Regeling vervallen per 15-03-2023

Inspraakverordening waterschap Noorderzijlvest 2009

Geldend van 25-11-2009 t/m 14-03-2023

Intitulé

Inspraakverordening waterschap Noorderzijlvest 2009

Algemene toelichting

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten. Deze algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeelden daarvan kan worden gewezen op de inspraak-procedures die zijn geregeld in de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht. Als een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening een inspraakregeling voor een specifiek besluit bevat, dient deze regeling en dus niet de inspraakverordening te worden toegepast. Bij het opstellen van de inspraakverordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bepalingen omtrent de voorbereiding van besluiten die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.

Naast een regeling met betrekking tot besluiten van het Algemeen Bestuur geeft de verordening een (niet wettelijk verplichte) regeling met betrekking tot besluiten van het Dagelijks Bestuur. In de praktijk blijkt dat ten aanzien van een aantal besluiten van het Dagelijks Bestuur behoefte bestaat aan inspraakprocedures.

Het doel van inspraak is tweeledig: enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden hun zienswijze omtrent te nemen besluiten kenbaar te maken, anderzijds maakt het een zorgvuldige en evenwichtige belangenafweging door het waterschapsbestuur mogelijk.

Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name voor kan komen als het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit voorschriften van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden. In deze situatie dient het hoger gezag inspraak te verlenen ten aanzien van zijn voorschriften.

In de memorie van toelichting bij de Waterschapswet wordt opgemerkt dat het feit dat bij inspraakverordening in een algemene voor belanghebbenden bestemde mogelijkheid tot inspraak is voorzien, het waterschapsbestuur niet ontslaat van zijn verantwoordelijkheid om na te gaan of ten aanzien van bepaalde direct belanghebbenden niet sprake is van een meer dan algemene betrokkenheid die het gewenst maakt hun het ontwerpbesluit ook rechtstreeks om commentaar toe te zenden. Als voorbeeld worden genoemd de instanties of organisaties die het beheer hebben van natuur-, bos- of recreatieterreinen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder belanghebbenden verstaan: ingezetenen en in het gebied van het waterschap belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder inspraak verstaan: een door of namens het Dagelijks Bestuur geboden gelegenheid voor belanghebbenden om hun zienswijze omtrent te nemen besluiten van het waterschap kenbaar te maken.

    1

Hoofdstuk 2 Besluiten van het Algemeen en Dagelijks Bestuur

Artikel 2 Objecten van inspraak

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij wet, bij algemene maatregel van bestuur of bij provinciale verordening vallen onder de werking van deze verordening de door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten inzake:

    • a.

      verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

    • b.

      de handhaving of aanpassing van de waterstanden (waaronder begrepen: peilbesluiten);

    • c.

      de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het waterschapsbestuur niet in betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie;

      met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam;

    • d.

      de legger;

    • e.

      subsidie- en bijdrageregelingen;

    • f.

      de naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur daarvoor in aanmerking komende besluiten.

  • 2. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene regel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van deze verordening tevens de door het Dagelijks Bestuur te nemen besluiten voor zover die daarvoor naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur in aanmerking komen, en die niet reeds vallen onder de inspraakprocedure als vermeld in het eerste lid.2

Artikel 3 Wijze van inspraak

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de besluiten die onder de werking van deze verordening vallen.3

Artikel 4 Rapportage

  • 1. In het voorstel van het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van het Dagelijks Bestuur over de in het kader daarvan ingekomen zienswijzen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde voorstel wordt uiterlijk een week voor de betreffende vergadering van het Algemeen Bestuur toegezonden aan degenen die op de voet van artikel 3 hun zienswijze omtrent het te nemen besluit kenbaar hebben gemaakt.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur brengt degenen die hun zienswijze omtrent het te nemen besluit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, kenbaar hebben gemaakt, op de hoogte van het genomen besluit en de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.4

Hoofdstuk 3 Beklagrecht

Artikel 5 Beklagrecht

  • 1. Belanghebbenden kunnen omtrent de uitvoering van deze verordening schriftelijk een klacht indienen bij het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Een klacht die gericht is tegen het niet verlenen van inspraak op een ontwerp-besluit dient te worden ingediend binnen twee weken na het moment waarop klager redelijkerwijs kon weten dat hem geen inspraak is verleend.

  • 3. Een klacht die is gericht tegen de uitvoering van de inspraakprocedure moet worden ingediend binnen twee weken na afloop van die procedure.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur beslist, nadat een door het Dagelijks Bestuur ingestelde commissie hierover advies heeft uitgebracht, omtrent de ingediende klacht.

  • 5. Afdeling 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de behandeling van klachten als bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur brengt de beslissing omtrent de ingediende klacht zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis van de klager, de in het vierde lid genoemde commissie

    en het Algemeen Bestuur.5

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 6 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. Op dezelfde dag van inwerkingtreding van deze inspraakverordening wordt de Inspraakverordening waterschap Noorderzijlvest, vastgesteld door het Voorlopig Algemeen Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest op 24 mei 2000, ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van bekendmaking.6

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Inspraakverordening waterschap Noorder-zijlvest 2009'.7


Noot
1

[Toelichting: Artikel 1 Begripsomschrijving

De omschrijving van het begrip inspraak is ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht:

de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de inspraakverordening ligt bij het dagelijks bestuur van het waterschap. Op grond van artikel 28 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest is het Dagelijks Bestuur immers onder meer belast met de uitvoering van wetten en verordeningen;

ingezetenen en in het gebied van het waterschap belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen hun zienswijze kenbaar maken:

  • 1ingezetenen worden uit hoofde van het feit dat ze in het waterschapsgebied wonen geacht belanghebbend te zijn;
  • 2als in het waterschapsgebied belanghebbende natuurlijke personen kunnen worden aangemerkt degenen die zakelijk of persoonlijk gerechtigd zijn tot ongebouwde en gebouwde onroerende zaken, pachter zijn of gebruiker van bedrijfsruimte zijn. Het is duidelijk dat deze personen in het algemeen belanghebbend (kunnen) zijn bij besluiten van het waterschap. Deze personen hoeven niet noodzakelijkerwijs in het waterschapsgebied te wonen;
  • 3onder de in het waterschapsgebied belanghebbende rechtspersonen vallen die rechtspersonen die met het oog op de belangen waarvoor zij in het leven zijn geroepen geacht moeten worden belanghebbend te zijn. Op grond van artikel 1:2, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd worden de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Ook deze organisaties, bijvoorbeeld natuur- en milieu-organisaties, kunnen daarom bij de inspraak worden betrokken. ]
Noot
2

[Toelichting: Artikel 2 Objecten van inspraak

Ten aanzien van het onderwerp van de inspraak kan worden opgemerkt, dat uit de formulering van artikel 79 van de Waterschapswet blijkt dat in beginsel alle besluiten van het Algemeen Bestuur onder de werking van de inspraakverordening vallen. Dit artikel spreekt immers over "besluiten van het Algemeen Bestuur".

Uit het tweede lid van artikel 79 van de Waterschapswet, waarin wordt bepaald welke besluiten in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht, kan (a contrario redenerend) worden afgeleid, dat het waterschapsbestuur een grote mate van beleids-vrijheid heeft inzake de vraag welke overige ontwerp-besluiten onder de werking van de inspraakverordening moeten/kunnen worden gebracht.

In het eerste lid van dit artikel wordt de opsomming in artikel 79, tweede lid, van de Water-schapswet herhaald en wordt een viertal soorten besluiten van het Algemeen Bestuur genoemd die onder de werking van de onderhavige verordening zijn gebracht:

- verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen. De uitzondering van belas-tingverordeningen kan worden gemotiveerd met het betoog dat de belastingverordeningen van het waterschap in hoofdzaak de vaststelling van tarieven dienen. De tariefstelling vloeit voort uit de begroting, de kostentoedelingsverordening en omslagklassenveror-dening. Voor de vaststelling van de begroting geldt de procedure genoemd in de artikelen 100 en 101 van de Waterschapswet. De kostentoedelingsverordening valt (al) onder de werking van de (onderhavige) inspraakverordening.

Maar er zijn uiteraard meer (soorten) belastingverordeningen. Te denken valt aan leges-verordeningen. Voor alle belastingverordeningen geldt dat een verplichte inspraak-procedure voor wijzigingen van niet-substantiële aard, zoals wijziging van tarieven of aanpassing aan gewijzigde wetgeving, een onevenredig beslag legt op tijd en capaciteit. Vanuit dit oogpunt bezien is het terecht dat belastingverordeningen niet onder de werking van de inspraakverordening vallen. Het uitzonderen van iedere vrijstelling of wijziging van een belastingverordening kan echter moeilijk worden gemotiveerd. Het eerste lid, onderdeel f van het onderhavige artikel verklaart het Dagelijks Bestuur dan ook bevoegd dergelijke besluiten toch onder de werking van de inspraakverordening te brengen.

- de handhaving of aanpassing van de waterstanden. Hiermee wordt ondermeer gedoeld op peilbesluiten of verandering van waterstanden in gebieden waarvoor het vereiste van een peilbesluit niet is voorgeschreven.

- de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het waterschapsbestuur niet in betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen of verontreinigings-heffing is te verwachten. Over het algemeen zal het besluiten tot aanleg of wijziging van waterstaatswerken betreffen die volgens de Waterwet en/of het Reglement voor het water-schap Noorderzijlvest (ook) aan goedkeuring van gedeputeerde staten zijn onderworpen.

- de legger. In de legger zijn onderhoudsplichten voor wateren en waterstaatswerken vastgelegd. Dit betreft ook onderhoudsplichten voor derden. De vaststelling van de legger raakt een grote groep van belanghebbenden en brengt derhalve met zich mee dat inspraak noodzakelijk is.

- subsidie- en bijdrageregelingen. Op grond van de Waterschapswet bestaat er geen verplichting om deze besluiten onder de werking van de inspraakverordening te brengen. De aard en het belang van dergelijke besluiten brengt echter met zich mee dat inspraak zinvol is. In aanleg ‘raken' dergelijke besluiten een grotere groep van belanghebbenden.

- de naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur daarvoor in aanmerking komende besluiten. In onderdeel f wordt bepaald dat het Dagelijks Bestuur de inspraakverordening van toepassing kan verklaren op andere besluiten van het Algemeen Bestuur. De eerste vier besluiten vallen volgens de Waterschapswet in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening.Niet alle besluiten hoeven onder de werking van de inspraakverordening te vallen. Dit zou ook niet zinvol zijn. Daarbij kan aan het volgende worden gedacht.

In de eerste plaats zijn er besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag, waarbij er voor het waterschap geen keuzemogelijkheden zijn.

Andere uitzonderingen betreffen besluiten die uitsluitend interne werking voor het waterschap hebben (bijvoorbeeld regelingen met betrekking tot de rechtspositie van ambtenaren) en besluiten (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van waterstaatswerken) die niet ingrijpend zijn.

Verder ligt het in de rede, dat inspraakmogelijkheden uitsluitend van belang zijn bij besluiten van algemene strekking voor zover de aard en het belang van deze besluiten dit met zich meebrengen. Voor besluiten die geen of slechts een beperkte groep belanghebbenden treffen is een algemene inspraakprocedure niet noodzakelijk.

Een en ander heeft geleid tot de bepaling in de inspraakverordening dat voorgenomen besluiten van het algemeen en Dagelijks Bestuur onder de werking van de inspraakverordening vallen, indien deze naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur daarvoor in aanmerking komen. Deze formulering biedt de mogelijkheid om op dit punt een eigen beleid te voeren, zij het met inachtneming van de in het voorgaande reeds aangegeven beginselen. ]

Noot
3

[Toelichting: Artikel 3 Wijze van inspraak

De Algemene wet bestuursrecht bevat in afdeling 3.4 een uniforme openbare voorbereidings-procedure. Deze procedure wordt gevolgd indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald. In de Waterschapswet wordt bepaald dat bij verordening gevallen kunnen worden aangewezen die aan inspraak onderhevig zijn. Inspraak wordt in beginsel verleend door toepassing van afdeling 3.4 Awb, tenzij in de verordening anders wordt bepaald.

In diverse wetgeving en besluiten wordt veelal aangesloten bij afdeling 3.4 Awb. Ten behoeve van de uniformiteit bepaalt artikel 3 dat dezelfde afdeling 3.4 Awb van toepassing is op de voorbereiding van besluiten die onder de werking van de spraakverordening vallen.

Afdeling 3.4 Awb geeft regels voor de terinzagelegging en de wijze van publicatie. De termijn van terinzagelegging bedraagt zes weken. De lengte van de termijn is in zijn algemeenheid lang genoeg om een gemotiveerde reactie kenbaar te maken. De terinzagelegging wordt gepubliceerd in de daarvoor in aanmerking komende dag-, en/of huis-aan-huisbladen. Op deze wijze wordt voldaan aan het criterium, dat belanghebbenden redelijkerwijs kennis moeten hebben kunnen nemen van de terinzagelegging en de inspraakmogelijkheden. Het voert echter te ver om van het waterschap te vragen dat het expliciet rekening houdt met belanghebbenden die niet in het waterschapsgebied wonen.

De strekking van het ontwerp-besluit dient in de publicatie vermeld te worden, omdat immers duidelijk moet zijn waarover het waterschap een besluit wil nemen. Belanghebbenden kunnen zo op een eenvoudige wijze te weten komen wat het ontwerp-besluit beoogt te regelen.]

Noot
4

[Toelichting: Artikel 4 Rapportage

De rapportage kan gezien worden als een terugkoppeling van het Dagelijks Bestuur, dat immers de inspraak uitvoert, naar het Algemeen Bestuur. Overigens is het goed mogelijk, dat het Algemeen Bestuur bij zijn besluitvorming zienswijzen in aanmerking neemt die voor het Dagelijks Bestuur geen aanleiding zijn geweest om het ontwerp-besluit te wijzigen.]

Noot
5

[Toelichting: Artikel 5 Beklagrecht

Het beklagrecht heeft zowel betrekking op het niet verlenen van inspraak, als op de uitvoering van de inspraakprocedure.

Om redenen van doelmatigheid is de beslissing op een klacht opgedragen aan het Dagelijks Bestuur. Aangezien hetzelfde bestuur is belast met de uitvoering van de inspraakverordening is om redenen van zorgvuldigheid voorgeschreven, dat het Dagelijks Bestuur advies inwint van een adviescommissie. De adviescommissie wordt ingesteld door het Dagelijks Bestuur. Afdeling 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de behandeling van klachten in de zin van de inspraakverordening en geeft in algemene zin nadere regels voor de behandeling daarvan.]

Noot
6

[Toelichting: Artikel 6 Intrekking en inwerkingtreding

Op de bekendmaking en inwerkingtreding zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van toepassing.

De inspraakverordening verbindt niet dan nadat deze is bekendgemaakt. De bekendgemaakte inspraakverordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.]

Noot
7

[Toelichting: Artikel 7 Citeertitel

Deze bepaling verleent aan de verordening zijn naam. Het artikel spreekt verder voor zich.]