Regeling vervallen per 01-09-2014

Algemene regels aanbrengen verhard oppervlak

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-08-2014

Intitulé

Algemene regels aanbrengen verhard oppervlak

ALGEMENE REGELS AANBRENGEN VERHARD OPPERVLAK

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

overwegende:

  • -

    dat het uit efficiency-overwegingen wenselijk is in plaats van de vergunningplicht voor het lozen van hemelwater, afkomstig van een verhard oppervlak op een oppervlaktewater-lichaam, algemene regels te stellen;

  • -

    gelet op artikel 3.2 van de Keur waterschap Hunze en Aa’s 2010;

besluit:

vast te stellen de volgende algemene regels voor het lozen van hemelwater, afkomstig van een verhard oppervlak, op een oppervlaktewaterlichaam.

Voorwaarden

Voor het lozen van hemelwater, afkomstig van een verhard oppervlak, op een oppervlaktewater-lichaam is geen vergunning op grond van artikel 3.2 van de Keur waterschap Hunze en Aa’s 2010 vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

Opname watertoetsadvies in bestemmingsplan of projectbesluit

1. Er is sprake van een door de gemeente in het betreffende vastgestelde bestemmingsplan of in het betreffende projectbesluit opgenomen watertoetsadvies van het waterschap, waarbij de uitvoering van het bestemmingsplan of projectbesluit geschiedt conform dit watertoetsadvies,

of:

Voorziening bergend vermogen 80 liter per m2 toename verhard oppervlak

2. het betreft een toename van verhard oppervlak binnen de bebouwde kom, uitbreidings- plannen en glastuinbouwgebieden van meer dan 150 m2 of het betreft een toename van verhard oppervlak in het overig gebied van meer dan 1.500 m2, waarbij per m2 toename van verhard oppervlak een voorziening is aangebracht met een bergend vermogen van 80 liter.

Deze algemene regels treden in werking met ingang van 1 januari 2011.

Veendam, 13 december 2010

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s.

Harm Küpers, Alfred van Hall,

secretaris-directeur. dijkgraaf.

Toelichting

Kader

Verbodsbepaling

Op grond van artikel 3.2 van de Keur waterschap Hunze en Aa’s 2010 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur in de bebouwde kom,

binnen uitbreidingsplannen en in glastuinbouw-gebieden meer dan 150 m2 verhard oppervlak aan te brengen en in overig gebied meer dan 1.500 m2 verhard oppervlak aan te brengen voorzover van dat verhard oppervlak neerslag versneld tot afvoer komt, al dan niet via een rioolstelsel, naar het oppervlaktewater.

Begripsbepaling

Lozingen van hemelwater vanaf verhard oppervlak zijn lozingen van water dat vrijkomt bij neerslag en niet in de bodem kan infiltreren.

Onder verhard oppervlak moeten worden begrepen daken en alle bestratingen.

Het begrip bebouwde kom is gedefinieerd in de Wegenverkeerswet 1994, d.w.z. in artikel 20a van deze wet wordt o.a. geregeld dat de grenzen van de bebouwde kom of kommen van een gemeente worden vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad.

Onder uitbreidingsplannen wordt verstaan nieuw te bebouwen gebieden, bijvoorbeeld voor woningbouw, bedrijven of industrie.

Glastuinbouwgebieden zijn de gebieden binnen het waterschap waar glastuinbouw plaatsvindt.

Met overig gebied wordt bedoeld de gebieden die niet binnen de bebouwde kom zijn gelegen.

Onder voorziening met een bergend vermogen wordt verstaan een oppervlaktewaterberging, zoals een watergang, vijver of infiltratie door middel van bijvoorbeeld een wadi (een wadi is een bufferings- en infiltratievoorziening die tijdelijk gevuld is met regenwater). Het betreft dus een (tijdelijke) opvang van water, dat vervolgens vertraagd wordt afgevoerd.

Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van deze algemene regels is het gehele beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s.

Toelichting

Artikel 3.2 van de Keur geeft de mogelijkheid tot het reguleren van de versnelde afvoer van neerslag van verhard oppervlak op oppervlaktewaterlichamen, al dan niet via een rioolstelsel. Ten opzichte van eerdere keuren is dit een nieuwe bepaling. De behoefte daaraan is sterker geworden omdat het waterschap regelmatig geconfronteerd wordt met problemen als gevolg van ongebreidelde versnelde afvoer van verharde oppervlakken. Hemelwater dat op een onverharde bodem valt, zakt voor een deel weg in de bodem, een deel verdampt, wordt opgenomen door de vegetatie of stroomt af naar het oppervlaktewater. Het hemelwater op een onverharde bodem komt vertraagd tot afvoer.

Hemelwater afkomstig van verhard oppervlak infiltreert niet in de bodem maar komt versneld tot afvoer en stroomt direct af naar het oppervlaktewater, al dan niet via een rioolstelsel. Dit betekent dat het watersysteem door een toename van een verharding te kampen krijgt met grotere piekafvoeren.

Conform het Nationaal Waterplan, het Waterbeleid 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water mogen problemen niet afgewenteld worden. Er moet ruimte gemaakt worden voor water. Dit houdt onder andere in dat elke toename van verhard oppervlak gecompenseerd moet worden.

Het watertoetsproces is één van de instrumenten die het waterschap toepast om dit te bereiken. Middels de watertoets adviseert het waterschap bij uitbreiding van verhard oppervlak om waterneutraal te bouwen. Waterneutraal bouwen houdt in dat de initiatiefnemer afdoende maatregelen neemt om de versnelde afvoer voor elke toename van verhard oppervlak te compenseren, zodat het watersysteem niet zwaarder wordt belast. In de Keur zijn minimum oppervlakten opgenomen waarvoor het zonder vergunning verboden is onverhard oppervlak te verharden.

Voor de bebouwde kom, uitbreidingsplannen en glastuinbouwgebieden is een verbod opgenomen voor het aanbrengen van meer dan 150 m2 verharding en voor overige gebieden is een ondergrens aangehouden van 1.500 m2.

De ondergrens van 150 m2 komt overeen met een gemiddelde verharding van een bouwkavel en uit de praktijk blijkt dat dit nagenoeg overeenkomt met de laagste uitbreidingen van de verharde oppervlakken waarvoor de watertoetsprocedure wordt doorlopen.

De gehanteerde norm van 80 liter waterbergend vermogen per m2 toename van verhard oppervlak is gebaseerd op de bodemopbouw en de hydrologische eigenschappen van onverhard gebied. Vanwege de duidelijkheid en ter voorkoming van interpretatieverschillen wordt in de voorwaarden niet uitgegaan van verschillende situaties met daarbij behorende normen maar van één afgeronde en gemiddelde norm van 80 liter per m2.

Via het watertoetsproces worden de waterbelangen in een vroeg stadium meegenomen in ruimtelijke ontwikkelingen. In bestemmingsplannen en projectbesluiten wordt de benodigde hoeveelheid berging in het plangebied afgestemd op de toekomstige situatie. Binnen het bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met de totaal te verwachten hoeveelheid m2 verharding. Het aanleggen van verharding door individuele particulieren is hiermee gecompenseerd. Indien buiten het bouwvlak wordt gebouwd dan zal er via een projectbesluit of wijziging van het bestemmingsplan extra berging moeten worden gerealiseerd. Hiervoor wordt dan opnieuw het watertoetsproces doorlopen.

Voorbeeld

Ter verduidelijking nog het volgende voorbeeld. Indien het verhard oppervlak binnen de bebouwde kom, uitbreidingsplannen en glastuinbouwgebieden toeneemt met meer dan 150 m2, bijvoorbeeld met 160 m2, dan dient per m2 toename van verhard oppervlak - dat wil zeggen voor 160 m2 en niet voor 10 m2- een voorziening te worden aangebracht met een bergend vermogen van 80 liter.

Raakvlakken met ander beleid (kwaliteit van hemelwater)

Op het oppervlaktewater mag uitsluitend schoon hemelwater worden geloosd. Onder schoon hemelwater wordt hemelwater verstaan, dat niet beïnvloed is/wordt door activiteiten als bijvoorbeeld verkeersbewegingen, afzuiging op het dak of het verspreiden van stoffen bij het laden en lossen.

Voor inrichtingen zijn algemene regels voor de kwaliteit van hemelwater opgenomen in het Besluit Algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). In de loop van 2011 worden algemene regels voor de kwaliteit van hemelwater afkomstig van niet-inrichtingen van kracht (Besluit Lozingen buiten inrichtingen). Op grond van deze besluiten moet verontreiniging van hemelwater zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt (zorgplicht).

In de periode tot het Besluit Lozingen buiten inrichtingen in werking treedt zijn lozingen van verontreinigd hemelwater afkomstig van niet–inrichtingen vergunningplichtig op grond van de Waterwet.

Tot slot heeft waterschap Hunze en Aa’s beleid geformuleerd over duurzaam omgaan met hemelwater. Hierin wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:

  • 1.

    hergebruik van hemelwater (zoals bijvoorbeeld het doorspoelen van toiletten);

  • 2.

    vasthouden van hemelwater (bijvoorbeeld door het gebruik van wadi’s);

  • 3.

    infiltreren van hemelwater in de bodem;

  • 4.

    lozen op oppervlaktewater.

Geen meldingsplicht

Voor het aanbrengen van verhard oppervlak geldt geen meldingsplicht. Dit om de administratieve last voor de aanvrager en voor het waterschap te beperken.