Beleidsnota Wegen

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota Wegen

1. Inleiding

1.1. Algemeen

De beleidsnota Wegen geeft regels voor het gebruik van alle wegen buiten de bebouwde kom, in beheer en gelegen in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta (WSHD). De nota is een aanvullend instrument op de Keur van waterschap Hollandse Delta (2010) en de door WSHD genomen verkeersbesluiten inzake het instellen van ge- of verboden op wegen in zijn beheer. De bepalingen over wegen zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de Keur en in de verschillende door WSHD vastgestelde verkeersbesluiten, zijn gefundeerd op de Wegenwet en Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). In deze beleidsnota worden regels gegeven die betrekking hebben op de wijze waarop bestaande bevoegdheden door WSHD worden uitgeoefend. De beleidsregels dienen als toetsingskader voor het nemen van besluiten en de daaraan te verbinden voorschriften. Voor de motivering van een besluit kan door WSHD worden volstaan met een verwijzing naar de van toepassing zijnde beleidsregels zoals opgenomen in deze nota.

1.2. Algemene juridische aspecten

Op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) hebben waterschappen als wegbeheerder de bevoegdheid om:

- bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van de veiligheid op de weg, het in stand houden van de weg, het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg, de vrijheid van het verkeer en het beschermen van de weggebruikers (de wegenbelangen).

- verkeersbesluiten te nemen ten behoeve van de plaatsing of verwijdering van bij het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) aangewezen verkeerstekens, waardoor een gebod of verbod wordt ingesteld of gewijzigd.

Om de wegenbelangen van alle wegen in beheer bij WSHD te kunnen waarborgen zijn in hoofdstuk 5 van de Keur van waterschap Hollandse Delta, algemene regels opgenomen die betrekking hebben op het gebruik van wegen. De Keur is een verordening die regels (algemeen verbindende voorschriften) bevat met betrekking tot het bij WSHD in beheer zijnde watersysteem en de bij WSHD in beheer zijnde wegen. In de Keur zijn onder andere ge- en verbodsbepalingen opgenomen ten behoeve van de aan WSHD opgedragen ‘natte' en ‘droge' waterstaatkundige taken. Deze bepalingen hebben als doel de bescherming van de watersysteembelangen en wegenbelangen en richten zich tot derden. Wanneer een bepaalde handeling of gedraging niet is toegestaan, is er sprake van een verbod. Wanneer een bepaalde handeling of gedraging juist verplicht is gesteld of moet worden geduld, dan is er sprake van een gebod.

Naast de algemene regels voor het gebruik van wegen in de Keur, heeft WSHD tevens diverse verkeersbesluiten genomen, waarbij ten aanzien van bepaalde wegen ge- of verboden zijn ingesteld.

1.3. Wegenvergunning, ontheffing en voorschriften

De meeste van de in de Keur opgenomen geboden en verboden zijn niet absoluut. Het dagelijks bestuur heeft op grond van de Keur de bevoegdheid om vergunning te verlenen van de verbodsbepalingen die zijn opgenomen in de Keur. Ten aanzien van de wegen in beheer bij WSHD heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid om een wegenvergunning te verlenen.

Ook de ge- en verboden opgenomen in verkeersbesluiten zijn niet absoluut. Op grond van artikel 87 van het RVV 1990 heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van de in verkeersbesluiten opgenomen verboden.

Het verlenen van een vergunning of ontheffing houdt in dat, ondanks WSHD een bepaalde handeling of gedraging bij verordening of verkeersbesluit verbiedt, in een individueel geval een uitzondering op de vastgestelde regel wordt gemaakt. Het kan immers voorkomen dat een verboden activiteit, die in algemene zin een nadelige invloed kan hebben op de wegen, in een concreet geval die nadelige invloed niet heeft.

Een vergunning of ontheffing betekent dat WSHD in ieder individueel geval bekijkt of de verboden activiteit in een bepaalde situatie kan worden toegestaan. In het kader van de vergunning- en/of ontheffingverlening voor wegen dient WSHD een belangenafweging te maken tussen de belangen van degene die de vergunning heeft aangevraagd, eventuele derde belanghebbenden en de wegenbelangen zoals deze door de Keur of het betreffende verkeersbesluit worden beschermd. Een wegenvergunning of een ontheffing van een verkeersbesluit wordt alleen verleend indien de wegenbelangen zich hiertegen niet verzetten en voldoende blijven gewaarborgd.

Voorschriften

Indien een vergunning of ontheffing wordt verleend, worden aan die vergunning of ontheffing (technische) voorschriften of beperkingen verbonden ter bescherming van de wegen.

1.4. Beleidsregels

Om zowel WSHD als de ingelanden van het beheersgebied van WSHD zoveel mogelijk inzicht en duidelijkheid te geven over de wijze waarop WSHD zijn bevoegdheden uitoefent is de beleidsnota Wegen opgesteld. Het doel van de beleidsnota Wegen is om aan te geven hoe het dagelijks bestuur van WSHD omgaat met zijn bevoegdheid om vergunning c.q. ontheffing te verlenen van de verbodsbepalingen die in de Keur of in verkeersbesluiten zijn opgenomen. Om te voorkomen dat bij het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning of ontheffing steeds weer een volledige belangenafweging dient plaats te vinden, heeft het dagelijks bestuur in deze nota beleidsregels vastgelegd, wanneer wel en wanneer niet gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot vergunning- of ontheffingverlening: de beleidsnota Wegen bevat randvoorwaarden en toetsingcriteria voor de behandeling van vergunning- en ontheffingsaanvragen.

1.5. Binding van beleidsregels

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bindt een beleidsregel het bestuursorgaan in die zin dat er rekening moet worden gehouden met de betreffende beleidsregel. Dit betekent dat WSHD in overeenstemming met het vastgestelde beleid dient te handelen. Op grond van het vastgestelde beleid mag de burger er op vertrouwen dat de besluitvorming plaatsvindt in overeenstemming met de in het beleid opgenomen beleidsregels. De burger mag er op vertrouwen dat WSHD consistent en voorspelbaar (zoals neergelegd in het beleid) handelt. Door de rechter wordt aan een beleidsregel getoetst indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit dat is genomen op grond van het vastgestelde beleid.

Ondanks dat WSHD in overeenstemming met de vastgestelde beleidsregels dient te handelen, is de binding aan het vastgestelde beleid niet absoluut. In bijzondere omstandigheden kan er van beleidsregels worden afgeweken. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid genoemd. Indien van de inherente afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt dient aan twee voorwaarden te zijn voldaan:

1. het moet gaan om uitzonderingen;

2. de bijzondere omstandigheden moeten met zich meebrengen dat de nadelige of voordelige gevolgen van het handelen in overeenstemming met de beleidsregel, onevenredig zouden zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Wanneer het volgen van de vastgestelde beleidsregel dus onevenredige gevolgen heeft voor een of meerdere belanghebbenden, moet van de beleidsregel worden afgeweken (in die zin is er eigenlijk sprake van een afwijkingsplicht).

1.6. Algemene regels

In de Keur is bepaald dat de wegenvergunning kan worden vervangen of worden aangevuld door algemene regels. Aan het dagelijks bestuur is in de Keur de bevoegdheid gegeven algemene regels te stellen met als gevolg dat Keurbepalingen een ruimere strekking krijgen (vrijstelling van de vergunningplicht), dan wel juist geen toepassing vinden (algeheel/absoluut verbod).

Vrijstelling van de vergunningplicht

WSHD heeft diverse algemene regels opgesteld waarbij sprake is van een vrijstelling van de vergunningplicht. Het doel van deze algemene regels is het eenvoudiger reguleren van handelingen/activiteiten die een gering risico zijn voor de belangen die door de Keur worden beschermd. WSHD heeft voor een aantal handelingen/ activiteiten algemene regels opgesteld die duidelijk aangeven onder welke voorwaarden deze activiteiten zijn toegestaan zonder dat daarvoor een vergunningsprocedure dient te worden gevolgd, maar kan worden volstaan met een melding. Ten aanzien van alle wegen in beheer bij WSHD zijn algemene regels opgesteld voor de volgende activiteiten:

- Evenementen op wegen.

2. Regels voor wegen

2.1. Wegen

WSHD heeft als wegbeheerder op grond van de Wegenwet een zorgplicht voor het in goede staat houden van de bij hen in beheer zijnde wegen.1)

Deze zorgplicht richt zich vooral op de instandhouding en bruikbaarheid van het wegennet met als doel een optimale ontsluiting van het gebied. Het wegbeheer van WSHD omvat de zorg voor alle openbare wegen buiten de bebouwde kom, voor zover niet in beheer bij Rijk of provincie. De provincie Zuid- Holland ziet er op toe dat WSHD voldoet aan zijn beheer- en onderhoudsplicht.

---------------------

1) Artikel 16 en artikel 17 Wegenwet (zie ook artikel 18 Wegenwet).

Artikel 5.2, onder d, van de Keur bepaalt dat onder wegen moet worden verstaan:

‘Openbare wegen zoals bedoeld in de Wegenwet in beheer bij het waterschap alsmede feitelijk in aanleg zijnde openbare wegen, waarvan het beheer bij het waterschap zal berusten'.

WSHD heeft in totaal de zorg over ruim 1.600 km wegen op de Zuid-Hollandse Eilanden: WSHD beheert 72 km gebiedsontsluitingswegen, 171 km doorgaande plattelandswegen, 1.005 km erftoegangswegen en 220 km vrijliggende fietspaden. Daarnaast beheert WSHD nog een aantal kilometers niet openbare wegen.

Wat behoort tot de (openbare) weg?

Op grond van de Wegenwet behoren tot de wegen: voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik en bruggen. Naast de in de Wegenwet gegeven opsomming behoren eveneens tot de weg: de bermen, taluds, tussenstroken bij twee of meer rijbanen, stoepen, glooiingen, wegsloten, duikers, sluizen, beschoeiingen, geluidswerende voorzieningen en andere zich in die wegen bevindende of daarmee rechtstreeks verbonden werken.

2.2. Wegenlegger

Voor wegen die zijn gelegen buiten de bebouwde kom van gemeenten wordt, op grond van de Wegenwet een ‘wegenlegger' opgemaakt. In de wegenlegger is vastgelegd:

- welke wegen buiten de bebouwde kom openbaar zijn;

- bij wie de onderhoudsplicht van de betreffende wegen rust;

- de omvang van deze onderhoudsplicht;

- welke beperkingen er in het gebruik van een weg bestaan.

Het opmaken van de wegenlegger is een gemeentelijke taak. Het vaststellen van de legger is een taak van Gedeputeerde Staten. Momenteel zijn de wegenleggers echter niet meer actueel. Wel kan in de oude wegenleggers nog informatie worden gevonden over het tijdstip van het openbaar worden van wegen (gelegen buiten de bebouwde kom van gemeenten).

2.3. Functies en typen wegen

In het Wegenbeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in het type weg en de functie van de verschillende wegen.

Typen

Het Wegenbeleidsplan maakt onderscheid in de volgende typen wegen 2):

  • Gebiedsontsluitingswegen

    Deze wegen ontsluiten grote gebieden en woonkernen naar stroomwegen. Ze zijn in het algemeen zwaar belast. De verharding is normaliter breder is dan 6,5 meter.

  • Erftoegangswegen type I

    Deze wegen ontsluiten relatief grote gebieden, woonkernen of bedrijventerreinen en zijn middelzwaar belast. De verharding is normaliter breder dan 4,5 meter.

  • Erftoegangswegen type II

    Deze wegen ontsluiten voornamelijk aanliggende percelen en zijn licht belast en toegankelijk voor alle verkeer/landbouwverkeer/ bestemmingsverkeer. Deze wegen kennen als regel een verharding tot 4,5 meter. Enkele wegen zijn semi-verhard/onverhard.

  • Fietspaden

    Deze wegen zijn overwegend verhard.

--------------------

2) Functionele wegindeling op basis van Duurzaam Veilig I.

Functies

Het Wegenbeleidsplan maakt onderscheid in twee functies / gebruiksmogelijkheden van wegen:

  • Transportfunctie

    De hoofdfunctie van de wegen is transport.

    - Aan de transportmiddelen worden landelijk wettelijke beperkingen gesteld voor gewicht, afmetingen en snelheden. Daarnaast heeft WSHD voor een aantal weggedeelten in dit verband ook verkeersbesluiten genomen.

    - De gebruiksmogelijkheden van wegen voor transport, wordt tevens bepaald door de karakteristieke dijken en beeldbepalende lintbebouwing.

  • Ecologische verbindingszone

    De brede bermen langs waterschapswegen kunnen fungeren als ecologische verbindingszone.

2.4. Inhoud en uitgangspunten beleidsnota

In deze beleidsnota worden beleidsregels gegeven voor het gebruik van wegen in beheer van WSHD. De uitgangspunten waarop de in deze beleidsnota opgenomen beleidsregels zijn gebaseerd, vallen binnen de kaders van hoger strategisch beleid op het gebied van wegen. Dit strategisch beleid is vastgelegd in onder andere:

  • De Rijksnota Mobiliteit

    De Rijksnota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. In de Nota wordt het ruimtelijk beleid verder uitgewerkt en wordt het nationaal verkeers- en vervoersbeleid beschreven. De doelstelling van de Nota Mobiliteit is een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze doelstelling wordt vertaald in doelen voor bereikbaarheid, veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. De doelen van de Nota Mobiliteit zijn thematisch geconcretiseerd in de zogenoemde Essentiële Onderdelen van Beleid (EOvB). Voor deze onderdelen geldt dat ze moeten worden uitgewerkt in beleid en plannen van de rijksoverheid en de decentrale overheden.

  • Het Wegenbeleidsplan, ‘wegen naar de toekomst'

    Het Wegenbeleidsplan is een strategisch sturingsinstrument en bevat een visie over het beheer van wegen door WSHD. Het Wegenbeleidsplan:

    - geeft input voor beleidsregels, het beleidsprogramma van het Meerjarenbeleidsplan, de Voorjaarsnota, de Beleidsbegroting, het Jaarplan Wegen, Operationele plannen en Uitvoeringsregels.

    - geeft inzicht in de wijze waarop WSHD:

    - invulling geeft aan het functioneel beheer van de wegen;

    - de staat en functie van de wegen nu en in de toekomst wil waarborgen;

    - het wegenbelang afweegt tegen andere belangen;

    - op basis van dit beleid komt tot een afgewogen programma aan onderhouds- en verbeteringsmaatregelen.

3. Beleidsregels voor het gebruik van wegen

3.1. Algemeen

Om het verkeer waarvoor de weg bedoeld is goed en veilig gebruik te laten maken van de weg, moet de weg op grond van de WVW 1994 voldoen aan de eisen voor berijdbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen kan afbreuk doen aan de instandhouding en bruikbaarheid van wegen en daarmee aan de vrije, veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer.

In Hoofdstuk 5 van de Keur zijn daarom verschillende verbodsbepalingen opgenomen met betrekking tot het gebruik van wegen. Naast de verbodsbepalingen in de Keur, heeft WSHD ook diverse verkeersbesluiten genomen, waarbij ten aanzien van bepaalde wegen ge- of verboden zijn ingesteld. Doel van de regelgeving voor het gebruik van wegen is om de veiligheid op de weg, de instandhouding van de weg, de bruikbaarheid van de weg, de vrijheid van het verkeer en de bescherming/verkeersveiligheid van de weggebruikers (de wegenbelangen) zoveel mogelijk te garanderen.

Aangezien het gebruik van wegen c.q. het verrichten van handelingen op en nabij wegen om diverse redenen toch noodzakelijk kan zijn, geeft de Keur aan dat door het dagelijks bestuur vergunning kan worden verleend waarbij handelingen in strijd met de verboden, onder voorwaarden, kunnen worden toegestaan. Ook in de door WSHD genomen verkeersbesluiten zijn ontheffingsmogelijkheden opgenomen. 3)

-----------------

3) Artikel 87, RVV 1990 biedt hiervoor de grondslag

Meerdere vergunningen voor een werk

Voor het gebruik van wegen, zijn in de sommige gevallen meerdere vergunningen of ontheffingen verplicht. De mogelijkheid bestaat dat voor het gebruik van een weg (realiseren van een werk of het verrichten van werkzaamheden op of nabij een weg, eveneens een omgevingsvergunning noodzakelijk is.

Inhoud hoofdstuk 3

In deze beleidsnota zijn beleidsregels geformuleerd voor het gebruik van wegen in beheer van WSHD. Deze beleidsregels zullen worden gehanteerd in het kader van de vergunningverlening op grond van de Keur en/of de ontheffingverlening van door WSHD genomen verkeersbesluiten. In hoofdstuk 3 worden beleidsregels gegeven ten behoeve van de vergunning- en of ontheffingverlening van de volgende soorten van gebruik van wegen in beheer van WSHD:

- objecten nabij wegen;

- gebruik wegen;

- opbreken wegverhardingen.

3.2. Objecten nabij wegen

Algemeen

Objecten nabij wegen kunnen afbreuk doen aan de instandhouding en bruikbaarheid van de weg en kunnen de verkeersveiligheid van de weggebruikers aantasten. Vooral de verkeersveiligheid kan nadelig worden beïnvloed door de plaatsing van objecten in en nabij wegen. Verkeer kan worden afgeleid door bijvoorbeeld reclame-uitingen, voorlichtingsborden of bijzondere objecten.

Objecten zoals afrasteringen en beplantingen kunnen het zicht beperken. Al deze objecten vormen ook een obstakel als verkeer van de rijbaan afraakt. Vooral op drukke punten vormt dat een extra veiligheidsrisico.

Naast de verkeersveiligheid speelt ook het zogenaamde profiel van vrije ruimte een belangrijke rol. Objecten in de wegbermen moeten (ruim) buiten dat profiel van vrije ruimte blijven om geen belemmering te vormen voor het verkeer dat van de weg gebruik maakt. Tevens kunnen objecten in of nabij wegen indirect fungeren als een fysieke belemmering bij het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

Anderzijds kunnen objecten zoals verwijs- en voorlichtingsborden, leiden tot minder zoekende weggebruikers of kunnen deze objecten weggebruikers bewust maken van onveilig gedrag. Objecten zoals lichtmasten, verkeersborden, bewegwijzering en verkeerstekens, zijn juist noodzakelijk in verband met het goed functioneren van wegen en bevorderen juist de verkeersveiligheid.

Afweging

De Keur verbiedt het aanbrengen van objecten nabij wegen omdat objecten een negatieve invloed kunnen hebben op de verkeersveiligheid en de instandhouding en bruikbaarheid van de weg. WSHD wil de wegbermen daarom zo veel mogelijk vrij houden van obstakels/ objecten. Sommige objecten zijn echter noodzakelijk voor het goed functioneren van wegen. Het plaatsen van objecten nabij wegen mag echter geen belemmering zijn voor de instandhouding/bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid van de weggebruikers. In het kader van de vergunningverlening is het daarom noodzakelijk dat in het geval van het plaatsen van objecten nabij wegen wordt voldaan aan de in deze beleidsregel opgenomen criteria, zodat het functioneren van de weg en daarmee de wegenbelangen gewaarborgd blijven.

Betrokken Keurartikelen

Artikel 5.4, tweede lid, Keur

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op onder of boven, naast of langs wegen:

- werken aan te brengen of te hebben.

- stoffen, voorwerpen, dieren of beplantingen te brengen of te hebben.

Toepassinggebied

Deze beleidsregel is van toepassing op alle wegen in beheer van WSHD die zijn gelegen buiten de bebouwde kom.

Overige regelgeving

  • Het Wegenbeleidsplan, 'wegen naar de toekomst'

  • Het Handboek 'Wegontwerp voor de gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen', CROWpublicatie 164.

  • Het Handboek 'Veilige inrichting van bermen; Niet-autosnelwegen buiten de bebouwde kom' CROW- publicatie 202.

Toetsingscriteria

Een vergunningaanvraag voor het aanbrengen van objecten nabij wegen wordt aan de volgende criteria/eisen getoetst:

Algemene criteria

Het algemene uitgangspunt is dat wegbermen zoveel mogelijk vrij zijn van obstakels. De afweging of een object al dan niet kan worden toegestaan is gebaseerd op de verkeersfunctionaliteit van het object:

A. Verkeersborden en openbare verlichting

Verkeersborden en lichtmasten zijn noodzakelijk in verband met het goed functioneren van wegen en bevorderen de verkeersveiligheid. Voor dergelijke verkeersfunctionele objecten wordt vergunning verleend.

B. Verwijsborden

  • Bewegwijzeringen/verwijsborden/verkeersgeleidende objecten naar druk bezochte locaties (bijvoorbeeld recreatiegebieden en musea) die veel gebiedsvreemd verkeer aantrekken zijn noodzakelijk in verband met de verkeersveiligheid. Verwijsborden naar deze druk bezochte locaties kunnen overlast op het omliggende wegennet voorkomen.

  • In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld eenmalige gebeurtenissen/evenementen waarbij veel bezoekers worden verwacht, wordt vergunning verleend om ten tijde van de betreffende gebeurtenis in de nabije omgeving verwijsborden te plaatsen.

  • Het plaatsen van verwijsborden voor de verkoop van producten komt niet in aanmerking voor een vergunning.

C. Reclameborden/ voorlichtingsborden

Voor reclame-uitingen wordt alleen een vergunning verleend voor zover ze direct een verkeersfunctie vervullen. Een verkeersfunctie hebben bijvoorbeeld:

- voorlichtingsborden voor verkeerscampagnes, met als doel de verkeersveiligheid te vergroten.

- aanduidingsborden voor direct naast de weg gelegen grootschalige bouwprojecten, deze borden verminderen de afleiding van het bouwterrein.

D. Beplantingen/ groen

Beplantingen dienen als wegmarkering en benadrukken het landschap. Beplantingen verhogen de recreatieve functie van wegen en doen de rijsnelheid van auto's afnemen. Voor dergelijk verkeersfunctioneel groen wordt, onder voorwaarden, vergunning verleend.

E. Erfafscheidingen

Erfafscheidingen zijn bedoeld om particuliere gronden te beschermen en dragen niet bij aan de verkeersveiligheid. Erfafscheidingen zijn, afhankelijk van het type weg, toegestaan buiten 4,5 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen. Bij onvoldoende ruimte kan daarbinnen alleen bij erftoegangswegen en fietspaden vergunning worden verleend.

F. Wegmeubilair

Wegmeubilair zijn objecten met een recreatieve en/of verkeersfunctionele functie, zoals zitbankjes langs fietspaden of markeringen voor fietsroutenetwerken. Voor dergelijke objecten wordt vergunning verleend.

G. Bouwwerken

Bouwwerken zijn binnen de weg niet toegestaan. Uitzonderingen in reeds bestaande bebouwde gebieden worden per geval beoordeeld en vallen buiten deze beleidsregel.

H. Overige objecten

Voor overige objecten die niet vallen onder A t/m G moet de vergunningaanvrager de verkeersfunctionaliteit van het te plaatsen object aantonen.

Normeisen

Nadat is aangetoond dat het object voldoende verkeersfunctioneel is, worden aan de objecten eisen gesteld om de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid te waarborgen en worden de gevolgen voor onderhoud door WSHD meegenomen.

Als eisen daarvoor gelden:

- handhaven zichtbaarheid bij bochten, kruispunten en in- en uitritten;

- waarborgen mogelijkheden van onderhoud bermen en wegsloten;

- waar mogelijk toepassen van regels obstakelvrije zone uit het Handboek Wegontwerp gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.4)

--------------------

4) Publicaties 164 c en d. CROW kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur, Ede, 2002.

Zie ook figuur 1: zonering wegen (bijgevoegd als bijlage)

tabel minimale obstakelvrije zone vanaf de markering

weg

aantal meter

Gebiedsontsluiting

4,5 meter, of de grens van de weg volgens de Keur waar deze binnen deze afstand ligt.

Erftoegangsweg I en II

1,5 m

Fietspad

1,0 m

Bij deze algemene eisen speelt naast het type weg, (zoals gebiedsontsluitingsweg, erftoegangsweg I of II of fietspad) ook de aanwezige bermbreedte een belangrijke rol. Bij een gebrek aan voldoende bermbreedte moet allereerst het profiel van vrije ruimte worden vrijgehouden, en daarbuiten moet een nadere afweging worden gemaakt tussen wat noodzakelijk is en wat nog voldoende veilig is.

Locatie-eisen

Een bijzondere situatie geldt voor wegen op waterkeringen. Op zulke wegen is ook het daarvoor geldende beleid voor waterkeringen van toepassing. Bij tegenstrijdige belangen gaat het waterkeringbelang boven het wegenbelang. Bij aanwezigheid van wegsloten moet ook rekening worden gehouden met de regels voor werken nabij watergangen.

A. Verkeersborden en openbare verlichting

Verkeersborden zijn noodzakelijk om de gebruiksmogelijkheden van de weg aan te duiden. Lichtmasten voor openbare verlichting worden geplaatst als deze om redenen van verkeersveiligheid noodzakelijk zijn. Deze objecten mogen vanwege hun functie niet ver van de rijbaan worden geplaatst. Plaatsing dient te gebeuren volgens de daarvoor geldende richtlijnen en wettelijke eisen.

B. Verwijsborden

Toepassen van de Richtlijn bewegwijzering, publicatie 222, CROW, juli 2005, aangevuld met Bijlage 1 van deze beleidsregel, en ANWB-publicatie ‘Lokale bewegwijzering'.

C. Reclameborden/ voorlichtingsborden

Volgens nog vast te stellen eisen voor afmetingen en soort.

D. Beplantingen/ groen

- Heggen als erfafscheiding worden binnen 1,5 meter uit de rand wegverharding niet toegestaan. Daarbuiten kunnen nadere eisen gesteld worden aan de hoogte bij bochten en kruisingen. Voor de in de figuur 2 aangegeven zone geldt een maximale hoogte van 0,75 meter voor ondoorzichtige afscheidingen;

- Voor overige beplantingen gelden de eisen volgens de CROW richtlijnen;

- Minimale onderlinge plantafstand tussen bomen en struiken bedraagt 8 meter;

- Ingeval de aanwezigheid van wegsloten dient rekening te worden gehouden met de beleidsregels met betrekking tot werken in en nabij watergangen.

Zie ook figuur 2: Objectvrije zone bij kruisingen voor hoge en ondoorzichtige objecten (bebouwing, doorgaand beplanting, aaneengesloten hekwerk enzovoort). (bijgevoegd als bijlage)

Constructie-eisen

-

Onderhoudseisen

-

Toelichting toetsingscriteria

-

3.3. Bijzonder gebruik van wegen

Algemeen

Uitgangspunt van de Wegenverkeerswetgeving is dat een weg alleen mag worden gebruikt door het verkeer waarvoor de weg bedoeld is. Bijzonder gebruik of oneigenlijk gebruik van een weg, door ander verkeer dan waarvoor de weg is bedoeld zoals het gebruik van de weg voor evenementen, intensief verkeer (bv. bouwverkeer), of bijzondere transporten, kan afbreuk doen aan de instandhouding en bruikbaarheid van de weg en kan de verkeersveiligheid van de weggebruikers aantasten.

In het kader van het bijzonder gebruik van wegen wordt onderscheid gemaakt tussen de regelgeving op grond van de Keur en de door WSHD vastgestelde verkeersbesluiten waarmee voor bepaalde wegen ge- of verboden zijn ingesteld of gewijzigd.

Afweging

Bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen is verboden omdat dit een negatieve invloed kan hebben op de instandhouding en bruikbaarheid van de weg en daarmee op de verkeersveiligheid van weggebruikers. Op grond van maatschappelijke en economische belangen kan het echter noodzakelijk zijn om bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen toe te staan. Dat kan zijn voor evenementen, intensief verkeer, (weg)werkzaamheden, of bijzondere transporten. Het bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen mag echter geen belemmering zijn voor de instandhouding/bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid van de weggebruikers. In het kader van de vergunningverlening op grond van de Keur en de ontheffingverlening van verkeersbesluiten, is het daarom noodzakelijk dat in het geval van bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen wordt voldaan aan de in deze beleidsregel opgenomen criteria, zodat het functioneren van de weg en daarmee de wegenbelangen gewaarborgd blijven.

Betrokken Regelgeving/ Keurartikelen

Artikel 87, RVV 1990

Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.

Artikel 5.4, eerste lid, Keur

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan in overeenstemming met de publieke functie daarvan.

Toepassinggebied

Deze beleidsregel is van toepassing op alle wegen in beheer van WSHD die zijn gelegen buiten de bebouwde kom.

Overige regelgeving

  • Het Wegenbeleidsplan, ‘wegen naar de toekomst'.

  • Het handboek wegontwerp voor de gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

  • Het handboek Veilige inrichting van bermen. Niet-autosnelwegen buiten de bebouwde kom. Publicatie 202.

  • CROW-publicatie ‘Werk in Uitvoering 96b'.

  • Vrijstellingsregel ‘Evenementen op wegen' (geldig voor kleinschalige evenementen van maximaal 1 dag).

Toetsingscriteria

Voor de toetsingscriteria in het kader van het bijzonder gebruik van wegen wordt onderscheid gemaakt tussen de regelgeving op grond van het RVV 1990 en de op grond daarvan door WSHD genomen verkeersbesluiten en de Keur.

A. Ontheffing van verkeersbesluiten (aangegeven door RVV-borden/ art. 87 RVV 1990)

Het gebruik van gesloten verklaarde wegen door gemotoriseerd verkeer moet zoveel mogelijk worden beperkt. Een geslotenverklaring wordt aangegeven met de borden C1, C2, C4, C6 tot en met C21, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3 en F7 (zie bijlage) en geschiedt ingevolge een door WSHD genomen verkeersbesluit.

Ontheffing van een verkeersbesluit inhoudende een geslotenverklaring, kan worden verleend op grond van artikel 87 van het RVV 1990. Een aanvraag voor een ontheffing van een door WSHD genomen verkeersbesluit inhoudende een geslotenverklaring van een weg, wordt aan de volgende criteria/eisen getoetst:

1. Het berijden van wegen die gesloten zijn verklaard voor motorvoertuigen.

- De noodzaak voor de aanvrager om met gemotoriseerd verkeer gebruik te maken van een gesloten verklaarde weg, wordt afgewogen tegen de nadelen voor de overige weggebruikers.

- Het gebruik van de weg mag niet in strijd mag zijn met de intenties van het verkeersbesluit op grond waarvan de betreffende weg gesloten is verklaard. Dat is bijvoorbeeld het geval als een gedeeltelijke geslotenverklaring bedoeld is om sluipverkeer tegen te gaan. Verkeer met een bestemming in de nabijheid van de afgesloten weg, valt niet onder die noemer. Dat geldt in het bijzonder voor de toegankelijkheid van percelen bij tijdelijke afsluitingen.

- Het gebruik van de weg mag niet strijdig zijn met het verwachtingspatroon van de normale weggebruikers. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een gedeeltelijke geslotenverklaring. Bij een incidenteel gebruik weegt dat minder zwaar, maar worden wel aanvullende voorwaarden gesteld, zoals stapvoets rijden of verkeersbegeleiding.

- Het gebruik van de weg mag niet leiden tot een verhoogde kans op schade aan de weg.

- Ontheffing wordt alleen verleend indien een perceel niet te bereiken is via wegen die voor alle verkeer toegankelijk zijn. Hierbij kunnen nadere voorwaarden worden gesteld wat betreft afmetingen en gewicht. Indien percelen te bereiken zijn via wegen die voor alle verkeer toegankelijk zijn, wordt geen ontheffing verleend van de borden C2, C3 en C4.

- Bij bijzondere transporten of het uitladen van materialen kan een gedeeltelijke of gehele afsluiting van de weg nodig zijn.

- De bereikbaarheid van achterliggende percelen, bedrijven en woningen moet gewaarborgd blijven.

- Bij volledige afsluiting van een drukke weg of anderszins belangrijke verkeersroute (gebiedsontsluitingswegen en enkele erftoegangswegen), moet minimaal twee maanden voor aanvang van de werkzaamheden een omleidingsroute ter goedkeuring aan WSHD worden voorgelegd. Voor overige wegen geldt een termijn van minimaal twee weken voor aanvang van de afsluiting.

- De bereikbaarheid voor hulpdiensten moet gewaarborgd blijven.

- Frequentie van het gebruik

Bij veelvuldig gebruik van een weg (bijvoorbeeld woon-werkverkeer of werkverkeer) wordt, als de ontheffing niet in strijd is met de intentie van het verkeersbesluit, ontheffing verleend indien:

  • De omweg vanaf plaats van vertrek tot plaats van bestemming onevenredig toeneemt. Als vuistregel geldt daarvoor een minimale toename van de te rijden afstand van 25%.

  • Voor incidentele transporten wordt een afstandsvermeerdering van 100 % gehanteerd.

  • Voor landbouwverkeer geldt dat wordt gestreefd naar scheiding van snelle en langzame verkeersstromen, waardoor omrijden juist niet altijd gewenst is.

- Exceptioneel verkeer

Dit verkeer is per definitie incidenteel van karakter. Hierbij moet naast het al genoemde afwegingskader ook worden gekeken naar fysieke beperkingen die bijvoorbeeld huizen, lichtmasten, bruggen en dergelijke stellen. De geschikte rijroute wordt in overleg met WSHD bepaald.

- In het geval van een tijdelijk verhoogde frequentie van groot of zwaar verkeer als gevolg van bouwwerkzaamheden geldt dat indien het bouwverkeer voldoet aan de wettelijke afmetingen en het toegestane gewicht, er geen ontheffing nodig is. Toch kunnen zo extra onveilige situaties ontstaan. Ook kan de weg schade oplopen. Met het plaatsen van verwijs- of waarschuwingsborden, zoals bij mogelijke gladheid op landbouwwegen tijdens de oogsttransporten of tijdelijk bouwverkeer gebeurt, is de kans op ongelukken te verkleinen. Ook kan WSHD vooraf een opname van de weg maken.

- Ontheffing kan ook worden verleend bij aantoonbaar belang in het kader van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid.

2. Medegebruik busbanen en busstroken

Het medegebruik van busbanen en busstroken is voorbehouden aan andere vormen van collectief vervoer, zoals gecombineerd personenvervoer voor bedrijven en instellingen. Als voorwaarde geldt dat geen aanvullende verkeersvoorzieningen nodig zijn om het medegebruik mogelijk te maken. Het hiervoor vermelde is niet van toepassing op lijnbusbanen en lijnbusstroken.

3. Parkeren langs wegen met een parkeerverbod

In bijzondere situaties, zoals bij bouwactiviteiten en verhuizingen, kan voor het parkeren langs wegen met een parkeerverbod, een tijdelijke of eenmalige ontheffing worden verleend. Daarbij gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • Er is geen alternatief buiten de doorgaande rijbaan;

  • Het betreft een erftoegangsweg;

  • Er moet voldoende doorrijdbreedte beschikbaar blijven voor de overige weggebruikers. Voor een weg met een enkele rijbaan is dat de daar toegestane voertuigbreedte, vermeerderd met 2 x 0,75 m manoeuvreerruimte.

  • De verkeersveiligheid, en dan voornamelijk het zicht van de overige weggebruikers en de veiligheid van het ongemotoriseerd verkeer, moet voldoende gewaarborgd zijn.

  • Eventuele verkeersmaatregelen moeten voldoen aan de CROW-publicatie ‘Werk in Uitvoering 96b'.

Tenaamstelling ontheffing

Ontheffingen van verkeersbesluiten worden op naam gesteld, met uitzondering van exceptioneel transport waarvan de ontheffing op kenteken wordt gesteld. Voor werkverkeer van bedrijven bestaat de mogelijkheid om een ontheffing te krijgen voor het wagenpark dat op naam staat van het bedrijf.

B. Het gebruik van de weg voor het houden van evenementen (art. 5.4, eerste lid, Keur)

Een aanvraag voor een vergunning op grond van de Keur voor bijzonder gebruik van een weg (tijdelijke wegafsluitingen in verband met het houden van evenementen) wordt aan de volgende criteria/eisen getoetst:

1. Veiligheid

De veiligheid van de overige weggebruikers mag niet in het geding zijn.

2. Bereikbaarheid

- De bereikbaarheid van achterliggende percelen, bedrijven en woningen moet gewaarborgd blijven.

- De bereikbaarheid voor hulpdiensten moet gewaarborgd blijven.

3. Aanvullende voorwaarden

Aanbrengen van verwijsborden en markeringen

  • Eventuele verkeersmaatregelen in de vorm van verwijsborden en markeringen moeten voldoen aan de CROW-publicatie ‘Werk in Uitvoering 96b'.

  • Verwijsborden en markeringen moeten zo kort mogelijk voor het evenement geplaatst worden en direct na afloop worden verwijderd.

  • Een plan over de te nemen verkeersmaatregelen ((omleidingsroute, plaats en soort van de borden, verlichting en dergelijke conform de CROW 96b richtlijn) dient gelijktijdig met de vergunningaanvraag te worden ingediend bij WSHD.

Voorkomen van schade aan de weg

  • Er moeten afdoende maatregelen worden genomen om schade aan de weg te voorkomen.

  • Eventuele schade aan de weg moet zo snel mogelijk door of op kosten van de vergunninghouder worden hersteld.

Indienen vergunningaanvraag

  • Bij een volledige afsluiting van wegen in verband met het houden van eenevenement, geldt voor het indienen van de vergunningaanvraag een termijn van minimaal drie weken voor aanvang van het evenement.

  • Bij een langdurige of omvangrijke afsluiting van wegen in verband met het houden van een evenement, waarvoor afstemming met hulpdiensten nodig is, geldt voor het indienen van de vergunningaanvraag een termijn van minimaal twee maanden voor aanvang van het evenement.

3.4. Opbreken wegverhardingen

Algemeen

Om het verkeer waarvoor de weg bedoeld is goed en veilig gebruik te laten maken van de weg moet deze voldoen aan de eisen voor berijdbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Het opbreken van de wegverharding kan afbreuk doen aan deze vereisten doordat het graven in wegen leidt tot een zwakkere verhardingsconstructie die langdurig merkbaar kan zijn en tijdens de werkzaamheden de weg beperkt bruikbaar is.

Het graven in wegen c.q. het opbreken van wegverhardingen kan dus afbreuk doen aan de bruikbaarheid van de weg en daarmee de verkeersveiligheid van de weggebruikers aantasten

Afweging

De Keur verbiedt het graven in een weg c.q. het opbreken van gesloten wegverhardingen, omdat dit een negatieve invloed kan hebben op de instandhouding/ bruikbaarheid van de weg en op de verkeersveiligheid van de weggebruikers. Op grond van maatschappelijke en economische belangen kan het echter noodzakelijk zijn om het opbreken van wegverhardingen toe te staan. Dat kan bijvoorbeeld zijn in verband met het verrichten van werkzaamheden in waterkeringen, de aanleg of vervanging van een duiker, of (nood)reparaties aan onder de weg gelegen bestaande rioleringen of kabels en leidingen. De noodzaak van het opbreken van een wegverharding bestaat eveneens bij de situatie dat er onvoldoende ruimte is voor het uitvoeren van een boring.

Het opbreken van wegverhardingen mag echter geen belemmering zijn voor de instandhouding/ bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid van de weggebruikers. In het kader van de vergunningverlening op grond van de Keur is het daarom noodzakelijk dat wordt voldaan aan de in deze beleidsregel opgenomen criteria, zodat het functioneren van de weg en daarmee de wegenbelangen gewaarborgd blijven.

Betrokken Regelgeving/ Keurartikelen

Artikel 5.3 van de Keur

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, de aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

Toepassinggebied

Deze beleidsregel is van toepassing op alle wegen in beheer van WSHD die zijn gelegen buiten de bebouwde kom.

Overige regelgeving

  • Het Wegenbeleidsplan, ‘wegen naar de toekomst'

  • Het handboek wegontwerp voor de gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

  • Het handboek Veilige inrichting van bermen. Niet-autosnelwegen buiten de bebouwde kom. CROW- publicatie 202.

  • CROW- publicatie ‘Werk in Uitvoering 96b'.

Toetsingsgronden

Het algemene uitgangspunt is dat het opbreken van wegen zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Een aanvraag voor een vergunning op grond van de Keur voor het opbreken van een wegverharding wordt aan de volgende criteria/eisen getoetst:

1. Het soort weg en verhardingsconstructie:

a. Een drukke weg of wegen met een belangrijke verkeersfunctie

Gedoeld wordt op gebiedsontsluitingswegen en enkele erftoegangswegen. De nadelen van het opbreken in deze wegen zijn dermate groot dat deze zorgvuldig moeten worden afgewogen tegen de nadelige (maatschappelijke) gevolgen van een alternatief (leiding)tracé.

b. Wegen met een buitengewone verhardingsconstructie

Bedoeld worden wegen met een gewapende verharding of een zware fundatie. Ook voor deze wegen geldt dat de nadelen van het opbreken van de wegverharding dermate groot zijn, dat deze nadelen zorgvuldig moeten worden afgewogen tegen de nadelige (maatschappelijke) gevolgen van een alternatief (leiding)tracé.

c. Een weg op een waterkering

Op zulke wegen is ook de betreffende beleidsregel voor waterkeringen van toepassing. Bij tegenstrijdige belangen gaat het waterkeringbelang boven het wegenbelang.

d. Een weg met een gesloten verhardingsconstructie

In de directe nabijheid is geen redelijk alternatief voor het tracé, en er is onvoldoende ruimte voor een boring.

e. Overige wegen

In de directe nabijheid is geen redelijk alternatief voor het tracé of de kosten van een boring staan niet in verhouding tot de kosten voor een opbreking.

2. Afmetingen ontgraving

Om de schade aan het wegdek zoveel mogelijk te beperken mag de ontgraving niet groter zijn dan voor de uitvoering van het werk noodzakelijk is. De minimale afmetingen van de ontgraving worden bepaald door uitvoeringseisen voor veiligheid en ARBO.

3. Duur werkzaamheden

De werkzaamheden duren niet langer dan strikt noodzakelijk. Voorkomen moet worden dat de weg onnodig lang openligt. Indien de werkzaamheden in meerdere niet aansluitende fasen moet worden uitgevoerd moet de weg na elke fase worden dichtgeblokt. Dat geldt ook voor perioden dat de aannemer niet werkt zoals in weekenden of vakantieperiodes.

4. Verkeersveiligheid

De veiligheid van de weggebruikers mag niet in het geding zijn.

5. Bereikbaarheid

- De bereikbaarheid van achterliggende percelen, bedrijven en woningen moet gewaarborgd blijven.

- De bereikbaarheid voor hulpdiensten moet gewaarborgd blijven.

6. De noodzaak van de wegopbreking

De noodzaak van de wegopbreking wordt afgewogen tegen de nadelige gevolgen en ingrijpendheid van de wegopbreking. Bij drukke wegen zoals de gebiedsontsluitingswegen of als het gaat om technisch moeilijk te herstellen verhardingen zullen opbrekingen minder snel worden toegestaan.

Voor het opbreken van een elementenverharding of semi-verharding (klinkers, tegels, steenslag) wordt eerder vergunning verleend omdat deze in de regel minder ingrijpend zijn voor het verkeer, en het herstel eenvoudiger en sneller is uit te voeren.

7. Definitief herstel van de wegverharding

Gelet op de schade die een wegverharding oploopt bij een wegopbreking, moet het herstel van de verhardingsconstructie met de nodige zorgvuldigheid plaatsvinden. De gebruikstoestand van de verharding moet na het definitief herstel minimaal gelijk zijn aan de toestand voorafgaande aan het graven. Het definitieve herstel van de verharding wordt daarom door WSHD binnen één jaar na afloop van de werkzaamheden, uitgevoerd. De voorwaarden die hiervoor gelden en de vergoeding die WSHD hiervoor in rekening brengt staan in de bijgevoegde regeling ‘Herstel wegopbrekingen'( zie Bijlage 3).

8. Aanvullende voorwaarden

Aanbrengen van verwijsborden en markeringen

  • Eventuele verkeersmaatregelen in de vorm van verwijsborden en markeringen moeten voldoen aan de CROW-publicatie ‘Werk in Uitvoering 96b'.

  • Verwijsborden en markeringen moeten zo kort mogelijk voor het uitvoeren van de werkzaamheden worden geplaatst en direct na afloop worden verwijderd.

  • Een plan over de te nemen verkeersmaatregelen (omleidingsroute, plaats en soort van de borden, verlichting en dergelijke conform de CROW 96b richtlijn) dient gelijktijdig met de vergunningaanvraag te worden ingediend bij WSHD.

Voorkomen van schade aan de weg

  • Er moeten afdoende maatregelen worden genomen om schade aan de weg te voorkomen.

  • Eventuele schade aan de weg moet zo snel mogelijk door of op kosten van de vergunninghouder worden hersteld.

Indienen vergunningaanvraag

  • Bij een volledige afsluiting van wegen in verband met het opbreken van de wegverharding, geldt voor het indienen van de vergunningaanvraag een termijn van minimaal drie weken voor aanvang van de wegwerkzaamheden.

  • Bij een langdurige of omvangrijke afsluiting van wegen in verband met de het opbreken van de wegverharding, waarvoor afstemming met hulpdiensten nodig is, geldt voor het indienen van de vergunningaanvraag een termijn van minimaal twee maanden voor aanvang van de werkzaamheden.

Begrippenlijst

tabel Begrippenlijst

begrip

uitleg

AmvB

Algemene Maatregel van Bestuur.

Beplanting

Bomen, heesters, houtstruik, veld, en tuingewassen, de wortels inbegrepen.

Bestuur

Het dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van WSHD (D&H).

Elementenverharding

Verharding bestaande uit losse elementen, zoals klinkers en tegels.

Erftoegangsweg

Weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven. De door een erftoegangsweg geboden verkeersfunctie is uitwisselen.

Gebiedsontsluitingsweg

Weg bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten, waarop het verkeer op de wegvakken kan doorstromen en op de kruispunten kan uitwisselen.

Gesloten verharding

Aaneengesloten (asfalt- of beton-)verharding.

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Keur

Verordening van waterschap Hollandse Delta waarin geboden en verboden zijn opgenomen voor waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en wegen.

Object

Voorwerpen, afscheidingen, lichtmasten, beplanting, verkeerselementen, palen en dergelijke die buiten het vlakke profiel van de weg uitsteken.

Obstakelvrije zone

Gebied langs de rijbaan die vrij moet blijven van obstakels.

Profiel van vrije ruimte

Geeft de begrenzingen aan van het oppervlak waarbinnen geen andere objecten dan het verkeer mogen voorkomen.

RVV 1990

Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

Semi-verharding (of halfverharding)

Verharding bestaande uit onsamenhangende materialen zoals grind en gebroken puin (steenslag), soms voorzien van een bindmateriaal.

Verkeer

Alle weggebruikers als bedoeld in artikel lap van het RVV 1990.

Verkeersbesluit

Besluit van WSHD waarin beperkingen van het gebruik van een weg worden vastgelegd. Deze beperkingen worden aangeduid met verkeersborden en markeringen volgens het RVV 1990.

Verkeersfunctioneel

Een object dat een bijdrage levert aan de gebruiksmogelijkheden of de veiligheid van de weg voor het verkeer waarvoor de weg bedoeld is.

Voertuigreglement

Reglement volgens de Wegenverkeerswet waarin de voertuigen zijn omschreven die gebruik mogen maken van wegen, voor zover dat niet door een verkeersbesluit wordt beperkt.

Waterstaatswerken

Werken die een waterstaatkundige functie hebben, zoals oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen, ondersteunende kunstwerken, die als zodanig in de legger zijn aangegeven, tenzij die werken zijn vrijgesteld van de opneming in de legger (als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet).

Wegberm

Onverharde of (semi-)verharde strook naast de wegverharding.

Wegen

Openbare wegen in de zin van de Wegenwet en in beheer bij het waterschap, evenals feitelijk in aanleg zijnde openbare wegen, waarvan het beheer bij het waterschap zal berusten.

Wegenvergunning

Vergunning op grond van de Keur van het waterschap Hollandse Delta voor het gebruik van wegen.

Wegverharding

Voor het verkeer bedoelde weggedeelte voorzien van een verhardingsconstructie bestaande uit fundering en afdeklaag.

Werken

Alle door menselijk toedoen ontstane of gemaakte constructies of inrichtingen met toebehoren.

WSHD

Waterschap Hollandse Delta.

WVW 1994

Wegenverkeerswet 1994.

Bijlage 1 Stroomschema beoordeling vergunningaanvragen voor objecten nabij wegen

Zie bijgevoegde bijlage 1: Stroomschema beoordeling vergunningaanvragen voor objecten nabij wegen

Bijlage 2 Keuze van objectverwijzingen buiten de bebouwde kom

Zie bijgevoegde bijlage 2: Keuze van objectverwijzingen buiten de bebouwde kom

Bijlage 3 Regels 'Herstel wegopbrekingen'

Deze regeling bevat de regels voor het herstel van wegverhardingen na uitvoering van vergunde wegopbrekingen en niet-vergunningplichtige wegopbrekingen (bijvoorbeeld bij noodherstel) door derden. De voorwaarden voor de uitvoering zijn afgeleid van de standaard RAW bepalingen 2005 van de CROW.

Kennisgeving

1. In spoedeisende gevallen geeft de betreffende kabel of leidingbeheerder onverwijld kennis van de aard en noodzaak van de werkzaamheden aan het waterschapsloket. De wachtdienst van WSHD neemt contact op met de melder.

2. Voor het aanbrengen van de laatste verhardingslaag of de tijdelijke klinkerverharding wordt door WSHD de totale omvang van de wegopbreking opgemeten voor afrekening volgens de bijgevoegde tarieventabel herstel van wegopbrekingen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een door beide partijen te ondertekenen formulier.

Voorwaarden voor uitvoering

Het graven van sleuven of gaten

3. Langs wegen mag de uit te graven grond niet op de wegverharding of de bermen binnen 1 meter uit de kant van de wegverharding worden opgeslagen. Van deze bepaling kan onder nader te stellen voorwaarden ontheffing worden verleend.

4. Voordat met het graven van de sleuf wordt begonnen, bepaald de aannemer de indringingsweerstand van de te ontgraven grond door middel van sonderen. Hiertoe moet per 100 m sleuflengte één sondering worden verricht met dien verstande dat het aantal sonderingen per sleuf tenminste drie bedraagt.

5. De indringingsweerstand moet worden gemeten met behulp van een continu registrerend sondeerapparaat. Het meetbereik moet tenminste 5 MPa bedragen en het dieptebereik ten minste 1,0 m.

6. De sonderingen moeten zodanig worden uitgevoerd dat een redelijk beeld van de indringingsweerstand over de diepte van de te ontgraven sleuf wordt verkregen.

7. De meetgegevens moeten worden gedateerd en voorzien van een eenduidige plaatsaanduiding. Deze gegevens moeten desgevraagd aan WSHD worden verstrekt.

Het aanvullen van de sleuven of gaten

8. De sleuven of gaten moeten zoveel mogelijk worden aangevuld met de uitgekomen grond. Deze aanvulling moet zodanig worden uitgevoerd dat de verschillende grondsoorten zoveel mogelijk op hun oorspronkelijke plaats terugkomen.

9. Bevroren grond mag niet worden verwerkt in de aanvulling.

10. De verdichting van de aanvulling moet gelijkwaardig zijn aan de verdichting die is gemeten voorafgaande aan het graven. De verdichting moet worden bepaald met eenzelfde sondeerapparaat als gebruikt voor de bepaling van de verdichting voorafgaande aan het graven, voorzien van een conus met dezelfde afmetingen.

11. Bij ongeschiktheid van de vrijgekomen materialen voor sleufherstel, omdat de vereiste verdichtingsgraad niet meer kan worden bereikt, moeten de sleuven of gaten worden aangevuld met een materiaal dat een gelijkwaardige funderingsopbouw geeft als de aanliggende ondergrond van de weg.

12. Tot het (tijdelijk) herstellen van een bestrating behoort ook het toepassen van het benodigde straat- en afstrooizand.

Semi verhardingen

13. De deklaag met semi verhardingsmateriaal moet gelijkwaardig zijn aan de aansluitende deklaag van het bestaande profiel.

14. Tot een jaar na uitvoering moet de vergunninghouder indien noodzakelijk, de semi verharding opnieuw vlak maken.

Kei- en klinkerwegen en/of -paden

15. Bij kei- en klinkerwegen en/of paden, tegelpaden en trottoirs moeten de bestratingsmaterialen voorzichtig worden uitgenomen en netjes worden opgetast.

16. Na het uitvullen van de sleuf of van het gat moet dit materiaal weer in de oorspronkelijke samenstelling en verbanden worden aangebracht, zonodig na reiniging van de materialen.

17. Afhankelijk van de situatie moet de elementenverharding licht bollend of vlak worden aangebracht. Voorwaarde daarvoor is dat de tijdelijke verharding geen trilling- of geluidsoverlast veroorzaakt.

18. Tot aan het definitieve herstel door WSHD moet de vergunninghouder zonodig de elementenverharding opnieuw vlak maken.

19. Keien, klinkers of tegels, die ten gevolge van het uitgevoerde werk zijn gebroken of beschadigd, moeten door gelijksoortige nieuwe worden vervangen.

20. Het definitieve herstel geschiedt door WSHD, met toepassing van de in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen vergoeding voor elementenverhardingen.

Gesloten verhardingen

21. De aannemer moet het eerste herstel van gesloten verhardingen met behulp van een tijdelijke klinkerverharding uitvoeren.

22. De klinkerverharding moet de sleuf goed gesloten afdichten.

23. Afhankelijk van de situatie moet de elementenverharding licht bollend of vlak worden aangebracht. Voorwaarde daarvoor is dat de tijdelijke verharding geen trilling- of geluidsoverlast veroorzaakt.

24. Tot aan het definitieve herstel door WSHD moet de vergunninghouder zonodig de klinkerverharding opnieuw vlak maken.

25. In bijzondere omstandigheden bijvoorbeeld bij een primaire waterkering kan door WSHD een tijdelijke afdeklaag van asfalt worden geëist.

26. Het definitieve herstel geschiedt binnen één jaar door WSHD, met toepassing van de in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen vergoeding voor gesloten verhardingen.

Vrijkomende materialen

27. Vrijkomende en niet meer gebruikte materialen moeten door en op kosten van de aanvrager worden afgevoerd.

Tarieventabel

Tarieventabel 2010 voor herstel van wegopbrekingen als gevolg van graafwerkzaamheden in de wegverharding:

Tarieventabel

oppervlak

Euro's / m2

Betonstraatstenen 0 - 15 m2

7,70

Betonstraatstenen > 15 m2

5,85

Tegelbestrating 0 - 15 m2

5,05

Tegelbestrating > 15 m2

4,30

Gesloten verhardingen (asfalt)

187,00

- Deze tarieven zijn exclusief btw.

- De tarieven zijn een vergoeding voor de kosten die WSHD maakt voor het uitvoeren van het definitief herstel.

- De tarieven worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Bijlage 4 Beschrijving borden

Zie bijgevoegde bijlage 4: Beschrijving borden