Besluit van het Dagelijks Bestuur van het Waterschap De Dommel houdende regels omtrent extra bezwarende werkzaamheden Regeling Inconveniëntenwaardering 2011

Geldend van 18-04-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Besluit van het Dagelijks Bestuur van het Waterschap De Dommel houdende regels omtrent extra bezwarende werkzaamheden Regeling Inconveniëntenwaardering 2011

Artikel 1 Begripsbepaling

  • a.

    functiehouder:

    de ambtenaar zoals bedoeld in de Collectieve arheidsvoorwaardenregeling voor de sector waterschappen;

  • b.

    job:

    de beschrijving van een afgeronde taak welke wordt uitgevoerd door een medewerker als onderdeel van het totale takenpakket, en als zodanig is vastgelegd in het onderhoudssysteem, indien van toepassing aangevuld met een beschrijving van de inconveniënten.

  • c.

    functiebeschrijving:

    de beschrijving van een functie die door één of meer ambtenaren kan worden vervuld.

  • d.

    inconvenient:

    een omstandigheid, voortvloeiend uit de uitoefening van de job, - die afhankelijk van algemeen maatschappelijke factoren- als extra bezwarend wordt ervaren, die in redelijkheid niet vermijdbaar is en die als zodanig een extra beroep doet op de bereidheid onder een dergelijke omstandigheid te werken;

  • e.

    functiewaarderingsdeskundige:

    de met de uitvoering van de regeling inconveniëntenwaardering belaste deskundige;

  • f.

    afdelingshoofd:

    de functionaris onder wiens verantwoordelijkheid de functie ressorteert;

  • g.

    conversie:

    de koppeling van de waarderingsresultaten naar compensatieniveaus;

  • h.

    bezwarencommissie:

    de commissie zoals bedoeld in artikel 7 van de regeling FuWater.

Artikel 2 Omvang

Lid 1

De zwaarte van het bij de uitoefening van een job ondervonden inconveniënten en de daaraan te verbinden compensatie zal worden vastgesteld volgens het systeem en de hierbij behorende gradering, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.

Lid 2

Door de SD wordt periodiek nagegaan of een inconveniëntenformulier moet worden opgemaakt:

  • a.

    voor nieuwe jobs;

  • b.

    bij wijziging van het inconveniëntensysteem: voor die jobs waarvoor het bestuur dit noodzakelijk acht;

  • c.

    bij wijziging van de organisatie of wijziging van de job.

Lid 3

Voor de behandeling van de in lid 2 bedoelde nieuwe of aangepaste jobs zijn alle bepalingen van deze regeling van toepassing.

Lid 4

Indien de jobs nog niet uitgewerkt zijn, dan wordt het inconveniëntenformulier opgemaakt op basis van de functie die wordt vervuld.

Artikel 3 Inconveniëntenbeschrijving

Lid 1

Het afdelingshoofd draagt zorg voor de totstandkoming van de inconveniëntenbeschrijvingen. Hij kan daarin worden bijgestaan door een door de SD aangewezen in- en/of externe deskundige.

Lid 2

De conceptbeschrijving wordt besproken met de betreffende ambtena(a)r(en).

Lid 3

Naar aanleiding van deze gesprekken past het afdelingshoofd zo nodig de conceptbeschrijving aan. Daarna levert het afdelingshoofd het (definitieve) concept na ondertekening in bij de secretaris, tezamen met de eventuele (schriftelijke) opmerkingen van de betrokken ambtena(a)r(en) Deze laatste(n) tekent (tekenen) het concept voor 'gezien'.

Lid 4

Indien de secretaris instemt met de conceptbeschrijving, zoals die is opgesteld door het afdelingshoofd, tekent hij voor akkoord,

Lid 5

De secretaris legt de conceptbeschrijving ter vaststelling voor aan het Bestuur.

Lid 6

De vastgestelde inconveniëntenbeschrijving wordt aan de functiewaardering scommissie ter waardering voorgelegd.

Artikel 4 Bedenkingen tegen de conceptbeschrijving

Lid 1

Indien één of meer van de in artikel 3, lid 3 genoemde personen de conceptbeschrijving niet juist en/of niet volledig acht, wordt in overleg met betrokkene(n) getracht tot overeenstemming te komen. Wordt deze overeenstemming niet bereikt, dan wordt de conceptbeschrijving door het afdelingshoofd voorgelegd aan de secretaris met de zienswijze van betrokkene(n).

De secretaris adviseert het Bestuur met betrekking tot de inhoud.

Lid 2

Het Bestuur neemt een beslissing binnen vier weken nadat zij hierover door de secretaris zijn geadviseerd. Deze beslissing wordt meegedeeld aan degene, die de beschrijving in concept heeft opgesteld, aan de chéf, de secretaris dienst, de betrokken ambtena(a)r(en) en de functiedeskundige.

Artikel 5 Bezwaar tegen de vastgestelde beschrijving

Tegen de beslissing bedoeld in artikel 4, lid 2 kan de ambtenaar binnen zes weken bezwaar maken bij het bestuur. Deze leggen het bezwaar voor aan de bezwarencommissie bedoeld in artikel 7 van de Procedure FuWater. In dat geval bestaat de taak van de bezwarencommissie uit:

  • a.

    vaststellen van de ontvankelijkheid van het bezwaar;

  • b.

    toetsen of de vastgestelde beschrijving op een correcte wijze tot stand is gekomen conform procedures ingevolge de vastgestelde regeling inconveniënten waardering;

  • c.

    toetsen van de vastgestelde beschrijving;

  • d.

    het dagelijks bestuur adviseren met betrekking tot de punten a t/m c van dit lid.

Artikel 6 De analyse en de waardering

Lid 1

De functiewaarderingdeskundige vervaardigt aan de hand van de beschrijving van de inconveniënten een concept waarderingsadvies op met behulp van het inconveniënten waarderingssysteem.

Lid 2

Het dagelijks bestuur stelt de inconvenientenwaardering vast.

Artikel 7 Mogelijkheid tot het maken van bezwaar

Er is een bezwarencommissie als bedoeld in artikel 7 van de 'Procedure Fuwater'. De artikelen 6, 8 en 9 zijn zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Voorwaarden voor de toekenning van de overgangsbepaling

Lid 1

Indien er sprake is van beëindiging of vermindering van het inconveniënt, gelegen in factoren buiten toedoen van belanghebbende, wordt een overgangsvergoeding toegekend. Hieraan wordt in de volgende gevallen voldaan:

  • bij beheersmatige terugbrenging van de begerende omstandigheden;

  • reorganisatie van de werkzaamheden; opheffing van de job;

  • medische noodzaak, gestaafd door een verklaring van de B.G.D.

Lid 2

De inconveniëntencompensatie moet, direct voorafgaande aan de beëindiging of vermindering van de inconveniënten, gedurende tenminste drie jaren zonder wezenlijke onderbreking zijn genoten. Onder wezenlijke onderbreking wordt verstaan een onderbreking -anders dan door ziekte- van !anger dan 6 weken.

Artikel 9 Omvang en duur van de overgangscompensatie

Lid 1

De berekeningsbasis voor de vaststelling van de overgangscompensatie is het verschil tussen de inconveniëntencompensatie, die belanghebbende voorafgaande aan de beëindiging c.q. vermindering van de inconveniënten heeft genoten en de eventuele inconveniëntencompensatie, welke hij daarna gaat genieten.

Lid 2

De duur van de overgangscompensatie is maximaal 3 jaren, maar nooit langer dan de helft van de tijd, gedurende welke inconveniëntencompensatie werd genoten.

Lid 3

De overgangscompensatie begint op het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering van de inconveniënten, met dien verstande, dat indien deze beëindiging of vermindering niet plaatsvindt op de eerste van een maand, het tijdstip van aanvang van de overgangsperiode wordt bepaald op de eerste dag van de volgende maand.

Lid 4

De overgangscompensatie in geld bedraagt tijdens de overgangsperiode respectievelijk 75%, 50 en 25% van de berekeningsbasis waarbij de overgangsperiode in drie gelijke delen wordt gesplitst waarin ieder deel naar boven wordt afgerond op hele maanden met dien verstande dat het totaal aantal maanden niet meer mag bedragen dan dat van de totale overgangsperiode.

Lid 5

De overgangscompensatie in tijd bedraagt tijdens de vorenbedoelde drie delen respectievelijk 75%, 50% en 25% van de berekeningsbasis, steeds afgerond op halve c.q. hele dagen naar boven.

Artikel 10 Aflopende compensatie bij ziekte/wachtgeld

In geval van ziekte blijft aanspraak bestaan op doorbetaling gedurende 12 maanden van de inconveniëntencompensatie in geld, die betrokkene op dat moment geniet.

In geval van wachtgeld zijn de artikelen 8, 9 en 10 van kracht.

Artikel 11 Slot- en overgangsbepalingen

Lid 1

Deze regeling kan worden aangehaald als 'Regeling Inconveniëntenwaardering 2011'. In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, beslist het Bestuur in de geest van deze regeling.

Lid 2

Deze regeling reedt in werking op 1 januari 2011 onder intrekking van de regeling inconveniëntenwaardering 1997.

Lid 3

Voor de in behandeling zijnde herwaarderingen blijft de regeling gelden, die van toepassing was bij de aanvang van de procedure voor herwaardering.

Lid 4

De onder vigeur van de regeling inconveniëntenwaardering 1997 vastgestelde waarderingen blijven van kracht tot zij zijn vervangen door waarderingen op basis van deze regeling.

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2011.

Ondertekening

Bijlage INCO-Systeem

Onder een inconveniënt wordt verstaan een omstandigheid, voortvloei-end uit het werk, de werkmethode en/of werkomgeving, die -afhankelijk van algemeen maatschappelijke factoren - als extra bezwarend wordt ervaren , die in redelijkheid niet vermijdbaar is en die als zodanig een extra beroep doet op de bereidheid onder een dergelijke omstandigheid te werken.

Psychische factoren worden in deze methode buiten beschouwing gelaten, daar deze moeilijk meetbaar en objectief kwantificeerbaar zijn.

De bezwaren verbonden aan het werken op afwijkende uren, op onregelmatige tijden, met gebroken diensten, gedurende een meer dan normaal aantal uren per week e.d. blijven bij de inconveniëntengradering buiten beschouwing; hiervoor gelden immers afzonderlijke rechtspositionele regelingen.

Het begrip 'werk' wordt in dit verband conform het gestelde in artikel A1, le lid onder b van het AAR, gedefinieerd als het geheel van werkzaamheden, dat door de ambtenaar is te verrichten.

Bij de bepalingen van de scores voor de diverse gezichtspunten wordt er van uitgegaan dat alle wettelijke en bedrijfsveiligheidsvoorschriften in acht worden genomen, evenals de bedrijfsinstructies!

Het incoveniënten-systeem (INCO-systeem) kent de volgende gezichts-punten met de daarbij behorende afweegfactoren (=AF)

Gezichtspunten

Afweegfactor

Dynamische spierbelasting

2

Statische spierbelasting

2

Oplettendheid

1

Werksfeer

Vuil en AfkeerWeer en temperatuurGeluidsoverlastTrillingenHinderlijke beschermingsmiddelen

21112

Persoonlijk risico

1

Graderingstabel

Met behulp van de graderingstabel en voorbeelden van graderingen wordt de zwaarte van een inconveniënt afgelezen.

De graderingstabel kent 2 ingangen, te weten:

  • een voor de tijdsduur, die aangeeft hoe vaak en hoe lang een bepaald inconveniënt voorkomt (horizontaal)

  • een voor de omvang, die aangeeft in welke mate het werk als inconveniënt wordt ervaren (verticaal)

Afweegfactoren

De in deze methode gehanteerde gezichtspunten verschillen ten opzichte van elkaar in zwaarte. Deze verschillen worden tot uitdrukking gebracht met behulp van zogenaamde afweegfactoren. Dit zijn getallen waarmee de score die in de graderingstabellen staan moeten worden vermenigvuldigd, alvorens de totaal-score, als optelsom van de score van de verschillende gezichtspunten, kan worden vastgesteld. De aldus verkregen totaalscore vormt de maatstaf voor de zwaarte, die aan de in functie voorkomende inconveniënten wordt toegekend.

Tijdsduurgradaties

Bij de bepaling van de tijdsduur wordt uitgegaan van de netto tijd dat het inconveniëntgezichtspunt in de functie aanwezig is. (Een belader tilt slechts een gedeelte van de dag.) In veel gevallen zal de tijdsduur, gedurende welke bepaalde werkzaamheden moeten worden verricht, in mindere of meerdere mate bepalen of deze werkzaamheden als bezwarend worden ervaren en derhalve als inconvenient moeten worden aangemerkt. In verband daarmede wordt aan de in de graderingstabellen voorkomende gradaties met betrekking tot veelvuldigheid en duur de volgende betekenis toegekend:

INCIDENTEEL:

gemiddeld een enkele keer per dag; gemiddeld ca. 0,5 tot 1,5 uur/dag;

NU EN DAN:

gemiddeld regelmatig met langere tussenpozen; gemiddeld 1,5 tot 3 uur/dag;

REGELMATIG:

gemiddeld regelmatig met korte tussenpozen; gemiddeld 3 tot 5,5 uur/dag;

VOORTDUREND:

onafgebroken; gemiddeld meer dan 5,5 uur/dag;

Bij de bepaling van de tijdsduur wordt uitgegaan van de gemiddelde tijdsduur. De afwisseling in het werk is van invloed op de score.

Omvang gradatie

Voor zover in de graderingstabellen geen objectieve normen zijn opgenomen ter omschrijving van de omvang van het inconveniënt, worden met betrekking tot de mate waarin het werk als een inconveniënt wordt beschouwd de volgende begripsomschrijvingen gehanteerd:

GERING:

het bezwaar is redelijk gemakkelijk te verdragen, doordat het nauwelijks merkbaar/aanwezig is en/of niet meer dan irritant of vervelend is;

MATIG:

het bezwaar is minder gemakkelijk te verdragen, doordat het merkbaar/aanwezig is en/of hinderlijk of lastig is;

AANMERKELIJK:

het bezwaar is moeilijk te verdragen, doordat het duidelijk merkbaar/aanwezig is en/of hinderlijk of lastig is;

GROOT:

het bezwaar is nagenoeg niet te verdragen, doordat het in extreme vorm merkbaar/aanwezig is en/of uiterst hinderlijk;

Bij wisselende tijdsduur en wisselende omvang vindt een 'dia' score plaats.

Nadat alle functies zijn gegradeerd vindt een paarsgewijze vergelijking plaats naar totaalscore en per gezichtspunt.

Via een conversietabel wordt het compensatie-niveau afgelezen. Dit compensatieniveau kan worden uitgedrukt in:

  • geld;

  • tijd;

  • tijd en geld;

Aan iedere functie is wel een bepaalde hoeveelheid inconveniënten verbonden. Gelet op het algemeen maatschappelijk gevoelen is een deel van deze bezwarende werkomstandigheden zodanig dat geen extra beroep wordt gedaan op de bereidheid om onder dergelijke omstandigheden te werken. Pas boven een bepaald niveaus hiervan sprake en wel zodanig dat hiervoor een compensatie dient te worden gegeven.

TOEPASSING VAN HET INCO-SYSTEEM VEREIST EEN GROTE MATE VAN DESKUNDIGHEID.

Dynamische spierbelasting

Het gaat hierbij om de dynamische spierbelasting van het gehele lichaam of van bepaalde spiergroepen; de mate waarin de belasting van spieren/spiergroepen in beweging bezwarend is als gevolg van de zwaarte van de materialen, onderdelen, werktuigen, gereedschappen e.d., waarmede wordt gewerkt, zulks in samenhang met het vereiste werktempo. De vereiste vaardigheid blijft hierbij buiten beschouwing, aangezien deze bij de functiewaardering tot uitdrukking komt.

Bij het graderen worden in beschouwing genomen:

  • de uit te oefenen kracht, zo mogelijk uitgedrukt in kilogrammen; als basis wordt hier het gemiddeld gewicht genomen

  • de veelvuldigheid en de duur van de belasting; de tijd wordt aan het gemiddeld gewicht gerelateerd.

Uitsluitend de gemiddelde netto duur per dag over een langere periode bepaalt de duur.

Tabel: Dynamische Spierbelasting (Afweegfactor 2)

Uit te oefenen kracht

Veelvuldigheid en duur van de belasting

Incidenteel 0,5-1,5 uur/dag

Nu en dan 1,5-3 uur/dag

Regelmatig 3-5,5 uur/dag

Voortdurend > 5,5 uur/dag

1

2

3

4

gering 5 kg

a

0

2

4

6

matig 5-15 kg

b

2

4

6

9

aanmerkelijk 15-35 kg

c

4

6

9

-

groot 35-50 kg

d

6

9

-

-

Statische spierbelasting (eenzijdige beweging en inspannende houding)

Het gaat hierbij om de statische belasting van een of meer spiergroepen zonder mogelijkheid van tussentijdse ontspanning. Het betreft de waardering van de mate waarin de belasting van spieren/spiergroepen in een bepaalde, eenzijdige houding bezwarend is. Bepalend voor de belasting is onder andere de tijdsduur waarin ontspanning niet mogelijk is en het aantal spiergroepen dat eenzijdig wordt belast. Het gaat om de vraag in hoeverre buiten kracht uitoefening nog andere lichamelijke bijzondere weerstanden moeten worden overwonnen; bijvoorbeeld labiel evenwicht, boven de macht werken, eenzijdige belasting van bepaalde spieren (incl. de oogspieren), dan wel of er sprake is van eenzijdige en daardoor bijzonder vermoeiend spiergebruik.

Bij het graderen moeten in beschouwing genomen worden:

  • a.

    de mate, waarin de houding inspannend is;

  • b.

    de veelvuldigheid en de duur van de inspannende houding;

ad a.

Een moeilijke houding, eenzijdige belasting van de bepaalde spieren en eenzijdige beweging kunnen lichamelijke inspanning en vermoeiend zijn, terwijl toch niet van lichamelijke krachtuitoefening -vallend onder het gezichtspunt Dynamische Spierbelasting- kan worden gesproken. Voorbeelden hiervan zijn:

  • het in een lastige houding verrichten van op zichzelf lichte werkzaamheden;

  • het maken van bewegingen die, ondanks hun dynamiek, geen krachtsuitoefening met zich meebrengen, maar die, door hun eenzijdigheid wel tot plaatselijk overmatige en daardoor bezwaarlijke ver-moeidheid aanleiding geven, b.v. het werken boven de macht, werken in kleine ruimten e.d.;

  • het gefixeerd houden van de oogspieren bij het onafgebroken in het oog houden van een object of persoon.

ad b.

Bij de beoordeling van de veelvuldigheid en de duur van de inspannende houding moet in beschouwing worden genomen:

  • hoe vaak een inspannende houding voorkomt;

  • hoe lang achtereen de houding inspannend is (wisselend of langdurig achtereen)

Wanneer bijvoorbeeld een op zichzelf genomen aanmerkelijk inspannende houding eenmaal per dag lang achtereen moet worden volgehouden is dat bezwaarlijker dan wanneer deze houding regelmatig gedurende slechts kortere tijd voorkomt. Indien een aanmerkelijk inspannende houding eenmaal per week/maand lang achtereen voorkomt moet deze inspannende houding worden teruggerekend naar het aantal uren per dag.

Tabel: Statische Spierbelasting (Afweegfactor 2)

Mate, waarin de houding inspannend is

Veelvuldigheid en duur van de belasting

Incidenteel 0,5-1,5 uur/dag

Nu en dan 1,5-3 uur/dag

Regelmatig 3-5,5 uur/dag

Voortdurend > 5,5 uur/dag

1

2

3

4

gering

a

0

2

4

6

matig

b

2

4

6

9

aanmerkelijk

c

4

6

9

-

groot

d

6

9

-

-

Oplettendheid

Het gaat hierbij om het geven van aandacht in de werksituatie, waarbij tevens doorlopend aandacht dient te worden geschonken aan de kwaliteit van het eindproduct. De aandacht roept een zodanige spanning op (veroorzaakt door de omgeving en/of door een veelheid van factoren), dan wel wordt door de eentoningheid (het continu verrichten van dezelfde handelingen, monotonie of het opmerken van zeer incidentele afwijkingen) zo weinig levendig gehouden, dat zulks als bezwarend moet worden aangemerkt.

De zonder meer in de functie vereiste oplettendheid wordt bij dit gezichtspunt niet in beschouwing genomen.

Bij het graderen moet in beschouwing worden genomen:

  • a.

    de mate van de vereiste oplettendheid, voorzover deze door binnen het werk gelegen factoren wordt bemoeilijkt;

  • b.

    de veelvuldigheid en de duur van de oplettendheid.

ad a.

De mate van de vereiste oplettendheid wordt bepaald door:

  • het aantal, de aard en de samenhang van de tegelijkertijd optredende feiten, waarop de functionaris moet letten;

  • het tempo waarin deze feiten moeten worden verwerkt;

  • de duur van de arbeidscyclus; een korte arbeidscyclus werkt slechts dan verzwarend, indien men niettegenstaande de eento nigheid bij elke handeling telkens opnieuw moet opletten. Indien de handeling een automatisch/herhalend karakter hebben, neemt de oplettendheid echter af (niet te verwarren met monotonie);

  • de intensiteit van de vereiste concentratie;

  • de verlangde mate van zekerheid dat niets over het hoofd zal worden gezien.

De mate van vereiste oplettendheid wordt verhoogd ingeval er sprake is van afleidende factoren die inherent aan het werken zijn en op zichzelf geen aandacht behoeven, maar wel de aandacht kunnen afleiden of bemoeilijken. Hieronder moet tevens warden begrepen het facet 'Hinderlijk zicht'. Factoren die hinderlijk zijn voor het zicht op het werk zoals stof, rook, damp, nevel, mist, belichting .

Het gaat bij de oplettendheid tevens om de vraag, in hoeverre de werkzaamheden, die op een bepaald moment de aandacht vragen, in verband met het weinig interessante of het eentonige karakter daarvan of om een andere reden de aandacht bemoeilijken. Voorts in hoeverre er bij de uitoefening van de functie op een gegeven moment niet uit te schakelen en binnen het werk gelegen factoren optreden, die de vereiste aandacht of concentratie verstoren.

Dezelfde factoren die afleidend kunnen werken, kunnen dientengevolge een verschillende mate van extra oplettendheid in de functie vereisen. Het de gehele werktijd moeten opletten scoort op zichzelf niet. Het enkele feit dat werk herhaald wordt of eenvormig is, behoeft nog geen bezwaar op te leveren. Wel is het een bezwaar, ingeval de vereiste oplettendheid toch telkens weer moet worden opgelet. Normale verkeersdeelname scoort niet.

ad b.

De duur van de vereiste oplettendheid, maar ook andere redenen, kunnen veroorzaken, dat de werkzaamheden die een grote oplettendheid vereisen, worden afgewisseld door andere werkzaamheden. Ook kan het voorkomen, dat er slechts met korte of langere tussenpozen dient te worden opgelet. Hoe geringer het percentage van de arbeidsduur, gedurende hetwelk moet worden opgelet, des te minder wordt de oplettendheid als bezwarend aangemerkt.

Tabel: Oplettendheid (Afweegfactor 1)

Mate van de vereiste oplettendheid voor zover deze door in het werk gelegen factoren wordt bemoeilijkt

Veelvuldigheid en duur van de oplettendheid

Incidenteel 0,5-1,5 uur/dag

Nu en dan 1,5-3 uur/dag

Regelmatig 3-5,5 uur/dag

Voortdurend > 5,5 uur/dag

1

2

3

4

gering

a

0

2

4

6

matig

b

2

4

6

9

aanmerkelijk

c

4

6

9

-

groot

d

6

9

-

-

Werksfeer

Door middel van dit gezichtspunt komen tot uitdrukking de bezwaren die in het werk worden ondervonden ten gevolge van omgevingsinvloeden.

We onderscheiden de volgende subkenmerken:

  • Vuil en Afkeer

  • Weer, temperatuur

  • Geluidsoverlast

  • Trillingen

  • Hinderlijke beschermingsmiddelen

Bij het graderen moet in beschouwing worden genomen:

  • a.

    de mate waarin de werksfeer (de omgevingsinvloeden) bezwaarlijk onaangenaamheid is/zijn;

  • b.

    de veelvuldigheid en de duur, gedurende welke onder dergelijke onaangename omstandigheden moet worden gewerkt.

Bezwaren van de werksfeer mogen niet op zichzelf worden beschouwd buiten het verband van de gehele functie. Gebeurt dit wel dan zou men bijvoorbeeld factoren als inconveniënt graderen die in breder verband bekeken niet als zodanig mogen worden aangemerkt, omdat ze slechts een facet vormen van een situatie, die men in het geheel niet als een inconveniënt kan beschouwen. De facetten van een situatie mogen dus niet geïsoleerd worden bezien.

Bij de duur van de werksfeer kan het voorkomen, dat de werkzaamheden die in een bepaalde werksfeer worden uitgevoerd, worden afgewisseld door andere werkzaamheden (onder een aangenamere werksfeer). Ook kan het voorkomen, dat er slechts met korte of langere tussenpozen gewerkt dient te worden onder een bepaalde werksfeer. Hoe geringer het percentage is van de arbeidsduur, gedurende hetwelk moet worden gewerkt, des te minder wordt de werksfeer als bezwarend aangemerkt.

Het gezichtspunt Werksfeer kent 1 graderingstabel, de subkenmerken kennen diverse afweegfactoren.

Vuil en Afkeer

Verontreiniging, van lichaam(sdelen) en/of kleding door:

  • vuil (droog, vochtig, nat)

  • olie/vet (schoon, verontreinigd); dat moeilijk is te verwijderen.

Werken in situaties, die stank (onaangename geur) geven of die walging/afkeer oproep of lichamelijke reacties (huidprikkelingen, irritatie) teweeg brengen, zoals rook, damp, nevel, fecaliën, e.d.

Weer, temperatuur

Werken in weersomstandigheden (klimatologische omstandigheden), die bezwarend zijn bij de werkuitvoering door het onaangename karakter, zoals regen, sneeuw, mist, koude, hitte, wind. Werken bij grote hitte of koude of bij sterke temperatuurwisselingen (ook tocht) of in een onbehaaglijke atmosfeer (hoge luchtvochtigheid).

De score wordt bepaald door de mate waarin de werkzaamheden onder bepaalde weersomstandigheden al dan niet moeten worden uitgevoerd (schuilgelegenheid, de mate van uitstel van uitvoering van de werkzaamheden, de voorzieningen die men treft om de invloed van het weer te beïnvloeden, ed.).

  • Werken bij overwegend gunstige weersomstandigheden: score a2-2

  • Werken onder praktisch alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer, bij slechte weersomstandighe-den kan men schuilen: score b2-4

  • Werken onder alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer, maar ook bij regen, zeer warm of koud weer, maar waarbij de uitvoering van de werkzaamheden niet terstond moeten worden uitgevoerd (bv. doordat de aard van de storing zodanig is dat enig uitstel in opheffen van de storing mogelijk is): score dia 5

  • Werken onder alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer, maar ook bij regen, zeer warm of koud weer, maar waarbij de uitvoering van de werkzaamheden terstond moeten worden uitgevoerd (bv. doordat de aard van de storingen zodanig is dat deze direct moeten worden opgeheven): score dia 6

  • Werken onder alle weersomstandigheden, zoals bij lichte en zware vorst, regen en warm weer, (bv. belader): score dia 7.

Geluidsoverlast

Werken in een omgeving, waarbij lawaai hinderlijk is, dan wel onaangenaam is in fysieke zin. Naarmate de geluidsbron verder van de werkplek verwijderd is zal de mate van onaangenaamheid lager zijn. Werken langs wegen met normale verkeersintensiteit scoort niet. Normale verkeersdeelname scoort niet.

Trillingen

Werken met hulpmiddelen/apparatuur die trillingen veroorzaken resp. veroorzaakt.

Hinderlijke beschermingsmiddelen

Werken met beschermende middelen (bedoeld om de gebruiker te beschermen tegen nadelige gevolgen van de omstandigheden waaronder moet worden gewerkt), die het contact belemmeren/bemoeilijken, bewegingen beperken, dan wel bepaalde lichaamsfuncties (transpireren) bemoeilijken. De mate van hinder die men ondervindt van de beschermende middelen (bv. laarzen, regenkleding, gehoorbeschermingsmiddelen e.d.) is afhankelijk van de werkzaamheden die men uitvoert. Dezelfde beschermende middelen scoren hierdoor verschillend.

Tabel: Werksfeer (diverse Afweegsectoren)

Mate van onaangenaamheid

Veelvuldigheid en duur van de werksfeer

Incidenteel 0,5-1,5 uur/dag

Nu en dan 1,5-3 uur/dag

Regelmatig 3-5,5 uur/dag

Voortdurend > 5,5 uur/dag

1

2

3

4

gering

a

0

2

4

6

matig

b

2

4

6

9

aanmerkelijk

c

4

6

9

-

groot

d

6

9

-

-

Subkenmerk

Afweegfactor

Vuil en Afkeer

2

Weer, temperatuur

1

Geluidsoverlast

1

Trillingen

1

Hinderlijke beschermingsmiddelen

2

Persoonlijk risico

Met name bij dit gezichtspunt speelt het hanteren van wettelijke voorschriften een belangrijke rol. Niettemin blijft bij het toepassen ervan de kans op ongeval, letsel of ziekte aanwezig. Het gaat hierbij om de mate waarin het risico, waaraan de voor zijn/haar taak berekende medewerk(st)er met inachtname van alle wettelijke en bedrijfsveiligheidsvoorschriften, blootstaat aan het oplopen van schade aan de gezondheid door lichamelijk letsel of ziekte, als bezwaar wordt gevoeld.

Bij het graderen moet in beschouwing worden genomen:

  • a.

    de gevolgen van mogelijke ongevallen en ziekten;

  • b.

    de kans dat een ongeval (met letsel) plaatsvindt of een ziekte ontstaat.

ad a.

Er wordt verschil gemaakt, of er gevaar bestaat voor:

  • gering letsel;

  • schade aan de gezondheid, die tijdelijke of gedeeltelijke ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn/haar functie tot gevolg heeft (bv. functieafkeuring);

  • schade aan de gezondheid, die een blijvende ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn/haar functie tot gevolg heeft (bv. functieafkeuring);

  • schade aan de gezondheid, die een volledige arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of dood tot gevolg heeft.

ad b.

Bij de bepaling van de kans op schade aan de gezondheid wordt uitgegaan van het inachtnemen van de wettelijke- en bedrijfsveiligheidsvoorschriften. Ook de tijd dat de functionaris aan een bepaald risico blootstaat beïnvloedt de kans en dient bij deze ingang te worden betrokken. Daartoe dient dezelfde staffel als gehanteerd voor 'veelvuldigheid en duur'. De kansingang wordt mede bepaald door de mate waarin de werkzaamheden onder bepaalde risico's al dan niet moeten worden uitgevoerd, worden afgewisseld door andere werkzaamheden (met minder risico). Ook kan het voorkomen, dat er slechts met korte of langere tussenpozen gewerkt dient te worden met een bepaald risico. Hoe geringer het percentage is van de arbeidsduur, gedurende hetwelk moet worden gewerkt, des te minder wordt het persoonlijk risico als bezwarend aangemerkt.

Tabel: Persoonlijk risico (Afweegfactor 1)

Gevolg van mogelijke ongevallen of (beroeps-)ziekten

De kans dat er een ongeval plaatsvindt of een ziekte intreedt

Gering

Matig

Aanmerkelijk

Groot

1

2

3

4

gering letsel

a

0

2

4

6

tijdelijke of gedeeltelijke ongeschiktheid

b

2

4

6

9

blijvende ongeschiktheid

c

4

6

9

-

volledige arbeidsongeschiktheid of de dood

d

6

9

-

-

Overzicht scores Inconveniënten Waterschap De Dommel

Dyn.Sp.Bel .

Stat.Sp.Bel .

Oplettendh .

Vuil/Afk.

Weer

Geluid

Trilling

Besch.M .

Risico

Totaal

Vergoeding

Afweegfactor

2

2

1

2

1

1

1

2

1

Procesoperator A

4

4

0

8

2

2

0

4

2

26

1

Procesoperator B/C

4

4

0

8

2

4

0

4

2

28

1

Mechanisch monteur (en Sr.)

12

4

0

8

2

2

0

4

2

34

2

Electrotechnicus

4

4

2

4

2

2

0

4

2

24

1

Med.besturingstechniek

0

4

0

4

2

0

0

4

0

14

0

Medewerker instandhouden

12

4

0

8

2

2

2

4

2

36

2

Beheerder centr.magazijn

8

4

0

4

2

0

0

4

2

24

1

Kantonnier

8

8

4

4

4

0

4

4

2

38

2

Rivierwerker

12

12

4

4

4

4

6

4

2

52

3

Medewerker groenvoorziening

8

8

2

4

4

4

4

4

2

40

2

Medewerker monitoring waterkwantiteit

8

4

0

4

4

0

0

4

2

26

1

Punten lnco

0-22

23-33

34-44

45-hoger

Vergoeding in regels

0

1

2

3