Reglement van orde algemeen bestuur Waterschap Rijn en IJssel

Geldend van 27-03-2009 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde algemeen bestuur Waterschap Rijn en IJssel

Volledige tekst Reglement van orde algemeen bestuur Waterschap Rijn en IJssel 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur (dijkgraaf ) of diens plaatsvervanger;

b. college: het college van dijkgraaf en heemraden (dagelijks bestuur) als bedoeld in artikel 10 van de Waterschapswet;

c. secretaris: de secretaris-directeur of de door het college daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris;

d. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

e. subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

f. motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

g. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

h. initiatiefvoorstel: voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

i. interpellatie: vraag om inlichtingen in een vergadering van het algemeen bestuur over enig punt van algemeen waterschapsbelang.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit, het Reglement voor Waterschap Rijn en IJssel of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De secretaris

1. De secretaris is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

2. De secretaris kan aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Voorzittersoverleg

1. Het algemeen bestuur heeft een voorzittersoverleg.

2. Het voorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter en de voorzitters van de fracties.

3. Het voorzittersoverleg heeft tot taak aanbevelingen te doen inzake de organisatie en werkwijze van het algemeen bestuur en zijn commissies.

4. De voorzitter roept het voorzittersoverleg bijeen indien hem dit wenselijk voorkomt of indien een lid van het voorzittersoverleg of de secretaris hem daarom verzoekt.

5. De secretaris is in elke vergadering van het voorzittersoverleg aanwezig. Ieder lid van het voorzittersoverleg wijst een vaste plaatsvervanger aan, die hem

zonodig bij afwezigheid in het voorzittersoverleg vervangt.

Artikel 5 Commissies

1. Het algemeen bestuur kan besluiten tot de instelling van een of meer vaste commissies voor advies.

2. Het algemeen bestuur kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.

3. Bij het besluit tot instelling van een commissie worden samenstelling, taak en werkwijze geregeld.

4. Het algemeen bestuur stelt voor de vergaderingen van de commissies een reglement van orde vast.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt het algemeen bestuur op voordracht van de voorzitter een commissie in, bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris.

2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

3. Het algemeen bestuur beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

4. Na een verkiezing als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 4 van de Waterschapswet roept de voorzitter de toegelaten leden van het algemeen bestuur op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van het algemeen bestuur op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7 Benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden

1. De verkiezing van de leden van het college vindt plaats direct na het afleggen van de eed of verklaring en belofte, bedoeld in artikel 6, vierde lid.

2. Het algemeen bestuur stelt, op een daartoe strekkend voorstel van het college, met inachtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement voor Waterschap Rijn en IJssel vast uit hoeveel leden het college bestaat.

3. De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan het algemeen bestuur.

4. Bij de verkiezing van de leden van het college vinden eerst de stemmingen plaats voor het aantal zetels voor de categorie ingezetenen en vervolgens voor de zetels voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk. Indien er evenveel kandidaten zijn als door de desbetreffende categorieën te vervullen plaatsen, worden alle kandidaten als benoemd door het algemeen bestuur verklaard.

5. Bij de benoeming van een lid van het college van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld, die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.

Artikel 8 Fracties

1. De leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede de leden van het algemeen bestuur die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet worden bij de aanvang van de zitting elk als één fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen respectievelijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2. De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam ‘ongebouwd’, ‘natuurterreinen’ of ‘bedrijven’.

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. Zolang deze namen nog niet zijn doorgegeven worden voor de categorie ingezetenen de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn en voor respectievelijk de categorieën ‘ongebouwd’, ‘natuurterreinen’ en ‘bedrijven’ de oudste in leeftijd.

4. a. Indien:

- een of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

- twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

- een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.

5. Het algemeen bestuur beslist of en zo ja op welke wijze de fracties door het waterschap worden ondersteund.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar. Het algemeen bestuur stelt uiterlijk in de laatste vergadering van een jaar het vergaderschema vast voor het volgende jaar.

2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere datum en aanvangstijd bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

3. Ingeval de voorzitter of het college het nodig oordeelt of ten minste een vijfde van het aantal zitting hebbende leden schriftelijk, met opgave van redenen om een vergadering verzoekt, wordt deze binnen 14 dagen belegd.

Artikel 10 Oproep

1. De voorzitter zendt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van het algemeen bestuur een schriftelijke oproep onder vermelding van de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering.

2. De agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden gelijktijdig met de schriftelijke oproep aan de leden van het algemeen bestuur verzonden.

Artikel 11 Agenda

1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en wordt tevens openbaar gemaakt.

2. Bij aanvang van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of de voorzitter kan het algemeen bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

3. Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie, indien er een commissie is ingesteld, of het college nadere inlichtingen of advies vragen.

4. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of van de voorzitter kan het algemeen bestuur de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het kantoor van het waterschap ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het kantoor van het waterschap gebracht.

3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de secretaris en verleent deze de leden van het algemeen bestuur inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

1. De vergadering wordt op de voor afkondigingen in het waterschap gebruikelijke wijze en door bekendmaking op de website van het waterschap openbaar gemaakt.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de agenda van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het inspreekrecht als bedoeld in artikel 40 van dit reglement van orde.

3. De agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het algemeen bestuur de presentielijst.

2. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst.

3. Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de secretaris door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

1. De voorzitter, de leden van het algemeen bestuur en van het college en de secretaris hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur aangewezen.

2. De voorzitter kan afwijkingen van het eerste lid in incidentele gevallen toestaan.

3. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met het voorzittersoverleg.

4. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor overige personen die voor de vergadering uitgenodigd zijn.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

1. De voorzitter opent de vergadering op de vastgestelde aanvangstijd, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden van het algemeen bestuur blijkens de

presentielijst aanwezig is.

2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, datum, aanvangstijd en plaats van de volgende vergadering.

3. Deze volgende vergadering heeft plaats ten minste 24 uur na het bezorgen van de oproepingsbrief.

Artikel 17 Begin bij hoofdelijke stemming

Indien hoofdelijk over enig onderwerp moet worden gestemd, deelt de voorzitter mee bij welk lid van het algemeen bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij

loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 18 Verslag en besluitenlijst

1. De secretaris draagt zorg voor het verslag en de besluitenlijst van de vergadering.

2. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden, zo mogelijk tegelijk met de schriftelijke oproep.

3. De leden van het algemeen bestuur en het college en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan het algemeen bestuur te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de secretaris te worden ingediend.

4. Het verslag bevat ten minste:

a. de namen van de voorzitter, de secretaris, de leden van het algemeen bestuur en het college, alsmede van de leden van het algemeen bestuur die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

c. een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 22 door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

5. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna het door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend

6. De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzetten, wordt de besluitenlijst openbaar gemaakt op de voor afkondigingen in het waterschap gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van het waterschap.

7. Al hetgeen ter vergadering is besproken, kan worden vastgelegd met behulp van geluidsdragers als hulpmiddel voor het opmaken van het verslag. Na de vaststelling van het verslag van de vergadering waarop de geluidsdragers betrekking hebben, wordt het opgenomene op de geluidsdragers verwijderd, tenzij het algemeen bestuur anders besluit.

Artikel 19 Ingekomen stukken

1. Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder de schriftelijke mededelingen van het college aan het algemeen bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en ter inzage gelegd.

2. Na de vaststelling van het verslag stelt het algemeen bestuur, op voorstel van het college, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4. Het derde lid is niet van toepassing op:

a. de heemraad die in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

b. de rapporteur van een commissie;

c. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord

heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

6. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter regelen stellen over de spreektijd der leden.

Artikel 21 Handhaving orde; schorsing

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk

interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de

voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 22 Beraadslaging

1. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2. Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen

1. Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur en het college deelnemen aan de beraadslaging.

2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden van het algemeen bestuur genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

3. Tijdens de beraadslagingen kan de voorzitter bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur en het college deelnemen aan de beraadslaging.

4. Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 24 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag kort te motiveren.

Artikel 25 Beslissing

1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

2. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 26 Algemene bepalingen over stemmingen

1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter geen stemming verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen. 

2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming hebben onthouden.

3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

4. Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of één der leden hoofdelijke stemming verlangt.

5. De voorzitter verzoekt eerst de leden die voor zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden die tegen zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of slechts één lid niet duidelijk is, geschiedt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping.

6. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of de secretaris de leden van het algemeen bestuur bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

7. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a van de Waterschapswet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

8. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

9. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming heeft bekendgemaakt, wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

10. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een volgende vergadering bedoeld in de vorige volzin, is het voorstel niet aangenomen.

11. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 27 Stemming over amendementen en moties

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement, zoals dat na die stemming luidt.

3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd.

Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4. Indien aangaande een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel en vervolgens over de motie gestemd.

Artikel 28 Stemmen over personen

1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5. Een lid leest de inhoud van elk stembriefje voor, waarna hij het stembriefje aan een van de andere leden ter inzage geeft. Het derde lid houdt aantekening van de uitslag van de stemming.

6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

Onder een niet behoorlijk stembriefje wordt verstaan:

a. een blanco ingevuld stembriefje;

b. een ondertekend stembriefje;

c. een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming of voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

e. een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter.

8. De voorzitter maakt de uitslag van de stemming bekend.

9. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 29 Herstemming over personen

1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist direct  het lot.

Artikel 30 Beslissing door het lot

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 31 Amendementen

1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen op voorgestelde besluiten en op een amendement dat door

een lid is ingediend (subamendement). Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in een of meer onderdelen te splitsen, waarover

afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

2. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling te worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het

eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

3. Elk amendement moet, om in behandeling te worden genomen, door ten minste twee andere leden worden ondersteund. Er kan alleen worden beraadslaagd over amendementen die zijn ingediend door leden die de presentielijst hebben getekend en in de vergadering aanwezig zijn.

4. De behandeling van een amendement op een voorgesteld besluit heeft tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

5. Een amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan direct geschikt is om in het ontwerp-besluit te worden opgenomen.

6. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 32 Moties

1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

2. Een motie moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en door ten minste drie andere leden te worden ondersteund blijkens hun handtekeningen onder de motie.

3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur anders besluit.

5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 33 Voorstellen van orde

1. De voorzitter en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur onmiddellijk.

Artikel 34 Initiatiefvoorstel

1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en door ten minste twee andere leden worden ondersteund, blijkens hun handtekeningen onder het voorstel.

2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds is verzonden. In het laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat: a. het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

b. het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie;

c. het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden.

In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

4. Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.

5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van het college, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van het algemeen bestuur terstond aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 35 Interpellatie

1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en het college van dijkgraaf en heemraden. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek in stemming gebracht. Het algemeen bestuur bepaalt op voorstel van de voorzitter wanneer tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

3. In eerste spreektermijn voert uitsluitend de interpellant het woord.

4. Na de beantwoording van de gestelde vragen kunnen ook andere leden aanvullende opmerkingen maken over het aanhangige onderwerp of daarover vragen stellen.

5. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan eenmaal, tenzij het algemeen bestuur hun hiertoe verlof geeft.

Artikel 36 Schriftelijke vragen

1. Ieder lid kan aan de voorzitter of aan het college schriftelijk vragen stellen.

2. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

3. De vragen worden ingediend bij de secretaris. Deze brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en het college of de voorzitter worden gebracht.

4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

5. De antwoorden van het college of de voorzitter worden door tussenkomst van de secretaris aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in eerstvolgende algemeen bestuursvergadering, en bij mondelinge beantwoording in dezelfde algemeen bestuursvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het college gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 37 Inlichtingen

1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de secretaris schriftelijk ingediend bij het college of de voorzitter.

2. De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het algemeen bestuur een afschrift van dit verzoek krijgen.

3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 38 Rondvraag

Voor de sluiting van de vergadering wordt gelegenheid geboden vragen te stellen over niet op de agenda voorkomende onderwerpen.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 39 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het algemeen bestuur, op voorstel van het college, vaststelt.

Artikel 40 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschieden de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit, volgens een procedure die het algemeen bestuur, op voorstel van het college, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Spreekrecht burgers

Artikel 41

1. De voorzitter stelt toehoorders bij een openbare vergadering in de gelegenheid het woord te voeren over op de agenda vermelde onderwerpen.

2. Het woord kan niet worden gevoerd:

a. over een besluit van het waterschap waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

b. over het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

c. indien er een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor het begin van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en adres en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

4. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt dertig minuten. Zij die zich als spreker hebben gemeld, krijgen van de voorzitter in volgorde van aanmelding gedurende maximaal vijf minuten het woord. Indien zich meer dan zes sprekers hebben gemeld, wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld, tenzij op voorhand blijkt dat de gezamenlijke spreektijd dertig minuten niet zal overschrijden. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

5. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan het algemeen bestuur toestaan aan de spreker verhelderende vragen te stellen.

Hoofdstuk 7 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42 Verslag en verantwoording

1. Een lid van het algemeen bestuur, een lid van het college, de voorzitter of de secretaris, die door het algemeen bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om (in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door het algemeen bestuur gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

2. Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin het algemeen bestuur een van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 8 Besloten vergadering

Artikel 43 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de

vergadering.

Artikel 44 Verslag

1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 45 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Het algemeen bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan

de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht. Indien het algemeen bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 9 Toehoorders en pers; registratie

Artikel 47 Toehoorders en pers

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering van het algemeen bestuur geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 49 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51 Evaluatie

Deze verordening wordt geëvalueerd vóór 1 juli 2010.

Artikel 52 Inwerkingtreding

1. Dit reglement treedt direct na vaststelling in werking.

2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde algemeen bestuur Rijn en IJssel, vastgesteld bij besluit van 2 januari 1997, zoals sindsdien gewijzigd.

Artikel 53 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement van orde algemeen bestuur Rijn en IJssel 2009.

Toelichting op Reglement van orde algemeen bestuur Waterschap Rijn en IJssel 2009

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel 2.95 van het Waterschapsbesluit). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel 2.96 van het Waterschapsbesluit). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan het algemeen bestuur stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het algemeen bestuur te worden toegelaten. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met een opgave van de andere functies dan het lidmaatschap van het algemeen bestuur die hij bekleedt en een uittrekstel uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) met zijn woonplaats, geboorteplaats en geboortedatum (indien voor het eerst gekozen). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Het onderzoek wordt voorbereid door een door het algemeen bestuur te benoemen commissie onderzoek geloofsbrieven. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties. De commissie onderzoek geloofsbrieven brengt verslag uit aan het algemeen bestuur; dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Ingevolge artikel 24 van de Waterschapswet beslist het algemeen bestuur over de toelating van zijn leden. De formulering van het eerste lid benadrukt derhalve dat het algemeen bestuur en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht, nadat de voorzitter van het stembureau nieuwe leden kennis heeft gegeven van hun benoeming. Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt in de eerste samenkomst van het nieuwe algemeen bestuur na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Er is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe algemeen bestuur of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een verkiezing dienen de algemeen bestuursleden in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte af te leggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van het algemeen bestuur over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden.

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van het algemeen bestuur bij het aanvaarden van het lidmaatschap van het algemeen bestuur moet afleggen, is in artikel 50 van de Waterschapswet vastgelegd.

De mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van het algemeen bestuur is vervallen door inwerkingtreding van artikel III van de Wet modernisering waterschapsbestel (Stb. 2007, 208).

Artikel 7 Benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden

In artikel 10 van het Reglement voor Waterschap Rijn en IJssel is bepaald dat na de verkiezingen de heemraden worden benoemd in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling. Uiteraard moet eerst een besluit worden genomen over de omvang van het college. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen door de fracties voorgedragen kandidaten. Vanuit de gedachte dat de meerderheid van het algemeen bestuur bestaat uit gekozen vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen, is ervoor gekozen eerst de collegeleden uit die categorie te doen benoemen.

Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Waterschapswet. De wet geeft wel aan welke formele eisen worden gesteld aan een lid van het college, maar niet op welk moment daaraan wordt getoetst. De formele eisen voor een lid van het college zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (artikelen 31 en 45 van de Waterschapswet). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van een lid van het college van buiten de kring van het algemeen bestuur ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

Artikel 8 Fracties

De Waterschapswet kent het begrip fractie niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in het algemeen bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. En voor de categorie ingezeten hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan geregistreerde belangengroeperingen konden deelnemen. In navolging van vertegenwoordigende lichamen van lgemeen bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties. Bij de aanvang van de eerste zitting van het nieuwe algemeen bestuur na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van het algemeen bestuur de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het algemeen bestuur en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Ook de door de koepels aangewezen leden worden als fracties beschouwd.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden het algemeen bestuur verlaten. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Leden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het waterschapswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een lid van het algemeen bestuur zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie van de categorie ingezetenen. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Waterschapswet/het Waterschapsbesluit kent bij de verkiezingen deelnemende belangengroeperingen, maar een

zetel ‘hoort’ niet bij een belangengroepering, maar is verbonden aan de ‘volksvertegenwoordiger’ die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Het algemeen bestuur heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering.

Een mededeling aan de voorzitter van het algemeen bestuur is voldoende. Het algemeen bestuur is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering, nadat hiervan mededeling is gedaan, rekening te houden met de nieuwe situatie.

Het Reglement voor Waterschap Rijn en IJssel bepaalt de omvang van de vertegenwoordigers van de geborgde belangen: het is dus formeel niet mogelijk dat een gekozen vertegenwoordiger van de categorie ingezetenen lid wordt van een fractie samengesteld uit benoemde vertegenwoordigers en omgekeerd dat benoemde vertegenwoordigers lid worden van een fractie uit de categorie ingezetenen.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen / Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

Het algemeen bestuur vergadert zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de voorzitter of het college van dijkgraaf en heemraden dit nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 10 Oproep

De dijkgraaf nodigt de leden van het algemeen bestuur schriftelijk uit voor de vergadering. Het eerste lid bepaalt dat de dijkgraaf ten minste tien dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De brief vermeldt de datum, het aanvangstijdstip en de plaats van de vergadering. Het tweede lid verlangt dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 37, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hiervan wordt melding gemaakt op de stukken. Uiteraard is het mogelijk, indien het algemeen bestuur dit wenst, de stukken en oproep niet per post maar per e-mail te versturen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, behalve om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken, zoals ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s etc. Een agendapunt kan betrekking hebben op diverse uiteenlopende stukken. Omdat leden van het algemeen bestuur zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, zou ervoor gekozen kunnen worden niet alle leden van het algemeen bestuur alle onderliggende stukken toe te sturen. Uiteraard dienen alle leden van het algemeen bestuur en andere geïnteresseerden wel de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben zij voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.

Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal, zoals agenda’s, notulen, (concept-)adviezen, magneetbanden en andere elektronische opslagmedia verkrijgen de status van document in de zin van de Wob.

Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn, dat een lid van het algemeen bestuur of een ander het ter inzage gelegde stuk mee naar huis neemt. Een lid van het algemeen bestuur of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken. De stukken met betrekking tot voorstellen aan het algemeen bestuur die geheim moeten

blijven, worden bij de secretaris-directeur ter inzage gelegd voor de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Vergaderingen worden ten minste een week voor de vergaderdatum door middel van een advertentie bekend gemaakt. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op het internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst. Het

waterschap beschikt over een website. Plaatsing op internet is echter niet verplicht op grond van de Waterschapswet.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen / Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit de artikelen 38b en 38c van de Waterschapswet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om

formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen. De ondertekening door de secretaris dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het (vergader)quorum aanwezig was.

Artikel 15 Zitplaatsen

Voor ordentelijke vergaderingen is het van belang dat een ieder een vaste zitplaats heeft. De voorzitter kan de indeling na overleg met het voorzittersoverleg herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende algemeen bestuursleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend.

Artikel 18 Verslag en besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de secretaris en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld.

Het conceptverslag wordt zo mogelijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden van het algemeen bestuur. Om praktische redenen is bepaald dat een voorstel tot verandering voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de secretaris moet worden ingediend. De secretaris is aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van het verslag in ontvangst te nemen, het verslag op te stellen en dit, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen.

Het is aan het algemeen bestuur om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling wordt geaccepteerd. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep. Het artikel verplicht tevens tot het zo spoedig mogelijk opstellen van een besluitenlijst, teneinde zo spoedig mogelijk bekendheid te geven aan de door het algemeen bestuur genomen besluiten.

Artikel 19 Ingekomen stukken; mededelingen

Omtrent de ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen,

doorsturen naar een commissie, ter afdoening in handen stellen van het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

De schriftelijke mededelingen van het college van dijkgraaf en heemraden aan het algemeen bestuur zijn ook een ingekomen stuk. Er is voor gekozen de wijze van afdoening direct na het verslag aan de orde te stellen. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het college de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

Indien het algemeen bestuur van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de algemeen bestuursleden in de eerste en tweede termijn.

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 21 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van het algemeen bestuur vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.

Om te bevorderen dat leden van het algemeen bestuur zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 van de Waterschapswet bepaald dat zij niet in rechte kunnen worden vervolgd kunnen of worden aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of schriftelijk aan het algemeen bestuur hebben overgelegd.

Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Het algemeen bestuur kan besluiten dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur en het college aan de beraadslaging deelnemen. Het gaat hier enkel om externe personen. Lijstopvolgers zijn niet bedoeld; zij nemen dus geen deel aan de beraadslaging.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen / Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 26 Algemene bepalingen over stemmingen

Indien een lid te kennen geeft stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Als regel zal stemmen bij handopsteking toereikend zijn. Maar een lid kan ook vragen om hoofdelijke stemming. Het algemeen bestuur heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan enkel toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van het algemeen bestuur kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a van de Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van het algemeen bestuur verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een lid van het algemeen bestuur als gekozen of benoemde vertegenwoordiger van zijn categorie van belanghebbenden dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers of benoemende koepels) duidelijk hoe zij worden vertegenwoordigd.

Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 17. In de Winsumuitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 van de Gemeentewet (overeenkomend met artikel 38a van de Waterschapswet) afgewezen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in vertegenwoordigende lichamen. In deze uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel, neergelegd in artikel 2:4 Awb, voorrang boven hetgeen in artikel 28 van de Gemeentewet is bepaald. Voorop dient te staan dat de beslissing over stemonthouding voorbehouden dient te blijven aan het individuele lid van het algemeen bestuur.

Het algemeen bestuur kan slechts waarschuwen dat het te nemen besluit wellicht zou kunnen worden aangevochten in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging (artikel 156 van de Waterschapswet) als individuele leden van het algemeen bestuur door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken.

Indien bij het staken van stemmen de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 28 Stemmen over personen

De stemming over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen dient schriftelijk te gebeuren door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze is

geheimhouding gewaarborgd. Het reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes.

Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Het algemeen bestuur oordeelt uiteindelijk of een stembriefje behoorlijk is ingevuld.

Bij een benoeming stelt het algemeen bestuur een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (lid van het college, secretaris, ombudsman etc). Op het stembiljet kan de naam van de te benoemen persoon met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’ worden vermeld.

Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor het algemeen bestuur bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, het algemeen bestuur mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming. Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en 'tegen’ én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.

Artikelen 29 en 30 Herstemming over personen en beslissing door het lot

Indien bij de stemming over personen als bedoeld in artikel 28 geen besluit valt, moet er herstemming en zo nodig loting plaatsvinden. Deze artikelen beschrijven de procedures daarvoor.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 31 Amendementen

De definitie van amendement is opgenomen in artikel 1. Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van het algemeen bestuur reëel inhoud krijgen. Leden kunnen aan de vergadering wijzigingen op het aanhangige voorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander lid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het amendement vindt plaats tegelijk met de beraadslaging over het bijbehorende voorstel.

Een voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

In principe kan een AB-lid tot en met zijn tweede termijn in de beraadslaging een (sub)amendement (ondersteund door minimaal twee andere leden) indienen.

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29.

Artikel 32 Moties

In artikel 1 is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politiek-bestuurlijke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politiek-bestuurlijke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen het algemeen bestuur en het college en uiteindelijk leiden tot ontslagbesluiten van één of meer leden van het college (m.u.v. de voorzitter), indien deze niet eigener beweging ontslag nemen. Over een motie wordt een apart besluit genomen. De beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp vindt niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Anders dan bij amendementen het geval is, moet de motie door drie andere leden worden ondersteund.

Artikel 33 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan het algemeen bestuur ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door het algemeen bestuur. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de Waterschapswet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze.

Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).

["(artikel 36)" moet zijn "(artikel 34)"]

Artikel 34 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college het algemeen bestuur de nodige voorstellen te doen. Maar leden van het algemeen bestuur moeten ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij het algemeen bestuur kunnen indienen als het college niet of naar het oordeel van een of meer leden niet tijdig zelf met voorstellen komt. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Het algemeen bestuur beslist bij de vaststelling van de agenda of een initiatiefvoorstel op de agenda blijft staan. Het vierde lid biedt de mogelijkheid nadere regels te stellen.

Artikel 35 Interpellatie

Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een lid van het algemeen bestuur om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de voorzitter te vragen. Daarvoor is verlof van het algemeen bestuur nodig.

Artikel 36 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van het algemeen bestuur het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de voorzitter behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een lid van het algemeen bestuur schriftelijk vragen stellen aan het college of de voorzitter, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het college kan besluiten dat de verantwoordelijke portefeuillehouder voor schriftelijke beantwoording zorg draagt.

Artikel 37 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven aan de inlichtingenplicht die het college (artikel 89, tweede lid, van de Waterschapswet) en de voorzitter (artikel 97, tweede lid, van de Waterschapswet) hebben tegenover het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 39 Procedure begroting en artikel 40 Procedure jaarrekening

Deze artikelen verplichten tot het vaststellen van een procedure voor de behandeling van de begroting en de jaarrekening. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

Hoofdstuk 7 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 41 Verslag en verantwoording

Leden van het algemeen bestuur (of in voorkomende gevallen de voorzitter, een lid van het college of de secretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, dat hen heeft aangewezen. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).

Er wordt aangegeven dat bespreking in een commissie kan plaatsvinden. Indien het waterschap geen commissies heeft kan hier een ander daarvoor geëigend overlegorgaan worden opgenomen.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 36 van dit reglement.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoordingroeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het ligt in de rede de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin het algemeen bestuur een of meer van zijn leden of de voorzitter heeft

benoemd. Hierbij valt te denken aan stichtingen (bijv. tot instandhouding van een of meer molens/gemalen) en vennootschappen (bijv. een slibverbrandingsinstallatie). Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 8 Besloten vergadering

Artikel 43 Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal het algemeen bestuur moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 37 van de Waterschapswet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

In artikel 35 van de Waterschapswet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 44 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 35, vierde lid, van de Waterschapswet. In overeenstemming met artikel 18 is de secretaris verantwoordelijk voor het verslag van het algemeen bestuursvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt bij hem ter inzage.

Artikelen 44 en 45 Geheimhouding en opheffing geheimhouding

Hetgeen in een besloten vergadering wordt besproken, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de

Waterschapswet noodzakelijk.

Het college, de voorzitter of een commissie kunnen ook geheimhouding opleggen. Deze vervalt indien het algemeen bestuur deze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt in

een vergadering waar een quorum aanwezig was. Het algemeen bestuur kan de geheimhouding niet onverhoeds opheffen, maar eerst nadat daarover in een besloten vergadering is beraadslaagd.

Hoofdstuk 9 Toehoorders en pers

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van het algemeen bestuur in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken mits de aanwijzingen van de voorzitter worden opgevolgd. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Het algemeen bestuur kan ook besluiten de openbaarheid te vergroten met behulp van internet.

Artikel 49 Verbod gebruik mobiele telefoons

Mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen kunnen een vergadering behoorlijk storen. Dit laat onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de

voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon e.a. wel stand-by te laten staan.