Regeling vervallen per 01-01-2009

Mandaatregeling

Geldend van 14-01-2005 t/m 31-12-2008 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Mandaatregeling

HET ALGEMEEN BESTUUR VAN WATERSCHAP RIVIERENLAND;

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden van 9 december 2004;

overwegende dat de Waterschapswet en diverse andere wetten bevoegdheden neergelegd zijn bij het algemeen – of het dagelijks bestuur van het waterschap;

dat het wenselijk is dat bevoegdheden uitgeoefend worden op een niveau dat in overeenstemming is met de aard en inhoud van die bevoegdheden;

dat het algemeen bestuur een kader wil scheppen waarbinnen het dagelijks bestuur zijn bevoegdheden mandateert en machtiging en volmacht verleent;

dat aan het verlenen en uitoefenen van bevoegdheden in (onder)mandaat, met machtiging of volmacht regels gesteld dienen te worden;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, Waterschapswet, het Algemeen Reglement voor het Waterschap Rivierenland en de Wet op de ondernemingsraden;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende mandaatregeling:

Aanhef

Artikelen

Artikel 1 Definities

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    waterschap: Waterschap Rivierenland; 

  • b.

    dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap; 

  • c.

    secretaris-directeur: secretaris-directeur van het waterschap; 

  • d.

    directie: directie Middelen, directie Watersysteem, directie Veiligheid, directie Zuivering; 

  • e.

    stafafdeling: stafafdeling Bestuurs- en Managementondersteuning, stafafdeling Controlling; 

  • f.

    directeur: degene die is belast met de leiding van een directie; 

  • g.

    hoofd: degene die is belast met de leiding van een stafafdeling; 

  • h.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het dagelijks bestuur besluiten te nemen; 

  • i.

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van het dagelijks bestuur privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten; 

  • j.

    machtiging: de bevoegdheid om in naam van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn; 

  • k.

    gemandateerde: degene die een bevoegdheid namens een bestuursorgaan uitoefent; 

  • l.

    mandaatgever: degene die een bevoegdheid mandateert.

Artikel 2 Niet te mandateren bevoegdheden

  • 1. Aan het dagelijks bestuur blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van een besluit en het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling, neergelegd in een document, gericht tot:

    • a.

      de Koningin;

    • b.

      de Raad van Ministers of een daaruit gevormde onderraad of een commissie;

    • c.

      een minister of een staatssecretaris;

    • d.

      de Voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of de Voorzitter van een uit een van die Kamers gevormde commissie;

    • e.

      de Nationale Ombudsman.

  • 2. Aan het dagelijks bestuur blijft eveneens voorbehouden de bevoegdheid tot het:

    • a.

      nemen van besluiten die op grond van wettelijke bepalingen of naar de aard van de bevoegdheid zijn voorbehouden aan het dagelijks bestuur;

    • b.

      vaststellen van beleid binnen het kader van beleid dat is vastgesteld door het algemeen bestuur;

    • c.

      nemen van besluiten op bezwaar tegen niet-fiscale besluiten van het waterschap;

    • d.

      nemen van besluiten tot verlening van een vergunning of ontheffing aan het Waterschap      Rivierenland zelf;

    • e.

      nemen van besluiten en verrichten van handelingen inzake het verwerven, vervreemden en bezwaren van onroerende zaken met een waarde groter dan € 25.000 per geval tot een maximum van € 250.000,-- per geval;

    • f.

      nemen van besluiten inzake:

    • het vaststellen van intern werkende regelingen;

    • onderwerpen waarover overleg moet plaatsvinden in de commissie voor georganiseerd overleg op grond van de Sectorale arbeidsvoorwaarden regelingen van het waterschapspersoneel (SAW);

    • onderwerpen waarvoor de Ondernemingsraad advies- of instemmingsrecht heeft op grond van de Wet op de ondernemingsraden;

    • g.

      nemen van besluiten en verrichten van handelingen inzake:

    • de rechtspositie van de secretaris-directeur, voor zover deze niet behoren tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur;

    • aanstelling, schorsing en ontslag van de directeuren en de hoofden van de stafafdelingen;

    • ontslag anders dan op eigen verzoek van de medewerkers.

  • 3. Aan het dagelijks bestuur blijft tevens voorbehouden de bevoegdheid tot het verrichten van een andere handeling dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling ten opzichte van een van de in het eerste lid genoemden.

  • 4. Het derde lid geldt niet ten aanzien van handelingen ten opzichte van de in het eerste lid onder e. genoemde, voorzover het stukken betreft die van louter informatieve aard zijn.

Artikel 3 Mandaat secretaris-directeur

  • 1. Onverminderd artikel 2, verleent het dagelijks bestuur aan de secretaris-directeur mandaat ten aanzien van aangelegenheden die, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, naar aard en inhoud niet een zodanig gewicht hebben, dat zij door het dagelijks bestuur behoren te worden afgedaan.

  • 2. Bij afwezigheid van de secretaris-directeur, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de plaatsvervangend secretaris-directeur.

Artikel 4  Mandaat aan andere functionarissen

Het dagelijks bestuur verleent mandaat aan andere functionarissen dan de secretaris-directeur, indien dat gelet op de aard van de bevoegdheid aangewezen is.

Artikel 5 Ondermandaat

  • 1. De secretaris-directeur wordt toegestaan van het aan hem verleende mandaat ondermandaat te verlenen aan:

    • een directeur, een hoofd of

    • een andere onder hem ressorterende functionaris.

  • 2. De secretaris-directeur wordt de bevoegdheid verleend tot het geven van nadere instructies aan een functionaris als bedoeld in het eerste lid, omtrent de mate waarin en de werkwijze waarop gebruik dient te worden gemaakt van het aan hem verleende ondermandaat.

  • 3.

    • a.

      De secretaris-directeur kan bij de verlening van het ondermandaat, bedoeld in het eerste lid, aan een directeur of een hoofd als bedoeld in het eerste lid sub a, toestaan dat deze vervolgens ondermandaat verleent aan een onder hem ressorterende functionaris, zijnde een afdelingshoofd dan wel een coördinator.

    • b.

      De functionaris als bedoeld onder het derde lid sub a., zijnde een afdelingshoofd, kan van het aan hem verleende ondermandaat vervolgens weer ondermandaat verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris, zijnde een onderafdelingshoofd, een projectleider of een coördinator.

  • 4.

    • a.

      De secretaris-directeur kent aan een directeur of een hoofd als bedoeld in het eerste lid sub a., bij de toepassing van het derde lid sub a., de bevoegdheid toe nadere instructies te geven aan een onder de directeur of hoofd ressorterende functionaris, omtrent de mate waarin en de werkwijze waarop gebruik dient te worden gemaakt van het verleende ondermandaat.

    • b.

      Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op de directeur of het hoofd bij de verlening van het ondermandaat als bedoeld in het derde lid sub b.

  • 5. In het besluit tot het verlenen van ondermandaat vermeldt de mandaatgever welke bevoegdheden bij afwezigheid van de gemandateerde worden uitgeoefend door de als zodanig benoemde plaatsvervanger van de gemandateerde.

  • 6. Het verlenen van ondermandaat door de directeuren en hoofden als bedoeld in het eerste lid sub a. en afdelingshoofden is alleen mogelijk voor aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van betrokkene en die naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door de mandaatgever zelf.

  • 7. Besluiten van een directeur of een hoofd of van een afdelingshoofd tot verlening van het ondermandaat, bedoeld in het derde lid, alsmede door een directeur of een hoofd of een afdelingshoofd, bedoeld in het eerste lid onder b., gegeven nadere instructies als bedoeld in het vierde lid, dienen dadelijk ter kennis van de secretaris-directeur te worden gebracht.

Artikel 6 Algemene voorwaarden mandaat en ondermandaat

  • 1. Het (onder)mandaat geldt niet voor zaken waarvoor geen beleid is vastgesteld.

  • 2. Het (onder)mandaat moet worden uitgevoerd met inachtneming van het terzake bestuurlijk vastgestelde beleid en met inachtneming van de geldende regelingen voor opdracht en tekenbevoegdheid en met inachtneming van de vastgestelde Regeling van de organisatie van het financieel beheer:

  • 3. De (onder)gemandateerde besluiten, die mede betrekking hebben op andere directies of (staf)afdelingen dan die van de gemandateerde, worden niet genomen dan na verkregen advies van en in overeenstemming met de desbetreffende gemandateerde. Bij blijvend verschil van inzicht, beslist de naasthogere mandaatgever.

  • 4. Bij twijfel over de vraag of mandaat van toepassing is, pleegt de secretaris-directeur overleg met de dijkgraaf, plegen de directeuren en de hoofden overleg met de secretaris-directeur, de overige functionarissen met de naasthogere mandaatgever.

  • 5. De gemandateerde verschaft de mandaatgever periodiek, tenminste halfjaarlijks, of op diens verzoek een rapportage over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 7 Volmacht en machtiging

  • 1. Onverminderd artikel 2, verleent het dagelijks bestuur aan de secretaris-directeur volmacht en machtiging ten aanzien van aangelegenheden die naar aard en inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het dagelijks bestuur behoren te worden afgedaan.

  • 2. De secretaris-directeur wordt toegestaan de aan hem verleende volmacht en machtiging aan de in artikel 5, eerste lid, genoemde functionarissen door te geven.

  • 3. De artikelen 5, tweede tot en met het zevende lid, en 6 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het dagelijks bestuur verleent volmacht en machtiging aan andere functionarissen dan de secretaris-directeur, voorzover dat gelet op de aard van de bevoegdheid aangewezen is.

Artikel 8 Ondertekening

Het in een document vastleggen van een besluit, een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling, vastgesteld op basis van mandaat, volmacht of machtiging vermeldt aan het slot:

Hoogachtend,

namens het college van dijkgraaf en heemraden van

Waterschap Rivierenland,

de functie van de gemandateerde/gevolmachtigde/gemachtigde,

gevolgd door de handtekening en de naam van de gemandateerde/gevolmachtigde/gemachtigde.

Artikel 9 Overgangsbepaling bestaande mandaten, machtigingen en volmachten

Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening vervallen:

  • de Mandaatregeling vastgesteld door het voorlopig algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland op 2 januari 2002;

  • de Mandaatverordening van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch van 9 april 1997, inclusief het daarbij behorend schema, aangevuld bij besluiten van 23 april 1997 en van 9 februari 2000 en 16 augustus 2000;

  • de Mandaatregeling van het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden d.d. 21 mei 2001, inclusief de daarbij behorende lijst van door het college van dijkgraaf en hoogheemraden te mandateren bevoegdheden.en de instructie van het ondertekeningsmandaat d.d. 10 juli 2001;

  • Het algemeen mandaat- en volmachtbesluit van Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden d.d. 10 december 2002, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 mei 2004, alsmede daarop gebaseerde ondermandaatbesluiten en het algemeen vertegenwoordigingsbesluit van de voorzitter van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden d.d. 16 april 2002.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: mandaatregeling.

Artikel 12 Bekendmaking

Dit besluit zal bekend gemaakt worden in de regionale dag- en huis-aan-huisbladen en in afschrift worden gezonden aan de provincie Gelderland, de provincie Noord Brabant, de provincie Zuid-Holland en de provincie Utrecht, de secretaris-directeur en de functionarissen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a. en b. van dit besluit.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Waterschap Rivierenland op 3 januari 2005,

de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans.                               

de  voorzitter, ir. G.N. Kok.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Dit artikel geeft de besluiten, rechtshandelingen en andere handelingen aan waarvoor het dagelijks bestuur geen mandaat, volmacht of machtiging kan verlenen. Deze bevoegdheden kunnen dus niet op ambtelijk niveau uitgeoefend worden.

Het eerste lid noemt de geadresseerden van documenten waaraan het dagelijks bestuur zich direct richt.

Het tweede lid onder a is een algemene bepaling. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een  bestuursorgaan mandaat kan verlenen tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. In artikel 10:3 tweede lid geeft de Awb  enkele voorbeelden van gevallen waarin mandaat in ieder geval niet wordt verleend:

  • het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien;

  • het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met volstrekte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen de mandaatverlening verzet;

  • het beslissen op een beroepschrift;

  • het vernietigen van of het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.

Voorts bepaalt het derde lid van artikel 10:3 Awb dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.

Wanneer de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet, kan ook de Awb niet precies zeggen. Behalve dat mandaat van een bevoegdheid gewoon niet is toegestaan, kan dat ook het geval zijn in concreto: niet in deze omstandigheden, of in deze omvang of aan deze gemandateerde of onder deze voorwaarden. Een mandaatbesluit mag niet voor velerlei uitleg vatbaar en onduidelijk zijn, op straffe van onverbindendverklaring van het mandaat door de rechter.

Het tweede lid onder c geeft uitvoering aan de bestuursrechtelijke regel dat mandaat om te beslissen op bezwaarschrift niet wordt verleend aan de instantie/functionaris die bevoegd is om het oorspronkelijke besluit in mandaat te nemen.

Er zijn drie redenen om de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschrift aan het dagelijks bestuur te houden: ten eerste om de eenheid van besluitvorming te bewaren, ten tweede om te voorkomen dat in bezwaar geen onafhankelijke heroverweging plaats zou vinden, en ten derde de wijze van tot stand komen van een besluit op bezwaarschrift, met advies van een onafhankelijke adviescommissie.

Fiscale bezwaarschriften volgen een andere procedure en zijn daarom hier uitgezonderd. De uitvoering van de heffing van waterschapsbelastingen is op grond van de Waterschapswet per 1 januari 1998 geattribueerd aan de ambtenaar belast met de heffing. Bezwaarschriften worden door hem afgedaan. Beroep vindt plaats bij de rechter. Kwijtschelding is geattribueerd aan de ambtenaar belast met de invordering.

Onder d staat vermeld dat alleen het dagelijks bestuur vergunningen mag verlenen die het waterschap aan zichzelf verleent, bijvoorbeeld een Wvo-vergunning voor het lozen van effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap op oppervlaktewater binnen het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland.

Onder e staan de transacties inzake het verwerven, vervreemden en bezwaren van onroerende zaken met een waarde groter dan € 25.000 per geval tot een maximum van € 250.000,-- per geval. Hierover beslist het dagelijks bestuur. In de toekomst zal dit bedrag mogelijk hoger gelegd worden. Kleinere transacties kunnen met volmacht op één of meer niveaus lager dan het dagelijks bestuur verricht worden. Het verlenen/vestigen/opheffen van zakelijke rechten en het verlenen of verkrijgen van gebruiksrechten zal op een lager niveau plaats kunnen vinden.

Transacties in het kader van de dijkverbetering zijn niet langer uitgezonderd. Aangezien het aantal transacties dat speelt met betrekking tot de dijkverbetering drastisch is verminderd, is er momenteel geen reden deze transacties nog langer uit te zonderen.

Onder f: het vaststellen van intern werkende regelingen, voornamelijk rechtspositionele regelingen, kan niet gemandateerd worden. De commissie voor georganiseerd overleg overlegt over de onderwerpen die in artikel 2.1.1. van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel (SAW) staan. De Ondernemingsraad heeft advies- en instemmingsrecht over de onderwerpen genoemd in de artikelen 25 en 27 van de Wet op de Ondernemingsraden. De bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden verricht handelingen overeenkomstig zijn volmacht en machtiging.

Onder g: het algemeen bestuur is bevoegd ingevolge de Waterschapswet te besluiten over aanstelling, schorsing en ontslag van de secretaris. Ook het nemen van organisatorische maatregelen die gevolgen hebben voor de hoofdstructuur van het waterschap behoort tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur.

De rechtspositionele besluiten die tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur behoren zijn voor de duidelijkheid in dit artikel vermeld.

De overige rechtspositionele besluiten kan het dagelijks bestuur in principe mandateren. In verband met de eenheid van uitvoering met betrekking tot rechtspositionele zaken, kan het wenselijk zijn de bevoegdheid om te beslissen op grond van rechtspositieregelingen waarover beslissingsvrijheid bestaat in één hand te leggen.

Artikel 4

In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur direct mandaat verlenen aan andere functionarissen dan de secretaris-directeur. Gedacht wordt aan een mandaat aan de buitengewone opsporingsambtenaren van het waterschap terzake van het toepassen van bestuursdwang in spoedeisende gevallen en de schikkingsbevoegdheid voor overtredingen van de Keur.

Artikel 5

In artikel 5 kent het algemeen bestuur aan de secretaris-directeur de bevoegdheid toe om van het aan hem verleende mandaat ondermandaat te verlenen. Daarbij kan aan degene aan wie een dergelijk ondermandaat wordt verleend, tevens de bevoegdheid worden toegekend om op zijn beurt weer ondermandaat te verlenen, en zo verder tot het laatste niveau van projectleiders, onderafdelingshoofden en coördinatoren. Daarnaast kan de secretaris-directeur ook rechtstreeks mandaat verlenen aan een niet-rechtstreeks ondergeschikte medewerker.

Artikel 6

Dit artikel betreft de voorwaarden waaronder de bevoegdheid in mandaat en ondermandaat wordt uitgeoefend. De mandaatgever bepaalt de frequentie van de inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid door de gemandateerde, met de beperking dat ten minste halfjaarlijks een rapportage over de uitoefening van de bevoegdheid dient plaats te vinden. Een goede inrichting van de informatievoorziening is hierbij van belang.

Artikel 7

Op grond van artikel 7 geldt met betrekking tot volmacht en machtiging hetzelfde als ten aanzien van het mandaat.

Artikel 9

De bestaande, schriftelijke en mondelinge mandaten, machtigingen en volmachten van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden en Zuiveringssschap Hollandse Eilanden en Waarden vervallen met ingang van de inwerkingtreding van de onderhavige mandaatregeling van Waterschap Rivierenland.

Algemene regels betreffende de verlening en de uitoefening van mandaten, zoals deze bij afzonderlijk besluit zijn vastgesteld door  Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden en Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden worden ingetrokken. Door het vervallen van de betreffende mandaatregelingen vervallen van rechtswege de daarop gebaseerde ondermandaatbesluiten.