Beleid af- en aanhaken grote lozers

Geldend van 18-02-2004 t/m heden

Intitulé

Beleid af- en aanhaken grote lozers

Inleiding

Op dit moment wordt flink geïnvesteerd in de renovatie van een aantal rwzi’s. Ook de komende jaren zullen nog aanzienlijke investeringen nodig zijn. Bij het berekenen van de investeringskosten is nadrukkelijk rekening gehouden met de bijdrage van de grote organische lozers. Het (op korte termijn) afhaken van deze lozers zou dan ook een gedeeltelijke desinvestering betekenen. Vandaar dat de behoefte bestaat om met bedrijven die een substantiële belasting van de rwzi’s veroorzaken, meerjaren afspraken te maken. Hiermee kan een economisch verantwoord gebruik van de rwzi’s worden geborgd.

Om verantwoord over te kunnen gaan tot onderhandelingen met een bedrijf en het aangaan van overeenkomsten, is een beleid op dit vlak wenselijk. In deze nota wordt een aanzet gegeven voor een dergelijk beleid. Hierbij wordt tevens ingegaan op de mogelijkheden van potentiële aanhakende grote lozers.

Landelijke ontwikkelingen

Op 20 november 2002 heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat een circulaire uitgebracht met nadere regels voor subsidieverlening op basis van artikel 27, lid 1, sub d van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Deze circulaire stelt randvoorwaarden waarbinnen subsidieverlening mogelijk is. Deze randvoorwaarden zijn geïmplementeerd in dit beleid. Uitgangspunt is dat niet afgeweken mag worden van deze randvoorwaarden. Gebeurt dit wel dan kan strijdigheid ontstaan met Europese regels inzake staatssteun. Het waterschap verstrekt derhalve geen subsidie indien dit indruist tegen de voorwaarden uit de circulaire.

In 2001 heeft de commissie Togtema een advies uitgebracht aan de Unie van Waterschappen. De commissie adviseert onder andere om het zuiveringstarief te ontdoen van de kosten voor het watersysteembeheer. Hierdoor zou het waterschap beter kunnen concurreren op de vrije markt. Concreet houdt dit in dat het omslagpunt waarbij het voor een bedrijf aantrekkelijk wordt om zelf te gaan zuiveren anders komt te liggen. Het betekent niet dat de afhaakproblematiek hiermee volledig van de baan is. Los daarvan zal het zeker nog enkele jaren duren voordat de adviezen van de commissie Togtema, als dat al gebeurt, worden omgezet in wetgeving.

Ontwikkelingen bij De Dommel

De grote meetbedrijven zijn de afgelopen jaren behoorlijk teruggegaan in de hoeveelheid vervuilingseenheden. Op dit moment wordt geïnventariseerd of deze trend zich nog verder doorzet en of er mogelijkheden zijn om deze trend, d.m.v. individuele afspraken, om te buigen. Daarnaast doen zich mogelijkheden voor in de vorm van bedrijven die hun afvalwater willen laten zuiveren bij De Dommel (zgn. aanhakers). Voor zowel afhakers als aanhakers wordt hierna een toetsingskader gegeven voor het al dan niet afsluiten van overeenkomsten en de vorm waarin dat kan gebeuren. Dit toetsingskader staat niet op zichzelf. Ook de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de geldende Wvo- vergunning, de circulaire van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het overige waterschapsbeleid zijn bepalend voor de vraag of subsidieverlening mogelijk is.

Toetsingskader

Uitgangspunten

Het waterschap stimuleert bedrijven om te komen tot:

  • vermindering van emissies naar water;

  • het sluiten van waterkringlopen in bedrijfsprocessen (hieronder wordt niet verstaan het zuiveren van afvalwater met als enige doel vermindering van heffingen).

Het waterschap streeft naar een zo doelmatig mogelijke opzet en exploitatie van haar zuiveringstechnische werken (persleidingen, rioolgemalen en rwzi’s). Hiervoor is het essentieel om inzicht te hebben in de ontwikkeling van het afvalwateraanbod op de middellange• termijn, zowel qua waterlcwantiteit als qua v.e.’s. Voor de zuivering van organische stoffen en stikstof waarvoor de rwzi is opgezet, wordt derhalve het doelmatigheidscriterium ge-. hanteerd. De eisen die op grond van de WVO-vergunningen worden gesteld gelden hierbij uiteraard als randvoorwaarden.

Criteria

Of een bedrijf in aanmerking komt voor een overeenkomst met het waterschap, hangt af van de beantwoording van de volgende vragen:

1. Wat is de vuillast (organische stoffen) die het bedrijf gemiddeld loost? Als ondergrens geldt daarbij het volgende. Het aantal v.e ‘s dat  het bedrijf op de rwzi brengt moet minimaal 5% van de zuiveringscapaciteit van de betreffende installatie bedragen. Indien de capaciteit van de rwzi meer bedraagt dan 100.000 v.e ‘s moet het bedrijf minimaal 5000 v.e. ‘s op de installatie brengen.

2. Wat is de milieulast van de lozing van het bedrijf in termen van milieubezwaarlijke stoffen (zoals zwarte lijst-stoffen)?

3. Heeft het bedrijf een reële mogelijkheid om:

  • het afvalwater tegen lagere kosten zelf te zuiveren of vergaand voor te zuiveren?

  • het gezuiverde effluent direct op oppervlaktewater te lozen?

  • op het gemeentelijk riool te lozen zonder de doelmatige werking van de rwzi in   gevaar te brengen?

  • het gezuiverde effluent anderszins aan te wenden?

Daarbij moet het bedrijf zelf aan tonen dat het zelf (voor)zuiveren per v. e. financieel voordeliger is dan het tariefper v.e. van de verontreinigingsheffing van het waterschap. Het zelf (voor)zuiveren moet binnen de geldende wettelijke eisen kunnen plaatsvinden. Het bedrijfmoet aantonen dat het financieel in staat is om de (voor)zuivering van zijn afralwater daadwerkelijk te realiseren.

4. Wat is de continuïteit van het bedrijf?

5. Wat is de omvang van de vuillast in verhouding tot capaciteit rwzi?

Bij bestaande lozingen: is bij het ontwerp van de rwzi rekening gehouden met de lozing van het bedrijf?

Bij nieuwe lozingen: kan de rwzi de nieuwe lozing verwerken, zonder dat daarvoor het ontwerp van de rwzi moet worden aangepast?

Voor het afralwater van het bedrijf van het bedrijf waaraan subsidie wordt verleend bestaat voor het waterschap geen of tijdelijk geen vergelijkbare alternatieve benutting van de zuiveringscapaciteit op de zuiveringsinstallatie.

6. Wat is het effect van de lozing op de werking van de rwzi?

7. Wat is het financieel belang van de lozing voor het waterschap?

Bij het verlenen van een subsidie gelden voorts de volgende randvoorwaarden:

8. De aan een bedrijf verleende jaarlijkse subsidie bedraagt per vervuilingseenheid ten hoogste:

  • 50% van het tariefper vervuilingseenheid;

  • het verschil van het tariefper v. e. van de verontreinigingsheffing van het waterschap en de kosten van het zelf (voor)zuiverenper v.e. zoals door het bedrijf dient te  worden aangetoond.

9. De subsidie voor het bedrijf wordt verleend voor een periode van 10 jaar of minder.

10 a) De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat het bedrijf het daarbij per kalenderjaar bepaalde aantal v. e. ‘s op de rwzi van het waterschap brengt.

10 b)De verleende subsidie wordt verminderd indien het bedrijf minder dan het onder a bedoeld aantal v. e. ‘S op de rwzi van het waterschap heeft gebracht. Deze vermindering is gebaseerd op het daadwerkelijk aantal vervuilingseenheden dat het bedrijf op de rwzi van het waterschap heeft gebracht.

10 c) Het bedrag aan subsidie dat ingevolge het bepaalde onder b ten onrechte aan het bedrijf is betaald wordt door het waterschap teruggevorderd.

In onderstaande tabel zijn voor de criteria 1 tot en met 7 wegingsfactoren weergegeven.

Tabel

Criterium

1. Criterium vuillast

++ => 10.000 v.e.

+=>5.000v.e.

2. Criterium milieulast lozing

++ = geen milieubezwaarlijke stoffen

+ = goed afbreekbare stoffen, weinig N

0 = vergelijkbaar met huishoudelijk afvalwater

- = veel N of milieubezwaarlijke stoffen (in vergunning zijn beperkingen opgelegd)

-- = niet aanvaardbaar volgens vergunning

3. Criterium mogelijkheid tot (vergaand) zelf zuiveren

Gelet op onder meer: zuiveringstechnologie, beschikbare ruimte, bedrijfsbelang, kosten, beschikbaarheid open water:

++ = zeer reële mogelijkheid

+ = reële mogelijkheid

0 = mogelijkheid

- = beperkte mogelijkheid

4. Criterium continuïteit bedrijf

++ = bedrijfsverplaatsing of bedrijfsbeëindiging is niet aan de orde

- = de verwachting is dat het bedrijf verplaatst wordt / aan bestaanszekerheid wordt duidelijk getwijfeld

5. Criterium signiflcante lozing

++ = bedrijf levert meer dan 10% van de vuillast van de rwzi

+ = bedrijf levert meer dan 5% van de vuillast van de rwzi

6. Criterium effect op rwzi

++ = grote vuillast met gemakkelijk afbreekbare stoffen en weinig stikstof

- = afvalwater met hoog stikstofgehalte

7. Criterium financieel belang van de lozing voor het waterschap

++ = grote vuillast met gunstige werking voor het zuiveringsproces

- = kleine vuillast met ongunstige werking voor het zuiveringsproces

Toetsing

De door het bedrijf verstrekte informatie zal worden getoetst door het waterschap. Met behulp van bovenstaande tabel wordt een multicriteria-analyse uitgevoerd om te toetsen of de lozing van wezenlijk belang is voor het waterschap. Daarnaast moet subsidieverlening minimaal voldoen aan de eisen afkomstig uit de circulaire van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (gearceerd opgenomen) Is dit het geval dan kan worden besloten een overeenkomst aan te gaan met het bedrijf. Hierin wordt een bepaalde leveringsplicht van afvalwater aan het waterschap vastgelegd.

Afspraken

In de overeenkomst met het bedrijf kan het waterschap een (financiële of andere) tegenprestatie vastleggen.Aangezien een verlaging van het tarief voor een individueel bedrijf op belastingtechnische gronden niet is toegestaan, zal de vergoeding afzonderlijk moeten plaatsvinden. Dit kan door een jaarlijkse vergoeding achteraf, een eenmalige vergoeding vooraf of een bijdrage in de kosten van een door of voor het bedrijf te realiseren zuiveringstechnisch werk.

Rapportage

Het waterschap rapporteert het ministerie van Verkeer en Waterstaat jaarlijks over de verstrekte subsidies. Daarbij worden de gegevens zoals gevraagd in artikel 6 van de circulaire van het ministerie van Verkeer en Waterstaat inzichtelijk gemaakt.

bijlage brief ministerie van verkeer en waterstaat.pdf (20 Kb).pdf (20 Kb)