Beleidsregel schadevergoeding verleggen of verwijderen kabels of leidingen waterschap Hunze en Aa's 2014

Geldend van 01-09-2014 t/m heden

Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen waterschap Hunze en Aa’s 2014.

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

overwegende, dat uitgangspunten ontbreken voor het bepalen van de vergoeding van schade, al of niet in het kader van nadeelcompensatieverzoeken, die voor de kabel- of leidingexploitanten ontstaat door het noodzakelijk verleggen of verwijderen van kabels of leidingen als gevolg van de aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of namens het waterschap;

gelet op:

-artikel 56 en 77 van de Waterschapswet (bevoegdheid tot regeling en bestuur berust bij het algemeen bestuur, tenzij toegekend aan het dagelijks bestuur);

-paragraaf 3 van hoofdstuk 7 van de Waterwet (schadevergoeding);

-artikel 1:3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht (begrip beleidsregel);

-de Procedureverordening schadevergoeding Hunze en Aa’s 2010 (procedure afhandeling verzoeken om schadevergoeding);

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende “Beleidsregel schadevergoeding verleggen of verwijderen van kabels of leidingen waterschap Hunze en Aa’s 2014”:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. kabel: een sterke, buigzame verbinding bestaande uit één of meer geleiders, die zijn samengesteld uit draden van metaal of glasvezel en geschikt voor het transport van elektrische energie, elektrische signalen of optische signalen met bijbehorende voorzieningen;

b. leiding: een buis, vervaardigd van een duurzaam materiaal, zoals staal, beton of kunststof en geschikt voor het transport van vloeistoffen of gassen;

c. kabel- of leidingexploitant: degene onder wiens verantwoordelijkheid een kabel of leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd;

d. waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, waterkering, zoals nader gedefinieerd in de geldende Keur van het waterschap en ondersteunend kunstwerk;

e. beheersgebied van het waterschap: strook, waarbinnen voor het aanleggen van een kabel of leiding een watervergunning op grond van de geldende Keur van het waterschap nodig is of in plaats daarvan Algemene regels gelden.

Artikel 2 Vaststelling schadebedrag

Ingeval van de noodzaak kabels of leidingen te verleggen of te verwijderen als gevolg van aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of namens het waterschap geldt daarvoor de in deze beleidsregel opgenomen kostenberekeningsmethode om tot vaststelling van het schadebedrag voor de kabel- of leidingexploitant te komen.

Artikel 3 In aanmerking te nemen kosten

  • 1. Voor het bepalen van het schadebedrag worden de werkelijke kosten in aanmerking genomen van ontwerp en begeleiding, van uit- en in bedrijfstellen, van uitvoering en van het materiaal.

  • 2. In aanmerking worden genomen de in het eerste lid bedoelde kosten om een vervangende kabel of leiding aan te leggen, die o.a. voor wat betreft materiaal, afmetingen en capaciteit, naar de actuele stand van de techniek overeenkomt met de te verleggen kabel of leiding.

  • 3. Voor een kabel of leiding waarvan de, naar redelijkheid te bepalen, technische levensduur minder is dan 100 jaar en die binnen 5 jaar verstrijkt wordt voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde kosten aftrek nieuw voor oud toegepast op basis van een contante waardeberekening,

  • 4. De kabel- of leidingexploitant legt tenminste vier weken vóór aanvang van de werkzaamheden een gespecificeerde raming van de in aanmerking te nemen kosten ter beoordeling over aan het waterschap.

Artikel 4 Kosten ontwerp en begeleiding

Onder de kosten van ontwerp en begeleiding worden verstaan de kosten van werkzaamheden, die voorafgaan aan en tijdens de uitvoering. Het gaat om kosten van onderzoek, ontwerp, bestek, aanbesteding, gunning, detaillering ten behoeve van de uitvoering, directievoering en toezicht.

Artikel 5 Kosten van uit- en in bedrijfstellen

Onder de kosten van het uit- en in bedrijf stellen worden verstaan de kosten van het spannings- of productloos maken van de kabel of de leiding en van het weer in bedrijf stellen van de kabel of de leiding en van tijdelijke voorzieningen van operationele aard.

Artikel 6 Uitvoeringskosten

Onder de uitvoeringskosten worden verstaan de kosten van de civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden, van het verwijden van verlaten kabels of leidingen, van constructieve en bijzondere voorzieningen en van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard.

Artikel 7 Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden verstaan de kosten van bedrijfseigen materialen, die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies.

Artikel 8 Vaststellen schadevergoeding binnen het beheersgebied van het waterschap

  • 1. Indien de kabel of leiding moet worden verlegd of verwijderd binnen vijf jaren na inwerkingtreding van de ervoor verleende vergunning of na een in een Algemene regel voorgeschreven melding bedraagt de schadevergoeding 100% van het schadebedrag.

  • 2. Geen schadevergoeding wordt toegekend als in de vergunning voor de desbetreffende kabel of leiding is opgenomen of anderszins door het waterschap kenbaar is gemaakt, dat binnen vijf jaren verlegging of verwijdering van de kabel of leiding te voorzien is als gevolg van toekomstige noodzakelijke aanpassing van waterstaatswerken door of namens het waterschap.

  • 3. Indien een kabel of leiding, die in de lengte in of langs een waterstaatswerk ligt, moet worden verlegd of verwijderd na verloop van vijf jaren gerekend vanaf de inwerkingtreding van de ervoor verleende vergunning of na een in een Algemene regel voorgeschreven melding, bedraagt de schadevergoeding een aflopend percentage van het schadebedrag overeenkomstig bijlage 1.

  • 4. Indien een kabel of leiding, die een waterstaatswerk kruist, moet worden verlegd of verwijderd na verloop van vijf jaren gerekend vanaf de inwerkingtreding van de ervoor verleende vergunning of na een in een Algemene regel voorgeschreven melding, bedraagt de schadevergoeding 100% van het schadebedrag, waarbij alleen de kosten van ontwerp en begeleiding en van de uitvoering in aanmerking worden genomen.

  • 5. Indien geen vergunning is verleend of melding op grond van een Algemene regel is gedaan wordt bij toepassing van het eerste, het derde lid en het vierde lid gerekend vanaf het meest waarschijnlijke tijdstip van aanleg van de kabel of leiding.

Artikel 9 Vaststelling schadevergoeding buiten het beheersgebied van het waterschap

  • 1. Indien de kabel of leiding aanwezig is in eigendom van de kabel – of leidingexploitant of krachtens een zakelijk recht of een gedoogplicht ten gunste van de exploitant, worden alle in deze beleidsregel aangeduide werkelijke kosten 100% vergoed.

  • 2. In andere gevallen als bedoeld onder 1. geldt de schadevergoedingsregeling voor een kruisende kabel of leiding van artikel 8, lid 4.

Artikel 10

Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen, dat redelijkerwijs een groter of kleiner deel van de schade ten laste van de kabel- of leidingbeheerder moet blijven dan uit deze Beleidsregel voortvloeit, dan kan er van worden afgeweken.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel schadevergoeding verleggen of verwijderen van kabels of leidingen waterschap Hunze en Aa’s 2014” en treedt in werking op 1 september 2014.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 25 augustus 2014

Harm Küpers, Alfred van Hall

Secretaris-directeur Dijkgraaf

Bijlage 1: Percentagetabel als bedoeld in artikel 8, derde lid.

Jaar

Vergoedingspercentage van het schadebedrag na verloop van genoemd jaar

1

100

2

100

3

100

4

100

5

80

6

76,8

7

73,6

8

70,4

9

67,2

10

64

11

60,8

12

57,6

13

54,4

14

51,2

15

48

16

44,8

17

41,6

18

38,4

19

35,2

20

32

21

28,8

22

25,6

23

22,4

24

19,2

25

16

26

12,8

27

9,6

28

6,4

29

3,2

30

0

Algemene toelichting

1. Schadevergoeding bij verlegging of verwijdering

Ten behoeve van het watersysteem moeten regelmatig nieuwe waterstaatswerken worden uitgevoerd of bestaande werken aangepast om een goede werking van het watersysteem te garanderen en aan nieuwe ontwikkelingen aan te passen. Het gevolg daarvan kan zijn dat kabels of leidingen in en nabij waterstaatswerken of in de in de Keur aangeduide zones, dan wel buiten dat beheersgebied van het waterschap moeten worden verlegd of verwijderd, omdat ze een obstakel zijn. De vraag is dan op welke schadevergoeding de kabel- of leidingexploitant mag rekenen.

Het voorschrift in sommige oude vergunningen van rechtsvoorgangers van Hunze en Aa’s, dat de verwijderings- en verleggingskosten voor rekening van de kabel- of leidingexploitant komen, is te absoluut gesteld. Deze beleidsregel heeft mede als doel om de scherpe kanten van de ongeclausuleerde vergoedingsregeling in oude vergunningen af te halen. Ook dan kan een beroep op deze Beleidsregel worden gedaan.

2. Behoefte aan beleidsregel

Tot nu toe wordt getracht in overleg tot een oplossing te komen voor het kostenaspect. Hunze en Aa’s mist echter bestuurlijk geaccordeerde regels om op terug te kunnen vallen. In de praktijk is behoefte aan een eenduidige opstelling in de verschillende gevallen waarin kabels of leidingen moeten worden verlegd in het belang van het waterbeheer. Deze beleidsregel is bedoeld als inzichtelijk kader om in overleg tot afspraken te komen. Maar ook als toetsingscriterium bij de afhandeling van verzoeken om schadevergoeding op grond van artikel 7:14 van de Waterwet.

3. Artikel 7.14 Waterwet

Bij het verwijderen of verleggen van kabels of leidingen trekt het waterschap in voorkomend geval de ervoor verleende vergunning in of past deze aan. Bij het van toepassing zijn van Algemene regels is voorzien in verlegging of verwijdering op aanzegging van het bestuur. Als uit deze maatregelen schade voor de exploitant voortvloeit, die niet op een andere manier (b.v. in onderling overleg) wordt vergoed, kan een beroep op artikel 7.14 van de Waterwet worden gedaan. Het eerste lid luidt:

Aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

Het artikel geeft invulling aan de zorgvuldigheid en belangenafweging, waar de overheid bij het uitoefenen van zijn taken aan moet voldoen. Gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.

De procedure voor het afhandelen van verzoeken om schadevergoeding op grond van artikel 7:14 is geregeld in de Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s 2010.

4. Status

Deze beleidsregel is een beleidsregel in de zin van artikel 1.3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht. In dat artikellid staat:

Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

De afhandeling van schades als bedoeld in artikel 7:14 van de Waterwet is een bevoegdheid van het dagelijks bestuur, dat daarmee ook bevoegd is deze beleidsregel vast te stellen.

5. Telecommunicatiewet

Deze beleidsregel is niet van toepassing op kabels en leidingen, die vallen onder de Telecommunicatiewet. Artikel 5.8 van die wet gaat uit van het principe “liggen zonder vergoeding, verleggen zonder vergoeding”. Gevolg hiervan is dat een noodzakelijke verlegging plaats vindt op kosten van de telecomaanbieder. Dat is zijn maatschappelijk risico.

Het eerste lid van artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet luidt:

De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk is verplicht op verzoek van degene op wie de gedoogplicht rust op eigen kosten over te gaan tot het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels ten dienste van zijn netwerk, waaronder het verplaatsen van kabels, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege degene op wie de gedoogplicht rust.

6. NKL 1999

Onderdelen van deze beleidsregel zijn gebaseerd op de Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999, NKL 1999. Het “Uitvoeringsprotocol Kabels en Leidingen” (SKL 14 september 2001) kan in voorkomend geval en zo nodig wellicht goede diensten bewijzen.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begrippen kabel en leiding moeten ruim worden geïnterpreteerd. Daaronder kunnen ook kabel- en leidingwerken vallen, zoals trafo’s.

Voor wat betreft de begrippen oppervlaktewaterlichaam en waterkering wordt verwezen naar de begripsbepalingen van de Keur. Onderhoudspaden worden daarin ook tot het waterstaatwerk gerekend. Ondersteunende kunstwerken zijn kunstwerken, die van belang zijn voor de taakuitoefening van het waterschap, voor de waterkering of voor het functioneren van de waterhuishouding.

Ook overheden kunnen kabel- of leidingexploitant zijn, b.v. als zij rioleringen of persleidingen in beheer hebben.

De beleidsregel maakt onderscheid tussen kabels en leidingen binnen het zogenaamde beheersgebied van het waterschap en daar buiten. Het is daarom nodig het begrip “beheersgebied”, dat niet het hele waterschapsgebied is, te omschrijven. In de praktijk wordt het beheersgebied, zoals in deze regeling bedoeld, gevormd door de oppervlaktewaterlichamen, de keringen en de bijbehorende beschermende zones. Voor kabels en leidingen daarbinnen is het waterschap bevoegd tot vergunningverlening.

Artikel 2 Vaststelling schadebedrag

Voor zover de kabel- of leidingexploitant schade als gevolg van aanleg of wijziging van waterstaatswerken schade lijdt, die niet tot zijn normaal maatschappelijk bedrijfsrisico hoort, is het nodig dat hem een redelijke en billijke schadevergoeding wordt toegekend. De criteria daarvoor zijn in deze beleidsregel vastgelegd.

Uitgangspunt is dat zowel het waterschap als de leidingexploitant de plicht hebben de schade zoveel mogelijk te beperken. De maatschappelijk laagste kosten moeten in het oog worden gehouden.

Vast moet staan, dat de aanleg of wijziging van het waterstaatswerk noodzakelijk is. Dat is o.a. het geval als het waterschapsbestuur voor de werken een projectplan ingevolge hoofdstuk 5 van de Waterwet heeft vastgesteld. Ook kan het voorkomen dat waterstaatswerken namens het waterschap in andere projecten, b.v. landinrichtingsplannen, worden aangelegd of gewijzigd. Opname daarvan in zo’n plan of in een aan derden te verstrekken watervergunning onderstreept eveneens de noodzaak van aanleg of wijziging van een waterstaatswerk.

Artikel 3 In aanmerking te nemen kosten

In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven welke kosten in aanmerking worden genomen voor het bepalen van het schadebedrag. In de volgende artikelen worden de genoemde kostensoorten nader omschreven. Vergoed wordt op basis van de werkelijke kosten.

Het waterschap vraagt vooraf ter beoordeling een gespecificeerde kostenraming van de in aanmerking te nemen kosten.

Het tweede lid zorgt ervoor dat het waterschap niet mee betaalt aan vervangende kabels of leidingen, die in allerlei opzichten, zoals voor wat betreft materiaal, afmetingen en capaciteit, beter zijn dan de liggende kabels of leidingen. Redelijk is om daarbij wel uit te gaan van vervanging op basis van de actuele stand van de techniek. Dit lid beperkt de zgn. voordeelsverrekening.

Volgens het derde lid wordt bij een kabel of leiding met een maximale levensduur van 100 jaar en die op het moment van de daadwerkelijke verlegging of verwijdering binnen 5 jaar verstrijkt (dus in de laatste 5 jaar van zijn technische levensduur verkeert) een aftrek nieuw voor oud toegepast.

De Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen 1999 voor rijkswerken biedt aanknopingspunten voor het toepassen van de leden 2 en 3.

Artikel 4 Kosten ontwerp en begeleiding

De exploitant mag pas kosten declareren vanaf het moment dat de daadwerkelijke uitvoering van de vastgestelde verleggings- of verwijderingswerken wordt voorbereid. Dit houdt in dat de eerste afstemmingsoverleggen niet worden vergoed.

Artikel 5 Kosten van uit- en in bedrijfstellen

Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen, die nodig zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging of verwijdering te waarborgen. Voorbeelden zijn extra personeelskosten ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen, zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.

Artikel 6 Uitvoeringskosten

Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen.

Onder de kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke kabel- of leidingverbindingen verstaan, die de exploitant moet aanleggen en later buiten bedrijf stellen. Deze kosten houden nauw verband met het noodzakelijke bedrijfsproces van de exploitant. Het gaat om voorzieningen, die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging of verwijdering is gerealiseerd.

Verlaten kabels of leidingen zijn kabels of leidingen, die niet meer in gebruik zijn.

Artikel 7 Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan de kosten van kabel- of leidingcomponenten, van elektronische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen en van bouwmaterialen, ook die bestemd zijn voor gebouwen waarin delen van kabel- of leidingsystemen worden ondergebracht.

Transportkosten en stortkosten van vrijgekomen kabels of leidingen vanaf de werklocatie behoren tot de materiaalkosten, behalve de stortkosten van asbest en asbesthoudende materialen. Die kosten blijven ook bij werkzaamheden op eigen initiatief van de exploitant voor zijn rekening.

Artikel 8 Vaststellen schadevergoeding binnen het beheersgebied van het waterschap

Dit artikel geldt voor de gevallen, waarin voor de aanleg van een kabel of leiding een vergunning nodig is van het waterschap op grond van de Keur dan wel waarin in plaats daarvan Algemene regels gelden.Gedurende de eerste vijf liggingsjaren moeten de verleggings- of verwijderingskosten in principe door het waterschap worden betaald. Bij het begin van de kabel –of leidingwerkzaamheden is soms echter al duidelijk dat de kabel of leiding binnen vijf jaar weer moet worden verlegd in verband met noodzakelijke waterstaatswerken. Wil de exploitant dan toch zijn plannen doorzetten, dan is de verlegging of verwijdering geheel voorzienbaar en blijven de kosten daarvan voor rekening van de exploitant. Voorwaarde is wel dat het waterschap dit laat weten door dat bijvoorbeeld in de vergunning op te nemen of bij afhandeling van een melding op grond van een Algemene regel aan te geven. Dit is in het tweede lid van dit artikel geregeld. Overigens bestaat dan ook de mogelijkheid dat het waterschap in dat soort situaties benodigde vergunningen weigert.

In dit artikel wordt voor kabels of leidingen, die in de lengte in of langs waterstaatswerken liggen (maar nog in het beheersgebied), het verband gelegd tussen de liggingsduur van de kabel of leiding en de hoogte van de schadevergoeding. Naarmate de langsliggende kabel of leiding langer ligt neemt de schade door wijziging van de situatie af. De exploitant mag niet uitgaan van een onbeperkt ongestoorde ligging van zijn langsliggende kabel of leiding. Met het verstrijken van de jaren neemt het risico van verwijdering of verlegging toe. De vergoeding wordt daarom gerelateerd aan de liggingsduur. In de bijlage is op basis van het eerste en derde lid van dit artikel inzichtelijk gemaakt welk percentage van de schade wordt uitbetaald bij welke liggingsduur.

Het schema doet recht aan het toenemen van het normaal maatschappelijk risico als de liggingsduur langer is. Het normaal maatschappelijk risico wordt bij zogenaamde natte infrastructuur na 30 jaar geacht helemaal bij de exploitant te liggen. Daarna kan in het geheel niet meer van een ongestoorde ligging worden uitgegaan.

In geval van een kabel of leiding, die een waterstaatswerk kruist, heeft de exploitant in de praktijk veel minder een mogelijkheid voor ligging buiten een waterstaatswerk dan bij langsligging. Een kruising is meestal onvermijdelijk. Gebruikelijk is dan ook bij kruisende kabels of leidingen altijd 100% te vergoeden van het schadebedrag, waarbij alleen de kosten van ontwerp en begeleiding en van uitvoering in aanmerking worden genomen.

Artikel 9 Vaststelling schadevergoeding buiten het beheersgebied van het waterschap

Indien buiten het zogenaamde beheersgebied van het waterschap kabels of leidingen verlegd of verwijderd moeten worden door de noodzakelijke aanleg of verbetering waterstaatswerken dan geldt dit artikel. Het artikel onderscheidt enerzijds de situatie waarin de kabel- of leidingexploitant eigenaar is van de grond waarin de kabel of leiding ligt, dan wel hij daarvoor een zakelijk recht heeft of voor de aanleg een gedoogplicht, b.v. op grond van de Wet belemmeringen privaatrecht, is opgelegd. Dat zijn sterke rechten en dat heeft tot gevolg dat alle conform deze Beleidsregel werkelijk te maken kosten moeten worden vergoed ongeacht de duur van de ligging.

Anderzijds zijn er de overige gevallen, waarin voor het leggen van de kabel- of leiding b.v. een overeenkomst is gesloten met de grondeigenaar. Daarvoor geldt de in deze Beleidsregel opgenomen schadevergoedingsregeling voor een kabel of leiding, die een waterstaatswerk kruist.

Artikel 10

Dit is de zgn. hardheidsclausule. Indien de toepassing van de Beleidsregel in bijzondere situaties mocht leiden tot een onbillijke uitkomst dan kan in afwijking van de bepalingen van de Beleidsregel een schadevergoeding worden toegekend.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregel geldt voor kabel- of leidingaanpassingen, waarvan de noodzaak zich voordoet na de inwerkingtreding van deze beleidsregel.