Regeling vervallen per 06-03-2010

Beleidsregels voor de zorgplicht

Geldend van 19-05-2006 t/m 05-03-2010

Intitulé

Beleidsregels voor de zorgplicht

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 29 juni 2005 heeft het algemeen bestuur de nieuwe keur vastgesteld. Een aantal wijzigingen heeft ertoe geleid dat de keur minder specifieke verbodsbepalingen bevat, dat er meer verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de ingelanden en dat de keur voorziet in een vangnet voor water ongewenste activiteiten die voorheen tussen wal en schip vielen.

Deze deregulering (minder verbodsbepalingen en daardoor minder ontheffingverlening) gaat gepaard met een grotere verantwoordelijkheid voor degenen die in en om oppervlaktewater activiteiten verrichten of deze juist hadden moeten verrichten, dan wel moeten nalaten. Het opnemen van een zogenaamd zorgplichtartikel (bekend uit het reguliere omgevingsrecht, zoals bijvoorbeeld de Wet milieubeheer) beoogt die grotere verantwoordelijkheid bij burgers enigszins in te bedden. In een artikel in de Staatscourant van 21 juli 2004 pleit het Kabinet voor minder regels door meer gebruik te maken van algemene regelgeving die de burger de ruimte laat om zelf te kiezen hoe hij de door de overheid gestelde normen bereikt. Een voorbeeld van een dergelijke zorgbepaling is die uit de Wet milieubeheer.

Onderhavige beleidsregels bieden inzicht in tot wie de zorgplichtbepaling zich richt, om welke activiteiten het gaat, welke doelstellingen gelden voor de verschillende wateren en hoe het waterschap in de praktijk uitvoering geeft aan deze zorgplichtbepaling.

Hoofdstuk 2 Juridische kader

In onze ‘Keur oppervlaktewateren Waterschap De Dommel 2005’ staat de volgende zorgplichtbepaling:

1. Een ieder die door zijn …..gedragingen afbreuk doet aan de waterhuishoudkundige doelstellingen van dat oppervlaktewater, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, teneinde die afbreuk te voorkomen dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijk te doen om de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

2. De in het eerste lid van dit artikel vermelde zorgplicht is gericht op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het oppervlaktewater alsmede de daaraan verbonden en anderszins niet geregelde belangen van milieu, ruimtelijke ordening, natuur, cultuurhistorie en landschap.

Op grond van deze bepaling is het waterschap in principe gerechtigd op te treden. Een zorgplichtbepaling is niet alleen curatief (het waterschap treedt achteraf op en probeert de zaak te (laten) herstellen), maar ook preventief (het waterschap beoogt er ook mee dat ingelanden en anderen in en om water schade voorkomen).

Hoofdstuk 3 Kenbaarheid van de zorgplicht

Duidelijk is wel dat deze norm niet te vaag mag zijn, omwille van de rechtsbescherming van de ingelanden en omdat er anders geen juridische acties kunnen volgen. Beleidsregels kunnen daarbij een uitkomst bieden. Voor al diegenen die in en rondom onze oppervlaktewateren activiteiten verrichten en met deze zorgplichtbepaling in de keur in conflict kunnen komen, moet vooraf helder zijn wat deze bepaling voor hen in concreto betekent. Het gaat er omdat burgers weten welke verantwoordelijkheid op hen rust, welke gevolgen hun activiteiten voor het water kunnen hebben. Het is immers ook in hun belang dat de betreffende oppervlaktewateren (waarlangs zij activiteiten ontplooien) kunnen (blijven) voldoen aan de daaraan gestelde waterhuishoudkundige doelen.

Hoofdstuk 4 Toepassingsbereik

Zoals al aangegeven is de toepassing van het zorgplichtartikel in principe aan de orde bij alle oppervlaktewateren. Naar verwachting echter vooral als het gaat om situaties of activiteiten in en rondom niet-leggerwateren. Voorzover het niet lukt met het authentieke instrumentarium uit de Keur en de algemene regels, kan het zorgplichtartikel worden toegepast, gecombineerd uiteraard met professioneel toezicht op de naleving.

Wat we in en rondom de meer ecologische wateren willen bereiken en in stand willen houden, lezen we in het WHP2+ en Waterbeheerplan. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende situaties of activiteiten:

  • ten behoeve van flora en fauna natuurlijke oevers in stand houden;

  • tegen gaan van uitspoeling als gevolg van kleine lozingen, dus herstel van bodem en/of talud als dat nodig is;

  • voorkomen dat een lozingswerk bij kleine lozingen zodanig is aangebracht, dat het de vismigratie onmogelijk maakt; 

  • vangen, scheppen van de in en om water levende dieren/insecten - voor zover niet anderszins beschermd - zoveel mogelijk te beperken; 

  • wateroverlast ten gevolge van kleine lozingen; 

  • uitzetten van vis;

  • afbranden van oevers.

Hoofdstuk 5 Toetsingskader

De zorgplicht strekt zich uit tot en met de aan de waterhuishoudkundige doelstellingen voor wateren verbonden belangen van milieu, ruimtelijke ordening, natuur, cultuurhistorie en landschap. De volgende functies zijn opgenomen in het provinciaal waterhuishoudingsplan met de bijbehorende doelstellingen.

Voor de wateren gelden per functie de volgende waterhuishoudkundige doelstellingen:

  • Water voor de Agrarische hoofdstructuur: het waterbeheer is gericht op het behoud en het scheppen van de waterhuishoudkundige voorwaarden die nodig zijn voor een duurzame landbouw; 

  • Water in bebouwd gebied: het waterbeheer realiseert de gewenste leef- en werkomstandigheden zodanig dat de waterhuishouding zoveel mogelijk onderdeel is van de grotere waterhuishoudkundige systemen waarvan het gebied deel uitmaakt; 

  • Water voor de Groene hoofdstructuur: inrichting en beheer zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen. Tot de doelstelling behoort ook de verbetering van de vitaliteit van bossen, voorzover hieraan door middel van waterhuishoudkundige maatregelen kan worden bijgedragen. In de GHS-landbouw worden de waterhuishoudkundige doelstellingen bepaald door het landbouwkundig gebruik in samenhang met de reconstructiedoelstellingen; 

  • Deelfunctie waternatuur: de doelstellingen richten zich op het behoud en het scheppen van de randvoorwaarden voor ecologische ontwikkeling (hogere eisen voor kwaliteit, stroming (variatie) en morfologie); 

  • Deelfuncties ‘natte natuurparels’ en ‘water voor de landnatuur’: de waterhuishouding, waterkwaliteit en inrichting zijn afgestemd op ecologische doelstellingen (minimaal standstill voor grondwater);  

  • Deelfunctie ‘ecologische verbindingszones langs waterlopen’: de doelstellingen omvatten de realisering van een ecologische verbinding langs genoemde waterlopen waardoor een groen netwerk langs de natte infrastructuur ontstaat dat vlakvormige elementen van de GHS onderling verbindt. 

  • Functie ‘viswater’: de doelstellingen bij de functie viswater zich richten op condities voor een natuurlijke visstand. Deze functie dient uitdrukkelijk niet te worden opgevat als een recreatieve hengelwaterfunctie. 

  • Functie zwemwater: de functie zwemwater richt zich op het scheppen van mogelijkheden om veilig en op voldoende plaatsen in de provincie te kunnen zwemmen.

Hoofdstuk 6 Toepassing en handhaving van de zorgplichtbepaling

Duidelijk is dat de verantwoordelijkheid voor activiteiten in en rondom water primair ligt bij de ingelanden. Het  waterschap houdt daarop uiteraard toezicht. Als een ingelande een voor de waterhuishouding ongewenste activiteit heeft verricht en deze zelf naar behoren heeft gecorrigeerd, zal het waterschap dit in de meeste gevallen niet weten en ook niet behoeven te weten. In het andere geval dat het waterschap bij zijn toezicht stuit op overtreding van de zorgplichtbepaling, zal het waterschap de overtreder attenderen op zijn plicht de zaak in de oude toestand te herstellen, zo mogelijk. Het waterschap houdt zich daarbij aan de beginselen van de redelijkheid. Het mag van de overtreder verwachten dat hij in zo’n geval alle maatregelen neemt, die redelijkerwijs in dat geval van hem gevergd kunnen worden.

De te volgen procedure bestaat er uit dat (overeenkomstig de kwaliteitscriteria van de professionalisering van de handhaving):

  • het waterschap de overtreder aanspreekt, hem wijst op z’n verplichtingen en dit controleert, 

  • als dit niet voldoende is, het waterschap de overtreder hoort, tenzij er sprake is van spoedeisendheid, 

  • in het geval van verdere bestuursrechtelijke aanpak het waterschap aangeeft welke maatregelen worden verwacht, in het kader van de rechtszekerheid.