Regeling vervallen per 22-01-2010

Beleidsregels berekening vervuilingswaarde voor lozingen vanuit IBA systemen

Geldend van 29-12-2008 t/m 21-01-2010

Intitulé

Beleidsregels berekening vervuilingswaarde voor lozingen vanuit IBA systemen

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;

gelet op artikel 21 lid 3 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en artikel 15 van de Verordening verontreinigingsheffing Waterschap Rivierenland 2009

BESLUIT:

vast te stellen de volgende beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde voor lozingen vanuit IBA systemen.

Aanhef

Artikelen

Artikel 1  

In beginsel komen alleen gecertificeerde systemen in aanmerking voor een forfait van één vervuilingseenheid.

Artikel 2  

De bepaling van de vervuilingswaarde van een lozing vanuit een IBA systeem vindt plaats aan de hand van:

  • het totale watergebruik van de aangesloten woon- en bedrijfsruimten;

  • het zuiveringsrendement van het betreffende IBA-systeem.

Artikel 3

In afwijking van het gestelde in artikel 2 kan het forfait van één vervuilingseenheid standaard worden toegepast, mits sprake is van:

  • een gecertificeerd IBA-systeem van klasse II, IIIa en IIIb;

  • aansluiting van maximaal één woonruimte.

Artikel 4 

Voor de bepaling van het zuiveringsrendement, bedoeld in artikel 2, wordt aangesloten bij de certificering en de daarbij behorende klassenindeling en emissie-eisen. Onderliggende onderzoeksrapporten met exacte zuiveringsprestaties kunnen worden opgevraagd bij Kiwa.

Artikel 5

In geval het waterschap beheerder of medebeheerder is van een IBA-systeem wordt de achterliggende woon- of bedrijfsruimte op grond van de gangbare wijze van berekening volgens de geldende Verordening verontreinigingsheffing van het waterschap, in de verontreinigingsheffing betrokken.

Artikel 6

  • 1. Met een IBA-gecertificeerde systeem als bedoeld in deze regeling wordt gelijkgesteld een IBA-systeem die voldoet aan de eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met deze beleidsregels wordt nagestreefd.

  • 2. Artikel 21 lid 3 Wvo kent voor de lozing vanuit een IBA een forfait van 3 en een forfait van 1 vervuilingseenheid. De vervuilingswaarde van de lozing vanuit een IBA-systeem wordt op 3 vervuilingseenheden gesteld als de heffingplichtige aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde minder dan 5 vervuilingseenheden bedraagt, en op 1 vervuilingseenheid als aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde minder dan 1 vervuilingseenheid bedraagt. Hiervoor moet in ieder geval de volgende gegevens worden overgelegd:

    • een bewijs van plaatsing van het betreffende IBA-systeem;

    • een kopie van het certificaat van het betreffende IBA-systeem of, indien géén sprake is van een gecertificeerd IBA-systeem een kopie van het meetrapport waaruit blijkt hoe de zuiverende werking van het IBA-systeem is getest conform het geldende meetprotocol volgens de CE-markering voor IBA-systemen;

    • een opgave van het aantal aangesloten woonruimten;

    • het waterverbruik per jaar;

    • een verklaring dat de verzoeker tevens beheerder is van de het IBA systeem.

Artikel 7

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregels zijn van toepassing op verzoeken ten aanzien van IBA systemen op grond van artikel 21 lid 3 Wvo die betrekking hebben op de heffing na 1 januari 2009.

  • 3. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komen de Beleidsregels berekening vervuilingswaarde voor lozingen vanuit IBA-systemen, vastgesteld op 6 januari 2005, te vervallen.

Artikel 8

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels berekening vervuilingswaarde voor lozingen vanuit IBA systemen.

Aldus vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland op 18 december 2008.

de secretaris-directeur,  drs. H.C. Jongmans

de dijkgraaf, ir. G.N. Kok

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Het uitgangspunt voor de bepaling van de vervuilingswaarde is het totale waterverbruik van een woning of bedrijfsruimte. Indien een belangrijk deel van dit water niet via de IBA wordt geloosd, zal deze hoeveelheid van het totale waterverbruik worden afgetrokken. Een reden dat een belangrijk deel van het water niet via de IBA wordt geloosd kan zijn dat een grote hoeveelheid water bijvoorbeeld in het productieproces wordt opgenomen of verwerkt.

Artikelen 3 en 6

Artikel 21 lid 3 Wvo kent voor de lozing vanuit een IBA een forfait van 3 en een forfait van 1 vervuilingseenheid. Op grond van artikel 3 van deze beleidsregels kan een forfait van 1 vervuilingseenheid zonder meer worden vastgesteld als er sprake is van een gecertificeerd IBA-systeem van klasse II, IIIa en IIIb en een aansluiting van maximaal één woonruimte. Een IBA-systeem van klasse I kan niet in aanmerking komen voor de korting.

In overige gevallen (bijvoorbeeld geen gecertificeerd systeem, aansluiting van meerdere woonruimten of van bedrijfsruimte) kan niet zonder meer worden uitgegaan van een vervuilingswaarde van minder dan 1 vervuilingseenheid, zie lid 2 van artikel 6 van deze beleidsregels. Door de heffingplichtige zal aangetoond moeten worden dat de vervuilingswaarde minder dan één vervuilingseenheid bedraagt.

Ongecertificeerde IBA-systemen worden voor de heffing en de mogelijke korting daarop, gelijkgesteld met IBA-systemen die door KIWA zijn gecertificeerd (artikel 6, eerste lid). Voorwaarde is dat het IBA-systeem in staat moet zijn om een bepaald zuiveringsrendement te halen, namelijk dat de vervuilingswaarde van het afvalwater minder dan één vervuilingseenheid bedraagt (artikel 6, tweede lid).