Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel houdende regels omtrent Beleidsregel behoud van een goede ecologische inrichting van het watersysteem

Geldend van 23-02-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het waterschap Rijn en IJssel houdende regels omtrent Beleidsregel behoud van een goede ecologische inrichting van het watersysteem

Het dagelijks bestuur van Waterschap Rijn en IJssel maakt bekend dat het in zijn vergadering van 13 februari 2018 de ‘Beleidsregel behoud van goede ecologische inrichting’ heeft vastgesteld.

De beleidsregel behoud goede ecologische inrichting geeft aan welk beleid het waterschap hanteert voor de aanleg en het gebruik van werken in ecologisch waardevolle watersystemen. Het waterschap betrekt nadrukkelijk ook de ecologie hierbij.

Nota van zienswijzen

In de periode van 27 oktober 2017 tot en met 8 december 2017 heeft de ontwerp beleidsregel behoud goede ecologische inrichting ter inzage gelegen. In die periode zijn er zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn door het waterschap beoordeeld en van een reactie voorzien. Alle zienswijzen en de reactie van het waterschap daarop zijn opgenomen in de nota van zienswijzen, die tevens door het college is vastgesteld. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is het besluit gedeeltelijk gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbesluit.

Beleidsregel

U vindt de beleidsregel en de nota van zienswijzen als bijlage bij deze bekendmaking (zie onder Externe bijlagen) en deze zijn ook te lezen op en te downloaden van de website van het waterschap: www.wrij.nl. De beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. Het is niet mogelijk beroep in te stellen bij de rechtbank tegen de vaststelling van een beleidsregel.

Afwegingskader

Het afwegingskader is bedoeld om duidelijkheid te geven over de afweging die het waterschap maakt over de wenselijkheid om nieuwe werken, zoals steigers, vlonders, boothellingen, fiets- en wandelpaden, en het gebruik ervan toe te staan. Op basis van het afwegingskader bepalen we onder welke voorwaarden we een werk toestaan.

We gebruiken een aantal leidende principes om het effect van een werk en het gebruik daarvan op onze waterkwaliteitsdoelen in beeld te brengen:

  • -

    het verlies van vaste voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of verblijfplaatsen,

  • -

    het verlies van functioneel leefgebied,

  • -

    de versnippering van leefgebied,

  • -

    de verstoring door beweging,

  • -

    de verstoring door mechanische effecten,

  • -

    de verontreiniging van het leefgebied.

Hieronder zijn deze principes verder uitgewerkt. Bij het inschatten van het effect betrekken we ook de mate van gebruik. Het effect op onze waterkwaliteitsdoelen gebruiken we bij het onderstaande afwegingskader.

De toestemming voor de aanleg van een werk is afhankelijk van de locatie in het watersysteem:

  • -

    Als het werk is gepland in een kwetsbaar ecologisch watersysteem zoals in een water met HEN, SED of EVZ status, staan we dat met het oog op de waterkwaliteitsdoelen niet op voorhand toe. De initiatiefnemer onderzoekt eerst of er een (alternatieve) locatie is voor het geplande werk waar geen schade optreedt aan de ecologische inrichting. De initiatiefnemer dient hiervoor een plan in. In het plan is beschreven op welke wijze bij de aanleg van het werk rekening wordt gehouden met de ecologische waarden van het water. Als er een (redelijke) alternatieve locatie in de nabijheid is waar schade kan worden voorkomen, maar de initiatiefnemer geen gebruik van wil maken, staan we het werk niet toe.

  • -

    Compensatie van de te verliezen ecologische waarden is een tweede mogelijkheid. We accepteren het verlies van ecologische waarde op de betreffende locatie. Met de geboden compensatie behouden we de ecologische waarde en het ecologisch functioneren van het watersysteem als geheel. Met de compensatie is de ecologische waarde minimaal hetzelfde als voor de aanleg van het werk. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het plan. Het plan is opgesteld door een bureau dat aangesloten is bij het netwerk voor groene bureaus. Als compensatie niet voldoende mogelijk is, staan we het werk niet toe.

 

In het algemeen geldt dat de mogelijkheid bestaat om maatwerk toe te passen.

Leidende principes

We gebruiken de volgende leidende principes om het effect van een werk en het gebruik daarvan op onze waterkwaliteitsdoelen in beeld te brengen. We betrekken ook de mate van gebruik om het effect in te kunnen schatten.

  • -

    het verlies van vaste voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of verblijfplaatsen,

  • -

    het verlies van functioneel leefgebied,

  • -

    de versnippering van leefgebied,

  • -

    de verstoring door geluid,

  • -

    de verstoring door beweging,

  • -

    de verstoring door mechanische effecten,

  • -

    de verontreiniging van het water.

De kans op een (negatief) effect van een activiteit is gebaseerd op de gevoeligheid van soorten voor storende factoren die optreden door die activiteit. Hieronder staat een beschrijving van de storende factoren, enkele activiteiten waarbij zij kunnen optreden en als voorbeeld enkele soorten of soortengroepen waarop ze een effect kunnen hebben.

Verlies vaste voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of verblijfplaatsen

Tot voortplantings- of rustplaatsen worden plekken gerekend die door soorten bezet zijn voor hun voorplanting, winterrust, zorg voor jongen, et cetera. Directe aantasting of verlies van deze plekken kan door diverse activiteiten optreden. Door dit verlies neemt de kwaliteit van het leefgebied af. Hierdoor kunnen soorten wegtrekken of lokaal uitsterven en daardoor verdwijnen uit het gebied. Voorbeelden van voortplantings- of rustplaatsen zijn paaigronden van vissen en oeverzones voor ei-afzetting van amfibieën. Voorbeelden van activiteiten die kunnen leiden tot het verlies van deze plaatsen zijn het bouwen van werken.

Verlies functioneel leefgebied

Het functioneel leefgebied van soorten bestaat uit de voortplantings- en rustplaatsen en belangrijke foerageergebieden en de routes daar tussen. Diverse activiteiten kunnen tot verlies van dit leefgebied van soorten leiden. Door afname van het beschikbare oppervlak leefgebied neemt ook de kwaliteit van het leefgebied af. Hierdoor kunnen soorten wegtrekken of lokaal uitsterven en daardoor uit het leefgebied verdwijnen. Voorbeelden van activiteiten die kunnen leiden tot het verlies van functioneel leefgebied zijn het slopen en het bouwen van werken, het kappen van bomen. Dat werkt verstorend op de aanwezige ecologie. Het veranderen van het beheer (maaibeheer, drooglegging) om activiteiten mogelijk te maken valt hier ook onder.

Versnippering leefgebied

Diverse activiteiten kunnen tot versnippering van leefgebied van soorten leiden. Het leefgebied wordt kleiner en/of moeilijker te bereiken voor de soort. Door versnippering neemt de kwaliteit van het resterende leefgebied af. Hierdoor kunnen soorten wegtrekken of lokaal uitsterven en daardoor uit het leefgebied verdwijnen. Het meest gevoelig zijn soorten met een gering verspreidingsvermogen, soorten die zich over de grond bewegen en soorten met een grote oppervlaktebehoefte. Voorbeelden van activiteiten die kunnen leiden tot versnippering zijn het kappen van bomen en het plaatsen van een grondkering of damwand.

Verstoring door beweging

Sommige activiteiten veroorzaken optische verstoring. Van optische verstoring is sprake als soorten verstoord worden door beweging van mensen, apparaten, et cetera. Deze verstoring leidt tot vluchtgedrag van dieren. Hierdoor kunnen gevoelige soorten die daar last van hebben uit het leefgebied verdwijnen. Tijdens de broedtijd en fase van verzorging van jongen zijn soorten extra gevoelig. De daadwerkelijke effecten zijn zeer soort specifiek en hangen af van de schuwheid van de soort. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden.

Verstoring door mechanische effecten

Sommige activiteiten veroorzaken golfslag of wervelingen. Waterrecreatie en scheepvaart kunnen bijvoorbeeld leiden tot golfslag, met mogelijke effecten op de oeverbegroeiing en waterfauna. Hierdoor kunnen gevoelige soorten die daar last van hebben uit het leefgebied verdwijnen.

Verontreiniging van het leefgebied

Sommige activiteiten veroorzaken verontreiniging van het water of de ecologisch waardevolle oever. Het gaat hier bijvoorbeeld om het achterlaten van afval,  het voeren van vissen en het voeren van eenden. Hierdoor kan de waterkwaliteit op sommige locaties, zoals stilstaande wateren, verslechteren. Daarnaast kan kwetsbare oeverbegroeiing worden aangetast. Ook kunnen (blauw)algen de overhand krijgen en verdwijnen gevoelige soorten die daar last van hebben uit het leefgebied.