Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012

Geldend van 11-07-2012 t/m heden

Intitulé

Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012

Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012

Het algemeen bestuur van het waterschap Rijn en IJssel;

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden;

gelet op artikel 79 van de Waterschapswet;

BESLUIT:

vast te stellen de 'Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012', luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    waterschap: het waterschap Rijn en IJssel;

  • b.

    bestuursorgaan: algemeen bestuur of dagelijks bestuur van het waterschap;

  • c.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid;

  • d.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Het bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van  het beleid van het waterschap.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening Rijn en IJssel 2006 wordt ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van de Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 3 juli 2012,
drs. C. Roos     drs. H.Th.M. Pieper
secretaris-directeur    dijkgraaf

Toelichting

Toelichting op de Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet

In artikel 79 van de Waterschapswet (hierna: Wsw) is aan het algemeen bestuur van het waterschap de verplichting opgelegd een inspraakverordening op te stellen. De Inspraakverordening betreft de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van het algemeen bestuur worden betrokken. Voor beleidsvoornemens, waarvoor het dagelijks bestuur bevoegd is, geldt deze verplichting niet. Het is echter wel mogelijk om de verordening ook daarop van toepassing te verklaren. Het algemeen bestuur heeft er voor gekozen om de Inspraakverordening Rijn en IJssel 2012 ook van toepassing te verklaren op beleidsvoornemen van het dagelijks bestuur.

De oude tekst van artikel 79 Wsw sprak nog van inspraak op de voorbereiding van door het algemeen bestuur te nemen besluiten. Er werd daarbij niet aangegeven voor welke besluiten de inspraakprocedure in elk geval moest worden toegepast.

Artikel 79 Wsw verwijst voor de inspraak bij de voorbereiding van beleid naar de uitgebreide openbare procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In de Inspraakverordening kan echter anders worden bepaald. De Inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • ·

    de voorbereiding van de keur (artikel 80 Wsw);

  • ·

    een eigen regeling voor het ter inzage leggen van de begroting van het waterschap (artikel 100 en verder Wsw);

  • ·

    de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb)

Inspraakprocedure/deregulering

Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het waterschapsbeleid en heeft een tweeledig doel. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over een beleidsvoornemen van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Inspraak kan op veel verschillende manieren gebeuren. Er is gekozen voor een compacte en flexibele regeling. Dit is mede gedaan met het oog op het streven naar minder regels. Een gedetailleerde en daardoor strakke wijze van regelgeving dient niet de belangen van inspraak. Bij de voorbereiding van beleid is de hoofdregel dat afdeling 3.4 Awb wordt toegepast, tenzij het bestuursorgaan op grond van de inspraakverordening voor een andere inspraakprocedure kiest.

Inspraak volgens afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht

Het bestuursorgaan legt het ontwerp met daarbij de stukken die redelijkerwijs nodig zijn om het ontwerp te kunnen beoordelen zes weken ter inzage (artikelen 3:11 en 3:16 Awb). In artikel 3:12 Awb is bepaald hoe de terinzagelegging vooraf bekend gemaakt moet worden. Belanghebbenden kunnen tijdens de zes weken dat het ontwerp ter inzage ligt, schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen (artikel 3:15 Awb). Het bestuur beoordeelt alle ingebrachte zienswijzen en besluit of deze al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen of het besluit moeten leiden. Het besluit wordt bekendgemaakt en ter inzage gelegd (artikelen 3:41 en 3:42 Awb). Degenen die bij de voorbereiding hun zienswijze naar voren hebben gebracht, worden over het besluit geïnformeerd. Dit gebeurt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit. Zo is het bepaald in de artikelen 3:43 en 3:44 Awb. Vermeld moet worden welke rechtsbescherming openstaat tegen het genomen besluit (artikel 3:45 Awb).

Bijlage 2 Toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht

Het algemeen bestuur van het waterschap Rijn en IJssel;

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden;

gelet op artikel 3:10 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren op de voorbereiding van de hiernavolgende besluiten, tenzij naar het oordeel van het dagelijks bestuur deze daarvoor naar hun aard en naar hun belang niet in aanmerking komen:

  • a.

    algemeen verbindende voorschriften, met uitzondering van belastingverordeningen;

  • b.

    besluiten tot vaststelling of wijziging van projectplannen in de zin van artikel 5.4 van de Waterwet;

  • c.

    besluiten tot vaststelling of wijziging van de legger;

  • d.

    besluiten tot vaststelling of wijziging van beleidsregels.

  

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 3 juli 2012,

 

 

drs. C. Roos

drs. H.Th.M. Pieper

secretaris-directeur

dijkgraaf