Regeling vervallen per 07-12-2023

Verordening behandeling bezwaren en klachten

Geldend van 05-03-2010 t/m 06-12-2023

Intitulé

Verordening behandeling bezwaren en klachten

I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    een bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een andere persoon met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover hun bevoegdheid betreffende, van Waterschap Rivierenland;

  • b.

    het dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;

  • c.

    het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;

  • d.

    de wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb), Stb. 1994, 1, inclusief latere wijzigingen;

  • e.

    de commissie: een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb, belast met de advisering over bezwaarschriften;

  • f.

    bezwaarschrift: een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:5 van de wet;

  • g.

    klaagschrift: een klaagschrift als bedoeld in artikel 9:4 van de wet.

Artikel 2 Commissie

Er zijn twee commissies ter voorbereiding van de beslissing op ingediende bezwaarschriften, zoals genoemd in artikel 3 en artikel 4 van deze verordening. De bepalingen in deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de werkwijze van beide commissies.

Artikel 3 Adviescommissie RPZ

  • 1. Er is een adviescommissie voor de bezwaar- en klaagschriften inzake rechtspositionele zaken, hierna te noemen als 'adviescommissie RPZ'.

  • 2. De commissie heeft tot taak de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften, als bedoeld in artikel 7:13 van de wet, inzake personeelsaangelegenheden, met uitzondering van de situaties zoals genoemd in artikel 7:3 Awb.

  • 3. Voorts heeft de commissie tot taak het behandelen van en het adviseren over de te nemen beslissing op klaagschriften, als bedoeld in artikel 9:14 van de wet, inzake personeelsaangelegenheden.

Artikel 4 Adviescommissie Awb

  • 1. Er is een adviescommissie voor de overige bezwaar- en klaagschriften, hierna te noemen als 'adviescommissie Awb'.

  • 2. De commissie heeft tot taak de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften als bedoeld in artikel 7:13 van de wet, met uitzondering van bezwaarschriften op fiscaal en op rechtspositioneel gebied en met uitzondering van de situaties zoals genoemd in artikel 7:3 Awb.

  • 3. Voorts heeft de commissie tot taak het behandelen van en het adviseren over de te nemen beslissing op klaagschriften, als bedoeld in artikel 9:14 van de wet, met uitzondering van klaagschriften over bemonstering en analyse van monsters of wel over de werkwijzen, procedures en handelingen van de afdeling Laboratorium, en klaagschriften betreffende rechtspositionele zaken.

Artikel 5 Beslissing op bezwaarschriften en op klaagschriften

  • 1. Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaarschriften en op de bij hem ingediende klaagschriften na advies van de commissie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is een advies van de commissie niet vereist in de situaties zoals genoemd in artikel 7:3 Awb.

Artikel 6 Samenstelling commissie

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur, op voordracht van het dagelijks bestuur. Op dezelfde wijze wordt een voldoende aantal plaatsvervangende leden benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 2. Tot lid of voorzitter is niet benoembaar een persoon die deel uitmaakt of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 3. De leden van de commissie regelen de vervanging van de voorzitter.

  • 4. Indien een lid van de commissie verhinderd is een zitting bij te wonen, verzoekt hij zijn plaatsvervanger die zitting bij te wonen.

  • 5. Ten behoeve van de benoeming van de adviescommissie RPZ wordt:

    • één lid (met een plaatsvervanger) voorgedragen door de werknemers, vertegenwoordigd in de commissie voor georganiseerd overleg van het waterschap;

    • één lid (met een plaatsvervanger) voorgedragen door het dagelijks bestuur;

    • één lid (met een plaatsvervanger), tevens voorzitter van de commissie, in overleg voorgedragen door het dagelijks bestuur en de werknemers, vertegenwoordigd in de commissie voor georganiseerd overleg.

Artikel 7 Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie treden af na een periode van vier jaren. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 3. De aftredende voorzitter en leden van de commissie blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 8 Secretariaat

Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen ambtenaar. Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers aan. Zowel de secretaris als zijn plaatsvervanger(s) zijn geen lid van de commissie.

II Behandeling van bezwaarvoorschriften

Artikel 9 Ontvangst bezwaarschrift

Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

Artikel 10 Inlichtingen en advies

  • 1. De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en deze zonodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen.

Artikel 11 Plaats en tijdstip zitting

De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

Artikel 12 Uitnodiging zitting

  • 1. De voorzitter van de commissie deelt de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan tenminste twee weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2. Indien één of meer belanghebbenden of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerst lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste twee weken voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

Artikel 13 Uitoefening van bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1, tweede lid, artikel 6:6 en 7:6, vierde lid, van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.

Artikel 14 Quorum

Voor het houden van de zitting is vereist dat de meerderheid van de commissie, waaronder de voorzitter dan wel diens plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 15 Onpartijdigheid voorzitter en leden commissie

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van, en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 16 Openbaarheid zitting

  • 1. De zitting van de commissie is openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten, indien de voorzitter of een van leden van de commissie dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende of het bestuursorgaan daartoe verzoekt.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 17 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting, doch voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en belanghebbenden toegezonden.

  • 2. De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting. De commissie beslist op een dergelijk verzoek.

  • 3. Op een zitting als bedoeld in het voorgaande lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de zitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

III Behandeling van klaagschriften

Artikel 18 Ontvangst klaagschrift

  • 1. Op het ingediende klaagschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bestuursorgaan stelt het klaagschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

Artikel 19 Het horen in geval van een klaagschrift

  • 1. De voorzitter van de commissie beslist over de wijze waarop de indiener van het klaagschrift en degene op wiens gedraging dat klaagschrift betrekking heeft, worden gehoord.

  • 2. De voorzitter van de commissie beslist tevens of de in het vorige lid bedoelde personen in elkaars aanwezigheid worden gehoord.

IV Overige gemeenschappelijke bepalingen voor de behandeling van bezwaarschriften en klaagschriften

Artikel 20 Verslaglegging zitting

  • 1. Van elke zitting stelt de secretaris een verslag op.

  • 2. Het verslag van de zitting als bedoeld in artikel 7:7 van de wet, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en/of hun gemachtigden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 3. Het verslag van de zitting als bedoeld in artikel 9:10, derde lid, van de wet vermeldt de namen van de aanwezige klager en/of hun gemachtigden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 4. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien de te onderscheiden belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 5. Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 6. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 21 Advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2.

    • a.

      De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

    • c.

      Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan over de te nemen beslissing op het bezwaarschrift of over de te nemen beslissing op het klaagschrift.

  • 4. Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 22 Verdaging van de beslissing

  • 1. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 9:11, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het klaagschrift door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 23 Overgangsbepaling

De adviescommissie RPZ, zoals die bij besluit van 8 maart 2002 is ingesteld door het algemeen bestuur van het Waterschap Rivierenland, wordt geacht te zijn ingesteld als de adviescommissie RPZ op basis van artikel 3, eerste lid, van deze verordening.

Artikel 24 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2005.

2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, vervallen:

  • de Tekstuitgave verordening werkwijze commissie awb van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden van 24 november 1993, gewijzigd bij besluit van 5 juni 1996 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 juni 2000;

  • de Verordening inzake de instelling en werkwijze van de commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften ingevolge het Reglement Organieke functiebeschrijving, -waardering, -toekenning voor het personeel van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, zoals vastgesteld bij besluit van de Vergadering van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden van 21 mei 2001;

  • de Klachtenregeling hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden van 20 december 1994,  gewijzigd bij besluit van 12 oktober 1999;

  • de Verordening behandeling van klachten Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch 1994, zoals vastgesteld bij besluit van de Vergadering van Hoofdingelanden van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch van 22 juni 1994;

  • de Verordening behandeling bezwaren Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch 2001, zoals vastgesteld bij besluit van de Vergadering van Hoofdingelanden van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch van 20 juni 2001;

  • de Verordening behandeling bezwaren en klachten voor het waterschap Rivierenland, zoals vastgesteld door het voorlopig algemeen bestuur van het waterschap Rivierenland bij besluit van 2 januari 2002;

  • de Verordening behandeling bezwaren en klachten voor het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, zoals vastgesteld door de Verenigde Vergadering van het Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden bij besluit van 9 december 1993, gewijzigd bij besluit van 11 april 1996, voor zover deze betrekking had op het beheersgebied welke nu deel uitmaakt van Waterschap Rivierenland;

met dien verstande dat deze verordeningen hun werking behouden ten aanzien van besluiten en, indien de betreffende verordening mede daarop van toepassing is, gedragingen, die dateren van vóór het tijdstip van inwerkingtreding, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

3. In aanvulling op het bepaalde in het vorige lid zullen de taken van de commissies in de aldaar genoemde verordeningen worden overgenomen door de adviescommissies van Waterschap Rivierenland.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 3 januari 2005.

de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans.

de voorzitter, ir. G.N. Kok.

Toelichting bij de verordening behandeling bezwaren en klachten voor het waterschap Rivierenland

Artikel 1

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen dat binnen het gehele bestuursrecht van toepassing is. De daar omschreven begrippen hoeven in de onderhavige verordening dan ook niet te worden beschreven. Het begrip "bestuursorgaan", dat in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, aanhef en onder a, van de verordening nader geconcretiseerd in die zin dat de bestuursorganen van het waterschap met name worden genoemd. Van "een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed" is sprake, indien bevoegdheden van de genoemde bestuursorganen bij besluit zijn gedelegeerd.

Artikel 4

De afdeling Laboratorium heeft als algemene taak het bemonsteren van opgegeven locaties en analyseren van (aangeboden) monsters volgens afgesproken levertijden en vastgestelde kwaliteitseisen. Klachten over bemonstering en analyse of wel over de werkwijzen, procedures en handelingen van de afdeling Laboratorium worden uitgesloten van de taken van de adviescommissie Awb. Uit praktische overwegingen en gezien de aard van klachten is het niet zinvol de aanvullende klachtenadviesprocedure van toepassing te verklaren op producten en werkwijzen van het laboratorium. De afdeling Laboratorium hanteert een eigen "standaardprocedurevoorschrift" voor de registratie en behandeling van klachten.

Artikel 5

Dit artikel regelt de taakafbakening van de commissie: pas na advies van de commissie beslist het bestuursorgaan op de bij hem ingediende bezwaren of over de ingediende schriftelijke klachten. In alle gevallen behoudt het bestuursorgaan de verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke afhandeling.

De klachtenadviesprocedure van afdeling 9.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht Awb zal in de praktijk niet altijd gevolgd worden. Uitgangspunt van hoofdstuk 9 van de Awb is dat de het bestuursorgaan moet zorgen voor een zorgvuldige afdoening van een klacht, zie artikel 9:2 Awb. Dat kan op formele of informele wijze geschieden. Iedere informele vorm van afdoening is mogelijk, mits dat gebeurt naar tevredenheid van de klager, artikel 9:5 Awb. De schriftelijke procedure van afdeling 9.1.2 en 9.1.3 Awb hoeft niet meer gevolgd te worden, indien een klacht mondeling dan wel schriftelijk is afgedaan en de klager een bevredigend antwoord heeft gekregen.

Artikel 9:8 Awb noemt de gevallen indien een bestuursorgaan niet verplicht, maar wel bevoegd is een schriftelijke klacht te behandelen: bijvoorbeeld bij een herhaalde klacht, of wanneer de gedraging langer dan een jaar voor indiening van klaagschrift heeft plaatsgevonden.

Ten slotte kan worden afgezien van het horen van de klager indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, zie artikel 9:10, tweede lid, Awb.

Artikel 6

Artikel 7:13 Awb bevat enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van de commissie (minimum bezetting en onafhankelijke voorzitter). De Awb schrijft slechts voor, dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Er is gekozen om deze onafhankelijke positie niet alleen voor de voorzitter, maar ook voor de leden van de commissie te waarborgen. De benoeming, schorsing en het ontslag van de voorzitter en de leden is in de verordening in handen gelegd van het algemeen bestuur, op voordracht van het dagelijks bestuur.

In het vijfde lid is een bijzonderde wijze van benoeming van de voorzitter en de leden van de adviescommissie RPZ opgenomen. Zowel een vertegenwoordiging van de werknemers als het dagelijks bestuur dragen een lid van de adviescommissie ter benoeming voor. Gezamenlijk doen zij een voordracht voor de benoeming van de voorzitter. Op deze wijze wordt een evenwichtige samenstelling van de adviescommissie bereikt.

Artikel 9

Artikel 6:14 Awb verplicht tot schriftelijke bevestiging van ontvangst van een bezwaarschrift (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging).

In verband met de vaststelling van de ontvankelijkheid verdient het aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden te bewaren. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:7 en 6:8 Awb). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van voorbedoelde termijn ontvangen, of bij verzending binnen Nederland, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd én niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen.(artikel 6:9 Awb). De artikelen 6:10 tot en met 6:12 Awb bevatten een nadere regeling van de (niet-)ontvankelijkverklaring bij termijnoverschrijding.

Artikel 10

De voorzitter van de commissie draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van het advies over de beslissing op het bezwaar. Ten behoeve daarvan is het noodzakelijk dat hij alle inlichtingen kan inwinnen, die benodigd zijn voor een beoordeling van de ontvankelijkheid en de zaak zelf.

Tevens kan hij zelf of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen.

Artikel 12

De termijn tussen de oproeping en de zitting dient zodanig te zijn dat de belanghebbenden en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (artikel 7:10 Awb).

Voorzien is in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken.   

Artikel 13

Deze bepaling regelt de uitoefening van enkele bevoegdheden door de voorzitter van de commissie. Het betreft de bevoegdheden:

  • tot het verlangen van overlegging van een schriftelijke machtiging (artikel 2:1, tweede lid Awb);

  • tot het stellen van een termijn voor het herstellen van een verzuim (artikel 6:6 Awb), hetgeen onder meer betekent, dat de voorzitter een redelijke termijn kan stellen voor het aanvullen van de gronden van het bezwaar als deze bij een pro forma bezwaarschrift ontbreken;

  • tot het om reden van geheimhouding achterwege laten van het partijen op de hoogte stellen van het verhandelde ter zitting, ingeval zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord (artikel 7:6, vierde lid Awb).

Artikel 15

De voorzitter en de leden van de commissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het bestuursorgaan, waarvoor zij optreden. Tevens dienen zij onpartijdig te zijn ten aanzien van de belangen die zij zelf bij de behandeling van een bezwaar zouden kunnen hebben. in een dergelijk geval zullen zij niet deelnemen aan de totstandkoming van het advies.

Artikel 16

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan of het horen in het openbaar plaatsvindt, tenzij bij wettelijke regeling anders is bepaald. De onderhavige verordening bepaalt dat het horen in principe in het openbaar plaatsvindt.

Een uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in het geval bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Over de beslotenheid van de zitting besluit de commissie.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die achter gesloten deuren plaats heeft (artikel 21 van de verordening).

Artikel 17

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat, indien het in een voorkomend geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

Artikel 19

Op grond van artikel 9:15, tweede lid, Awb geschiedt het horen door de aangewezen commissie op basis van artikel 9:14 Awb. De hoorplicht staat omschreven in artikel 9:10 Awb, en volstaat met een aantal minimum eisen waaraan voldaan moet worden. De voorzitter van de commissie bepaalt op welke wijze het horen geschiedt.

Overigens moet worden opgemerkt dat de beslissing om van het horen af te zien door de commissie genomen moet worden (zie daarvoor artikel 9:15, derde lid, juncto 9:10, tweede lid, Awb), tenzij het klaagschrift reeds op basis van artikel 9:5 Awb naar tevredenheid van de klager op informele wijze is afgehandeld. In dergelijke gevallen hoeft geen hoorzitting meer te worden gehouden.

Artikel 20

Artikel 7:7 Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stelt geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging (vergelijk artikel 9:10 Awb, een gelijkluidende bepaling bij de klachtbehandeling) In de onderhavige bepaling van de verordening worden de inhoudelijke eisen aan de verslaglegging van een hoorzitting gesteld.

Ingevolge artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt het verslag van de hoorzitting ingeval van een bezwaarschrift deel uit van het advies van de commissie aan het bestuursorgaan. Het rapport van bevindingen in de procedure bij de behandeling van een klacht, bevat ook het verslag van het horen, zie artikel 9:15 Awb.

Artikel 22

De beslistermijn voor ingediende bezwaarschriften en de termijn voor de afhandeling van klaagschriften bedraagt bij een onafhankelijke adviescommissie twaalf respectievelijk tien weken. Deze termijn kan het bestuursorgaan met maximaal zes respectievelijk vier weken verlengen op grond van artikel 7:10, derde lid, Awb voor bezwaarschriften en op grond van artikel 9:11, tweede lid, Awb voor klaagschriften. De voorzitter van de commissie zal in voorkomende gevallen het bestuursorgaan tijdig verzoeken de beslissing te verdagen.

Artikel 24

In titel III, hoofdstuk IX, paragraaf 5, Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende regels inhouden geregeld. Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

Vanwege de aard en het geringe belang van het besluit valt deze verordening niet onder de werkingssfeer van de Inspraakverordening van Waterschap Rivierenland.

Bijlage

Kontakt Alblasserwaard, 25-02-2010