Beleid bij toetsen van projecten in uiterwaarden en dijkterugleggingen aan effecten op het binnendijkse watersysteem (kwel)

Geldend van 01-12-2006 t/m heden

Intitulé

Beleid bij toetsen van projecten in uiterwaarden en dijkterugleggingen aan effecten op het binnendijkse watersysteem (kwel)

Hoofdstuk 1 Samenvatting

Vanwege het toenemend aantal plannen in de uiterwaarden, wordt het beleid van rechtsvoorgangers van waterschap Rivierenland voor het toetsen van projecten in de uiterwaarden en dijkterugleggingen aan effecten op het binnendijkse watersysteem opnieuw vastgesteld. Het beleidsuitgangspunt dat waterschap Rivierenland hanteert bij het toetsen van projecten in de uiterwaarden en dijkterugleggingen is dat wateroverlast en schade binnendijks zo veel mogelijk moet worden voorkomen. De kosten voor onderzoek en voor de uitvoering van oplossingsmaatregelen, die bij voorkeur buitendijks worden genomen, komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 2 Inleiding

Al enkele jaren worden in de uiterwaarden cq buitenpolders van het Rivierengebied in het kader van de planstudie 'Ruimte voor de Rivier' plannen ontwikkeld en maatregelen genomen om de rivieren meer ruimte te geven. Naar verwachting zullen de komende jaren steeds meer van dergelijke plannen aan het waterschap worden voorgelegd. Deze plannen worden door het waterschap getoetst aan de Keur en aan het beleid met betrekking tot de waterkeringen. Naast dit toetsingskader wordt tevens nagegaan of de plannen invloed hebben op de waterhuishouding van het binnendijkse gebied. Het gaat hierbij vooral om de toename van de hoeveelheid kwel bij hoogwater naar het binnendijkse gebied als gevolg van bijvoorbeeld het afgraven van uiterwaarden, de aanleg van een nevengeul / strang of een dijkteruglegging. Een aantal rechtsvoorgangers van het Waterschap Rivierenland, waaronder Polderdistrict Betuwe en Polderdistrict Groot Maas en Waal hadden beleid met betrekking tot de toename van kwel. Omdat de komende jaren in toenemende mate maatregelen in de uiterwaarden zullen worden genomen, heeft het bestuur gevraagd om het betreffende beleid van genoemde rechtsvoorgangers opnieuw vast te stellen.

Hoofdstuk 3 Inhoud

Buitendijkse vergravingen in de uiterwaarden hebben bij een zandige ondergrond effect op het waterbeheer binnendijks. Zo kan door toename van de kwelstroom c.q. de wegzijging de waterhuishouding binnendijks worden ontregeld. Dit geldt zeker voor het oostelijke Rivierengebied waar als gevolg van aanwezige zandbanen in de ondergrond, bij hoogwater, een grote kwelstroom naar het binnendijkse gebied ontstaat. De ervaring heeft geleerd dat de impact op de waterhuishouding groot kan zijn. Het gaat hierbij niet alleen om de directe effecten op het watersysteem als gevolg van toegenomen kwel, maar ook om indirecte effecten op de landbouw, stedelijk gebied en natuurfuncties.

Verder is de samenhang van uiterwaardprojecten en de mogelijke cumulatieve effecten per (binnendijks) deelstroomgebied een aandachtspunt. Immers, de toename van kwel als gevolg van één uiterwaardproject kan misschien nog worden opgevangen in het binnendijkse watersysteem, bij meerdere projecten kunnen wellicht wel problemen ontstaan. Daarbij moet wel worden bedacht dat er ook sprake zal zijn van een generieke afname van de kwel als gevolg van de waterstanddaling die optreedt als gevolg van de Ruimte voor Rivier projecten. Het is echter onduidelijke hoe deze afname zich verhoudt tot de toename van kwel bij individuele uiterwaardprojecten.

Het uitgangspunt dat waterschap Rivierenland daarom hanteert bij het toetsen van buitendijkse projecten en dijkterugleggingen is dat wateroverlast en schade binnendijks zo veel mogelijk moet worden voorkomen. Dit wordt beschouwd als een ontwerpopgave. De kosten voor onderzoek en voor de uitvoering van oplossingsmaatregelen, die bij voorkeur buitendijks worden genomen, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Concreet leidt dit tot de volgende beleidslijn:

Stap 1: Voorkomen en mitigeren

Als gevolg van maatregelen in de uiterwaarden mag de totale hoeveelheid kwel die onder de dijk door richting het binnendijkse gebied gaat, niet noemenswaardig toenemen.

Onder 'niet noemenswaardig' wordt verstaan 'niet meer dan enkele procenten'. Deze ruimte wordt gelaten omdat het veelal praktisch onmogelijk is om de kwel helemaal niet te laten toenemen. Gestreefd wordt naar geen toename van de kwel. Verder wordt opgemerkt dat bij een eventuele berekening van de procentuele toename uiteraard alleen het traject van de dijk moet worden beschouwd waarlangs de maatregelen worden genomen.

Per plan dient te worden bepaald hoe gedetailleerd de kwelberekeningen moeten zijn. Dit is afhankelijk van de omvang van het probleem en de mate van kwel. Doorgaans kan worden gestart met een eenvoudige berekening, zoals de formule van Mazure. Bij grote ruimtelijke ingrepen of bij grote (te verwachten) hoeveelheden kwel zal een 3D grondwatermodel moeten worden gebouwd.

Maatregelen om de kwel te beperken dienen in de uiterwaarden te worden genomen. Te denken valt aan het rivierwaarts verplaatsen van de maatregel(en), het aanbrengen van klei, het plaatsen van een kwelscherm, etc. Het is derhalve een ontwerpopgave voor de initiatiefnemer om de kwel te beperken.

Stap 2: Compenseren

Uitsluitend indien de initiatiefnemer zich maximaal heeft ingespannen om de kweltoename te beperken, maar de kweltoename is toch meer dan 'noemenswaardig', en er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang om tot uitvoering te komen, zijn compenserende maatregelen in het binnendijkse gebied toegestaan.

Deze compenserende maatregelen zullen zich moeten richten op de toename van de kwel die naar het binnendijkse gebied stroomt. In principe zijn er twee mogelijke typen van compenserende maatregelen: bergen en afvoeren van het kwelwater. Van geval tot geval dient worden bekeken wat de beste optie is. De praktijk wijst namelijk uit dat in veel gevallen het afvoeren van het kwelwater ook een goede optie is en soms de voorkeur verdient. De reden hiervoor is tweeledig:

De aanvoer van kwel bij hoogwater duurt veel langer dan een regenbui. Het tijdelijk bergen van de aangevoerde kwel is bij een 'normale' hoogwaterperiode van bijvoorbeeld 2 weken meestal niet mogelijk, omdat het volume van de aangevoerde hoeveelheid kwelwater te groot is. Daarom zal in veel gevallen het water moeten worden afgevoerd.

De meeste kwel treedt op direct achter de dijk. Meer dan 90% van de kwel komt omhoog binnen een afstand van 500 m langs de dijk. Het realiseren van berging in deze strook ligt niet voor de hand (door de zandige grondslag zal extra berging slechts kwel aantrekken en bovendien is de ruimte beperkt), zodat de kwel toch moet worden afgevoerd.

Compenserende maatregelen die bestaan uit combinaties van bergen en afvoeren zijn uiteraard ook mogelijk. De uiteindelijke keuze van de compenserende maatregelen is dus maatwerk. De maatregelen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Bij de beoordeling of en welke compenserende maatregelen aan de orde zijn, dient wel te worden overwogen of de kosten van de  maatregelen in de uiterwaarden al niet in verhouding staan tot die van binnendijkse maatregelen. Hierbij dient te worden bedacht dat de maatregelen in de uiterwaarden veelal investeringen zijn, terwijl het bij binnendijkse maatregelen veelal ook om toename aan jaarlijkse kosten kan gaan (gemaalcapaciteit).

Bovenbeschreven beleidslijn is onder andere reeds toegepast op plannen in de Bemmelse Waard, in de Gendtse Waard, Drutensche Waarden, Loonse waard en bij Lexkesveer.

Onderhavig beleidsvoorstel heeft betrekking op de toename van kwel. Maatregelen in uiterwaarden kunnen echter ook leiden tot een afname van de kwel (bijvoorbeeld bij het gebruik van kwelschermen) of een toename van de wegzijging. Dit kan weer leiden tot schade aan natuur (verdroging) of schade aan gebouwen. Binnenkort wordt hiervoor overeenkomstig beleid ontwikkeld.

Hoofdstuk 4 Financiële consequenties

--

Hoofdstuk 5 Wijze van communiceren

--

Hoofdstuk 6 Advies van bestuurlijke commissie(s) en eventuele reactie

--

Hoofdstuk 7 Advies/voorstel om te besluiten

Het uitgangspunt dat waterschap Rivierenland hanteert bij het toetsen van projecten in de uiterwaarden en dijkterugleggingen is dat wateroverlast en schade binnendijks zo veel mogelijk moet worden voorkomen. De volgende stappen worden onderscheiden:

Als gevolg van maatregelen in de uiterwaarden mag de totale hoeveelheid kwel die onder de dijk door richting het binnendijkse gebied gaat, niet noemenswaardig toenemen. Dit is een ontwerp-opgave.

Uitsluitend indien de initiatiefnemer zich maximaal heeft ingespannen om de kweltoename te beperken, maar de kweltoename is toch meer dan 'noemenswaardig', en er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang om tot uitvoering te komen, zijn compenserende maatregelen in het binnendijkse gebied toegestaan. De uiteindelijke keuze van de compenserende maatregelen is maatwerk. De maatregelen komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 8 Besluit

Registratie nr.: 2006-23633   

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland

gelezen het voorstel van het directieteam;

gelet op de desbetreffende bepalingen van het delegatiebesluit van Waterschap Rivierenland, vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 20 mei 2005;

gelet op de desbetreffende bepalingen van de Waterschapswet en het algemeen reglement van Waterschap Rivierenland;

Besluit:

  • Het uitgangspunt dat waterschap Rivierenland hanteert bij het toetsen van projecten in de uiterwaarden en dijkterugleggingen is dat wateroverlast en schade binnendijks zo veel mogelijk moet worden voorkomen. De volgende stappen worden onderscheiden:

  • 1. Als gevolg van maatregelen in de uiterwaarden mag de totale hoeveelheid kwel die onder de dijk door richting het binnendijkse gebied gaat, niet noemenswaardig toenemen. Dit is een ontwerp-opgave.

  • 2. Uitsluitend indien de initiatiefnemer zich maximaal heeft ingespannen om de kweltoename te beperken, maar de kweltoename is toch meer dan 'noemenswaardig', en er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang om tot uitvoering te komen, zijn compenserende maatregelen in het binnendijkse gebied toegestaan. De uiteindelijke keuze van de compenserende maatregelen is maatwerk. De maatregelen komen voor rekening van de initiatiefnemer.

  • 3. er vindt een bestuurlijke afweging plaats tussen stap 1 en 2.

Ondertekening

aldus besloten in de vergadering d.d. 2 november 2006

het college van dijkgraaf en heemraden voornoemd,
de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans
de dijkgraaf, ir. G.N. Kok.

Bijlage

Kompas Sliedrecht, 30-11-2006