Regeling vervallen per 01-03-2015

Beleidsregel toepassen van drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden

Geldend van 02-07-2012 t/m 28-02-2015

Intitulé

Beleidsregel toepassen van drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden

Inleiding

Al sinds de jaren negentig wordt door waterschappen in Brabant een hydrologisch beschermingsbeleid gevoerd voor onttrekkingen, lozingen en het aan- en afvoeren van water in natuurgebieden. Dit beleid wordt thans in het vigerende Provinciaal Waterplan ongewijzigd voortgezet. Het gebiedsgerichte vergunningen - en ontheffingenbeleid Waterschap De Dommel 2005, dat hierop gebaseerd is, is dan ook ongewijzigd gebleven. Het waterschap wil met de beleidsregel ‘toepassen van drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden', aangeven binnen welke hydrologische randvoorwaarden peilgestuurde drainage kan worden toegestaan. Met deze beleidsregel wil het waterschap bijdragen aan voldoende water voor zowel natuur als de landbouw.

Juridisch kader

Deze beleidsregel is een nadere uitwerking en verbijzondering van de paragrafen 4.1.1 tot en met 4.1.4 van het gebiedsgerichte vergunningen - en ontheffingenbeleid Waterschap De Dommel 2005.

Op grond van artikel 4.2 van de keur 2009 Waterschap De Dommel geldt een verbod behoudens vergunning in keurbeschermings- en attentiegebieden voor het lozen op oppervlaktewater. Verder heeft het bestuur van het waterschap op grond van artikel 7.1 van de keur de mogelijkheid om bij vervanging van drainage de vergunning opnieuw tegen het licht te houden en zo nodig toepassing te geven aan artikel 6.22 van de Waterwet. Als invulling hiervan kan het bestuur ambtshalve de vergunning wijzigen, zodanig dat de inhoud ervan in overeenstemming wordt gebracht met deze beleidsregel.

Begripsbepaling

Onder drainage wordt verstaan het kunstmatig ontwateren van de bodem, zonder onderbemaling. Met andere woorden het verlagen van het grondwaterpeil met behulp van drainagebuizen onder vrij verval.

In het beleid dat in 2005 is ingevoerd werd uitgegaan van traditionele drainagesystemen met drains die individueel, rechtstreeks lozen op het oppervlaktewater. Sindsdien is echter een nieuw soort drainagesysteem in opmars, de zogenaamde peilgestuurde drainage

(zie figuur 1, bijlage schematische weergave).

Bij peilgestuurde drainage monden drains niet direct uit in een watergang maar in een zogeheten verzameldrain. Deze verzameldrain mondt uit in een verzamelput. In deze verzamelput zit een verstelbare overloopbuis waarmee de ontwateringsdiepte van de drainage actief kan worden gestuurd. De grondgebruiker kan de ontwateringsdiepte van het drainagesysteem naar eigen inzicht instellen, afhankelijk van het gewas en de periode van het jaar.

Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op keurbeschermingsgebieden en attentiegebieden. De natte natuurparels, de overige EHS en een aantal hydrologisch kwetsbare beekdalen in de AHS zijn in 2005 door het waterschap aangewezen als keurbeschermingsgebied. Voor attentiegebieden zijn de regels wat betreft de begrenzing één op één overgenomen uit de provinciale waterverordening. Deze houden in dat er rondom een natte natuurparel een zone van ongeveer 500 meter is aangewezen als attentiegebied. Deze gebieden zijn afzonderlijk aangegeven op de keurkaarten, zoals deze op grond van artikel 4.2 van de Keur Waterschap De Dommel 2009 zijn vastgesteld.

Doel van het beleid

Deze beleidsregel is opgesteld om uitvoering te geven aan een afspraak uit het coalitieprogramma van 2009 (Stromend Water 2009-2013 punt 9). Deze luidt:

9. De reconstructieplannen (voor het buitengebied) hebben in het kader van het waterschapsbeleid een vast omlijnde betekenis. En daarom is bij de beantwoording van de vraag of peilverhogingen c.q. peilverlagingen moeten plaatsvinden, uitgangspunt dat in de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) het beginsel geldt: teelt volgt peil. In de landbouwgebieden geldt: peil volgt teelt. In de attentiegebieden is maatwerk mogelijk mits er geen verslechtering plaatsvindt op de rand van de EHS. Voor agrarisch gebruik binnen de EHS is maatwerk op grond van landbouwpraktische en landbouweconomische overwegingen mogelijk mits dit op jaarbasis leidt tot een netto hydrologische plus binnen de EHS. In het kader van de GGOR-discussie is van belang de technische mogelijkheden rondom peilbeheer nadrukkelijk in ogenschouw te nemen.

Peilgestuurde drainage biedt kansen voor agrarisch gebruik van gronden in attentiegebieden met behoud van het hydrologisch standstill op de rand van de natte natuurparels.

In deze beleidsregel blijft het beschermingsbeleid voor keurbeschermingsgebieden ongewijzigd ten opzichte van het vigerende gebiedsgerichte vergunningen- en ontheffingenbeleid Waterschap De Dommel 2005. In keurbeschermingsgebieden geldt een strikt beschermingsbeleid en mag geheel geen nieuwe drainage of onderbemaling aangelegd worden, tenzij er sprake is van vervanging van bestaande drainage en/of drainage als compenserende maatregelen.

Net als in het vergunningen- en ontheffingenbeleid Waterschap De Dommel 2005 geldt er een uitzondering op het verbod op drainage in keurbeschermingsgebieden als compenserende maatregel. Wil men de verdroging van de natuurgebieden effectief bestrijden tot aan de grenzen van deze natuurgebieden dan zal in de regel vernatting optreden bij naburige percelen. Zoveel mogelijk wordt geprobeerd de schade te beperken door kavelruil, bedrijfsmatige aanpassingen, financiële compensatie of technische maatregelen (bijv. onderbemaling). Dit betekent dat het waterschap de mogelijkheid biedt in keurbeschermingsgebieden hydrologische compensatie toe te staan, mits dergelijke compensatie onderdeel is van een integraal plan dat is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en specifieke doelstellingen. Hiervoor worden apart projectbesluiten genomen in de vorm van aanleg verbetering van een waterstaatswerk of het verlenen van vergunning. Voor deze compenserende maatregelen blijft een vergunningplicht voor het lozen van water op een oppervlaktewaterlichaam vanaf 0 m3/per uur dus gehandhaafd. Ad hoc compensatie voor uitgevoerde maatregelen is niet toegestaan. Voorwaarde is wel dat minimaal getoetst wordt op een hydrologisch standstill van de verdroging.

Voor attentiegebieden blijft het beschermingsbeleid ook onveranderd. In de attentiegebieden wordt getoetst op een hydrologisch standstill op de rand van de natte natuurparels. In deze beleidsregel wordt door het waterschap aangegeven of en onder welke voorwaarden peilgestuurde drainage kan worden toegestaan binnen het genoemde beschermingsbeleid. Een van de voorwaarden is de maximale ontwateringsdiepte, die is vastgelegd in de drainagekaart behorende bij deze beleidsregel.

Net als in de keurbeschermingsgebieden geldt een uitzondering voor drainage die is aangelegd als compenserende maatregel. De maximale ontwateringsdiepte wordt bepaald op basis van specifieke beoordeling op perceelsniveau. Hierbij wordt getoetst op minimaal hydrologisch standstill van de verdroging.

Peilgestuurde drainage heeft voordelen ten opzichte van conventionele drainage. Peilgestuurde drainage is regelbaar waardoor de mogelijkheid bestaat om water langer vast te houden (conserveren). Dit kan leiden tot een kleinere beregeningsbehoefte in droge periodes en reduceert daarmee de kans op droogteschade. Door peilgestuurde drainage aan te leggen met een kleinere afstand tussen de drains wordt bij een hoger drainageniveau de bewerkbaarheid van het land niet negatief beïnvloed. Ten opzichte van conventionele drainage bespaart peilgestuurde drainage op bemestingskosten en reduceert het emissies van nutriënten naar het oppervlaktewater.

Wanneer een peilgestuurd drainagesysteem gecompartimenteerd is, kan het nuttig zijn om het drainagewater terug te pompen via een retourbemaling naar een hoger gelegen compartiment. Dit kan leiden tot nog beter gebruik van het gebiedseigen water. Het toepassen van een retourbemaling is niet verplicht omdat de aangegeven maximale ontwateringdiepte al invulling geeft aan het beschermingsbeleid.

Vanwege de voordelen ten opzichte van conventionele drainage schrijft het beleid zowel bij nieuwe als bij vervanging van bestaande drainage altijd peilgestuurde drainage voor.

Toetsingscriteria en motivering

Het waterschap voert in keurbeschermingsgebied een restrictief beleid voor ingrepen die een verlaging van de grondwaterstand tot gevolg hebben en verdrogend zullen werken. Dit betekent onder meer dat in keurbeschermingsgebieden geen nieuwe vergunningen, ook niet voor peilgestuurde drainages, worden verleend voor het lozen van water door middel van in keurbeschermingsgebieden gelegen drainage. Uitzondering hierop is drainage die wordt aangelegd als compenserende maatregel.

Hieruit volgt het volgende toetsingscriterium:

Een vergunningaanvraag voor drainage in keurbeschermingsgebied wordt geweigerd. Tenzij er sprake is van drainage als compenserende maatregel of vervanging van bestaande vergunde drainage.

Door het vaststellen van een maximale ontwateringsdiepte op perceelsniveau in attentiegebied wordt het hydrologisch standstill op de rand van de natte natuurparel geborgd. Als uitgangspunt voor de ontwateringsdiepte wordt het 5% laagste maaiveldniveau genomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN 5x5). De maximale ontwateringsdiepte is vastgelegd op de drainagekaart behorende bij deze beleidsregel.

Deze drainagekaart is tot stand gekomen door gebruik te maken van drie verschillende locatiekenmerken, namelijk de huidige ontwateringsituatie, de afstand tot de natte natuurparel en de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. Aan deze locatiekenmerken is een weging gekoppeld. De weging is afhankelijk van de invloed op de natte natuurparel. De gewogen som van de locatiekenmerken bepaalt uiteindelijk de maximale ontwateringsdiepte op perceelsniveau. Voor meer informatie over de bepaling van de maximale ontwateringsdiepte wordt verwezen naar de bijlage ‘Achtergrondrapportage beleidsregel toepassen drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden' welke onderdeel uitmaakt van deze beleidsregel.

Hieruit volgt het volgende toetsingscriterium:

De maximale ontwateringsdiepte in attentiegebied is vastgelegd op de drainagekaart behorende bij deze beleidsregel.

Binnen een perceel kunnen hoogteverschillen voorkomen. Om een goede werking van een peilgestuurd drainagesysteem en het standstill op de rand van de natte natuurparel te waarborgen is een compartimentering van het drainagesysteem nodig. Daar waar binnen het perceel het verschil in maaiveldhoogte ten opzichte van het 5% laagste maaiveldniveau meer bedraagt dan 20 cm dient een nieuw compartiment aangelegd te worden. Dit herhaalt zich wanneer het hoogteverschil van het maaiveld van het compartiment verder oploopt dan 20 cm (zie figuur 1).

Hieruit volgt het volgende toetsingscriterium:

Bij elke toename in maaiveldhoogte van 20 cm ten opzichte van het 5% laagste maaiveldniveau dient een nieuw compartiment in het peilgestuurde drainagesysteem aangelegd te worden.

Peilgestuurde drainage heeft voordelen ten opzichte van conventionele drainage. Peilgestuurde drainage is regelbaar waardoor de mogelijkheid bestaat om water langer vast te houden (conserveren). Dit kan leiden tot een kleinere beregeningsbehoefte in droge periodes en reduceert daarmee de kans op droogteschade. Door peilgestuurde drainage aan te leggen met een kleinere afstand tussen de drains wordt bij een hoger drainageniveau de bewerkbaarheid van het land niet negatief beïnvloed.

Hieruit volgt het volgende toetsingscriterium:

Daar waar drainage is toegestaan binnen het beschermingsbeleid moet gebruik worden gemaakt van peilgestuurde drainage.

Schematisch overzicht toetsingskader toepassen van drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden

Aanleg nieuwe drainage

Vervanging bestaande drainage

Keurbeschermingsgebieden

Uitgesloten

PGD*

Ontwateringsdiepte op basis van specifieke beoordeling op perceelsniveau

Attentiegebieden

PGD*

Ontwateringsdiepte op basis van de drainagekaart

PGD*

Ontwateringsdiepte op basis van de drainagekaart

*PGD = peilgestuurde drainage

In geval van aanleg van drainage of vervanging van bestaande vergunde drainage als compenserende maatregel als gevolg van vernattingmaatregelen in natuurgebieden wordt PGD voorgeschreven met een maximale ontwateringsdiepte op basis van een specifieke beoordeling op perceelsniveau.

Vervolg

Het beleid zal worden geëvalueerd aan de hand van grondwaterstandsmonitoring. Na een nader te bepalen periode zal worden bezien in hoeverre de doelstellingen van het beleid zijn gehaald.

Mocht uit de evaluatie blijken dat de doelstellingen niet gehaald worden, zal het waterschap dit beleid herzien. Indien nodig wordt toepassing gegeven aan artikel 6.22 van de Waterwet. Als invulling hiervan zal het bestuur ambtshalve de vergunning wijzigen, of geheel of gedeeltelijk intrekken, zodanig dat de inhoud ervan in overeenstemming wordt gebracht met het beschermingsbeleid.

Bijlage ‘Achtergrondrapportage beleidsregel toepassen drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden’