zijn alle toelichtende teksten achterelkaar gezet in de tweede paragraaf van ieder hoofdstuk, onder het kopje Toelichting (2.2, 3.2, 4.2 etc).

Rechterkolom:

In de rechterkolom komen links te staan naar documenten of websites die meer achtergrondinformatie geven. Deze links staan in de papieren versie steeds onderaan de tekst van de webpagina.

afbeelding binnen de regeling

2. Visie en kader

2.1 Samenvatting

Wat is de visie op het waterbeheer na 2010

  • ·

    dynamische samenlevingHet waterschap heeft drie heel verschillende toekomstbeelden verkend en daaruit afgeleid welke voorbereidingen altijd goed zijn.

  • ·

    verantwoord en duurzaamMaatschappelijk verantwoord ondernemen is verankerd in het werkproces. Zuinig omgaan met water en energie en gebruik van duurzame materialen zijn daar onderdelen van.

  • ·

    inhaalslag beheer en onderhoudDe afgelopen jaren lag het accent op aanleg van nieuwe projecten. De komende jaren krijgen beheer en onderhoud een impuls.

  • ·

    effectief samenwerkenVeel partijen zijn betrokken bij waterbeheer. Samenwerken op alle niveaus maakt het waterbeheer effectiever en goedkoper.

De algemene missie en visie van het waterschap staan elders op de website, onder ‘het waterschap’.

Wat zijn de kaders voor het waterbeheerplan

  • ·

    waterplannen op alle niveausHet Nationale Waterplan en het Provinciale Waterplan vormen de kaders voor het waterbeheerplan, samen met de wet- en regelgeving. Alle waterplannen gaan gelijktijdig in inspraak.

  • ·

    gebiedsproces als basisGemeenten en belangengroepen hebben de basis voor het waterbeheerplan gelegd tijdens gebiedsprocessen.

  • ·

    controleren en aanpassen Het waterbeheerplan geeft ruimte voor het continue proces van controleren en aanpassen.

2.2 Toelichting

2.2.1 Wat is de visie op het waterbeheer na 2010

Dynamische samenleving

Altijd goed

Ontwikkelingen in de samenleving en het klimaat zijn grotendeels onvoorspelbaar. Het waterschap heeft drie mogelijke, maar heel verschillende toekomstscenario’s uitgewerkt. Daaruit blijkt dat inzet op de volgende onderwerpen in alle gevallen gunstig is:

  • ·

    strategische grondaankopen: grondverwerving leidt vaak tot vertraging van inrichtingsprojecten.

  • ·

    stimuleringsmaatregelen: gewenst gedrag van andere partijen is te stimuleren met financiële prikkels.

  • ·

    oog voor recreatief medegebruik: recreatie vergroot de betrokkenheid bij het waterbeheer en het draagvlak voor maatregelen.

  • ·

    meer samenwerken: samenwerking met andere partijen geeft mogelijkheden voor beter waterbeheer.

  • ·

    water bergen en bufferen: door klimaatverandering kan zowel wateroverlast als watertekort ontstaan. Water bergen is een oplossing voor overlast; met water bufferen zijn watertekorten te voorkomen.

Het waterschap en de provincie willen de uitvoering van een aantal projecten versnellen. Bij deze versnellingsprojecten gaan de partijen intensiever samenwerken.

Klimaatstrategie

Omgaan met klimaatverandering staat hoog op de bestuurlijke agenda’s en ook het waterschap moet een standpunt innemen in deze discussies. Het waterschap bereidt zich daar actief op voor door in 2010 te starten met de ontwikkeling van een klimaatstrategie. Het waterschap wil oplossingen waar mogelijk en betaalbaar koppelen aan kansen voor recreatie, landbouw, natuur en beleving voor burgers. De te ontwikkelen klimaatstrategie levert bouwstenen voor de evaluatie van het waterbeheerplan in 2012.

Verantwoord en duurzaam

Maatschappelijk verantwoord

Het waterschap heeft maatschappelijk verantwoord ondernemen verankerd in het werkproces. Elke activiteit wordt getoetst op duurzaamheid. Onder duurzaam verstaat het waterschap niet alleen zuinig en verantwoord omgaan met water, maar ook zuinig met energie. In nieuwbouw past het waterschap duurzame materialen toe. Voor onkruidbeheer op verhardingen gebruikt het waterschap vrijwel geen chemische bestrijdingsmiddelen meer (zie thema schoon water).

Zuinig met water

Door klimaatverandering zal het vaker extreem nat en extreem droog worden. Het waterschap wil het beheergebied in de planperiode minder kwetsbaar maken voor wateroverlast en watertekort. Op www.maakruimtevoorklimaat.nl staat meer informatie over de ruimtelijke gevolgen van klimaatsverandering in Nederland. Bij de thema’s ‘droge voeten’ en ‘voldoende water’ staan de maatregelen van het waterschap.

Inhaalslag beheer en onderhoud

De afgelopen jaren is veel energie besteed aan inrichtingsprojecten, zoals de vierde bergboezem bij Breda en de herinrichting van de Molenbeek bij Roosendaal. De komende jaren geeft het waterschap weer extra aandacht aan beheer en onderhoud. De eerste stappen zijn al gezet. In 2008 heeft het bestuur van het waterschap het Algemeen Onderhoudsplan Waterlopen en Waterkeringen en de aanpak voor de actualisatie van legger en beheerregister vastgesteld.

Effectief samenwerken

Intensiever samenwerken

Bij de inrichting van watersystemen werkt het waterschap intensief samen met andere partijen. Met overheden vindt al veel samenwerking plaats, maar ook andere partijen zijn in beeld, bijvoorbeeld bij de realisatie van ecologische verbindingszone op landgoederen. In de planperiode wil het waterschap ook bij vergunningverlening, handhaving en belastinginning intensiever gaan samenwerken.

Samenwerken met gemeenten

Belangrijke samenwerkingspartners zijn de gemeenten. Het waterschap stelt met iedere gemeente de gezamenlijke maatregelen op het gebied van water vast. Deze komen in het Uitvoeringsprogramma Water te staan. De bestuurders van beide partijen evalueren jaarlijks de voortgang van de maatregelen. Meer informatie staat elders op deze website, onder ‘meer weten over, beleid, stedelijke wateropgave’.

Samenwerken met Vlaanderen

Het waterbeheer in West-Brabant hangt nauw samen met het beheer in Vlaanderen. Het waterschap wisselt daarom in het stroomgebiedscomité van de Mark kennis en ervaring uit met Vlaamse waterbeheerders. De partijen voeren ook gezamenlijk projecten uit met Europese subsidie (Interreg). Zo staat voor de periode 2008-2011 het project ‘interactieve watersystemen’ op de planning, over duurzaam waterbeheer in de landbouwsector. Het project zal kennis opleveren over peilgestuurde drainage, zorgvuldige reiniging van spuitmachines, verbetering van vismigratie en vermindering van de uitspoeling van fosfaat. In de planperiode gaan het waterschap en de Vlaamse waterbeheerders ook hun doelstellingen voor ecologie beter op elkaar afstemmen.

Samenwerken met andere landen

Het Rijk heeft de waterschappen gevraagd een bijdrage te leveren aan de internationale Millenniumdoelen. Waterschap Brabantse Delta doet dat door in de planperiode kennis en beperkte financiële middelen in te zetten voor watergerelateerde problemen in andere landen. Voorwaarde is dat deze inzet ook samenwerking met regionale partners en ontwikkelingsmogelijkheden voor het eigen personeel oplevert.

Voorlichting en educatie

Het communicatie- en educatiebeleid van het waterschap schenkt aandacht aan kennis over het waterbeheer in het algemeen en aan de bijdrage die inwoners van West-Brabant kunnen leveren aan schoon en voldoende water. Met rondleidingen op rioolwaterzuiverings-installaties en een lespakket geeft het waterschap handreikingen voor het tegengaan van watervervuiling, waterbesparing en hergebruik en het infiltreren van water in de tuin.

2.2.2 Wat zijn de kaders voor het waterbeheerplan

Waterplannen op alle niveaus

Drie waterplannen

Het waterbeheerplan van het waterschap is onderdeel van een drieluik. Voor dezelfde periode 2010-2015 brengt het Rijk het Nationale Waterplan uit en de Provincie het Provinciale Waterhuishoudingsplan. De drie waterplannen zijn gelijktijdig opgesteld en sluiten inhoudelijk op elkaar aan. De doelen en ingrepen die in waterbeheerplan van het waterschap staan, dragen bij aan de doelen van het nationale en provinciale plan. Het provinciale Waterplan geeft de meest concrete kaders. Hierin staat bijvoorbeeld welke waterhuishoudkundige functies de verschillende waterlopen vervullen en welke ecologische doelen voor de oppervlaktewateren gelden.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben het Rijk, de Provincies en de waterschappen landelijke afspraken gemaakt over het omgaan met wateroverlast, droogte en peilbeheer, chemische kwaliteit en ecologische kwaliteit. waterbeheerders en gemeenten zorgen ervoor dat in 2015 de urgente knelpunten voor wateroverlast zijn opgelost, rekening houdend met klimaatverandering. Ook moet het watersysteem minder kwetsbaar worden voor lange perioden van droogte. Het bestuursakkoord is te downloaden.

Wet- en regelgeving

In de loop van 2009 treedt de nieuwe Waterwet in werking. De wet vormt het kader voor het waterbeheer en stelt nieuwe eisen aan de keur. In 2009 treedt daarom ook de aangepaste keur in werking. Een actueel overzicht van andere landelijke en lokale wet- en regelgeving staat op www.overheid.nl . De regels van waterschap Brabantse Delta zijn te vinden met de regelingenzoeker op de website.

Organisatie waterbeheer

De Waterwet is een nieuwe wet die de organisatie van het waterbeheer regelt. De Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders: het Rijk, als de beheerder van de rijkswateren, en de waterschappen, als de beheerders van de overige wateren. Waterschappen zijn daarnaast ook verantwoordelijk voor het zuiveringsbeheer. Provincies en gemeenten zijn formeel geen waterbeheerder, maar ze vervullen wel waterstaatkundige taken. Zo blijft de Provincie voorlopig bevoegd gezag voor drie categorieën grondwateronttrekkingen en infiltraties: de openbare drinkwaterwinning, bodemenergiesystemen en industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar. Gemeenten hebben een zorgplicht voor hemel- en grondwater. Deze zorgplicht is in 2008 via de Wet gemeentelijke watertaken opgenomen in de Wet op de waterhuishouding.

Internationale kaders

Nederlandse decentrale overheden krijgen steeds meer met Europese wet- en regelgeving te maken. Voorbeelden zijn de kaderrichtlijn Water en Europese regels voor aanbestedingen en staatssteun. Een totaaloverzicht van het Europese waterbeleid staat op de website van EUROPA decentraal.

Gebiedsproces als basis

Tijdens gebiedsprocessen verkennen lokale en regionale partijen gezamenlijk knelpunten en oplossingen. Waterschap Brabantse Delta heeft de resultaten van verschillende gebiedsprocessen als basis voor het waterbeheerplan gebruikt:

  • ·

    gebiedsproces Stroomgebiedbeheerplan kaderrichtlijn Water;

  • ·

    gebiedsprocessen Integrale Gebiedsanalyses;

  • ·

    gebiedsproces Reconstructie Landelijk Gebied (RLG) van de Provincie.

De resultaten werken door in de thema’s chemische kwaliteit, ecologische kwaliteit, wateroverlast en droogte en peilbeheer.

afbeelding binnen de regeling

De resultaten van het gebiedsproces kaderrichtlijn Water staan elders op deze website. De rapporten over Integrale Gebiedsanalyses zijn op te vragen bij de afdeling onderzoek van het waterschap. Het gebiedsproces krijgt een vervolg met het opstellen van inrichtingsplannen.

Afweging van belangen

Het water heeft vele gebruikers. Denk bijvoorbeeld aan boeren, hengelsporters, industrie, drinkwaterbedrijven en natuurgebieden. Het waterschap houdt in het waterbeheer rekening met alle belangen. Het streven is oplossingen te vinden waar alle gebruikers baat bij hebben. Vaak lukt dat, door per gebied een op maat gesneden oplossing te bedenken. Maar soms is sprake van conflicterende belangen. Ook zijn er grenzen aan de maakbaarheid van het water. Dan moet het waterschap een afweging maken tussen de verschillende maatschappelijke en economische belangen.

Controleren en aanpassen

Het Waterbeheerplan geeft de hoofdlijnen van het waterbeheer in de komende zes jaar. Het bestuur geeft accenten aan de invulling. Tijdens de planperiode controleert het waterschap regelmatig of het waterbeheer op de goede weg zit. De cyclus van plannen maken, uitvoeren, controleren en aanpassen gaat altijd door. De voortgang van maatregelen beschrijft het waterschap jaarlijks in managementrapportages. Eind 2012 vindt een evaluatie van alle maatregelen plaats, als voorbereiding op het volgende waterbeheerplan.

3. Beschrijving van het beheergebied

3.1 Samenvatting

Nederland in het klein

Het beheergebied van Waterschap Brabantse Delta beslaat een gebied van ongeveer 170.000 hectare. Een derde daarvan ligt laag en wordt beschermd door waterkeringen. Het beheergebied heeft een grote verscheidenheid aan Nederlandse landschappen: laaggelegen kleipolders, rivierengebied en hogere zandgronden. Ook het landgebruik is divers met landbouw, natuur, industrie en grote stedelijke gebieden. De ligging nabij de Randstad en Antwerpen is gunstig voor de regionale economie. Waterschap Brabantse Delta heeft de taak om gebruiksfuncties en ontwikkelingen te ondersteunen met passend waterbeheer.

afbeelding binnen de regeling

Kerngegevens, zoals het aantal stuwen en de lengte van de waterlopen, staan elders op de website. Op de website van de Provincie staat een digitale wateratlas van de Provincie. In 2010 komen ook de waterschapsgegevens in een digitale wateratlas te staan.

Het beheergebied verkennen

Het beheergebied bestaat uit meerdere gemeenten en stroomgebieden. De grenzen staan op de kaart met gebiedsindelingen. De beschrijvingen van het watersysteem, en de waterkeringen geven een nadere indruk van het beheergebied.

Toestand van het water

Het waterschap en de Provincie rapporteren regelmatig over de toestand van het watersysteem. In het Provinciale Waterplan (bijlage over de Kaderrichtlijn Water) staat in hoeverre de waterkwaliteit voldoet aan de normen uit het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water (2009). De voortgang van het waterbeheer op rijksniveau staat in het rapport Water in beeld.

3.2 Toelichting

3.2.1 Waterkeringen

Type waterkeringen

Waterkeringen zijn alle dijken, kades, sluizen en andere kunstwerken die laaggelegen gebieden beschermen tegen overstromingen. Het waterschap beheert drie typen waterkeringen:

  • ·

    primaire waterkeringen: deze bieden bescherming tegen hoge waterstanden op zee, in de deltawateren en op de rivieren Maas en Rijn. In het beheergebied liggen drie dijkringgebieden die omsloten zijn door primaire keringen.

  • ·

    regionale keringen: keringen langs regionale rivieren, boezemkaden en compartimenteringskeringen, die als ‘achtervang’ dienen bij het doorbreken van een primaire kering.

  • ·

    overige keringen: alle kades langs kleinere waterlopen, zomerkaden en de voormalige primaire kering langs de polder van Allard te Raamsdonksveer.

Bekijk de kaart met alle keringen in het beheergebied.

Functies van waterkeringen

De eerste functie van waterkeringen is bescherming bieden tegen hoogwater. Nevenfuncties zijn mogelijk als die niet ten koste van de veiligheid gaan. De waterkering kan bijvoorbeeld ook een rol vervullen voor agrarisch gebruik, natuur en landschap, wonen en werken, transport over weg en water, kabels en leidingen en recreatie. Zo zijn veel waterkeringen onderdeel van ecologische verbindingszones. Ook heeft een aantal waterkeringen karakteristieke cultuurhistorische waarden, bijvoorbeeld de primaire keringen en stadswallen in Willemstad en Geertruidenberg. De monumentale waarde stelt andere eisen aan het onderhoud, die het waterschap vastlegt in het onderhoudsplan.

3.2.2 Watersysteem

Waterlopen en waterlichamen

Nederland rapporteert over de waterkwaliteit aan de Europese Unie. Dat verplicht de Europese kaderrichtlijn Water. De rapportages zijn opgesteld voor delen van het watersysteem die ‘waterlichamen’ worden genoemd. Een deel van de hoofdwaterlopen van het waterschap behoort tot de waterlichamen. Op de kaart ‘waterlopen en waterlichamen’ staan alle hoofdwaterlopen en waterlichamen in het beheergebied van Waterschap Brabantse Delta.

De waterhuishoudkundige functies van de waterlopen zijn door de Provincie vastgesteld in het Provinciaal Waterplan.

Wateraanvoergebieden

In droge perioden kan het waterschap water aanvoeren naar zogenoemde peilgebieden. Dit zijn gebieden waar het waterschap het peil hoog genoeg kan houden met stuwen en gemalen. Op de kaart ‘peilgebieden’ staan naast de peilgebieden ook de belangrijkste inlaatpunten en de wateren waaruit inlaat plaatsvindt vanuit Mark en Vliet.

Overige informatie

Meer informatie over watersystemen staat elders op deze website. Zo geeft de gebiedskaart informatie over de ligging van zuiveringen, de waterkwaliteit en de scheepvaartklassen.

4. Veilige dijken

4.1 Samenvatting

Wat gaan we doen:

  • ·

    waterkeringen onderhoudenHet waterschap gaat eenduidige regels over maaibeheer en beweiding verwerken in de pachtovereenkomsten. In 2015 wil het waterschap alle primaire waterkeringen in eigendom hebben.

  • ·

    gebruik van de waterkering regulerenIn 2011 zijn de legger en het beheerregister op orde.

  • ·

    ruimte voor de rivieren maken en behouden Het waterschap wijst buitendijkse bebouwing af, om de ruimte voor de rivier te behouden. In 2010 gaat de inrichting van de Overdiepse Polder van start.

  • ·

    waterkeringen toetsenIn 2011 toetst het waterschap of de primaire waterkeringen aan nieuwe toetspeilen voldoen. Waterschappen en Provincie werken aan een toetsmethode voor regionale waterkeringen.

Bij calamiteiten handelt het waterschap volgens het calamiteitenplan.

Wat willen we bereiken:

Het waterschap wil de veiligheid tegen overstromingen ten minste behouden. De veiligheid zal mogelijk vergroten als Rijk en Provincie nieuwe normen kiezen. De Europese Richtlijn Overstromingsrisico vereist dat lidstaten de overstromingsrisico’s goed beheersen en daarover rapporteren in 2016.

Hoe meten we de resultaten:

Het waterschap houdt de voortgang van maatregelen bij en toetst regelmatig of waterkeringen aan de wettelijke normen voldoen.

Wat hebben we de afgelopen jaren geleerd:

Alle primaire waterkeringen zijn op orde sinds de uitvoering van het Beheersplan Waterkeringen 2004-2008. Maar door klimaatverandering blijven regelmatig aanpassingen noodzakelijk.

4.2 Toelichting

4.2.1 Wat gaan we doen

Waterkeringen onderhouden

Maaibeheer

Onderhoud van de grasmat op waterkeringen is noodzakelijk voor de veiligheid. Een aaneengesloten, gevarieerde grasmat zonder struiken en bomen biedt de beste bescherming tegen erosie. Het waterschap wil in principe twee typen maaibeheer toepassen: natuurtechnisch en aangepast agrarisch beheer. Bij aangepast agrarisch beheer vindt naast maaibeheer ook begrazing door schapen plaats. In sommige gevallen past het waterschap bij bebouwing gazonbeheer toe.

afbeelding binnen de regeling

Het maaibeleid is uitgewerkt in het Algemeen Onderhoudsplan Waterlopen en Waterkeringen en in de beleidsregel Toepassing Waterwet en Keur. Hierin staan onder andere de voorschriften per type onderhoud en gebruik in. Beide documenten worden tijdens de planperiode geëvalueerd en eventueel bijgesteld.

Pachtovereenkomsten aanpassen

De helft van de primaire waterkeringen is verpacht. De pachters voeren daar het dagelijks onderhoud uit, in nauwe samenwerking met het waterschap. Het waterschap brengt de regels voor beheer en onderhoud in pachtovereenkomsten in overeenstemming met het ontheffingenbeleid dat in 2005 van kracht is geworden. Het waterschap doet dat met respect voor bestaande afspraken.

Primaire keringen in eigendom verwerven

Het waterschap wil de kernzone van primaire waterkeringen (kruin, taluds en bermen) zelf in onderhoud en eigendom hebben. Dit maakt het beheer en onderhoud aanzienlijk gemakkelijker. Het waterschap beheert 134 kilometer primaire waterkeringen. Hiervan is 110 kilometer al in eigendom van het waterschap. Van de resterende keringen is circa 15 kilometer in eigendom van (semi)overheden en 9 kilometer in eigendom bij particulieren. Het waterschap spant zich in om de waterkeringen die particulieren in eigendom hebben voor 2015 te verwerven. Regionale waterkeringen gaat het waterschap niet aankopen.

Muskusratten bestrijden

Met de komst van de nieuwe Waterwet verschuift de verantwoordelijkheid voor het bestrijden van muskusratten en beverratten van de Provincie naar de waterschappen. Waterschap Brabantse Delta neemt per 1 januari 2010 de rattenbestrijding in het gehele gebied ten zuiden van de Bergsche Maas voor zijn rekening, dus ook in de beheergebieden van waterschap De Dommel en waterschap Aa en Maas. De afdeling Muskusrattenbestrijding van de Provincie wordt daarvoor grotendeels bij Waterschap Brabantse Delta gevoegd. De overdracht wordt pas formeel met het intrekken van de Muskusrattenwet, later in 2010. Het waterschap neemt ook het bijbehorende beleid van de Provincie over, zoals opgenomen in de beleidsnota Uitvoering flora- en faunawet (zie link in linkerkolom).

Gebruik van de waterkering reguleren

Beleidsregel hoogtecriteria

Voor ingrepen in de waterkering, zoals de aanleg van een leiding door een waterkering, is een vergunning nodig op basis van de keur (regelgeving van het waterschap). In de Beleidsregel Hoogtecriteria staat op welke manier het waterschap zo’n vergunningaanvraag beoordeelt. Met name de waterkerende hoogte van waterkeringen is van belang. Het waterschap verwerkt voor 2015 de nieuwe toetspeilen voor primaire waterkeringen en eventuele nieuwe normen voor regionale keringen in de beleidsregel. De actuele beleidsregels staan elders op deze website.

Legger op orde

De legger is een gedetailleerd overzicht van gegevens over waterkeringen. De legger onderscheidt verschillende zones op en rond de waterkering, waar beperkingen aan het gebruik gelden. De legger vormt de basis voor het verlenen van vergunningen voor gebruik in deze zones en de handhaving daarvan. Iedere tien jaar wordt de legger geactualiseerd. Het waterschap brengt de leggers van de dijkringen 35 en 34 uiterlijk in 2009 op orde en de overige leggers uiterlijk in 2011. Hiervoor geldt een openbare vaststellingsprocedure met inspraak. Veranderingen aan waterkeringen houdt het waterschap bij in een beheerregister.

afbeelding binnen de regeling

Ruimte voor de rivier maken en behouden

PKB Ruimte voor de Rivier

In de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier staan maatregelen die de grote rivieren meer ruimte moeten geven. Het waterschap is betrokken bij de volgende projecten: de inrichting van de Overdiepse Polder, de dijkverbetering bij Geertruidenberg en waterberging in het Volkerak-Zoommeer.

De inrichting van de Overdiepse Polder, die in 2010 van start gaat, omvat de aanleg van een nieuwe waterkering met terpen, herkaveling van de polder en aanpassing van de waterhuishouding. Op de terpen vestigen zich nieuwe landbouwbedrijven. Het waterschap voert dit inrichtingsproject uit in opdracht van het Rijk en met rijksfinanciering. Met de inrichting van de Overdiepse Polder wordt de benodigde waterstandsdaling niet overal behaald. Over een traject van enkele honderden meters is dijkverbetering nodig, tussen de brug bij Keizersveer en de keersluis Schipdiep in de monding van het Oude Maasje. De plannen voor opvang van rivierwater in het Volkerak-Zoommeer verdienen nadere uitwerking. In het advies van de Commissie Veerman staan daar ideeën voor.

Buitendijkse bebouwing

Het waterschap toetst of ruimtelijke plannen van bijvoorbeeld gemeenten voldoende rekening houden met het waterbelang. Het waterschap is geen voorstander van buitendijks bouwen, omdat dit ten koste gaat van de veiligheid, de bergingscapaciteit en de doorstroming. Daarom probeert het waterschap bouwen tussen de waterloop en de kering zoveel mogelijk te voorkomen. Het spoorboekje “Op weg met het waterschap” geeft een uitwerking van het beleid en de uitzonderingssituaties.

Waterkeringen toetsen

Primaire waterkeringen

Primaire waterkeringen beschermen tegen overstromingen van de zee, grote rivieren, grote meren en deltawateren. Het Rijk stelt iedere zes jaar toetspeilen en waterhuishoudkundige randvoorwaarden voor deze keringen vast. De waterschappen toetsen daarna of de keringen daaraan voldoen. In 2011 vindt deze ‘Toetsing op veiligheid’ voor de derde keer plaats. Als een waterkering niet voldoet, stelt het Rijk in het Hoogwaterbeschermingsprogramma geld beschikbaar voor maatregelen.

Regionale waterkeringen

Tot de regionale waterkeringen behoren keringen langs regionale rivieren, boezemkades in polders en keringen die achter de primaire waterkering liggen. Normen en een toetsmethode voor regionale keringen zijn nog in ontwikkeling. Begin 2008 hebben de Brabantse waterschappen en Rijkswaterstaat concept normen opgesteld. Naar verwachting zal de Provincie de normen eind 2009 vaststellen. Het is nog niet bekend hoe de toetsing van regionale waterkeringen vorm krijgt.

4.2.2 Wat willen we bereiken

Veiligheid behouden

Het waterschap wil de veiligheid van waterkeringen behouden. Op dit moment zijn de primaire keringen op orde. Uit de derde toetsingsronde kan blijken dat een deel van de waterkeringen niet aan de nieuwe toetspeilen voldoet. Dan zijn versterkings- of rivierverruimingsmaatregelen in de jaren daarna noodzakelijk. Door klimaatverandering zullen ook op langere termijn regelmatig maatregelen nodig blijven.

Doelen voor beheer en onderhoud actualiseren

In 2012 vindt een evaluatie plaats van het beheer en onderhoud van waterkeringen. Op basis daarvan start in 2013 de herziening van het Algemeen Onderhoudsplan Waterlopen en Waterkeringen.

Omgaan met overstromingsrisico’s

De Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s vereist dat lidstaten van de EU overstroombare gebieden in kaart brengen. Zij moeten bovendien in onderling overleg beheerplannen opstellen, waarin staat hoe zij de risico’s gaan beheersen. Uitgangspunt is het principe van niet-afwentelen: maatregelen in het ene gebied mogen de risico’s in een ander gebied niet vergroten. Waterschap Brabantse Delta maakt overstromingsrisicokaarten en -beheerplannen voor regionale wateren. De planning is als volgt:

  • ·

    2011: voorlopige beoordeling overstromingsrisico’s;

  • ·

    2013: eerste generatie overstromingsrisicokaarten (zesjaarlijkse herziening);

  • ·

    2015: eerste generatie overstromingsrisicobeheerplannen (zesjaarlijkse herziening).

4.2.3 Hoe meten we de resultaten

Prestaties monitoren

Het waterschap toetst dan jaarlijks of de beloofde maatregelen op schema liggen. Hierbij kijkt het waterschap of de geplande maatregelen in het afgelopen jaar behaald zijn en of de planning voor het komende periode haalbaar is. Eind 2012 vindt bovendien een evaluatie plaats van alle maatregelen uit het Waterbeheerplan. Mogelijk zijn na 2011 maatregelen nodig om de waterkeringen op orde te houden.

Toestand van de waterkeringen toetsen

Iedere zes jaar toetst het waterschap de toestand van primaire waterkeringen. Naast deze verplichte toetsing, vindt een niet verplichte doorlichting van andere waterkeringen plaats.

5. Droge voeten

5.1 Samenvatting

Wat gaan we doen:

  • ·

    wateroverlast in de stad verminderenDe gemeenten en het waterschap stellen in 2009 de meest urgente knelpunten met wateroverlast in de stad vast en lossen die voor 2015 op.

  • ·

    wateroverlast in het landelijk gebied verminderenHet waterschap lost in het landelijk gebied onacceptabele wateroverlast in 5500 hectare op en vermindert de wateroverlast in de overige 1500 hectare met overlast.

  • ·

    watersystemen op orde houdenHet waterschap zorgt onder andere met adequaat maaibeheer dat het watersysteem op orde is en blijft. In 2011 zijn de legger en het beheerregister op orde.

  • ·

    waterlopen op diepte houdenHet waterschap voert het baggerprogramma uit. Er komt een lijst van onverdachte locaties, waar onderhoudsbaggeren voortaan zonder uitgebreid onderzoek mag plaatsvinden.

Bij calamiteiten handelt het waterschap volgens het calamiteitenplan.

Wat willen we bereiken:

Het waterschap wil het beheergebied minder kwetsbaar maken voor wateroverlast, zoals afgesproken in het Nationaal Bestuursakkoord Water. De Provincie stelt regionale uitgangspunten voor de aanpak van wateroverlast vast. Het waterschap pakt op basis daarvan onacceptabele wateroverlast aan.

Hoe meten we de resultaten:

Het waterschap houdt de voortgang van maatregelen bij en stelt op basis van berekeningen de wateroverlast vast. In 2012 beoordeelt het waterschap of het beheergebied minder kwetsbaar is geworden voor wateroverlast.

Wat hebben we de afgelopen jaren geleerd:

Het waterschap berekent de wateroverlast met een model en hanteert daarbij landelijke uitgangspunten voor bijvoorbeeld klimaatverandering. De berekeningen blijken niet altijd met de werkelijkheid overeen te komen. In de praktijk ontstaat wateroverlast niet alleen door hevige neerslag, maar ook door lokale omstandigheden, zoals de onderhoudstoestand. Daar houdt het model geen rekening mee. Het kost veel tijd berekeningen in balans te brengen met de werkelijkheid. Daardoor is het niet gelukt de berekeningen voor de stedelijke wateropgave in 2008 gereed te hebben.

5.2 Toelichting

5.2.1 Wat gaan we doen

Wateroverlast in de stad verminderen

Aanpak urgente knelpunten

De gemeente en het waterschap analyseren het risico op wateroverlast in de stad. In 2009 stellen zij de urgente knelpunten vast die in de planperiode worden opgelost. De gemeente verbetert de riolering, het waterschap pakt het watersysteem aan. Het waterschap heeft hiervoor voldoende geld gereserveerd op basis van een eerdere verkenning (quick scan). Een aantal maatregelen is al in uitvoering. De grootste ingreep is de aanleg van een vierde bergboezem voor Breda, langs de Mark. De actuele stand van zaken en de rapportage over de quick scan staan elders op deze website.

Verschillende normen

Wateroverlast is niet overal even hinderlijk. Water in plantsoenen en op parkeerterreinen geeft bijvoorbeeld minder overlast dan water op belangrijke verkeersaders en in woningen. Daarom gelden verschillende normen voor wateroverlast in de stad. Wateroverlast door het overlopen van sloten mag volgens de normen niet vaker dan eens per honderd jaar voorkomen. Water op straat, doordat de riolering het regenwater niet kan verwerken, mag eens per twee jaar optreden.

Regenwater afkoppelen van de riolering

Regenwaterstromen afkoppelen van de vuilwaterriolering was tot nu toe een van de doelen van het regionale en rijksbeleid. Inmiddels zijn de inzichten veranderd. Afkoppelen is nog steeds een wens, maar geen doel op zich. Het nieuwe hemelwaterbeleid biedt bijvoorbeeld ook ruimte om alternatieven te kiezen voor een verbreed gemeentelijk rioleringsplan (V-GRP). Waar afkoppeling op een kosteneffectieve manier plaatsvindt, verdelen de gemeente en het waterschap de financiële voordelen bij het ondertekenen van het afvalwaterakkoord, bij afronding van de Optimalisatiestudie Afvalwater Systemen (OAS).

Wateroverlast in het landelijk gebied verminderen

Integrale gebiedsanalyses

Het waterschap heeft in de periode 2006-2009 voor vrijwel alle delen van het beheergebied Integrale Gebiedsanalyses uitgevoerd (IGA’s). Daaruit blijkt wat lokaal de beste oplossingsrichtingen zijn voor de aanpak van wateroverlast en droogte. In het algemeen zijn water vasthouden en bergen in natuurlijke laagtes de belangrijkste oplossingsrichtingen voor het bestrijden van wateroverlast. De IGA’s hebben twee kaarten opgeleverd: een kaart met de kans op inundaties bij een klimaatscenario voor 2050 en een kaart met oplossingsrichtingen die als basis dienen voor de inrichtingsplannen. Voor twee gebieden zijn de inundatieberekeningen na afronding van de IGA herzien. Voor het gebied Gat van de Ham zijn herberekeningen uitgevoerd met winterpeilen in plaats van zomerpeilen. Voor het gebied Oosterhout Waalwijk is het rekenmodel voor de stedelijke wateropgave Oosterhout-Waalwijk gebruikt.

Verschil in aanpak

Het grootste deel van het landelijk gebied heeft geen problemen met wateroverlast. Waar wel sprake van overlast is, zijn de regionale uitgangspunten uit de provinciale waterverordening van toepassing (zie ook: wat willen we bereiken). In beekdalen en andere locaties die van oudsher nat zijn, vindt beperkte reductie van de overlast plaats. Op andere plaatsen wordt de overlast beperkt tot de landelijke normen. De situatie gaat er dus overal op vooruit. In vrij afwaterende gebieden zijn andere oplossingen mogelijk dan in het peilbeheerste gebied (de polders). Zo is in vrij afwaterende gebieden een hoger peil wenselijk, terwijl het peil in polders niet mag afwijken van het peilbesluit.

afbeelding binnen de regeling

Inrichtingsplannen

De oplossingsrichtingen uit de IGA’s krijgen een concrete uitwerking in inrichtingsplannen. Daarbij vergelijkt het waterschap de effecten van verschillende maatregelen met de kosten van de maatregelen en de schade door wateroverlast. Ook controleert het waterschap of een maatregel geen ongewenste effecten in andere gebieden heeft (niet-afwentelen). De optimale maatregelen worden na een inspraakperiode definitief vastgesteld. Maatregelen zijn bijvoorbeeld water vasthouden in de haarvaten, waterberging aanleggen of lokale knelpunten in de waterafvoer oplossen.

Waterberging

Het beheergebied krijgt minimaal 520 hectare waterberging, die voor een groot deel al voor 2010 gereed is. Het creëren van waterberging vergt verschillende stappen: locatie aanwijzen, inrichten en verankeren in de legger en bestemmingsplannen (zie watersysteem op orde houden). Een waterbergingsgebied wordt niet altijd aangekocht. Bij natuurgebieden en agrarische gebieden met een relatief lage inundatiefrequentie (bijvoorbeeld eens per 20 jaar) is aankoop door het waterschap meestal niet noodzakelijk. Er kan dan worden volstaan met de aanwijzing van het gebied in de legger en bestemmingsplannen. De dan optredende schade wordt vergoed. Vaak, maar niet altijd, is waterberging te combineren met natuurontwikkeling, is goede waterkwaliteit belangrijk en dat kan aanvullende ingrepen vereisen.

Schade of overlast

Het waterschap probeert bij de aanpak van wateroverlast schade en extra overlast te vermijden. Als dat niet lukt, wordt de schade volgens de geldende regelingen vergoed. Het waterschap geeft er de voorkeur aan vroegtijdig met de betrokkenen afspraken over schadevergoeding te maken. Als de betrokkene dat niet wil, kan hij of zij een beroep doen op nadeelcompensatie. Het waterschap heeft daar in 2007 beleid voor vastgesteld.

Watersystemen op orde houden

Maaibeheer

Het waterschap beïnvloedt de afvoercapaciteit van watersystemen met maaibeheer. Waar de waterhuishouding het toelaat, kan het maaibeheer ook bijdragen aan andere belangen, zoals natuur. Dit gebeurt in een kwart van de waterlopen (1000 kilometer). Door ‘s- zomers minder vaak te maaien in de haarvaten, blijft het water daar langer staan. Het maaibeleid van het waterschap staat in het Algemeen Onderhoudsplan Waterlopen en Waterkeringen. Eind 2012 wordt dit plan geëvalueerd. Informatie over dagelijkse maaiactiviteiten en een film over het maaibeheer staat elders op deze website.

Legger op orde

De legger geeft een gedetailleerd overzicht van de kenmerken van waterlopen en de onderhoudsplichten. De legger vormt onder meer de basis voor het beoordelen van vergunningaanvragen voor ingrepen in en rond de waterlopen. Iedere vier jaar wordt de legger geactualiseerd. Gedurende die vier jaar houdt het waterschap veranderingen bij in een beheerregister. In de 2011 moet de legger weer geactualiseerd zijn. Ook waterbergingsgebieden komen in de legger te staan. Daarmee vervalt de ‘keur op de waterberging’ (regelgeving van het waterschap). De legger doorloopt een openbare vaststellingsprocedure.

Waterneutraal bouwen

Om wateroverlast in de toekomst te voorkomen hanteert het waterschap het principe van ‘waterneutraal’ bouwen: nieuw stedelijk gebied mag geen ongewenste gevolgen voor het watersysteem hebben, zoals versnelde afvoer van regenwater of verlaging van de grondwaterstand. Dit principe is uitgewerkt in de beleidsregel hydraulische randvoorwaarden en het hemelwaterbeleid van het waterschap, dat samen met gemeenten is opgesteld. Via de watertoets controleert het waterschap of gemeenten en projectontwikkelaars zich houden aan het principe houden.

Watertoets

Het waterschap toetst of ruimtelijke plannen van andere partijen de belangen van het waterbeheer niet schaden. Bij deze ‘watertoets’ let het waterschap er bijvoorbeeld op dat waterbergingsgebieden hun functie kunnen blijven vervullen. Ook via vergunningverlening en handhaving van de keur en de Waterwet bewaakt het waterschap het waterbelang. Het streven is vroeg mee te denken met initiatiefnemers over kansen en beperkingen van het watersysteem. Het actuele beleid voor de watertoets staat elders op de website. De watertoets krijgt mogelijk een sterkere werking en een breder toepassingsgebied (waterkwaliteit). Het waterschap volgt de ontwikkelingen op de voet en past vernieuwingen zo mogelijk toe.

Waterbodems onderhouden

Baggeren

Het waterschap onderhoudt tientallen kilometers watergangen. Iedere zes jaar controleert het waterschap de diepte van watergangen. Zo nodig baggert het waterschap ze daarna uit. Waar het kan, zet het waterschap de bagger op de kant. In de afgelopen jaren waren sommige watergangen zo vervuild dat baggeren ook nodig was om de kwaliteit te verbeteren. Dat is in de komende periode is niet nodig (zie rapport effecten nalevering waterbodems). Het baggerprogramma staat in het waterbodembeheerplan uit 2006; de planning is hieronder weergegeven. Baggerwerkzaamheden in zogenoemde ‘waterlichamen’ heeft het waterschap ook opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen voor de kaderrichtlijn Water. Het waterschap heeft zich aan de EU verplicht die werkzaamheden uit te voeren.

afbeelding binnen de regeling

Uitvoeren onderzoek

Voorafgaand aan onderhoudsbaggerwerkzaamheden laat het waterschap in verdachte locaties een waterbodemonderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van de baggerspecie. Het gaat dan om de gebieden:

  • 1.

    die zijn bebouwd, daaronder begrepen kassen- en industriegebieden;

  • 2.

    waar regelmatig beroeps- of pleziermotorvaart plaatsvindt;

  • 3.

    waar geloosd wordt na de laatste keer dat er is gebaggerd (o.a. overstorten, effluentlozingen);

  • 4.

    grenzend aan wegen met een verkeersintensiteit van meer dan 500 voertuigen per dag, tenzij het betreft bermsloten op een afstand van ten minste 15 meter waarin de wegriolering niet loost;

  • 5.

    met een oeverbeschoeiing die bestaat uit met gecreosoteerde olie behandeld hout;

  • 6.

    en gebieden waarvan het waterschap redelijkerwijs kan vermoeden dat er mogelijke waterbodemverontreiniging is. Als verdacht kenmerkt het waterschap ook campings, potentiële saneringslocaties, reeds gesaneerde locaties, fruitteeltgebieden, boomkweek, en locaties waar in het verleden matig tot sterk verontreinigde baggerspecie is aangetroffen.

Op basis van de Regeling bodemkwaliteit is voor het verspreiden en tijdelijk opslaan van baggerspecie uit onverdachte locaties waterbodemonderzoek niet noodzakelijk. Het waterschap verricht geen waterbodemonderzoek in onverdachte locaties waarvan tevens onderzoeksgegevens van de waterbodemkwaliteit beschikbaar zijn en dit onderzoek uitwijst dat de onderhoudsbaggerspecie geen aanwezigheid van waterbodemverontreiniging vertoond. In onverdachte locaties waar deze onderzoeksgegevens niet bekend zijn, wordt voorafgaand aan onderhoud nog wel een (lichte) onderzoeksinspanning verricht totdat ook in deze locaties onderzoek uitwijst dat in de onderhoudsbaggerspecie geen waterbodemverontreiniging bestaat. De kaarten in bijlage 10 a t/m d geven een overzicht van de verdachte en onverdachte locaties in het beheergebied van het waterschap.

Nieuwe regels

De regelgeving over bodemkwaliteit en waterbodemkwaliteit verandert. De waterbeheerder wordt bevoegd gezag voor het omgaan met waterbodems. Bij de beoordeling van de waterbodemkwaliteit gaat het belang voor het omringende gebied een sterkere rol spelen. Het toetsings- en afwegingskader is nog niet klaar en daarom is ook niet bekend of nieuwe maatregelen nodig zijn. Het waterschap gaat wel alvast een lijst van onverdachte locaties opstellen. Voor deze locaties is in beginsel geen uitgebreid onderzoek nodig bij regulier baggerwerk. Ook gaat het waterschap in de nieuwe legger aangeven waar de grens tussen landbodem en waterbodem ligt. Dat is belangrijk omdat voor land- en waterbodems verschillende regels gelden. Zodra de regels voor gebiedskwaliteit duidelijk zijn, werkt het waterschap die uit voor waterbodems.

5.5.2 Wat willen we bereiken

Prioriteiten van het waterschap

Waterschap Brabantse Delta lost uiterlijk in 2015 de wateroverlast in het landelijk gebied en de urgente knelpunten in het stedelijk gebied op, volgens de landelijke normen. Daarnaast wil het waterschap ervoor zorgen dat de wateroverlast niet toeneemt door ruimtelijke ontwikkelingen of klimaatverandering. Daarom voert het waterschap regelmatig nieuwe berekeningen uit met verbeterde klimaatscenario’s.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben alle partijen die betrokken zijn bij het Nederlandse waterbeheer afspraken gemaakt over het terugdringen van wateroverlast. Deze afspraken zijn verankerd in het Nationale Waterplan. Landelijk zijn basisnormen voor wateroverlast vastgesteld die samenhangen met het grondgebruik. Bij de keuze van maatregelen gaat de voorkeur uit naar water vasthouden, dan naar water bergen en in laatste instantie naar water afvoeren.

Regionale uitwerking

De Provincie vertaalt de landelijke basisnormen in 2009 in de provinciale verordening. Het waterschap weegt altijd af of de inspanning voor het behalen van de norm opweegt tegen de baten. Niet alle gebieden hoeven aan de normen te voldoen. De Provincies geven aan in welke gebieden de landelijke basisnormen niet automatisch van toepassing zijn. De Provincie Noord-Brabant heeft hier de volgende gebieden voor aangewezen:

  • ·

    natuurgebieden, waaronder de EHS: aanpak van wateroverlast is hier maatwerk;

  • ·

    beekdalen: deze dalen overstromen van nature regelmatig;

  • ·

    gebieden waar beperken van wateroverlast niet kosteneffectief is: ook deze gebieden zijn vaak van nature nat;

  • ·

    in bergingsgebieden en andere gebieden die dienen om elders wateroverlast te bestrijden.

In deze gebieden hanteert het waterschap de volgende afwijkende uitgangspunten:

  • ·

    Het grondgebruik van 2008 wordt gerespecteerd (voor de toetsing is gebruik gemaakt van de meest recente grondgebruikskaart; dit betreft de situatie in 2004). Als sprake is van onacceptabele overlast, verbetert het waterschap de situatie. De betreffende ondernemer of burger is zelf verantwoordelijk voor schade door wateroverlast die ontstaat bij het overgaan op gevoeliger of kapitaalintensiever grondgebruik.

  • ·

    De wateroverlast mag niet verslechteren. De gebieden zullen in de toekomst niet geheel aan de nieuwe, strenge inundatienormen voldoen, maar de inundatiefrequentie mag niet toenemen door klimaatverandering (met uitzondering van de waterbergingsgebieden).

5.2.3 Hoe meten we de resultaten

Prestaties monitoren

Het waterschap houdt bij of de beloofde maatregelen op schema liggen, door het aantal afgeronde inrichtingsplannen en de oppervlakte van waterbergingsgebieden te meten. De resultaten van de prestatiemonitoring worden ieder jaar beschreven in managementrapportages. Eind 2012 verschijnt een evaluatierapport over de voortgang van alle maatregelen.

Wateroverlast monitoren

Het waterschap stelt op basis van berekeningen vast hoe groot de wateroverlast in een bepaald gebied is, rekening houdend met het klimaat (klimaatscenario’s 2006). In 2012 maakt het waterschap nieuwe berekeningen, met nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI. Dit is vastgelegd in het Nationaal Waterplan. De resultaten zijn van belang voor het volgende waterbeheerplan. Maar ook in deze planperiode speelt het waterschap zoveel mogelijk in op nieuwe inzichten.

Waterpeilen monitoren

Het waterschap registreert bij ongeveer achthonderd meetpunten het peil van oppervlaktewater en grondwater, met een regelmaat van eens per kwartier tot eens per twee weken. De metingen dienen vier doelen: operationeel peilbeheer, watersysteemkennis, calamiteitenbestrijding en (project)monitoring. Met metingen in het oppervlaktewater controleert het waterschap de naleving van peilbesluiten en streefpeilen. Metingen van grondwaterpeilen geven inzicht in de toestand van natte natuurparel en eventuele wateroverlast als gevolg van verdrogingsbestrijding.

Evaluatie

In 2012 evalueert het waterschap het Algemeen Onderhoudsplan Waterlopen en Waterkeringen. Tevens brengt het waterschap in 2012 in beeld of het beheergebied minder kwetsbaar is geworden voor wateroverlast, rekening houdend met de nieuwe klimaatscenario’s.

6. Voldoende water

6.1 Samenvatting

Wat gaan we doen:

  • ·

    peilbeheer optimaliserenIn 2015 hebben het waterschap en de Provincie de verdroging in natte natuurparels hersteld. Het waterschap pakt watertekorten in landbouwgebieden aan door water langer vast te houden in het stroomgebied. In 2011 zijn alle peilbesluiten geactualiseerd.

  • ·

    zoetwatervoorziening minder kwetsbaar makenBij watertekorten verdeelt het waterschap het water volgens de landelijke verdringingsreeks over de gebruikers. Het waterschap gaat zuiniger om met water. Er moet een alternatieve zoetwatervoorziening komen als het Volkerak-Zoommeer zout wordt.

  • ·

    rivieren bevaarbaar houdenAls het Volkerak-Zoommeer zout wordt, gaan de schutsluizen in de monding van Mark en Vliet weer continu in bedrijf.

Bij calamiteiten handelt het waterschap volgens het calamiteitenplan.

Wat willen we bereiken:

Het waterschap wil in alle delen van het beheergebied het Gewenste Grond- en Oppervlakteregime (GGOR) realiseren. Hierdoor wordt het beheergebied minder kwetsbaar voor droogte.

Hoe meten we de resultaten:

Het waterschap houdt de voortgang van maatregelen bij en meet regelmatig de waterstanden van grond- en oppervlaktewater.

Wat hebben we de afgelopen jaren geleerd:

Uit de watersysteemrapportage 2005-2006 blijkt dat het beheergebied kwetsbaar is bij waterschaarste. Het waterschap heeft het doorspoelbeleid en het calamiteitenplan al aangepast. Daarnaast is zuiniger omgaan met water noodzakelijk.

6.2 Toelichting

6.2.1 Wat gaan we doen

Peilbeheer optimaliseren

Maatregelenkaart GGOR

Het waterbeheerplan geeft met twee kaarten voor het landelijke gebied het Gewenste Grond- en Oppervlakteregime (GGOR) op hoofdlijnen aan. Uit de kaart gebiedstyperingen blijkt dat het in een aantal gebieden te droog of te nat is. De kaart oplossingsrichtingen geeft aan op welke manier GGOR te bereiken is in landbouw- en natuurgebieden. Het GGOR krijgt nadere uitwerking in peilbesluiten (tot en met 2010) en inrichtingsplannen. Deze plannen doorlopen een inspraakprocedure.

Voor bebouwde gebieden stellen de gemeenten de knelpunten en maatregelen vast, in samenwerking met het waterschap. Bij de evaluatie in 2012 wordt deze informatie toegevoegd aan de kaarten met gebiedstyperingen en oplossingsrichtingen. De kaarten komen dan elders op de website te staan.

Peilbeheer in natuurgebieden

Veel natuurgebieden hebben te lijden onder verdroging. De EU, het Rijk en de Provincie hebben prioritaire natuurgebieden aangewezen, waar voor 2015 herstel moet plaatsvinden (de TOP-gebieden). Alle natte natuurparels in het beheergebied horen daarbij. Als oplossingsrichting geldt hier ‘verhogen ontwateringsbasis’. Maatregelen zijn bijvoorbeeld sloten en greppels verwijderen, slootbodem ophogen, waterpeil verhogen en drainage verminderen. Op sommige plaatsen kan de lokale kwel toenemen. Het vasthouden van water in de bovenstrooms gelegen haarvaten bevordert de regionale kwelstromen naar “De naad van Brabant”, het overgangsgebied tussen de hoge zandronden en de lage kleipolders.

Schade of overlast

Het waterschap probeert bij de aanpak van verdroging schade en overlast te vermijden. Met compenserende maatregelen in omliggende gebieden worden eventuele schadelijke effecten zoveel mogelijk opgevangen. Het waterschap werkt deze compenserende maatregelen in overleg met de betrokkenen uit. Als volledige compensatie niet mogelijk is, dan kan de benadeelde een schadevergoeding ontvangen volgens geldende regelingen.

Het waterschap geeft er de voorkeur aan vroegtijdig met betrokkenen afspraken over schadevergoeding te maken. Als de betrokkene dat niet wil, kan hij of zij een beroep doen op nadeelcompensatie. Het waterschap heeft daar in 2007 beleid voor vastgesteld.

Peilbeheer in landbouwgebieden

Het peilbeheer in de Agrarische Hoofdstructuur is grotendeels op orde. Heel lokaal, waar het van nature zeer nat of juist zeer droog is, zijn de waterstanden niet optimaal. Verdere verbetering vereist optimalisatie van het waterbeheer in de haarvaten. Maatregelen zijn bijvoorbeeld ’s zomers minder of later maaien in de haarvaten, drempels plaatsen, agrariërs stimuleren om water te conserveren (door aangepaste drainage of drempels in de sloten) en overbodige sloten verwijderen. Laatste optie is sneller afvoeren, door betere ontwatering of een grotere afvoercapaciteit. In de planperiode pakt het waterschap lokale knelpunten uit de IGA’s aan. Daarnaast verbetert het waterschap samen met agrariërs voor 2012 het beleid voor water vasthouden, inclusief het beleid voor flexibel peilbeheer.

Zoetwatervoorziening minder kwetsbaar maken

Waterverdeling: verdringingsreeks

Bij waterschaarste geeft het waterschap bepaalde gebruikers en gebieden voorrang bij de waterverdeling, door toepassing van de landelijke verdringingsreeks. Het waterschap stelt prioriteiten binnen categorie 3 en 4 zodat de economische en maatschappelijke schade minimaal is. In categorie 4 bepalen de economische schade en natuurwaarden de prioriteiten.

afbeelding binnen de regeling

Voor peilbeheer en beregening vindt inlaat van water plaats vanuit Volkerak-Zoommeer, Hollands Diep, Amer, Bergse Maas en Wilhelminakanaal. Bij zeer lage afvoeren in de Mark- en Vlietboezem wordt extra water ingelaten om blauwalgenbloei te voorkomen.

Zuinig met oppervlaktewater

Het waterschap gaat regen- en rivierwater beter benutten door meer water vast te houden (zie ook peilbeheer optimaliseren). Water bufferen voor de watervoorziening kan economisch rendabel zijn. Deze kansen voor waterbuffering dienen samen met andere partijen worden benut. De ‘Waterakkers’ tussen Breda en Teteringen is daar een voorbeeld van. Het waterschap gaat verkennen of in droge perioden ook effluentwater van zuiveringsinstallaties gebruikt kan worden voor de watervoorziening. Het kan daarvoor nodig blijken de lozingspunten van het effluentwater te wijzigen. Voor wijziging van een lozing is een vergunning nodig. Mogelijk wordt de lozing als nieuwe lozing beschouwd en zijn strengere effluenteisen van toepassing.

Zuinig met grondwater

Vanaf 2010 neemt het waterschap het grondwaterbeheer van de Provincie over, op enkele grote onttrekkingen na. De Provincie blijft bevoegd gezag voor grondwateronttrekkingen door waterleidingbedrijven, bodemenergiesystemen en industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m3/jaar. Het waterschap volgt het huidige grondwaterbeleid en actualiseert dit in 2009/2010. Het grondwaterbeheer is en blijft gericht op zorgvuldige verdeling van het beschikbare water tussen de verschillende belangengroepen. Selectief en zuinig omgaan met de grondwatervoorraad is het uitgangspunt. Gebruik voor drinkwatervoorziening heeft prioriteit. Andere toepassingen maken waar mogelijk gebruik van alternatieve watervoorraden. Als die er niet zijn, wordt in eerste instantie alleen het ondiepe grondwater gebruikt. Het waterschap wil de grondwatervoorraad in de planperiode vergroten door water vast te houden in de haarvaten, zodat in droge perioden meer water beschikbaar is. De hoofdlijnen van het grondwaterbeleid [1] zijn in een bijlage beschreven.

Zout Volkerak-Zoommeer

In droge tijden stroomt zoet water uit het Volkerak-Zoommeer naar het beheergebied. Er zijn plannen om dit meer zout te maken. In dat geval is een nieuwe inlaatvoorziening nodig vanuit het Hollands Diep (via de Roode Vaart), maar dat kost veel geld. Het waterschap is van mening dat de veroorzaker deze ingreep moet betalen en dat de voorziening gereed moet zijn voordat het meer zout is.

Rivieren bevaarbaar houden

Het waterschap houdt de West-Brabantse rivieren in opdracht van de Provincie bevaarbaar door middel van het scheepvaartbeheer. Tot deze taak behoort het regelmatig baggeren van de vaarweg om het water op diep genoeg te houden. Ook controleert het waterschap of de vaarweggebruikers de verkeerregels uit het ‘Binnenvaart Politieregelement’ naleven. Onderdeel daarvan is controleren of de schepen niet te groot zijn voor de bruggen en sluizen. Als het Volkerak-Zoommeer zout wordt, stelt het waterschap de schutsluizen in de Mark en de Vliet weer in werking.

6.2.2 Wat willen we bereiken

Optimaal peilbeheer (GGOR)

Het waterschap heeft voor alle delen van het beheergebied een Integrale Gebiedsanalyse opgesteld (IGA). Daaruit is afgeleid welke regime voor grond- en oppervlaktewater optimaal is, rekening houdend met alle belangen die in het gebied een rol spelen (natuur, landbouw, bewoning et cetera). Dat is het Gewenste Grond- en Oppervlakteregime (GGOR op hoofdlijnen). Om GGOR te bereiken zijn in sommige gebieden aanpassingen van het peilbesluit, inrichtingsmaatregelen of aanpassing van beheer en onderhoud nodig. De GGOR wordt gedetailleerd vastgelegd in peilbesluiten (tot en met 2010) en inrichtingsplannen (binnen de planperiode).

Prioriteiten

Het waterschap geeft prioriteit aan het bereiken van GGOR in natte natuurparels en landbouwgebieden binnen de planperiode. De hoogste prioriteit hebben de “sense of urgency” gebieden van Natura 2000: de Brabantse Wal en het Ulvenhoutse Bos. De voortgang van deze GGOR-maatregelen hangt af van het tempo van de grondverwerving voor de Ecologische Hoofdstructuur. Het streven is dat de maatregelen in 2015 klaar zijn, of in ieder geval zo snel mogelijk nadat de gronden zijn verworven. Herstel van de overige EHS-gebieden krijgt geen prioriteit.

Het waterschap wil bovendien minder kwetsbaar zijn bij droogte, omdat door klimaatverandering vaker extreme droogte zal optreden. Daarom wordt met hoge prioriteit een klimaatstrategie opgesteld.

6.2.3 Hoe meten we de resultaten

Prestaties monitoren

Het waterschap houdt bij of de beloofde maatregelen op schema liggen. De resultaten van deze prestatiemonitoring worden ieder jaar beschreven in managementrapportages. Eind 2012 verschijnt een evaluatierapport over de voortgang van alle maatregelen.

Effecten meten

Het waterschap registreert bij ongeveer achthonderd meetpunten het peil van oppervlaktewater en grondwater. De regelmaat varieert van eens per kwartier tot eens per twee weken. Het waterschap gebruikt de gegevens voor vier doelen: operationeel peilbeheer, watersysteemkennis, calamiteitenbestrijding en (project)monitoring. De metingen in het oppervlaktewater worden gebruikt om peilbesluiten en streefpeilen te controleren. Metingen van grondwaterpeilen geven inzicht in de verdroging, de toestand van natte natuurparel en eventuele wateroverlast als gevolg van verdrogingsbestrijding.

Schade of overlast

De schade of overlast door een inrichtingsplan is vooraf goed in te schatten met berekeningen. Om te zien of de daadwerkelijke overlast of schade overeenkomt met de berekeningen, zet het waterschap bij ieder project een meetnet op. De nulmeting legt de uitgangssituatie vast, zodat duidelijk is hoe de situatie verandert als gevolg van het project. Dit vereist medewerking van omliggende eigenaren, omdat de peilbuizen soms op hun terreinen moeten staan om goede gegevens te kunnen verzamelen. Het waterschap wil hierover vroegtijdig afspraken maken met de omliggende eigenaren.

7. Gezonde natuur

7.1 Samenvatting

Wat gaan we doen:

  • ·

    waterlopen en oevers inrichten Ruim 190 kilometer oevers krijgt een inrichting als ecologische verbindingszone, ruim 50 kilometer beken en kreken wordt natuurlijker.

  • ·

    knelpunten vismigratie oplossenBij 33 stuwen en 1 gemaal krijgen vissen migratiemogelijkheden.

  • ·

    vennen en wielen herstellenHet waterschap gaat samen met andere partijen de natuur van 35 vennen en wielen herstellen.

  • ·

    stadswateren verbeterenHet waterschap pakt op korte termijn samen met gemeenten de blauwalgenoverlast in stadswateren aan.

Bij calamiteiten handelt het waterschap volgens het calamiteitenplan.

Wat willen we bereiken:

In de planperiode wil Waterschap Brabantse Delta een zichtbare verbetering van de ecologie bereiken. Uiterlijk in 2027 moet al het water aan de eisen van de Europese kaderrichtlijn Water voldoen; het waterschap wil in 2015 al een flink eind op weg zijn. De doelen en de maatregelen voor de kaderrichtlijn Water staan in stroomgebiedbeheerplannen.

Hoe meten we de resultaten:

Het waterschap houdt de voortgang van maatregelen bij en meet regelmatig de ecologische toestand van het water.

Wat hebben we de afgelopen jaren geleerd:

De ecologie is de afgelopen jaren verbeterd, maar het is niet duidelijk welke maatregelen daar het meest aan hebben bijbedragen. In de planperiode gaat het waterschap de effecten van maatregelen beter onderzoeken. De grondverwerving verloopt trager dan gepland. Daarom is het waterschap marktgerichter gaan werken, bijvoorbeeld door ruilgronden aan te kopen of grondeigenaren zelf ‘Blauwe Diensten’ te laten verrichten. Ondanks deze inzet blijft grondverweving een risicofactor voor het bereiken van de doelen in de planperiode.

7.2 Toelichting

7.2.1 Wat gaan we doen

Waterlopen en oevers inrichten

Inrichten

Oevers van waterlopen krijgen over een grote lengte een natuurlijkere inrichting. Ook het stromingspatroon en de bodemstructuur van beken worden verbeterd. Paaiplaatsen worden beter bereikbaar voor vissen en er komen nieuwe bij. Het waterschap heeft afspraken vastgelegd in de Tweede Bestuursovereenkomst met de Provincie en het Provinciaal Waterplan. Een deel van de ingrepen is ook opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannnen van de kaderrichtlijn Water. Het waterschap heeft zich aan de EU verplicht dit deel van de maatregelen uit te voeren. Waar ook andere ingrepen nodig zijn, bijvoorbeeld voor wateroverlast, worden die gelijktijdig uitgevoerd. Voor en tijdens de inrichting vindt overleg plaats met omwonenden en andere betrokkenen.

Maatregel

voor welke functie

inrichting 2010-2015 (km)*

totaal gerealiseerd in 2015 (%)

beek- en kreekherstel

verweven en waternatuur

50

74

oeverinrichting vis

71

76

aanleg ecologische verbindingszone

natte ecologische verbindingszones

194

97

* De maatregelen ‘beek- en kreekherstel’ en ‘oeverinrichting voor vis’ overlappen elkaar grotendeels. Voor vissen is het belangrijk dat er voldoende stapstenen zijn, waar ze bijvoorbeeld kunnen paaien of schuilen voor roofvissen. De maatregel oeverinrichting vis is daarom moeilijk in kilometers uit te drukken. Het waterschap gaat onderzoeken in hoeverre de watersystemen voldoende zijn ingericht voor vis en welke verbeteringen nog noodzakelijk zijn. Op basis daarvan wordt de opgave voor de maatregel oeverinrichting vis bijgesteld.

Natura 2000

In het beheergebied van Waterschap Brabantse Delta liggen verschillende Natura 2000-gebieden (geheel of gedeeltelijk): Langstraat (bij Sprang Capelle), Regte Heide (bij Riel), Brabantse Wal (bij Bergen op Zoom en Woensdrecht), het Ulvenhoutse Bos (bij Ulvenhout), het Markiezaatsmeer (bij Bergen op Zoom) en de Loonse n Drunense duinen (bij Loon op Zand). Het KRW-waterlichaam Vennen Groote Meer behoort tot het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. De inrichtingseisen voor de Natura 2000-gebieden staan in beheerplannen.

Watertoets

Het waterschap toetst of ruimtelijke plannen van andere partijen gevolgen hebben voor de waterhuishouding (watertoets). Het waterschap bewaakt in de planperiode onder meer dat de plannen voldoende ruimte bieden voor beekherstel en ecologische verbindingszones. De ecologische verbindingszones staan op de structuurvisiekaart van het Provinciale Waterplan en zijn, net als de ecologische hoofdstructuur (EHS), vastgelegd in het Natuurbeheerplan van de Provincie.

Ontwikkelingen op het gebied van de watertoets, zoals versterking van het instrument en bredere toepassing, worden door het waterschap op de voet gevolgd en zo mogelijk toegepast. Het waterschap toetst ook -voorafgaand aan de besluitvorming- of infrastructurele werken en andere ruimtelijke activiteiten gevolgen hebben voor het realiseren van de doelstellingen van de kaderrichtlijn Water (conform Artikel 4.7 van de KRW).

Natuurvriendelijk onderhoud

Het maaibeheer beïnvloedt de ecologische kwaliteit van oevers. Met name de manier van maaien en de periode zijn van belang. Het waterschap stemt het maaibeheer af op de verschillende functies van een oever. Dit heet gedifferentieerd maaibeheer of aangepast beheer. De werkwijze is vastgelegd in het Algemeen Onderhoudsplan Waterlopen en Waterkeringen. Meer informatie over maaien staat elders op deze website. Het onderhoud van groenelementen zoals poelen in ecologische verbindingszones, wordt toegelicht in een film.

Knelpunten vismigratie oplossen

Selecteren en prioriteren

In de periode 2010-2015 maakt het waterschap 35 barrières in de belangrijkste vismigratieroutes passeerbaar voor vis, met name bij stuwen. In 2015 is daarmee 72% van de knelpunten opgelost (tot en met 2009 zijn al 35 knelpunten opgelost, ofwel 36 %). Op de kaart ‘vismigratieknelpunten’ staan alle knelpunten voor vismigratie in het beheergebied, met de prioriteiten voor de aanpak. Een deel van deze maatregelen is ook opgenomen in het stroomgebiedbeheerplan voor de Europese kaderrichtlijn Water. Dit zijn de maatregelen in wateren die als ‘waterlichaam’ zijn onderscheiden. In sommige waterlichamen zijn maatregelen voor vismigratie niet kosteneffectief of niet zinvol omdat er geen geschikt leefgebied voor vis is. Dat geldt bijvoorbeeld voor De Zoom en de Eldersche Turfvaart. De Zoom bevat over het algemeen te weinig water. Voor de Eldersche turfvaart is migratie via de Molenbeek een beter alternatief.

Het waterschap heeft op basis van een visie op vismigratie afgeleid welke waterlopen geschikt moeten zijn als migratieroute voor vis. Het waterschap heeft de Provincie verzocht aan deze waterlopen de functie verweven of waternatuur toe te kennen (in beide gevallen is de Europese viswaterfunctie van toepassing). Met behulp van de provinciale functiekaart zijn de knelpunten voor vismigratie in beeld gebracht. Het waterschap heeft de planning voor aanpak van de knelpunten vastgesteld op basis van het bestuursprogramma 2009-2012.

Het waterschap streeft naar het bereiken van volledige migratietrajecten van de kust via de grote rivieren naar Vlaanderen (en vice versa). Waar mogelijk lost het waterschap vismigratieknelpunten op door middel van herinrichtingsprojecten. Dat is veelal kosteneffectiever dan de aanleg van betonnen vispassages. In de praktijk bepaalt het tempo van grondaankopen in herinrichtingsprojecten daardoor het tempo van de aanpak van vismigratie. Daarom is het bijvoorbeeld niet mogelijk de gehele Bovenmark binnen de planperiode passeerbaar voor vis te maken.

Aandacht voor gemalen

Naar verwacht is het ook noodzakelijk de passeerbaarheid van gemalen (in twee richtingen) te verbeteren. De locaties, staan al op de kaart. In de planperiode onderzoekt de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) de noodzaak en de effectiviteit van verschillende visvriendelijke varianten in bestaande gemalen. In ons beheergebied wordt de visschade bij gemaal Tonnekreek onderzocht. Daarnaast worden nieuwe innovatieve oplossingen van andere waterschappen op de voet gevolgd. De komende jaren maakt het waterschap het gemaal bij de Ligne passeerbaar, tegelijk met het geplande onderhoud. Als het technisch en financieel mogelijk is, start het waterschap ook bij andere gemalen met aanpassingen. Het passeerbaar maken van gemalen is belangrijk voor trekvissen zoals paling (glasaal) en driedoornige stekelbaars.

Zoet-zout overgang

Abrupte overgangen van zoet naar zout water vormen barrières voor trekvissen. Het waterschap streeft ernaar de zoet-zoutovergangen geleidelijker te maken. Omdat de landbouw over zoet water moet beschikken, zijn de mogelijkheden echter beperkt. Als het Volkerak-Zoommeer op termijn zout wordt, verschuift de huidige barrière van de Krammersluizen naar de sluizen in de Dintel en de Vliet. Rijkswaterstaat gaat een proef met aangepast sluisbeheer uitvoeren om te onderzoeken of de passeerbaarheid voor vissen vergroot kan worden. Het waterschap volgt de ervaringen.

Vennen en wielen herstellen

Prioriteit voor natte natuurparels

In het provinciaal Waterplan zijn binnen het beheergebied van het waterschap 23 (clusters van) vennen en 19 (clusters van) wielen aangewezen met de functie waternatuur. Het waterschap zet zich in de planperiode in om de vennen en wielen in natte natuurparels te herstellen (ongeveer 50%). Dit is afgesproken in de Tweede Bestuursovereenkomst met de Provincie. Deze vennen en wielen liggen in de Oude Buissche Heide, Landgoed Groote Meer, Wielen Binnenpolder Capelle, Goudberg, Ganzeven en Wielen Haagse Dijk. Het waterschap neemt het voortouw omdat er een verband is met de aanpak van verdroging in het regionale watersysteem. Voor het herstel van de vennen en wielen buiten de natte natuurparels nemen de terreinbeheerders het voortouw. Het waterschap heeft in de planperiode geld en personeel gereserveerd voor de aanpak van 35 vennen en wielen.

Maatregelen voor herstel

De belangrijkste problemen in vennen zijn verdroging en vermesting. Verdroging is te bestrijden door bos rond het ven te kappen en sloten te dempen. Oevers plaggen en de sliblaag wegbaggeren helpen tegen vermesting. Herstel van wielen is lastiger omdat deze vaak omringd zijn door landbouwgebieden, waardoor de toevoer van meststoffen moeilijker is terug te dringen. De maatregelen bestaan over het algemeen uit baggeren en het voorkomen van bladinval. De doelen en maatregelen voor alle vennen en wielen staan in het ‘Maatregelenplan venherstel’.

Taakverdeling

Vennen en wielen zijn vaak eigendom van natuurbeheerders. De terreinbeheerders en –eigenaren zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze wateren. Als herstelmaatregelen verder gaan dan de gebruikelijke beheertaken van de eigenaar, helpt het waterschap bij de uitvoering. De verantwoordelijkheden van alle partijen zijn nader omschreven in een notitie.

Stadswateren verbeteren

Blauwalgen

Het waterschap is in 2008 begonnen om overlast door blauwalgen in stadswateren te bestrijden. In 2012 zijn in alle stadswateren maatregelen getroffen waardoor de overlast op korte termijn afneemt. Hiermee wil het waterschap binnen de planperiode de kwaliteit zichtbaar verbeteren. Niet alle blauwalgenbloei is als overlast beschouwd. Het waterschap kiest de locaties en de maatregelen in overleg met gemeenten en sportvissers. De locaties moeten belangrijk zijn voor recreatie of beleving van de ruimte, of een andere belangrijke maatschappelijke waarde hebben. Op langere termijn treedt duurzame verbetering op door het reguliere emissiebeleid.

Gezamenlijke aanpak

Stadswateren worden door allerlei bronnen vervuild: toevoer van verontreinigd water, overstorten in de stad, poep van honden en vogels en grote hoeveelheden ‘brood voor de eendjes’. Daarom zijn veel partijen betrokken bij het schoner maken van de stadswateren. Gemeenten nemen maatregelen om de overlast door vogels en honden te voorkomen. Het waterschap voert veelal herstel van het watersysteem uit. Als de gemeente verantwoordelijk is voor het onderhoud van de stadswateren, horen ook baggerwerkzaamheden bij die taak. Het waterschap werkt hierbij samen met de lokale hengelsportverenigingen. De communicatie met bewoners pakken de gemeente en het waterschap gezamenlijk aan.

7.2.2 Wat willen we bereiken

Prioriteiten

Waterschap Brabantse Delta geeft in de periode 2010-2015 prioriteit aan het herstel van waterlopen, vennen en wielen, zoals vastgesteld in de reconstructieplannen. In stadswateren wil het waterschap zichtbare verbetering van de ecologische kwaliteit bereiken.

Doelen van de Provincie

Voor de natuurlijkheid van het water zijn drie niveaus van belang in de waterhuishoudkundige functies van de provincie: het basisniveau zonder speciale functie, functie verweven en functie waternatuur. De inrichtingsplannen van het waterschap moeten ertoe leiden dat waterlopen aan de functie-eisen voldoen.

afbeelding binnen de regeling

De functie verweven is nieuw in het provinciale beleid. Waterlopen met deze functie zijn vaak ook als waterlichaam voor de kaderrichtlijn Water onderscheiden. Hiervoor is dan het doel Goed Ecologisch Potentieel vastgelegd in het Provinciaal Waterplan. Ook een aantal kleinere waterlopen heeft de functie verweven: Aalskreek en Keenehaven, Kleine beek, Eldersche Turfvaart, de Pools Heining en de Molenleij in Breda. Het waterschap werkt de inrichtingseisen voor deze wateren samen met de Provincie uit (aanvulling bij de revisie van het rapport Streefbeelden voor beken en kreken). De maatregelen in waterlopen met de functie verweven zijn voorlopig vooral gericht op verbeteringen voor vissen. In twee watersystemen met functie verweven is of wordt de inrichting mede afgestemd op cultuurhistorische waarden: De Zoom en de Eldersche turfvaart.

Maatregel

inrichting 2010-2015 (km)

totaal gerealiseerd in 2015 (%)

waterlopen functie verweven

29

nog bepalen

waterlopen functie waternatuur

21

76 %

Doelen van de kaderrichtlijn Water

De Europese kaderrichtlijn Water vereist dat Nederland ecologische doelen stelt voor ‘waterlichamen’: watersystemen met een stroomgebied van ten minste 10 km2 of een wateroppervlak van ten minste 50 ha. De Provincie heeft deze doelen in overleg met het waterschap opgenomen in het Provinciale Waterplan. Vrijwel alle waterlichamen hebben in het Provinciaal Waterplan een hogere natuurdoelstelling gekregen (functie verweven of functie waternatuur). Het einddoel voor de kaderrichtlijn Water en het tussendoel voor 2015 staan in factsheets per waterlichaam. De EU heeft een maatlat gemaakt voor het beoordelen van de ecologische toestand (zie figuur). Het waterschap streeft ernaar dat de meeste waterlichamen in de planperiode naar een betere klasse verschuiven, voor zover ze nu nog niet in de klasse ‘goed’ vallen.

De Europese kaderrichtlijn Water vereist dat de lidstaten streven naar een goede ecologische toestand in alle wateren. De wateren moeten voldoen aan normen voor algen, waterplanten, kleine waterdieren en vis. Ook mogen er niet te veel meststoffen in het water zitten. Volgens de EU moeten de lidstaten ernaar streven om de doelen in 2015 te bereiken. Onder voorwaarden is uitstel mogelijk tot 2021 of 2027, bijvoorbeeld om onevenredig hoge kosten te voorkomen.

Problemen niet afwentelen

Soms moet waterschap Brabantse Delta maatregelen treffen om ecologische problemen benedenstrooms te voorkomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het passeerbaar maken van gemalen. Het waterschap maakt daarvoor gebruik van een onderzoek dat de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) in de planperiode uitvoert. Hieruit zal blijken of het nuttig en noodzakelijk is om de gemalen passeerbaar te maken. Als het Volkerak-Zoommeer zout wordt, moet waterschap Brabantse Delta mogelijk extra maatregelen treffen om de passeerbaarheid van de sluizen in de Vliet en de Dintel te verbeteren. Een proef van Rijkswaterstaat met aangepast sluisbeheer zal daar aanknopingspunten voor geven.

7.2.3 Hoe meten we de resultaten

Prestaties monitoren

Het waterschap houdt bij of de beloofde maatregelen op schema liggen. De resultaten van deze prestatiemonitoring worden ieder jaar beschreven in managementrapportages. Eind 2012 verschijnt een evaluatierapport over de voortgang van alle maatregelen, als bijdrage aan de evaluatie van de stroomgebiedbeheerplannen. De Europese kaderrichtlijn Water schrijft dit evaluatiemoment voor.

Toestand van het water monitoren

Met toestandsmonitoring meet het waterschap de veranderingen in het watersysteem. Resultaten worden weergegeven in de watersysteemrapportage. Het meetnet bestaat uit permanente punten waar jaarlijks wordt gemeten en roulerende punten waar eens per drie jaar wordt gemeten. Met deze metingen berekent het waterschap trends in de ecologische toestand.

Effecten van maatregelen

Metingen zijn ook nodig om de effectiviteit van maatregelen beter in beeld te krijgen, bijvoorbeeld de werking van vistrappen en visvriendelijke gemalen. Het uitwisselen van kennis is daarbij van groot belang.

Toepassing

Alle overheden gebruiken de metingen van het waterschap voor de evaluatie van hun waterbeleid en de maatregelen die daarbij horen:

Beleidsniveau

EU

Rijk

Provincie

Waterschap

plan

kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal Waterplan

Provinciaal Waterplan

Waterbeheerplan

evaluatierapport

Stroomgebied-beheerplan

Water in Beeld

RWSR-rapportage

prestatie: management-rapportages

toestand: Watersysteemrapportage

evaluatiemoment

2009, 2012

jaarlijks

prestatie: eens per twee jaar

toestand: eens per zes jaar

prestatie: jaarlijks

toestand: 2012

meetnet

meetnet KRW

meetnet CIW

prestatie: voortgangregistratie

toestand: meetnet RWSR

toestand: routinematige monitoring en maatregel-effectmonitoring

aantal meetpunten

circa 20

circa 50

circa 20

circa 100

betreft

chemie en biologie beperkt

chemie uitgebreid

chemie en biologie uitgebreid

chemie en biologie uitgebreid

8. Schoon water

8.1 Samenvatting

Wat gaan we doen:

  • ·

    kwaliteit van het zwemwater verbeterenAlle zwemplassen voldoen in 2015 aan de Europese normen voor zwemwaterkwaliteit. Het waterschap zoekt voor acht plassen kansrijke maatregelen om blauwalgenbloei te bestrijden.

  • ·

    emissies verder terugdringenVanaf 2010 gebruikt het waterschap vrijwel geen chemicaliën meer in het onkruidbeheer op verhardingen. Samen met andere partijen dringt het waterschap vervuiling uit riooloverstorten en andere diffuse verontreinigingen terug.

  • ·

    rioolwaterzuiveringsinstallaties verbeterenOp de rwzi Nieuw Vossemeer wordt het fuzzy filter getest om water nog schoner te maken. Na 2012 krijgen mogelijk ook de rwzi’s van Chaam en Halsteren zo’n filter.

Bij calamiteiten handelt het waterschap volgens het calamiteitenplan.

Wat willen we bereiken:

Uiterlijk in 2027 moet al het water aan de eisen van de Europese kaderrichtlijn Water voldoen. Het waterschap verwacht de volgende verbeteringen in het beheergebied:

  • ·

    normoverschrijdingen van bestrijdingsmiddelen nemen met 10% af binnen de planperiode;

  • ·

    stikstof in Mark en Vliet neemt met 10 à 15 % af in de komende 10 jaar.

Hoe meten we de resultaten:

Het waterschap houdt de voortgang van maatregelen bij, meet regelmatig de chemische toestand en berekent de trends in de waterkwaliteit.

Wat hebben we de afgelopen jaren geleerd:

Het emissiebeleid blijkt succesvol te zijn. De afgelopen jaren is de waterkwaliteit sterk verbeterd. De hoeveelheid meststoffen (fosfaat en nitraat) die ons beheergebied verlaat is met de helft afgenomen ten opzichte van 1985. Andere stoffen zijn helaas in veel mindere mate teruggedrongen.

8.2 Toelichting

8.2.1 Wat gaan we doen

Kwaliteit van het zwemwater verbeteren

Zwemwaterprofielen

Een zwemwaterprofiel is een analyse van de zwemwaterkwaliteit van het water, de eventuele gezondheidsrisico’s voor zwemmers en de oorzaken daarvan. In 2011 moet voor alle zwemplassen zo’n zwemwaterprofiel beschikbaar zijn. Dat vereist de Europese Zwemwaterrichtlijn uit 2006. Het waterschap had in 2007 al de zwemwaterprofielen gereed voor twee zwemplassen met problemen: de Binnenschelde en de Eendracht. Daardoor is er meer tijd om deze plassen uiterlijk in 2015 op orde te brengen. In 2009 zijn de zwemwaterprofielen voor alle overige zwemplassen gereed en geactualiseerd.

afbeelding binnen de regeling

Binnenschelde en Eendracht

De nieuwe Europese Zwemwaterrichtlijn onderscheidt vier klassen in de kwaliteit van het zwemwater: uitstekend, goed, aanvaardbaar en slecht. In 2015 moeten alle zwemplassen ten minste de kwaliteit ‘aanvaardbaar’ hebben. Twee plassen voldoen daar niet aan: de Binnenschelde en de Eendracht (meetjaren 2006-2007). Uitwerpselen van watervogels en schapen vormen de oorzaak. Het waterschap spreekt met gemeente en terreinbeheerders af om de dieren verder van de zwemzone te houden. De exacte maatregelen staan in de zwemwaterprofielen.

Blauwalgen

De Europese Kaderrichtlijn Water stelt geen harde eisen aan het voorkomen van blauwalgen. Voor mensen en dieren geven blauwalgen echter overlast en zelfs gezondheidsrisico’s. Bovendien zien blauwalgen er onaantrekkelijk uit. Daarom zoekt het waterschap voor alle plassen met een risico op blauwalgenbloei toch uit wat kansrijke maatregelen zijn (locaties met een zwarte cirkel op de kaart). In de zwemwaterprofielen staan waar mogelijk de maatregelen.

Samenwerken

De beheerder van een zwemplas, het waterschap en de Provincie zorgen gezamenlijk voor een goede zwemwaterkwaliteit. De terreinbeheerders en –eigenaren zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze wateren. Als herstelmaatregelen verder gaan dan de gebruikelijke beheertaken van de eigenaar, helpt het waterschap bij de uitvoering. De verantwoordelijkheden van alle partijen zijn duidelijk omschreven in een notitie.

Emissies verder terugdringen

Aanpak van diffuse bronnen is noodzakelijk om emissies verder terug te dringen. Via diffuse bronnen komen verontreinigingen heel verspreid in het oppervlaktewater terecht, vaak via af- of uitspoeling van regenwater. De landelijke strategie is om meer via algemene regels te regelen en minder via vergunningverlening. Diffuse bronnen worden met de nieuwe algemene regels nauwelijks teruggedrongen. Stimulering, handhaving en communicatie zijn daarmee belangrijker geworden. Het verwijderen van waterbodems, om nalevering van fosfaat of metalen te beperken, blijkt over het algemeen niet noodzakelijk (zie link onderzoeksrapport).

Het goede voorbeeld

Om het goede voorbeeld te geven gaat het waterschap ook bij de eigen werkzaamheden verontreinigingen terugdringen:

  • ·

    chemievrij onkruidbeheer op verhardingen: in 2010 wil het waterschap het Certificaat Zilver volgens de Barometer Duurzaam Terreinbeheer behalen. Slechts een paar procent van het gebied mag dan nog chemisch behandeld worden.

  • ·

    zoveel mogelijk duurzame materialen in nieuwbouw vanaf 2010. Vooral zink en koper zijn slecht voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

  • ·

    rioolwaterzuiveringsinstallaties verbeteren.

Ook gemeenten en burgers kunnen onkruid zonder chemicaliën bestrijden. Bekijk daarvoor de film.

Diffuse verontreiniging

Het waterschap en anderen partijen geven de aanpak van diffuse bronnen prioriteit in:

  • ·

    percelen rond Vennen Groote Meer. Deze vennen behoren tot het Natura 2000- gebied Brabantse Wal. Verbetering van de waterkwaliteit is onderdeel van een integraal project, waarbij ook de verdroging wordt aangepakt. Hierbij vindt samenwerking met Vlaanderen plaats.

  • ·

    stroomgebied Molenbeek ten zuiden van Roosendaal. De concentraties fosfaat zijn hier ruim twee keer zo hoog als toegestaan.

  • ·

    riooloverstorten: het waterschap en de gemeenten werken maatregelen uit voor overstorten die een probleem voor de waterkwaliteit vormen (voor 2012). De Optimalisatiestudies voor het Afvalwater Systeem (OAS) wijzen uit welke maatregelen optimaal zijn. Die komen in de afvalwaterakkoorden te staan.

Het waterschap werkt ook op andere manieren aan het terugdringen van diffuse verontreinigingen, onder meer door deelname in het project Actief Randenbeheer Brabant, hergebruik en zuivering van drainwater en voorlichting over bestrijdingsmiddelen aan agrariërs, gemeenten en burgers.

Overige maatregelen: samenwerking, voorlichting en de watertoets

Het waterschap gaat bij vergunningverlening en handhaving intensiever samenwerken met gemeenten, de Provincie, de regionale milieudienst en de AID. De partijen stellen jaarlijks het gezamenlijk handhavingsprogramma voor Noord-Brabant bij. De Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht vereist dat het waterschap, gemeenten en Provincie adviseert over het milieuonderdeel water in vergunningen en bij overtredingen. Gemeenten, Provincie en waterschappen gaan burgers beter voorlichten over de regels voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het toepassen van koper en zink in de bouw. Bij het uitvoeren van de watertoets gaat het waterschap toetsen of ruimtelijke plannen van gemeenten gevolgen voor de waterkwaliteit hebben. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de landelijke handreiking, die in 2010 wordt bijgesteld.

Actieprogramma

Het emissiebeleid van het waterschap is uitgewerkt in een actieprogramma, dat elders op de website staat. Verbeteringen van rioolwaterzuiveringsinstallaties staan daar ook in. Het emissiebeleid wordt geactualiseerd als het handboek wet en regelgeving waterbeheer en het bijbehorende beleidskader vergunningen klaar is. Het handboek wordt in 2010 opgesteld. Op basis hiervan worden de waterkwaliteitsaspecten van de beleidsregel ’Toepassing waterwet en keur’ herzien. De acties die in zogenoemde ‘waterlichamen’ plaatsvinden, heeft het waterschap ook opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen voor de kaderrichtlijn Water. Het waterschap heeft zich aan de EU verplicht die acties uit te voeren. Het operationele waterkwaliteitsmeetnet van het waterschap is vanaf 2010 uitgebreid voor de toetsing op het principe van “geen achteruitgang” zoals op grond van de Kaderrichtlijn Water in het Besluit Kwaliteitseisen Monitoring Water (BKMW) is bepaald.

Rioolwaterzuiveringsinstallaties verbeteren

Verbeteringen rwzi’s

Rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) die op kleine wateren met de functie verweven of waternatuur lozen, moeten meer ammonium en nitriet uit het water halen en meer zuurstof toevoegen. Deze eis komt voort uit de Europese viswaterrichtlijn. De rwzi Riel voldoet daar al aan. In de periode 2013-2015 worden de rwzi’s Nieuw Vossemeer, Halsteren en Chaam aangepast. In de planperiode wordt duidelijk of rwzi’s ook meer fosfaat uit het water moeten halen, als de nieuwe getalswaarde voor fosfaat bekend is (zie pagina wat willen we bereiken). Mogelijk past het waterschap ook de rwzi Dongemond aan, als Rijkswaterstaat dat vereist in de lozingsvergunning.

Fuzzy filter

In 2009 is op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuw Vossemeer een proef begonnen met het fuzzy filter. Het water wordt hier door een cilinder met kunststof balletjes geleid, waarbij verontreinigingen aan de balletjes blijven kleven. De proef loopt tot 2012. Daarna krijgt de rwzi een definitieve opstelling en start ook de verbetering van de rwzi’s Chaam en Halsteren. Hierdoor worden de Rietkreek bij Nieuw Vossemeer, het Lange Water bij Halsteren en de Laagheiveldse Beek bij Chaam veel schoner.

Effluentwater nuttig gebruiken

Door klimaatverandering zullen vaker lange droge perioden optreden. Zuinig omgaan met water is noodzakelijk om tekorten te voorkomen. Het gezuiverde water van zuiveringsinstallaties is bij droogte mogelijk te gebruiken om sloten op peil te houden of voor beregening. In de planperiode verkent het waterschap met proefprojecten of dit kansrijk is. Een overweging daarbij is of agrariërs een financiële bijdrage moeten geven voor de levering van zoet water voor beregening.

Rapportages

Het beleid voor zuiveringsinstallaties is onderdeel van het emissiebeleid van het waterschap. Het bijbehorende actieprogramma staat elders op de website staat. De acties die in zogenoemde ‘waterlichamen’ plaatsvinden, heeft het waterschap ook opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen voor de kaderrichtlijn Water. Het waterschap heeft zich aan de EU verplicht die acties uit te voeren. Het waterschap stelt jaarrapportages op over beheer en onderhoud van rwzi’s. Bekijk de laatste jaarrapportage (zie link oppervlaktewaterkwaliteit).

8.2.2 Wat willen we bereiken

Prioriteiten

Waterschap Brabantse Delta geeft in de periode 2009-2015 prioriteit aan de aanpak van de meest gevaarlijke stoffen. De prioriteitenvolgorde is als volgt:

  • 1.

    prioritaire stoffen;

  • 2.

    bestrijdingsmiddelen die niet tot de prioritaire stoffen behoren;

  • 3.

    nutriënten, zuurstof en andere algemene parameters;

  • 4.

    zware metalen.

In de periode tot 2015 neemt onder meer het aantal overschrijdingen van de normen voor bestrijdingsmiddelen met tien procent af. De hoeveelheid stikstof in de Mark en de Vliet neemt bij de monding van deze rivieren met tien tot vijftien procent af als gevolg van het nationale mestbeleid.

Het waterschap gaat de prioriteiten in de planperiode opnieuw bezien, als de resultaten van twee onderzoeken beschikbaar zijn: het onderzoek van het waterschap naar biologische beschikbaarheid van zware metalen in kleine beken op zandgronden en het onderzoek van de STOWA naar regionale getalswaarden voor nutriënten in sterk veranderde wateren.

Ambitie voor Volkerak-Zoommeer, Markiezaatsmeer en Binnenschelde

Om het Volkerak-Zoommeer gezond te maken en de blauwalgoverlast te bestrijden, is het wenselijk het meer zout te maken. Een zout meer stelt andere eisen aan nutriëntenreductie: het streven wordt nu gericht op stikstofreductie in plaats van op fosfaatreductie. Volgens Rijkswaterstaat is reductie van de stikstofbelasting met 15% voldoende om overlast door toxische algen te voorkomen, als daarbij ook de ontwikkeling van schelpdieren extra aandacht krijgt. Hierdoor is aanvullend regionaal mestbeleid niet langer noodzakelijk.

Ook in de Binnenschelde bestaat voortdurend risico op algenoverlast. Het waterschap en de gemeente Bergen op Zoom brengen in de planperiode samen met andere partijen (waaronder de Provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat Zeeland) duurzame en kosteneffectieve maatregelen in beeld. Verzouten lijkt ook voor dit water een kansrijke maatregel. In de tussentijd worden zonodig tijdelijke maatregelen uitgevoerd.

Het Markiezaatsmeer is een Natura 2000-gebied. Het meer is geleidelijk aan het verzoeten en is inmiddels zwak brak. De te beschermen vogelsoorten kunnen in zowel een zoet als een zout Markiezaatsmeer gedijen. Hoewel het meer voedselrijk is, zijn ernstige blauwalgplagen nog niet opgetreden. Door nalevering van fosfaat uit de waterbodem kunnen in de toekomst wel problemen ontstaan. Het concept beheerplan Natura 2000 voorziet in een verkenning van zoute en zoete oplossingsrichtingen. Uiterlijk eind 2015 wordt besloten of het meer zoet of zout wordt.

Doelen van de kaderrichtlijn Water

De Europese kaderrichtlijn Water vereist dat de lidstaten streven naar een goede chemische toestand in alle wateren. De wateren moeten voldoen aan normen voor chemische stoffen, die grotendeels in Europese of landelijke regels staan. Volgens de EU moeten de lidstaten ernaar streven om de doelen in 2015 te bereiken. Onder voorwaarden is uitstel mogelijk tot 2021 of 2027, bijvoorbeeld om onevenredig hoge kosten te voorkomen. De doelen voor de Natura 2000-gebieden staan in de betreffende beheerplannen.

De Provincie heeft in het Provinciale Waterplan doelen voor de chemische toestand opgenomen, in overleg met het waterschap. Het einddoel en het tussendoel voor 2015 staan in factsheets per waterlichaam. De EU heeft een maatlat gemaakt voor het beoordelen van de chemische toestand (zie figuur). Het waterschap streeft ernaar dat de meeste waterlichamen in de planperiode naar een betere klasse verschuiven, voor zover ze nu nog niet in de klasse ‘goed’ vallen.

Problemen niet afwentelen

Soms moet Waterschap Brabantse Delta maatregelen treffen om ecologische problemen benedenstrooms te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de reductie van nutriënten in het beheergebied om overlast door blauwalgen in het Volkerak-Zoommeer te voorkomen. Ook het terugdringen van bestrijdingsmiddelen is een voorbeeld: dat is nodig om de drinkwatervoorzieningen te beschermen (grond- en oppervlaktewaterwinningen).

8.2.3 Hoe meten we de resultaten

Prestaties monitoren

Het waterschap houdt bij of de beloofde maatregelen op schema liggen. De resultaten van deze prestatiemonitoring worden ieder jaar beschreven in managementrapportages. Eind 2012 verschijnt een openbaar evaluatierapport over de voortgang van alle maatregelen.

Toestand van het water monitoren

Met toestandsmonitoring meet het waterschap de veranderingen in het watersysteem. Toestandsmonitoring bestaat uit twee delen:

  • ·

    maatregel-effectmonitoring: metingen om de effectiviteit van maatregelen te evalueren;

  • ·

    routinematige monitoring: permanente regelmatige metingen voor het evalueren van generieke maatregelen, het bewaken van trends en het bijsturen van beleid.

Actuele waterkwaliteitsgegevens staan elders op deze website.

Toepassing

Alle overheden gebruiken de metingen van het waterschap voor de evaluatie van hun waterbeleid en de maatregelen die daarbij horen:

Beleidsniveau:

EU

Rijk

Provincie

Waterschap

plan

kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal Waterplan

Provinciaal Waterplan

Waterbeheerplan

evaluatie-rapport

Stroomgebied-beheerplan

Water in Beeld

RWSR-rapportage

prestatie: management-rapportages

toestand: Watersysteemrapportage

evaluatie-moment

2009, 2012

jaarlijks

prestatie: eens per twee jaar

toestand: eens per zes jaar

prestatie: jaarlijks

toestand: 2012

meetnet

meetnet KRW

meetnet CIW

prestatie: voortgangregistratie

toestand: meetnet RWSR

prestatie: voortgangsregistratie

toestand: routinematige monitoring en maatregel-effectmonitoring

aantal meetpunten

Circa 20

Circa 50

Circa 20

Circa 100

betreft

chemie en biologie beperkt

chemie uitgebreid

chemie en biologie

chemie en biologie uitgebreid

9. Genieten van water

9.1 Samenvatting

Wat gaan we doen:

  • ·

    cultuurhistorische waarden behouden Het waterschap houdt 31 objecten met cultuurhistorische waarden in stand via het reguliere onderhoudsprogramma. De West-Brabantse waterlinie keert mogelijk terug.

  • ·

    recreanten laten genieten van het waterHet waterschap maakt in inrichtingsplannen ruimte voor fiets- en wandelpaden, in overleg met gemeenten en de recreatiesector.

Wat willen we bereiken:

Waterschap Brabantse Delta wil de objecten met cultuurhistorische waarden in goede staat houden. Het waterschap zet zich actief in om water en waterschapseigendommen toegankelijk te maken voor recreanten.

Hoe meten we de resultaten:

Het waterschap houdt bij welke onderdelen van de Brabantse Waterlinie hersteld zijn en welke paden langs waterlopen en over dijken toegankelijk zijn (ook uitgedrukt in kilometers). Het waterschap gaat bovendien na hoe tevreden belangengroepen zijn over de resultaten.

Wat hebben we de afgelopen jaren geleerd:

De afgelopen jaren is gebleken dat samenwerking met andere partijen nieuwe mogelijkheden geeft voor behoud van cultuurhistorie. Samenwerking heeft onder meer de visie ‘Van defensie naar retentie’ en een canon van de Brabantse watergeschiedenis opgeleverd. Ook is gebleken dat het beheergebied nu al veel mogelijkheden voor recreanten biedt. Op de website van het waterschap staan vier fietsroutes door het gebied.

9.2 Toelichting

9.2.1 Wat gaan we doen

Cultuurhistorische waarden behouden

31 historische objecten

Uit een inventarisatie blijkt dat het waterschap 31 objecten met cultuurhistorische waarden in eigendom heeft. Het waterschap wil deze objecten behouden, ook als ze geen bijdrage aan het waterbeheer leveren. In de meeste gevallen volstaat het reguliere onderhoud. In 2008 en 2009 zijn elf objecten gerestaureerd. Ook die worden voortaan via het onderhoudsprogramma onderhouden.

afbeelding binnen de regeling

Waterlinie

Het waterschap participeert in de Stichting Cultuurhistorie West-Brabant. De stichting heeft de visie ‘Van defensie naar retentie’ opgesteld. Hierin staan mogelijkheden om de historische waterlinie van West-Brabant een eigentijdse functie te geven voor waterbeheer, recreatie en landschap. Een voorbeeld hiervan is het combineren van waterberging met voormalige militaire inundatiegebieden. In de planperiode verwerkt het waterschap de visie samen met partners in integrale inrichtingsplannen.

Recreanten laten genieten van het water

Het waterschap geeft in inrichtingsplannen waar mogelijk ruimte aan wensen op het gebied van recreatie van gemeenten en de recreatiesector. Dit kan bijvoorbeeld ruimte voor een fietspad langs een dijk, een wandelpad in een ecologische verbindingszone of een visstoep langs een waterloop zijn. Het waterschap gaat als proef enkele visstoepen opnemen in de maaibestekken. Oevers worden vaak natuurvriendelijk onderhouden en minder frequent gemaaid. Door de visstoepen in het maaibestek op te nemen, wordt op die plaats wel regelmatig gemaaid. Dit is alleen mogelijk als het om korte trajecten gaat, omdat anders de ecologische doelen in het geding komen. Door de inzet voor recreatie wordt het werk van het waterschap zichtbaarder en aantrekkelijker. In 2010 werkt het waterschap het recreatiebeleid verder uit.

afbeelding binnen de regeling

Recreatie langs water en waterschapseigendommen is goed te combineren met de waterschapstaken. Op de kaart hieronder is te zien dat veel dijken, kades en waterlopen nu al toegankelijk zijn via wandel- of fietspaden. Naast het waterschap kunnen ook boeren hun percelen beschikbaar stellen voor wandelpaden.

10. Calamiteiten

Calamiteitenzorgsysteem

Bij calamiteiten is het zaak snel en effectief te handelen. Het waterschap waarborgt dat door een calamiteitenzorgsysteem te onderhouden. Belangrijk onderdeel vormen de calamiteitenplannen. Daarin staat onder meer hoe medewerkers van het waterschap moeten handelen, wie besluiten neemt, wie pers en burgers informeert en welke mensen en materialen gereed moeten staan. Daarnaast zijn opleidingen en oefeningen essentiële onderdelen van het calamiteitenzorgsysteem.

Calamiteitenplannen

De calamiteitenplannen bestaan uit een algemeen deel en zes deelbestrijdingsplannen voor specifieke calamiteiten (dijkbewaking, waterkwaliteit, scheepvaart, waterschaarste, wateroverlast binnendijks en zuiveringstechnische werken). De plannen staan op de website van het waterschap onder Calamiteiten.

Opschaling

De calamiteitenplannen treden in werking zodra handelingen een bijzondere coördinatie vereisen. De ernst van de calamiteit - of de dreiging daarvan - bepaalt op welk niveau de coördinatie plaatsvindt. Neemt de ernst toe, dan vindt opschaling plaats. De coördinatie gaat naar een hoger niveau in de organisatie of zelfs daarbuiten:

  • ·

    Coördinatiefase 0: regulier werk. Medewerkers van het waterschap verhelpen problemen.

  • ·

    Coördinatiefase 1: ernstig incident. De aanpak vereist aanvullende coördinatie, bijvoorbeeld omdat extra mensen of middelen nodig zijn.

  • ·

    Coördinatiefase 2: dreigende calamiteit. Als een incident moeilijk onder controle te krijgen is en de situatie dreigt te verslechteren, is coördinatie op directieniveau vereist. Vaak is ook afstemming met de regionale hulpverleningsdiensten nodig.

  • ·

    Coördinatiefase 3: calamiteit of dreigende ramp. Een calamiteit is een ernstig incident dat de belangen van het waterschap of de directe omgeving kan schaden. In dat geval is coördinatie op bestuurlijk niveau vereist.

Rampenbestrijdingsorganisatie

Een ramp is een calamiteit die de openbare orde en de veiligheid in gevaar dreigt te brengen. In deze situatie heeft de burgemeester het opperbevel in handen en vindt rampenbestrijding plaats volgens het rampenplan van de gemeente(n). Het waterschap blijft verantwoordelijkheid voor de eigen taken.

Brandweer, gemeenten, GHOR en politie vormen samen de kern van de rampenbestrijdingsorganisatie, die hulp moet verlenen bij kleine incidenten en grote rampen. Deze organisatie kent een eigen indeling in coördinatiefasen: de Gecoördineerde Regionale IncidentbestrijdingsProcedure (GRIP).

11. Maatregelen en kosten

11.1 Samenvatting

Wat zijn de maatregelen voor 2010-2015?

Het kost grote inspanning om het watersysteem op orde te brengen en te houden. Het waterschap zet de trend van de afgelopen jaren voort en wil in de planperiode opnieuw flinke vooruitgang boeken.

Hoe hoog zijn de kosten?

Door het waterbeheerplan zullen de lasten licht stijgen, gemiddeld met één procent per jaar.

11.2 Toelichting

11.2.1 Wat zijn de maatregelen voor 2010-2015?

Een totaaloverzicht van alle maatregelen uit het waterbeheerplan staat in de maatregeltabel. De toelichting per maatregel staat bij de verschillende thema’s. Het waterschap wil de einddoelen voor de inrichting van het watersysteem in de periode 2015-2018 bereiken, volgens de afspraken in de reconstructie en het Nationaal Bestuursakkoord Water. De opgave voor verbetering van vismigratie is met de implementatie van de kaderrichtlijn Water groter geworden. Afronding van deze opgave wordt verwacht in 2021.

afbeelding binnen de regeling

11.2.2 Hoe hoog zijn de kosten?

Voorwaarde van het waterschap is dat de lasten voor burgers en bedrijven zo min mogelijk stijgen. Het waterschap bespaart kosten door de organisatie te stroomlijnen. Daarnaast vraagt het waterschap subsidies aan bij de EU, het Rijk en de Provincie. Daarmee blijft de lastenstijging als gevolg van dit waterbeheerplan beperkt tot gemiddeld één procent per jaar. De indicatieve tarieven voor de periode 2010-2015 staan in onderstaande tabel. Deze zijn gebaseerd op de kostentoedeling die op 3 december 2008 door het Algemeen bestuur van het waterschap is vastgesteld.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 1: Maatregeltabel

Thema

Maatregel

Acties

Termijn

Algemeen: evalueren

meer aandacht voor meten en evalueren

evaluatierapport

eind 2012

uitvoering projectmonitoring, inclusief nulmetingen

continu

uitvoering en rapportage van gebiedsbrede meetnet

continu

Veilige dijken

waterkeringen onderhouden

maaibeheer uitvoeren

continu

herzien algemeen beheer en onderhoudsplan

2013

pachtovereenkomsten aanpassen

t/m 2015

primaire keringen in eigendom verwerven (resterende 9 km)

t/m 2015

muskusratten bestrijden

continu

waterkeringen toetsen

primaire waterkeringen toetsen

2011

regionale waterkeringen toetsen

t/m 2011

ruimte voor de rivieren maken en houden

meewerken aan uitwerking waterberging in het Volkerak-Zoommeer

vanaf 2010

inrichting Overdiepse Polder en dijkverbetering bij Geertruidenberg

vanaf 2010

ruimtelijke plannen toetsen op buitendijkse bebouwing

continu

gebruik van de waterkeringen reguleren

nieuwe toetspeilen verwerken in beleidsregel hoogtecriteria

uiterlijk 2014

legger en beheerregister actualiseren

2011, daarna continu

omgaan met overstromingsrisico’s

voorlopige beoordeling overstromingsrisico’s

2011

eerste generatie overstromingsrisicokaarten

2013

Droge voeten

wateroverlast in de stad verminderen

urgente knelpunten oplossen, conform notities stedelijk wateropgave

t/m 2015

wateroverlast in het landelijk gebied verminderen

overlast opheffen in 5600 ha conform landelijke regels (buiten beekdalen, overige natte plekken en EHS)

t/m 2015

overlast beperken in 4200 ha (in beekdalen en overige natte plekken)

t/m 2015

integrale inrichtingsplannen opstellen

t/m 2015

waterbergingsgebieden vastleggen in legger en bestemmingsplannen

t/m 2015

herberekening wateroverlast met nieuwe klimaatscenario’s

2012

watersystemen op orde houden

maaibeheer uitvoeren

continu

legger en beheerregister op orde brengen

2011

watertoets op ruimtelijke plannen uitvoeren

continu

waterbodems onderhouden

Uitvoeren vastgesteld baggerprogramma

continu

Opstellen lijst met onverdachte lokaties

uiterlijk 2011

Voldoende water

peilbeheer optimaliseren

oplossingsrichtingen uitwerken in inrichtingsplannen en vervolgens uitvoeren

t/m 2015

knelpunten en oplossingen in stedelijk gebied formuleren

voor 2012

natte natuurparels herstellen

t/m 2015

beleid voor water vasthouden in de landbouw uitwerken

voor 2012

peilbesluiten aanpassen

t/m 2010

zoetwatervoorziening minder kwetsbaar maken

verkenning inzet effluentwater voor watervoorziening

t/m 2015

grondwaterbeleid actualiseren

in 2010

landelijke verdringingsreeks voor verdeling van zoet water hanteren

continu

extra water inlaten bij lage afvoeren voor bestrijding blauwalgenbloei

continu

rivieren bevaarbaar houden

beheer in opdracht van de provincie uitvoeren

continu

Gezonde natuur

waterlopen inrichten

50 km beken en kreken herstellen

t/m 2015

71 km oevers inrichten voor vissen

t/m 2015

herinventarisatie doelrealisatie oeverinrichting voor vis

voor 2012

194 km Ecologische Verbindingszone (EVZ) aanleggen

t/m 2015

21 km waterlopen met functie waternatuur inrichten

t/m 2015

ruimtelijke plannen toetsen (gelet op ruimte voor inrichting)

continu

inzicht in effecten van maatregelen verbeteren

t/m 2013

natuurvriendelijk onderhoud van diverse waterlopen

continu

vismigratieknelpunten oplossen

34 stuwen vispasseerbaar maken

t/m 2015

minmaal 1 gemaal vispasseerbaar maken

t/m 2015

vennen en wielen herstellen

herstel van 35 vennen en wielen

t/m 2015

stadswateren verbeteren

ongeveer 20 stadwateren verbeteren

t/m 2012

Schoon water

kwaliteit van het zwemwater verbeteren

kwaliteit Eendracht en Binnenschelde verbeteren

voor 2015

aanpak blauwalgenoverlast in zwemplassen

t/m 2015

emissies verder terugdringen

behalen certificaat zilver in duurzaam terreinbeheer (vrijwel chemie vrij)

2010

stimuleren gezamenlijke aanpak diffuse bronnen

continu

bepalen knelpunten riooloverstorten en aanpak formuleren samen met gemeenten

t/m 2012

samenwerken in vergunningverlening en handhaving met gemeente, provincie en AID

continu

voorlichting met gemeenten aan burgers en bedrijven over onder andere bestrijdingsmiddelengebruik

t/m 2015

bij watertoets van ruimtelijke plannen ook letten op gevolgen voor waterkwaliteit

continu

actualisatie emissiebeleid en herzien beleidsregel ‘toepassen waterwet en keur’

uiterlijk 2012

rioolwaterzuiveringsinstallaties verbeteren

verbeteren kwaliteit lozing van zuiveringsinstallaties te Nieuw Vossemeer, Chaam en Halsteren (mogelijk ook bij Oosterhout)

t/m 2015

testen innovatieve zuiveringstechniek op Nieuw Vossemeer: het fuzzy filter

t/m 2012

gezuiverd water zoveel mogelijk benutten voor de watervoorziening: haalbaarheid met proefprojecten verder uitwerken

t/m 2015

Genieten van water

cultuurhistorische waarden behouden

alle 31 cultuurhistorische objecten behouden

continu

elementen uit de West-Brabantse waterlinie waar mogelijk benutten voor waterberging

t/m 2015

recreanten laten genieten van het water

uitvoeren proef opnemen visstoepen in maaibestekken

t/m 2010

Bijlage 2: KRW Maatregelen per waterlichaam

De Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water vereist dat Europese landen het water in een goede toestand brengen. De landen moeten binnen de wateren zogeheten ‘waterlichamen’ onderscheiden. Die waterlichamen moeten voldoen aan normen voor chemische stoffen en biologische kenmerken. Het einddoel wordt bij voorkeur in 2015 bereikt. Onder voorwaarden is uitstel mogelijk tot 2021 of 2027, bijvoorbeeld om onevenredig hoge kosten te voorkomen. De landen rapporteren per stroomgebied over de doelen, de geplande maatregelen en de bereikte resultaten. Het beheergebied van Waterschap Brabantse Delta behoort deels tot het stroomgebied van de Maas en deels tot het stroomgebied van de Schelde. De motivaties voor doelen en fasering van maatregelen zijn opgenomen in het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 (KRW-bijlage).

Doelen per waterlichaam

Het waterschap heeft samen met gemeenten, provincies, Rijk, terreinbeheerders en maatschappelijke organisaties vastgesteld welke maatregelen kansrijk zijn voor het behalen van de goede toestand in de waterlichamen. De onderbouwing is opgenomen in de rapportages per stroomgebied. Sommige maatregelen hebben effect op het hele beheersgebied, anderen zijn voor een specifiek waterlichaam bedoeld.

In de onderstaande tabel staan alle inrichtingsmaatregelen die het waterschap heeft toegezegd aan de Europese Unie. Ook zijn twee overzichten opgenomen met maatregelen per waterlichaam: voor de periode 2010-2015 (de planperiode van het waterbeheerplan) en voor de periode 2016-2027 (tot de eindtermijn van de Kaderrichtlijn).

Resultaatsverplichting: minder maatregelen

Het waterschap geeft aan de EU de doelen en maatregelen door die nodig zijn voor het bereiken van de goede toestand. Hiervoor geldt een resultaatsverplichting: het waterschap is verplicht deze maatregelen te realiseren. Lukt dit niet, dan kan de EU boetes opleggen. Daarom is het waterschap terughoudend met beloftes.

In de maatregelenlijst die aan de EU is gestuurd staan minder maatregelen dan in de plannen van het waterschap, zoals onder andere weergegeven in de tabel op de webpagina “Waterlopen en oevers inrichten” in het thema “Gezonde natuur”. In de lijst voor de EU staat een kleinere lengte voor de inrichting van waterlopen en minder vispassages. Dit is noodzakelijk omdat het waterschap niet voor 100% kan garanderen dat alle maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd. De ervaring leert dat sommige projecten vertragen door problemen met grondverwerving of omdat andere onvoorziene werkzaamheden voorrang moeten krijgen.

Tabel 1: KRW maatregelen thema Herstel & Inrichting, Brabant West

Maatregel

Opgave

Gereed (31/12 2009)

2010-2015

2016-2027

Hydrologisch herstel natte natuurparels (ha)

7.055

1776

1958

3321

Maas

6.561

1651

1821

3089

Schelde

494

125

137

232

Beek- en Kreekherstel (km)

259

113

49

97

Maas

228

100

43

85

Schelde

31

13

6

12

inrichting voor functie viswater /oevers (km)

220

75

71

74

Maas

196

67

63

66

Schelde

24

8

8

8

inrichting functie viswater/vispassages (stuks)

97

35

26

37

Maas

86

34

24

29

Schelde

11

1

2

8

Ecologische Verbindingszones (km)

433

193

120

120

Maas

372

166

103

103

Schelde

61

27

17

17

inrichten voor functie waternatuur/lijnvormige waterlopen (km)

161

73

41

47

Maas

130

59

33

38

Schelde

31

14

8

9

inrichten voor functie waternatuur/vlakvormige watersystemen (stuks)

95

21

25

49

Maas

77

18

20

39

Schelde

18

3

5

10

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3: Taken en verantwoordelijkheden van het waterschap in (semi) geïsoleerde wateren

Reikwijdte en opzet notitie

Het waterschap is als waterbeheerder verantwoordelijk voor het publiek beheer van het regionaal watersysteem. Hiermee wordt een groot maatschappelijk belang gediend.

Deze notitie gaat bondig in op de taken en verantwoordelijkheden van het waterschap in geïsoleerde en semi-geïsoleerde wateren. Deze notitie geeft het bestaande beleid van de waterschappen op hoofdlijnen weer en bevat dus niet alle specifieke nuances per waterschap en ook geen aanzetten tot nieuw beleid.

De uitgangspunten die het waterschap hierbij hanteert zijn gerangschikt naar de verschillende rollen die het waterschap invult. De uitgangspunten worden in deze notitie nader toegelicht.

Definitie geïsoleerde wateren

Onder geïsoleerde wateren wordt in deze notitie verstaan: Oppervlaktewateren die niet in open verbinding staan met het hoofdoppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat geïsoleerde wateren uitsluitend worden gevoed met regenwater en grondwater. In de Nederlandse situatie kunnen de meeste geïsoleerde wateren overtollig water wel afvoeren via een overlaat.

Veel ogenschijnlijk geïsoleerde wateren zijn in feite semi geïsoleerd. Hierbij wordt het water via een regelbaar kunstwerk gescheiden van het hoofdwatersysteem. Semi geïsoleerde wateren kunnen dus ook met oppervlaktewater gevoed worden. Voorbeelden van (semi) geïsoleerde wateren in Brabant zijn: vennen, wielen, zandwinplassen, stadsvijvers en blusvijvers. Hoofdwatersysteem en geïsoleerde wateren maken beide onderdeel van het regionale watersysteem en vallen zodoende onder de waterbeheerstaak van het waterschap. Daarnaast is in gevallen het waterschap naast waterbeheerder ook eigenaar van de ondergrond van het hoofdoppervlaktewatersysteem. Voor geïsoleerde wateren is dit meestal niet het geval.

Waterschap als waterautoriteit

Uitgangspunt 1

Het waterschap neemt geïsoleerde wateren in het waterbeheerplan op indien hieraan specifieke functies en doelstellingen gekoppeld zijn.

Toelichting

In het kader van de Waterschapswet en de Wet op de waterhuishouding (straks Waterwet) is het waterschap verantwoordelijk voor het waterbeheer van het regionaal watersysteem (m.u.v. de Rijkskanalen waarvan de huidige waterkwaliteitsbeheer taak als gevolg van de waterwet in de meeste gevallen zal overgaan naar Rijkswaterstaat). Ongeacht wie hier de eigenaar van is. Het waterbeheer dient planmatig en transparant uitgevoerd te worden. Om die redenen stelt het waterschap eens per vier jaar (straks eens per zes jaar) een waterbeheerplan op. In het waterbeheerplan is op hoofdlijnen aangegeven welke functies aan de oppervlaktewateren zijn toegekend, welke doelstellingen worden nagestreefd en wat de bijdrage van het waterschap is om deze doelstellingen te realiseren.

Functietoekenning vindt voornamelijk plaats door de provincie. Voor geïsoleerde wateren spelen reeds aanwezige natuurwaarden of potenties voor natuurontwikkeling een belangrijke rol bij functietoekenning. Voor het toekennen van de gebruiksfunctie zwemwater zijn ook de verplichtingen die voortvloeien uit de zwemwaterrichtlijn en het daadwerkelijk gebruik van het geïsoleerde water als zwemwater van belang.

Uitgangspunt 2

Geïsoleerde wateren met een specifieke functie worden door het waterschap opgenomen in het monitoringsprogramma.

Toelichting

Teneinde vast te kunnen stellen of het gevoerde beleid van het waterschap succesvol is en de oppervlaktewateren aan de gestelde doelstellingen voldoen, heeft het waterschap een monitoringprogramma ingericht. Geïsoleerde wateren waaraan een functie is toegekend maken hier onderdeel van uit. De meetfrequentie in geïsoleerde wateren is over het algemeen laag. Dit betekent dat er veelal een beperkte hoeveelheid informatie beschikbaar is. De geïsoleerde wateren waaraan een zwemwaterfunctie is toegekend, vormen hierop een uitzondering. De provincie heeft als bevoegd gezag voor de wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden de monitoring van de kwaliteit van regionale oppervlaktewateren met de functie zwemwater, onder gebracht bij de waterschappen. Overeenkomstig de wettelijke eisen worden de zwemwateren elk badseizoen onderzocht.

Daar waar geïsoleerde wateren niet aan de functie eisen voldoen, dienen herstelplannen opgesteld te worden. Het waterschap prioriteert deze waarnodig in het waterbeheersplan.

Uitgangspunt 3

Indien aan een geïsoleerd water een specifieke functie is toegekend waarbij niet aan de functie eisen wordt voldaan, adviseert het waterschap de eigenaar en/of functiehouder over de verdere aanpak

Toelichting

Als regionale waterautoriteit beschikt het waterschap over veel watersysteemkennis. Bij het optreden van beheerproblemen kunnen eigenaren van geïsoleerde wateren in principe een beroep doen op deze deskundigheid. Daar waar het een geïsoleerd water betreft met een specifieke functie die is vastgelegd in het waterbeheerplan, zal het waterschap altijd adviseren. In het geval van geïsoleerde wateren met een zwemwaterfunctie is er naast een eigenaar ook vaak een functiehouder (badbeheerder). De advisering zal zich in dat geval veelal richten op de functiehouder.

Indien het geïsoleerde wateren betreft waaraan geen specifieke functie is toegekend, maakt het waterschap per geval een afweging in hoeverre aan een dergelijk verzoek gehoor zal worden gegeven. De mate waarin dergelijke wateren openbaar toegankelijk zijn, speelt hierbij een rol. In de meeste gevallen zal de inbreng beperkt blijven tot het ter beschikking stellen van informatie.

N.B.: Op de uitvoerende taken van het waterschap wordt in deze notitie afzonderlijk ingegaan bij de uitgangspunten 6, 7 en 8.

Waterschap als bevoegd gezag

Uitgangspunt 4

Als bevoegd gezag reguleert het waterschap in geïsoleerde wateren activiteiten van derden

Toelichting

In het kader van de Waterschapswet, Wet op de waterhuishouding en de wet Verontreiniging oppervlaktewa-teren (binnenkort samen met een aantal andere wetten gebundeld tot de waterwet) is het waterschap bevoegd gezag voor het regionale watersysteem. Als bevoegd gezag dient het waterschap het publieke belang op het gebied van regionaal waterbeheer. Dit belang is veelal functie afhankelijk en door middel van normen afrekenbaar gemaakt (normen voor aan- en afvoer, wateroverlast, waterkwaliteit). Door middel van schouwvoering, vergunningverlening en handhaving (keur en de Wvo) worden activiteiten van derden zodanig gereguleerd dat dit geen afbreuk doet aan de maatschappelijke waterbeheer doelstellingen. In vergelijking met de hoofdwaterlopen zijn de regulerende activiteiten in geïsoleerde wateren over het algemeen beperkt qua omvang.

Uitgangspunt 5

In geval van een calamiteit kan het waterschap als bevoegd gezag handelend optreden in geïsoleerde wateren, dan wel anderen tot handelen dwingen

Toelichting

Overeenkomstig artikel 69 van de Waterstaatswet 1900 beschikt het waterschap over een calamiteitenplan. Dit plan vormt het kader voor het optreden van het waterschap bij oppervlaktewater gerelateerde calamiteiten. In geval van een calamiteit is het waterschap bevoegd om handelend op te treden dan wel anderen tot handelen te dwingen. Dit met als doel de schade voor het watersysteem tot een minimum te beperken. Bij het bestrijden van calamiteiten werkt het waterschap nauw samen met anderen (onder ander brandweer en politie). In het geval van stedelijke wateren (inclusief de geïsoleerde wateren in stedelijk gebied) kan het waterschap nadere afspraken maken met de gemeente wie in welke situatie (bijvoorbeeld, vissterfte, botulisme, blauwalgen, zuurstoftekort) handelend optreedt. Indien dergelijke afspraken niet zijn gemaakt kan het waterschap naar bevinden handelen.

Waterschap als uitvoerder

Uitgangspunt 6

Het waterschap zorgt waar mogelijk voor de juiste hydrologische randvoorwaarden van geïsoleerde wateren

Toelichting

Het waterschap is verantwoordelijk voor het peilbeheer in het regionale watersysteem, zowel voor de hoofdwaterlopen als de geïsoleerde wateren. Hiermee zorgt het waterschap waar mogelijk voor de juiste hydrologische randvoorwaarden voor de verschillen (gebruiks)functies.

Voor de hoofdwaterlopen staat het instandhouden van de afvoercapaciteit (veelal vastgelegd door middel van leggerafmetingen van waterlopen in de legger) centraal. De uitvoerende taken voor het waterschap zijn hier het maaien, baggeren en herprofileren van leggerwaterlopen en het feitelijk peilbeheer door middel van stuwen en gemalen. Voor de geïsoleerde wateren zijn de mogelijkheden voor peilbeheer over het algemeen beperkt. Dit zal in zekere zin verbeteren als de waterschappen overeenkomstig de waterwet ook beheerder van het ondiepe grondwater worden in het landelijk gebied. Het waterschap vult voor geïsoleerde wateren de rol van waterbeheerder vooral in door toezicht te houden op activiteiten van derden die mogelijk van invloed zijn op het waterpeil en de waterkwaliteit (zie bij waterschap als bevoegd gezag).

Uitgangspunt 7

Het waterschap heeft als waterbeheerder geen uitvoerende taak in het regulier onderhoud van geïsoleerde wateren

Toelichting

In geïsoleerde wateren ligt de verantwoordelijkheid voor het in goede staat houden van het water in principe bij de eigenaar. De eigenaar zal regulier onderhoud uitvoeren om het eigendom in goede staat te houden. Voor geïsoleerde wateren waaraan een functie is toegekend, is het “in goede staat houden” in belangrijke mate afhankelijk van de functie-eisen. Het waterschap gaat er vanuit dat de eigenaar hier het reguliere onderhoud uitvoert op basis van een onderhoudsplan.

Om verlanding tegen te gaan dient een geïsoleerd water periodiek gebaggerd te worden. Ook het reguleren van de visstand en het instandhouden van de oevers behoort tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar. In de zwemzone van zwemwateren houdt de functiehouder de plantengroei in toom door deze regelmatig te maaien.

Inrichtingsmaatregelen ter versterking van de gebruiksfuncties, zoals het aanleggen van vissteigers, drijflijnen in zwemwateren etc., wordt eveneens tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of functiehouder gerekend.

Uitgangspunt 8

Het waterschap draagt bij aan het uitvoeren van herstelmaatregelen in geïsoleerde wateren indien het de reguliere beheertaken van de eigenaar en/of functiehouder overstijgt

Toelichting

Als bij voortduring niet wordt voldaan aan de doelstellingen die aan een geïsoleerd water zijn toegekend, dienen er herstelmaatregelen te worden uitgevoerd. Indien nodig kan hiervoor een herstelplan opgesteld worden. Voorbeeld hiervan is het Venherstel plan Noord-Brabant. In het geval dat de problemen rechtstreeks het gevolg zijn van het eigen gevoerde beheer (bijvoorbeeld waterkwaliteitsproblemen zoals vissterfte, blauwalgen en stank, als gevolg van achterstallig onderhoud) dient de eigenaar en/of functiehouder zelf de herstelmaatregelen uit te voeren.

Daar waar de oorsprong van de problemen buiten de directe beïnvloedingssfeer van de eigenaar liggen (bijvoorbeeld het verzuren en vermesten van vennen als gevolg van atmosferische depositie) en het oplossen van de problemen veel meer vergt dan op basis van het reguliere beheer van de eigenaar gevraagd kan worden, draagt het waterschap bij aan het oplossen van de problemen. Dit kan zowel financieel zijn als uitvoerend. Hierbij wordt per geval gekeken wat de hoogte/omvang van de bijdrage dient te zijn. Voor geïsoleerde wateren met een specifieke functie wordt hierbij meegewogen in hoeverre de eigenaar beschikt over een onderhoudsplan voor het betreffende water en of het onderhoud volgens plan wordt uitgevoerd.

Als gevolg van de nieuwe Waterwet krijgt het waterschap een grotere verantwoordelijkheid voor de waterbodemsaneringen. Bovendien is het waterschap in het kader van de Europese zwemwaterrichtlijn verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen die nodig zijn om de gestelde waterkwaliteitsdoelstellingen voor zwemwater te realiseren. Op dit moment wordt de wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden aangepast op basis van de Europese wetgeving. Verwachting is dat beide wetswijzigingen de verantwoordelijkheid van het waterschap, zoals die in deze notitie is weergegeven, zal onderstrepen.

Waterschap als eigenaar

Uitgangspunt 9

Indien het waterschap eigenaar is van een geïsoleerd water, is het waterschap - naast de publiekrechtelijke taken - zelf verantwoordelijk voor het regulier beheer en het oplossen van eventuele knelpunten

Toelichting

In een aantal gevallen is het waterschap niet alleen waterbeheerder maar ook eigenaar van een geïsoleerd water. Uitvoerende taken die bij de eigenaar liggen, komen als gevolg hiervan automatisch bij het waterschap te liggen.

Bijlage 4: Grondwaterbeleid

Dit document geeft als bijlage bij het Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP) nadere invulling aan het grondwaterbeleid dat op hoofdlijnen is omschreven in de hoofdtekst van het plan.

Inleiding

Met de inwerkingtreding van de waterwet zijn we bevoegd gezag voor het grondwaterbeheer. De bevoegdheid bestaat uit vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen voor bronbemalingen, bodem- en grondwatersaneringen, beregening en overige onttrekkingen tot 150.000 m3 per jaar. De provincie blijft bevoegd gezag voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, bodemenergiesystemen en industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m3. We continueren vooralsnog het provinciale beleid. Wel zullen we in het begin van de planperiode starten met een heroverweging op onderdelen van het bestaand beleid. Dit betreft in ieder geval de afstemming tussen grond- en oppervlaktewaterbeleid.

Uitgangspunten

In ons beleid en bij vergunningverlening richten we ons op de volgende uitgangspunten:

Grondwater wordt gebruikt voor menselijke consumptie. Voor laagwaardige toepassingen worden alternatieven ingezet.

Het diepe grondwater (dieper dan 80 m) wordt extra beschermd, door geen uitbreiding toe te staan en de bestaande laagwaardige diepe onttrekkingen te beëindigen.

Nieuwe kleine onttrekkingen (minder dan 10 m3 per uur), dieper dan 30 meter worden niet toegestaan. Bij vervanging van bestaande onttrekkingen dieper dan 30 m mag de nieuwe onttrekking niet dieper zijn dan 30 meter, zoals in de voorschriften van de vergunning is opgenomen.

De beschermde gebieden waterhuishouding en attentiezones worden strikt beschermd.

Via de keur stellen we regelgeving op ten aanzien van vergunningplicht, registratieplicht, algemene regels en meldingsplicht.

Industriële onttrekkingen

Bij de vraag naar grondwateronttrekkingen door toenemende bedrijvigheid vragen we de bedrijven zo veel mogelijk alternatieven in te zetten, zoals de inzet van oppervlaktewater of hergebruik van afvalwater.

In stedelijk gebied met wateroverlast kunnen we een uitzondering maken op het principe dat grondwater wordt gebruikt voor menselijke consumptie. Hier kunnen we onttrekkingen wel toestaan voor andere doeleinden dan menselijke consumptie. In elk geval streven we hier naar een nuttig gebruik van het onttrokken grondwater. De benodigde drooglegging in de stad is goed verenigbaar met waterwinning. Om een verspreiding van bodem- en grondwaterverontreinigingen te voorkomen is een toename van de onttrekkingen dieper dan 80 m ongewenst.

Door de vermindering van de onttrekkingen door waterleidingbedrijven en industrie ontstaat ruimte voor nieuwe onttrekkingen en uitbreiding van bestaande onttrekkingen binnen stedelijk gebied. Om een beheerste ontwikkeling te garanderen is provinciebreed een grens aan de mogelijk optredende groei gesteld. Deze grens werken we onder de regie van de provincie samen met de andere waterschappen regionaal uit. Groeit de omvang van de onttrekkingen tot boven de grens, dan trekken we de reservecapaciteit in en stellen waterschappen en provincie gezamenlijk een uitwerkingsplan vast. Hierin geven we de oorzaken van de opgetreden groei, de prognose voor de toekomstige waterbehoefte en de inzet van alternatieven aan.

Voor grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar is de provincie bevoegd gezag. Voor kleinere industriële onttrekkingen zijn wij met de inwerkingtreding van de waterwet bevoegd gezag. Om een uitvoerbaar en handhaafbare situatie te behouden voor aanvragen tot 150.000 m3 en meer dan 150.000 m3 per jaar stemmen we samen met de andere waterschappen en de provincie onderling af.

Beregening

In beginsel verlenen we geen nieuwe vergunningen voor beregening. Bedrijven zullen bij het opstellen van bedrijfsplannen uit moeten gaan van de bestaande situatie en het al dan niet beschikbaar zijn van een bestaande vergunning.

We stimuleren vermindering van het gebruik van grondwater voor beregening via projecten en afspraken met de sector. Indien een besparing wordt bereikt binnen het bestaande gebruik, achten we een verruiming van de onttrekkingen voor (nieuwe) kapitaalintensieve teelten mogelijk.

Bemalingen

Bij bronbemalingen, permanente bemalingen, bodem- en grondwatersanering en beheersbemalingen richten we ons beleid op minimalisatie van de grondwateronttrekking door aangepaste bouwtechnieken en retourbemaling en nemen dit op in de vergunningen. We verlenen geen nieuwe vergunningen voor permanente verlagingen voor het drooghouden van gebouwen en werken. Bestaande vergunningen in dit kader zullen we beëindigen. Indien beëindiging niet mogelijk is dient het onttrokken water teruggebracht te worden in de bodem.

Natuurbeleid en Kaderrichtlijn Water

Waar grondwateronttrekkingen moeten worden verminderd om de gestelde doelen in de Topgebieden te bereiken, dan geldt dat in principe voor alle categorieën grondwateronttrekkingen in dat gebied. Mede op basis van de beschikbare alternatieven bepalen we vervolgens per onttrekking of per onttrekkingscategorie de omvang van de vermindering. Ook bepalen we de termijn waarbinnen deze vermindering moet plaatsvinden. We stellen dit samen met de provincie in een gebiedsplan vast. Bij vergunningverlening op grond van de Waterwet houden we rekening met natuurdoelstellingen van Natura 2000 en de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet. Ook houden we rekening met de zuiveringsinspanning voor grondwater voor menselijke consumptie in het kader van de Kaderrichtlijn Water. In de vergunning voor onttrekkingen ten behoeve van menselijke consumptie nemen we de monitoring door het bedrijf op. Als de provincie winningen voor menselijke consumptie onder de werkingssfeer van de Provinciale Milieuverordening brengt, stemmen we met provincie en andere waterschappen af hoe we omgaan met benodigde beschermingsmaatregelen.

Kaart gebiedsindelingen

afbeelding binnen de regeling

Kaart waterlopen en waterlichamen

afbeelding binnen de regeling

Kaart waterkeringen

afbeelding binnen de regeling

Kaart Peilbeheersing

afbeelding binnen de regeling

Kaart berekende inundatie

afbeelding binnen de regeling

Kaart oplossingsrichtingen aanpak wateroverlast

afbeelding binnen de regeling

Kaart oplossingsrichtingen optimaal peilbeheer

afbeelding binnen de regeling

Kaart gebiedstyperingen peilbeheer (GGOR)

afbeelding binnen de regeling

Kaart vismigratieknelpunten

afbeelding binnen de regeling

Kaart Verdachte en onverdachte locaties 10a

afbeelding binnen de regeling

Kaart Verdachte en onverdachte locaties 10b

afbeelding binnen de regeling

Kaart Verdachte en onverdachte locaties 10c

afbeelding binnen de regeling

Kaart Verdachte en onverdachte locaties 10d

afbeelding binnen de regeling