Regeling vervallen per 01-04-2020

Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden van Waterschap Rivierenland

Geldend van 13-01-2005 t/m 31-03-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden Waterschap Rivierenland 2005

Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland

gezien het voorstel van college van dijkgraaf en heemraden van 9 december 2004;

gelet op artikel 115, lid 1 onder a van de Waterschapswet;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden van Waterschap Rivierenland.

Artikel 1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder vaartuig: alle soorten drijvende lichamen, die wegens hun drijfvermogen worden gebruikt, dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/of zaken.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam sluisgeld wordt een recht geheven voor het varen met een vaartuig door de schutsluis te Hardinxveld-Giessendam (Damsluis) en de schutsluis te Alblasserdam (Middelkade).

Artikel 3 Belastingplicht

De in artikel 2 bedoelde sluisgelden worden geheven van de gezagvoerder of de schipper van het vaartuig, of bij gebreke van die van de eigenaar of beheerder van het vaartuig.

Artikel 4 Wijze van heffen

Het sluisgeld wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur.

Artikel 5 Tijdstip van betaling

Het sluisgeld moet worden voldaan op het tijdstip waarop de in artikel 2 genoemde sluis is binnengevaren.

Artikel 6 Heffingsgrondslag en tarief

Het sluisgeld bedraagt € 2,00 per vaartuig.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. Sluisgeld wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      een ongeladen vaartuig dat aan een vaartuig is vastgemaakt en naar de omstandigheden beoordeeld daarbij behoort;

    • b.

      vaartuigen van de Rijkspolitie te water.

  • 2. Sluisgeld wordt niet geheven bij de schutsluis te Hardinxveld-Giessendam (Damsluis) ter zake van vaartuigen met een geldige vaarontheffing voor de Lage Boezem van de Nederwaard.

Artikel 8 Overdracht van bevoegdheden

Het dagelijks bestuur kan één of meer ambtenaren van het waterschap aanwijzen die in zijn plaats treedt of treden met betrekking tot de heffing en invordering van de in artikel 2 genoemde rechten.

Artikel 9 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990 dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 126a Waterschapswet, gelden mede jegens de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het waterschap.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

  • 2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, vervalt de Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden van het   hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden 1997.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden Waterschap Rivierenland 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 3 januari 2005.
de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans.
de dijkgraaf, ir. G.N. Kok.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De artikel geeft de aard van de heffing en het belastbare feit aan.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt wie de belastingplichtige is. Onder eigenaar/schipper wordt verstaan degene die een schip voert, den wel degene die de leiding heeft over een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting.

Artikel 4

Overeenkomstig de bij heffing van sluisgelden gangbare praktijk is in deze verordening gekozen voor het heffen op "andere wijze". Volledigheidshalve is nog opgemerkt dat voor toepassing van de Algemene Wet inzake de Rijksbelas­ting de op "andere wijze" geheven belastingen worden aangemerkt als bij wijze van aanslag geheven.

Artikel 7

De sluiting van de sluis op de Dam in Alblasserdam en de bouw van een nieuwe sluis in de Middelkade te Alblasserdam, betekent dat vaarvergunninghouders uit het Nederwaard-gebied nu 30 kilometer moeten varen om het buitenwater te bereiken. Ook moeten er in de nieuwe situatie drie sluizen (inclusief rijkssluis) gepasseerd worden in plaats van één om het buitenwater te bereiken. Om deze reden is het redelijk vaarvergunninghouders uit het Nederwaard-gebied vrij te stellen van het betalen van sluisgeld voor de sluis te Hardinxveld-Giessendam (Damsluis).

Artikel 8

Ingevolge de Waterschapswet (artikel 124) kan het dagelijks bestuur één of meer ambtenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van waterschapsbelastingen. Uit praktische overwegingen dient een daartoe strekkende bepaling in de desbetreffende verordening te worden opgenomen.

Artikel 9

De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet verlenen de inspecteur c.q. de ontvanger vergaande bevoegdheden op grond waarvan hij van belastingplichtigen c.q. belastingschuldigen nakoming van aan hen opgelegde verplichtingen kan afdwingen. Het hoeft geen betoog dat voor een goede uitvoering van de heffings- en invorderingstaak de ambtenaren van het heffings- en invorderingsapparaat over dezelfde bevoegdheden als die van de betrokken functionarissen moeten kunnen beschikken. Artikel 56 van de AWR en artikel 63a van de Invorderingswet 1990 bepalen in verband hiermee dat enige met name genoemde verplichtingen die tegenover de inspecteur of de ontvanger moeten worden nagekomen, eveneens moeten worden nagekomen ten aanzien van iedere door of vanwege de Minister van Financiën aangewezen andere ambtenaar van de rijksbelastingdienst.

Op grond van artikel 123, derde lid, aanhef en onderdeel a van de Waterschaps­wet -de zogenaamde vertalingsbepaling- wordt in de bevoegdheden die in de AWR en de Invorderingswet 1990 aan de minister worden toegekend, uitgeoefend door het algemeen bestuur, tenzij dat orgaan het dagelijks bestuur heeft aangewezen. Gebruik makend van deze bevoegdheid wordt in artikel 9 bepaald dat het dagelijks bestuur bevoegd is ambtenaren van het waterschap aan te wijzen tegenover wie de ten aanzien van het dagelijks bestuur geldende verplichtingen mede moeten worden nagekomen.