Besluit tijdelijke regulering lozingen van afstromend regenwater van doorgaande wegen

Geldend van 27-07-2007 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 20-10-2006

Intitulé

Besluit tijdelijke regulering lozingen van afstromend regenwater van doorgaande wegen

Hoofdstuk 1 Samenvatting

Momenteel zijn in Nederland veel projecten gaande ter verbetering van de wegeninfrastructuur. In de meeste gevallen betreft het de verbreding van bestaande wegen. Binnen de grenzen van het beheersgebied ziet Waterschap Rivierenland er op toe dat de uitvoering van deze projecten geen nadelige gevolgen met zich meebrengt voor de locale waterhuishouding. Hiervoor maakt het waterschap gebruik van instrumenten als keurontheffing en Wvo-vergunning.

Lozingen op oppervlaktewater van afstromend regenwater afkomstig van wegen, bruggen en verzorgingsplaatsen vallen momenteel onder de Wvo-vergunningplicht. Naar verwachting zal deze categorie lozingen vanaf 2008 worden gereguleerd door algemene regels. Voorgesteld wordt om voor de duur van de overgangsperiode (naar een stelsel van algemene regels) deze categorie lozingen toe te staan onder verstrekking van gedoogbeschikkingen. Ten tweede wordt voorgesteld om de aanbevelingen uit het CIW-rapport ‘Afstromend wegwater’ als beleidsuitgangspunt vast te stellen bij de beoordeling van aanvragen inzake voornoemde categorie lozingen. Tot slot wordt voorgesteld om de bevoegdheid tot het afgeven van gedoogbeschikkingen te mandateren aan het hoofd van de afdeling Vergunningen. 

Hoofdstuk 2 Inleiding

Autoverkeer produceert milieubelastende stoffen. De niet gasvormige stoffen komen terecht op het wegdek of verwaaien naar de wegberm en verdere omgeving. Door afspoeling met regenwater (run-off) komen verontreinigingen van wegen, bruggen, viaducten etc. in bermen en oppervlaktewater terecht.

In het CIW-rapport “Afstromend wegwater” worden maatregelen en voorzieningen beschreven waarmee de belasting van het oppervlaktewater door verontreinigd afstromend regenwater effectief  kan worden verminderd. Gelet op het feit dat er momenteel in Nederland veel reconstructieprojecten van doorgaande wegen in voorbereiding of uitvoering zijn is dit het juiste moment voor de   implementatie van de aanbevelingen uit het CIW-rapport. Volgens de vigerende regelgeving zouden de noodzakelijke maatregelen kunnen worden afgedwongen door middel van een Wvo-vergunning. Dit wordt intern ambtelijk als een te zwaar instrument beschouwd te meer daar lozingen van afstromend wegwater binnen afzienbare tijd zullen worden gereguleerd door algemene regels. In deze nota wordt  daarom voorgesteld om, tot het van kracht worden van deze algemene regels, aanvragen voor lozingen van afstromend regenwater te reguleren door middel van  gedoogbeschikkingen met inachtneming van de aanbevelingen uit het CIW-rapport.

Hoofdstuk 3 Inhoud

Nadere toelichting

Op veel plaatsen in Nederland zijn momenteel reconstructieprojecten van doorgaande wegen (rijks- en provinciale wegen) in voorbereiding of in uitvoering. In bijlage 1 wordt een opsomming gegeven van de projecten binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Bij de planvorming voor deze projecten is Waterschap Rivierland betrokken om de belangen vanuit kwantiteits- en kwaliteitsbeheer veilig te stellen. Dit gebeurt door uitvoering van de watertoets. Met de initiatiefnemers (Rijkswaterstaat, provincie, gemeenten) wordt onder andere overlegd op welke wijze de belasting van oppervlaktewater langs wegen dient worden voorkomen of verminderd. Het gaat hierbij niet alleen om regenwater van wegen dat afstroomt naar oppervlaktewater maar ook om afstromend regenwater van bijvoorbeeld rotondes, bruggen, viaducten en verzorgingsplaatsen dat via een lozingspijp wordt geloosd op oppervlaktewater. Deze lozingen zijn op grond van artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren vergunningplichtig.

De lozing van milieubelastende stoffen vanaf wegen en functioneel daarmee verbonden objecten is substantieel vergeleken met de totale lozing vanuit diffuse bronnen. Daarom zijn effectieve maatregelen en voorzieningen nodig ter bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit. In het rapport ‘Afstromend wegwater’(april 2002) worden hiertoe door de Commissie Integraal Waterbeheer aanbevelingen gedaan.  Omdat het werken met vergunning- en ontheffingprocedures voor lozingen van afstromend wegwater in de praktijk tijdrovend blijkt te zijn komt de Commissie ook met de aanbeveling om deze emissies te reguleren door middel van algemene regels. Deze suggestie is door de minister overgenomen. In de  ‘Beleidsbrief regenwater’ die medio 2004 aan de Tweede Kamer is toegezonden kondigt de minister aan dat de individuele vergunning-/ontheffingplicht voor alle regenwaterlozingen zal worden opgeheven en zal worden vervangen door een stelsel van algemene regels. Slechts in bijzondere gevallen zouden door de waterbeheerder nadere eisen kunnen worden gesteld aan directe lozingen van regenwater.

Inmiddels is het ‘Besluit lozing afvalwater niet-inrichtingen’ in voorbereiding waarin het onderwerp afstromend wegwater zal worden geregeld. De verwachting is dat dit besluit vòòr 1 januari 2008 in werking treedt.

Gelet op de geschetste ontwikkelingen moet worden geconcludeerd dat regulering van deze categorie lozingen door middel van de Wvo-vergunningplicht momenteel een te zwaar middel is. Voorgesteld wordt om;

  • de aanbevelingen uit het CIW-rapport als beleid vast te stellen

  •  in deze overgangsituatie (naar een stelsel van algemene regels) gedoogbeschikkingen te verstrekken met inachtneming van de aanbevelingen uit het CIW-rapport.

Voorwaarden gedoogbeschikkingen

Met betrekking tot de totstandkoming en naleving van de gedoogbeschikkingen voor hier bedoelde categorie lozingen zijn een aantal aspecten van belang.

De betreffende gedoogbeschikkingen worden alleen verstrekt op basis van een ontvankelijke aanvraag in het kader van de aanleg van nieuwe wegen of reconstructie van bestaande wegen en alleen in gevallen waarin de lozingssituatie in de toekomst wordt gereguleerd door algemene regels.

De gedoogbeschikkingen worden verleend onder verwijzing naar de maatregelen en voorzieningen (voor zover van toepassing) conform het CIW-rapport. Voor het geval de betrokken wegbeheerder zich hieraan niet zou houden, kan het waterschap de beschikking intrekken. Er is in dat geval sprake van een overtreding, namelijk het lozen zonder vergunning. Indien wordt overgegaan tot handhaving moet daarvoor dus eerst een besluit tot intrekking van de gedoogbeschikking worden genomen. Een in een gedoogbeschikking opgenomen voorwaarde (voorschrift) kan namelijk niet met behulp van bestuursdwang of een last onder dwangsom worden gehandhaafd. Schending van een dergelijk voorschrift kan wél aanleiding vormen tot het intrekken van die gedoogbeschikking en via die weg leiden tot een bestuursdwangbesluit waarbij wordt gelast een einde te maken aan de voorheen gedoogde situatie. Indien een wegbeheerder weigert een aanvraag in te dienen kan het waterschap eveneens handhavend optreden.

Mandatering gedoogbeschikking

De bevoegdheid tot het verlenen van gedoogbeschikkingen berust in beginsel bij het college van dijkgraaf en heemraden. Uit oogpunt van doelmatigheid is het wenselijk de bevoegdheid tot het verlenen van gedoogbeschikkingen voor onderhavige categorie lozingen te mandateren aan het hoofd van de afdeling Vergunningen. Net als bij het intrekken van ontheffingen het geval is, blijft de bevoegdheid tot het intrekken van gedoogbeschikkingen voorbehouden aan het college van dijkgraaf en heemraden.

Voorgesteld wordt om met inachtneming van de Nota gedoogbeleid zoals vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden op 24 juni 2004, de bevoegdheid tot het afgeven van gedoogbeschikkingen in verband met het lozen van afstromend regenwater van doorgaande wegen  te mandateren aan het hoofd van de afdeling Vergunningen. In geval publicatie van de gedoogbeschikking niet aan de orde is ( zie ook onder ‘Wijze van communicatie’ ) dan wordt het CDH achteraf over de verleende gedoogbeschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 4 Financiële consequenties

Niet van toepassing

Hoofdstuk 5 Advies van Ondernemingsraad/GO

Niet van toepassing

Hoofdstuk 6 Wijze van communiceren

Het mandaatbesluit moet op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht bekend worden gemaakt.

In het gedoogbeleid is opgenomen dat alleen tot publicatie van de gedoogbeschikking wordt overgegaan indien het omvangrijke en/of politiek gevoelige activiteiten (bij een ondefinieerbare groep belanghebbenden) betreft met verdergaande effecten voor de waterkering, de waterkwaliteit, de waterkwantiteit of de vaarwegen. Hiervan wordt vooraf melding gemaakt aan de verantwoordelijke portefeuillehouders.

In geval publicatie van de gedoogbeschikking niet aan de orde is, dan wordt deze alleen toegezonden aan betrokkenen.

Hoofdstuk 7 Advies van bestuurlijke commissie(s) en eventuele reactie

Niet van toepassing.

Hoofdstuk 8 Advies/voorstel om te besluiten

Voorgesteld wordt om;

  • de aanbevelingen uit het CIW-rapport ‘Afstromend wegwater’ als beleidsuitgangspunt vast te stellen  bij de behandeling van aanvragen betreffende lozingen van afstromend regenwater van wegen en functioneel daarmee verbonden objecten zoals bruggen, viaducten, verzorgingsplaatsen etc.

  • voor de duur van de overgangsperiode naar een stelsel van algemene regels, deze categorie lozingen toe te staan onder verstrekking van een gedoogbeschikking

  • de bevoegdheid tot het afgeven van gedoogbeschikkingen voor deze categorie lozingen te mandateren aan het hoofd van de afdeling Vergunningen.  

Bijlage Overzicht weg reconstructieprojecten (casussen sinds medio 2005)

Overzicht weg reconstructieprojecten (casussen sinds medio 2005)

Initiatiefnemer

Betreft

Rijkswaterstaat, directie No-Bra

Verbreding A2, Zaltbommel - Empel

Rijkswaterstaat, directie Oost-Nederland

Verbreding A2, traject Culemborg - Deil

Rijkswaterstaat, directie Oost-Nederland

Verbreding A50, traject Valburg - Grijsoord

Rijkswaterstaat, directie Oost-Nederland

Verbreding A50, traject Ewijk - Valburg

Provincie Noord Brabant

N283, rotondes Nieuwe Steeg en Oude Kerkstraat

Provincie Noord Brabant

N283, rotonde Polstraat Aalburg

Provincie Gelderland

Doortrekking Maas- en Waalweg

Rijkswaterstaat, directie Utrecht 

A27

Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland

A 15, traject Papendrecht-Gorinchem

KAN

Waalsprong

Besluit

Agenda punt:         

Registratie nr.:  2006-19869

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland

gelezen het voorstel van het directieteam;

gelet op de desbetreffende bepalingen van het delegatiebesluit van Waterschap Rivierenland, vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 20 mei 2005;

gelet op de desbetreffende bepalingen van de Waterschapswet en het algemeen reglement van Waterschap Rivierenland;

Besluit:

Voorgesteld wordt om;

  • de aanbevelingen uit het CIW-rapport ‘Afstromend wegwater’ als beleidsuitgangspunt vast te stellen  bij de behandeling van aanvragen betreffende lozingen van afstromend regenwater van wegen en functioneel daarmee verbonden objecten zoals bruggen, viaducten, verzorgingsplaatsen etc.

  • voor de duur van de overgangsperiode naar een stelsel van algemene regels, deze categorie lozingen toe te staan onder verstrekking van een gedoogbeschikking

  • de bevoegdheid tot het afgeven van gedoogbeschikkingen voor deze categorie lozingen te mandateren aan het hoofd van de afdeling Vergunningen.  

aldus besloten in de vergadering d.d. 20 oktober 2006

het college van dijkgraaf en heemraden voornoemd,

de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans.             

de dijkgraaf, ir. G.N. Kok.