Regeling vervallen per 01-01-2013

Inspraakverordening waterschap Hunze en Aa's 2006

Geldend van 11-06-2006 t/m 31-12-2012

Intitulé

Inspraakverordening Hunze en Aa’s 2006

Het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

gelet op het bepaalde in artikel 79 Waterschapswet;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 18 april 2006;

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Inspraakverordening voor het waterschap Hunze en Aa’s 2006.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder belanghebbenden verstaan: ingezetenen en in het gebied van het waterschap belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder inspraak verstaan: een door of namens het dagelijks bestuur geboden gelegenheid voor belanghebbenden om hun zienswijze over te nemen besluiten van het waterschap kenbaar te maken.

Hoofdstuk 2 Besluiten van het algemeen en dagelijks bestuur

Artikel 2 Objecten van inspraak

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van deze verordening de door het algemeen bestuur te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of belang niet in aanmerking komen.

  • 2. De volgende ontwerpbesluiten van het algemeen bestuur vallen in ieder geval, rekening houdend met het bepaalde in het eerste lid, onder deze verordening:

    • a)

      Besluiten tot het vaststellen van verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

    • b)

      Besluiten tot het handhaven dan wel aanpassen van waterstanden;

    • c)

      Besluiten tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet in betekenende mate van wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen of verontreinigingsheffing is te verwachten;

    • d)

      Besluiten betreffende de legger;

    • e)

      Besluiten tot het vaststellen van subsidie- of bijdrageregelingen;

    • f)

      De naar het oordeel van het dagelijks bestuur daarvoor in aanmerking komende besluiten.

  • 3. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van deze verordening tevens de door het dagelijks bestuur te nemen besluiten voor zover die daarvoor naar het oordeel van het dagelijks bestuur in aanmerking komen, en die niet al vallen onder de inspraakprocedure als vermeld in het eerste lid.

Artikel 3 Wijze van inspraak

De inspraak op grond van deze verordening wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Rapportage

  • 1. In het voorstel van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de ingekomen zienswijzen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde voorstel wordt zo spoedig mogelijk doch in ieder geval uiterlijk een week voor de betreffende vergadering van het algemeen bestuur en onder vermelding van het tijdstip waarop deze vergadering plaatsvindt, toegezonden aan degenen die op grond van artikel 3 hun zienswijze over het te nemen besluit kenbaar hebben gemaakt

  • 3. Het dagelijks bestuur brengt degenen die een zienswijze hebben ingediend op de hoogte van het genomen besluit en van de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. Op de dag van inwerkingtreding van deze inspraakverordening wordt de Inspraakverordening waterschap Hunze en Aa’s 2000 ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt inwerking op de eerste dag volgend op die van de bekendmaking.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Inspraakverordening waterschap Hunze en Aa’s 2006”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur
van het waterschap Hunze en Aa’s op 31 mei 2006,
Het algemeen bestuur voornoemd,
Drs. ing. H. Küpers, Prof. mr. A. van Hall,
Plv. secretaris – directeur. Dijkgraaf.

Toelichting bij de Inspraakverordening waterschap Hunze en Aa’s 2006.

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het algemeen bestuur te nemen besluiten.

Deze algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeelden daarvan kan worden gewezen op de inspraakprocedures die zijn geregeld in de Wet op de Waterhuishouding, de Wet Milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht. De Waterschapswet kent daarnaast nog een eigen inspraakprocedure voor de begroting van het waterschap Bij het opstellen van de Inspraakverordening is rekening gehouden met de bepalingen die over de voorbereiding van besluiten zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.

Naast een regeling met betrekking tot besluiten van het algemeen bestuur geeft de verordening een (niet wettelijk verplichte) regeling met betrekking tot besluiten van het dagelijks bestuur. In de praktijk blijkt dat ten aanzien van een aantal besluiten van het dagelijks bestuur behoefte bestaat aan een inspraakprocedure.

Het doel van inspraak is tweeledig. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun zienswijze over een ontwerpbesluit kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, wat vooral voor kan komen als het een gebonden besluit betreft dat voorvloeit uit een voorschrift van een hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden. In deze situatie moet het hoger gezag inspraak verlenen ten aanzien van zijn voorschrift.

Een ander belangrijk aspect is, dat inspraak het beste tot zijn recht komt indien het voorgenomen besluit, c.q. de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden zo concreet mogelijk zijn aangegeven. Dit betekent dat ambtelijke en bestuurlijke gedachtenvorming over het te nemen besluit moet hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.

In dit verband wordt opgemerkt, dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven over het voorgenomen besluit, dan wel om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die manier kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap, en vooral door het aandragen van informatie er mede zorg voor dragen dat het waterschap een ontwerpbesluit in de inspraak brengt dat op een juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerpbesluit.

Voor bepaalde zaken is zowel besluitvorming nodig van het waterschap als van andere overheden. Te denken valt aan een dijkverbetering/-versterking of omvangrijke waterbeheersingswerken. Hiervoor is vaak wijziging van het bestemmingsplan nodig. Indien voor beide besluiten inspraakprocedures moeten worden gehouden, zou uit oogpunt van doelmatigheid gestreefd moeten worden naar coördinatie van die procedures. Daarbij kan gedacht worden aan gezamenlijke publicatie, gelijktijdige terinzagelegging, afspraken over de ingekomen reacties, gezamenlijke hoorzitting, etc.

Voor zover nodig volgt hierna een artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

De omschrijving van de begrippen belanghebbenden en inspraak is ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet.

In het algemeen deel van de toelichting is het doel en het belang van de inspraak al aan de orde geweest. De verantwoordelijkheid voor de inspraak is gelegd bij het dagelijks bestuur, omdat het hierbij gaat om de uitvoering van een verordening en dat is een taak van het dagelijks bestuur.

Ingezetenen zijn volgens artikel 11 van de Waterschapswet degenen die hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap hebben. Een omschrijving van het begrip “in het gebied van het waterschap belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen” is nauwelijks te geven. Onder dit begrip vallen in de eerste plaats alle natuurlijke personen en rechtspersonen, voor zover al niet vallende onder het begrip ingezetenen, die in het gebied van het waterschap gebouwde en onroerende zaken in eigendom hebben, pachter zijn of gebruiker van een bedrijfsruimte zijn. Het is duidelijk dat deze personen in het algemeen belanghebbend (kunnen) zijn bij besluiten van het waterschap. Over organisaties, niet behorend tot de hiervoor genoemde categorieën, kan worden opgemerkt dat volgens artikel 1:2, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij op grond van hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Ook deze organisaties, bijvoorbeeld natuur- en milieuorganisaties, kunnen daarom bij de inspraak betrokken worden.

Artikel 2 Objecten van inspraak

Ten aanzien van het onderwerp van de inspraak kan worden opgemerkt, dat uit de formulering van artikel 79 van de Waterschapswet blijkt dat in beginsel alle besluiten van het algemeen bestuur onder de werking van de inspraakverordening vallen. Dit artikel spreekt immers over besluiten van het algemeen bestuur. Bedacht moet echter worden dat inspraak ten aanzien van een voorgenomen besluit van het algemeen bestuur niet altijd zinvol is.

Daarbij kan aan het volgende worden gedacht. In de eerste plaats zijn er besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag, waarbij er voor het waterschap geen keuzemogelijkheden zijn. Andere uitzonderingen betreffen besluiten die uitsluitend interne werking voor het waterschap hebben (bijvoorbeeld regelingen met betrekking tot de rechtspositie van ambtenaren), besluiten van zeer gering belang (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van waterstaatswerken) en belastingverordeningen. Verder ligt het in de rede, dat inspraakmogelijkheden uitsluitend van belang zijn bij besluiten van algemene strekking voor zover de aard en het belang van deze besluiten dit zich met zich mee brengen. Voor besluiten die één of slechts een beperkte groep belanghebbenden treffen is een algemene inspraakprocedure niet noodzakelijk. Het dagelijks bestuur zal echter moeten kunnen motiveren waarom een bepaald besluit van algemene strekking niet onder de werking van de inspraakverordening valt. Een aanknopingspunt voor deze beoordeling is te vinden in de parlementaire behandeling van artikel 79. Volgens de Memorie van Toerlichting moeten besluiten die bepalend zijn voor de omslag en belangrijke besluiten op het gebied van het operationele waterstaatkundig beheer in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening worden gebracht.

In de Memorie van Antwoord wordt gepreciseerd dat het hier vooral gaat om peilbesluiten, en dat besluiten die een beperkte betekenis hebben voor de bestaande waterstaatkundige situatie en die ook niet of nauwelijks van invloed zijn op de te heffen waterschapsomslag niet onder de werking van de verordening hoeven te worden gebracht.

Hierna wordt ingegaan op de expliciet in de verordening genoemde besluiten waarop de inspraakprocedure in ieder geval van toepassing is.

a.Verordeningen met uitzondering van belastingverordeningen.

In de Memorie van Toelichting bij de Waterschapswet wordt de uitzondering van belastingverordeningen gemotiveerd met het betoog dat belastingverordeningen, voorzover het de omslag- en de heffingsverordening betreft, in hoofdzaak de vaststelling van tarieven betreft. De tariefstelling vloeit voort uit de begroting, de kostentoedelingsverordening en de omslagklassenverordening. Voor de vaststelling van de begroting geldt de procedure genoemd in de artikelen 101 en 200 van de Waterschapswet. De kostentoedelings- en de omslagklassenverordening (niet zijnde belastingverordeningen) vallen onder de werking van deze inspraakverordening.

Maar er zijn meer belastingverordeningen, zoals de legesverordening. Indien gewenst kunnen dergelijke verordeningen op grond van onderdeel f van het eerste lid van dit artikel toch onder de werking van de Inspraakverordening worden gebracht.

b.De handhaving of aanpassing van de waterstanden.

Hiermee wordt onder meer gedoeld op peilbesluiten of verandering van waterstanden in gebieden waarvoor het vereiste van een peilbesluit niet is voorgeschreven.

c.De aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het waterschapsbestuur niet in betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de heffen omslagen of verontreinigingsheffing is te verwachten.

Over het algemeen zal het gaan om besluiten die op grond van het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa’s aan goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen.

d.Besluiten betreffende de legger.

Dit behoeft geen nadere toelichting.

e.Besluiten tot het vaststellen van subsidie-/bijdrageregelingen.

De aard en het belang van dergelijke besluiten brengt met zich mee dat inspraak zinvol is. In aanleg raken dergelijke besluiten een grotere groep van belanghebbenden.

f.De naar het oordeel van het dagelijks bestuur daarvoor in aanmerking komende besluiten.

Het dagelijks bestuur kan dus in beginsel indien het dit wenselijk acht, alle voorgenomen besluiten van het algemeen bestuur in de inspraak brengen.

Het derde lid bepaalt dat het bepaalde onder f van het tweede lid tevens geldt voor voorgenomen besluiten van het dagelijks bestuur.

Artikel 3 Wijze van inspraak

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor besluiten. Deze procedure is van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het bepaalde in artikel 79 van de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht wordt er in deze verordening voor gekozen Afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren. Deze afdeling regelt de terinzagelegging en de wijze van publicatie. De termijn van terinzagelegging bedraagt zes weken.

De terinzagelegging wordt gepubliceerd in de daarvoor in aanmerking komende dag- en/of huis-aan-huisbladen. Op deze wijze wordt voldaan aan het criterium, dat belanghebbenden redelijkerwijs kennis moeten hebben kunnen nemen van de terzinzagelegging en de inspraakmogelijkheden. Overigens kan daarbij niet van het waterschap worden gevraagd, dat het expliciet rekening houdt met belanghebbenden die niet in het waterschapsgebied wonen.

De strekking van het ontwerpbesluit dient in de publicatie te worden vermeld, omdat immers duidelijk moet zijn waarover het waterschap een besluit wil nemen. Belanghebbenden kunnen zo op een eenvoudige wijze te weten komen wat het ontwerpbesluit beoogt te regelen.

Artikel 4 Rapportage

Dit artikel geeft aan op welke wijze de rapportage over de gehouden inspraakprocedure is geregeld. De rapportage kan gezien worden als een terugkoppeling van het dagelijks bestuur, dat immers de inspraak uitvoert, naar het algemeen bestuur. Overigens is het goed mogelijk, dat het algemeen bestuur bij zijn besluitvorming inspraakreacties in aanmerking neemt die voor het dagelijks bestuur geen aanleiding zijn geweest om het ontwerpbesluit te wijzigen.

Artikel 5 Intrekking en inwerkingtreding

Op de bekendmaking en inwerkingtreding zijn de bepalingen van de Waterschapswet van toepassing. De inspraakverordening verbindt niet dan nadat deze bekend is gemaakt. De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 6 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.