Regeling vervallen per 01-01-2009

Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2008

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland

Het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland, het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Regio Rivierenland, en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Culemborg, Lingewaal, Maasdriel en Tiel;

overwegende:

dat het gewenst is om hun samenwerking bij, de heffing en invordering van waterschapsbelastingen, afvalstoffenheffing en gemeentelijke belastingen, alsmede bij de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken en het beheer en de uitvoering van vastgoedinformatie vorm te geven op basis van een gemeenschappelijke regeling;

dat de dagelijks besturen en de colleges van burgemeester en wethouders van hun algemeen besturen, respectievelijk gemeenteraden daartoe de vereiste toestemmingen hebben verkregen;

dat het voornemen bestaat om met ingang van 1 januari 2008 de samenwerking operationeel te hebben en de taken daadwerkelijk gezamenlijk te gaan uitvoeren;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, hoofdstukken V en VIII;

besluiten:

de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Aanhef

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr)

  • b.

    regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland;

  • c.

    BSR: het openbaar lichaam Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR);

  • d.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het BSR;

  • e.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het BSR;

  • f.

    voorzitter: de voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur van het BSR;

  • g.

    directeur: de door het dagelijks bestuur van het BSR benoemde directeur;

  • h.

    heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het BSR, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub a, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub a, van de Waterschapswet, bevoegd tot het heffen van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

  • i.

    invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het BSR, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub b, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub b, van de Waterschapswet,bevoegd tot invordering van belastingen;

  • j.

    ambtenaar van het BSR: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het BSR, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub c, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub c, van de Waterschapswet, bevoegd tot de heffing of de invordering van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

  • k.

    belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het BSR als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub d, van de Gemeentewet en artikel 124, lid 5, sub d, van de Waterschapswet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeur-waarderswet;

  • l.

    belastingen: de in dit artikel onder m, n en o genoemde belastingen;

  • m.

    gemeentelijke belastingen: de belastingen die de gemeente heft als bedoeld in de artikelen 220 (onroerende zaakbelastingen), 226 (hondenbelasting) en 229 (rechten, speciaal rioolrechten) van de Gemeentewet;

  • n.

    waterschapsbelastingen: de belastingen die het waterschap heft, bedoeld in artikel 113 van de Waterschapswet;

  • o.

    afvalstoffenheffing: de belasting die de Regio Rivierenland heft op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer juncto artikel 30 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • p.

    belastingverordening: de verordening tot heffing en invordering van belasting of rechten van de algemeen besturen en gemeenteraden van de deelnemers aan de regeling;

  • q.

    nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de Invorderingswet 1990 en van de belasting-verordening;

  • r.

    kwijtscheldingsregels: de door de algemeen besturen en gemeenteraden van de deelnemers vastgestelde regels als bedoeld in respectievelijk artikel 144, leden 3 en 4 van de Waterschapswet, en artikel 255, leden 3 en 4 van de Gemeentewet;

  • s.

    beleidsregels: beleidsregels in de zin van Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht op het gebied van de heffing en invordering van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

  • t.

    grondgebied: het grondgebied van de deelnemers aan de regeling;

  • u.

    deelnemer: de aan de regeling deelnemende gemeenten, de gemeenschappelijke regeling en het waterschap.

Hoofdstuk 2 Het Openbaar Lichaam

Artikel 2

  • 1. 1Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd “Gemeenschappelijke Regeling Belasting-samenwerking Rivierenland” hierna te noemen BSR.

  • 2. 2Het BSR is gevestigd te Tiel.

  • 3. 3Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemers.

Artikel 3 Bestuur

Het bestuur van het BSR bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk 3 Belangen, en bevoegdheden

Artikel 4 Behartigde belangen

In het kader van deze gemeenschappelijke regeling worden de belangen van de deelnemers, elk voor zover het hun grondgebied en hun belangen betreft, behartigd op het gebied van:

  • a.

    de heffing en invordering van belastingen;

  • b.

    de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden.

Artikel 5

  • 1. 4Het BSR en de bestuursorganen van het BSR als bedoeld in artikel 3 en artikel 24 komen de bevoegdheden toe die in deze regeling aan het BST en de bestuursorganen van het BSR zijn toegekend.

  • 2. 5Aan het BSR worden geen verordenende bevoegdheden toegekend.

Hoofdstuk 4 Algemeen bestuur

Artikel 6 Omvang en samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Aan het hoofd van de BSR staat een algemeen bestuur, bestaande uit zoveel leden als er deelnemers zijn, met dien verstande dat het aantal leden uit het Waterschap Rivierenland bestaat uit twee.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland wijst uit zijn midden twee leden aan, ieder met een meervoudig stemrecht van twee.

  • 3. Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten wijst uit zijn midden één lid aan met enkelvoudig stemrecht.

  • 4. Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Rivierenland wijst uit zijn midden één lid aan met enkelvoudig stemrecht.

  • 5. Voor elk aangewezen lid wijzen de dagelijks besturen, respectievelijk colleges van de deelnemers een plaatsvervanger aan die dat lid bij verhindering vervangt.

  • 6. Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur geven de dagelijks besturen of colleges van de deelnemers die het aangaan terstond daarvan kennis aan de voorzitter van het BSR.

Artikel 7 Onverenigbare betrekking

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld bij het BSR.

  • 2. Met ambtenaar als bedoeld in het eerste lid worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van het BSR werkzaam zijn op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel 8

  • 1. 6 Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van het dagelijks bestuur of college van de deelnemer dat het lid van het algemeen bestuur heeft benoemd, eindigt.

  • 2. 7 Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het dagelijks bestuur of college van de deelnemer dat het aangaat, zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3. Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 4. 8Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de deelnemer die het aangaat en aan de voorzitter van het algemeen bestuur. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 9

  • 1. 9 Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste twee vijfde van de leden dit, onder opgaaf van redenen schriftelijk aan de voorzitter verzoekt.

  • 2. 10 De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3. 11 De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezigen leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 4. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 5. 12Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

  • 1. 13 Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

  • 2. 14Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 11

  • 1. 15Het algemeen bestuur geeft aan de dagelijkse besturen en colleges van de deelnemers gevraagd dan wel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het dagelijks bestuur of college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat dagelijks bestuur of college, of een of meer leden daarvan, worden verlangd.

  • 4. 16Een lid van het algemeen bestuur is aan het dagelijks bestuur of college dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Artikel 12 Bestuur, kaderstelling en controle

Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van het BSR, waaronder kaderstelling en controle van het dagelijks bestuur.

Artikel 13 Bevoegdheden algemeen bestuur

Tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur behoren, onverminderd het bepaalde in artikel 66 lid 1 van de wet, onder meer:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de jaarrekening;

  • c.

    het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers in het BSR;

  • d.

    de benoeming, schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter. 

Hoofdstuk 5 Dagelijks bestuur

Artikel 14

  • 1. 17Het dagelijks bestuur bestaat uit 3 leden t.w.:

    • a.

      een voorzitter;

    • b.

      twee leden.

  • 2. 18De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden  door en uit het midden van het algemeen bestuur gekozen.

  • 3. 19Tenminste één van de leden van het dagelijks bestuur wordt gekozen uit de in artikel 6 lid 2 bedoelde leden van het algemeen bestuur.

  • 4. 20Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 5. 21Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het dagelijks bestuur.

  • 6. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het kiezen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

  • 7. 22Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 8. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.

Artikel 15

  • 1. 23Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zes keer per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid van het dagelijks bestuur daarom verzoekt.

  • 2. 24De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 3. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien tenminste twee leden aanwezig zijn.

  • 4. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering.

  • 5. 25De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 6. 26Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

Artikel 16 Algemene taken van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van het BSR, tenzij de voorzitter bij of krachtens de wet of krachtens deze regeling daarmee is belast.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming moet worden gebracht.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, tenzij de voorzitter daarmee krachtens deze regeling is belast.

Artikel 17 Specifieke taken van het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a.

    de organisatorische inrichting en de bedrijfvoering van het BSR en de personele aangelegenheden;

  • b.

    het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van het BSR;

  • c.

    de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • d.

    het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het BSR en de belastingdeurwaarder;

  • e.

    de behartiging van de belangen van het BSR bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het BSR van belang is;

  • f.

    het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die het BSR voor de deelnemers uitvoert.

Artikel 18 Bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd tot:

  • a.

    het nemen van conservatoire maatregelen;

  • b.

    het voeren van rechtsgedingen en het instellen van beroep;

  • c.

    benoeming, schorsing en ontslag van de directeur en het personeel van het BSR;

  • d.

    het regelen van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van de directeur en het personeel met inachtneming van het bepaalde in artikel 29 lid 2 van deze regeling;

  • e.

    uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van de deelnemers;

  • f.

    de aanwijzing van een of meer ambtenaren van het BSR als heffingsambtenaar en als invorderingsambtenaar;

  • g.

    de aanwijzing van een of meer ambtenaren van het BSR of een gerechtsdeurwaarder als belastingdeurwaarder;

  • h.

    het aanwijzen van een of meer ambtenaren van het BSR als ambtenaar van het BSR als bedoeld in artikel 1 onder j.;

  • i.

    het vaststellen van instructies en beleidsregels voor de heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het BSR en de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;

  • j.

    het stellen van beleidsregels en nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van de belastingen;

  • k.

    het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting;

  • l.

    het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;

  • m.

    het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het BSR;

  • n.

    het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan het kennis heeft genomen.

Artikel 19

  • 1. 27Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2. 28Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of door een der leden gevoerde bestuur.

Artikel 20 Verslag van werkzaamheden

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 juli ter vaststelling aan een verslag van de werkzaamheden van het BSR over het afgelopen jaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen 14 dagen na vaststelling aan de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers.

Hoofdstuk 6 De voorzitter

Artikel 21

  • 1. 29Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. 30Het algemeen bestuur kiest uit de in artikel 14 lid 1 sub b bedoelde leden van het dagelijks bestuur een plaatsvervangend voorzitter, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

Artikel 22 Taken en bevoegd-heden van de voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het BSR in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging met instemming van het dagelijks bestuur aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 4. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is bij een geding waarbij het BSR is betrokken oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding de in lid 3 genoemde bevoegdheid uit.

  • 5. Indien ook de deelnemer van welks bestuur de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij het in lid 4 bedoelde geding betrokken is, wordt een ander lid van het dagelijks bestuur gemandateerd om het BSR  met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.

Hoofdstuk 7 De directeur

Artikel 23

  • 1. 31Het BSR heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.

  • 2. De directeur handelt in overeenstemming met de door het algemeen bestuur vastgestelde instructie.

  • 3. 32De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4. 33Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directeur mede ondertekend.

  • 5. 34Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Hoofdstuk 8 De heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het BSR en de belastingdeurwaarder

Artikel 24

Het BSR heeft een of meer heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren, ambtenaren van het BSR en  belastingdeurwaarders.

Artikel 25 Bevoegdheden heffingsambtenaar

  • 1. De heffingsambtenaar is bevoegd tot heffing van de belastingen waarvoor door de algemeen besturen en gemeenteraden van de deelnemers een belastingverordening is vastgesteld en waarvan de heffing en invordering door de dagelijkse besturen en colleges is opgedragen aan het BSR. 

  • 2. De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers.

  • 3. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in de leden 1 en 2 neemt de heffingsambtenaar de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 26 Bevoegdheden invorderingsambtenaar

  • 1. De invorderingsambtenaar is bevoegd tot invordering van alle belastingen die door de heffingsambtenaar op grond van artikel 25 lid 1 van deze regeling worden geheven.

  • 2. De invorderingsambtenaar heeft de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, Wet verontreiniging oppervlaktewateren  en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk ambtenaar belast met de invordering van de deelnemers.

  • 3. De invorderingsambtenaar beslist niet tot en tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg, hoger beroep dan nadat hij het dagelijks bestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

  • 4. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in de leden 1 en 2 neemt de invorderingsambtenaar de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 5. De invorderingsambtenaar is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoel in artikel 18 onder k. van de regeling.

Artikel 27 Bevoegdheden ambtenaar van het BSR

  • 1. De ambtenaar van het BSR oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, respectievelijk ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, lid 2, sub d van de Gemeentewet en artikel 123, lid 3, sub d van de Waterschapswet.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1 neemt de ambtenaar van het BSR de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 28 Bevoegdheden belastingdeurwaarder

  • 1. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in lid 1  neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid. 

Hoofdstuk 9 Ambtelijk apparaat

Artikel 29

  • 1. Het BSR heeft een ambtelijk apparaat met aan het hoofd een directeur.

  • 2. 35De Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel (SAW) zoals deze gelden voor het personeel van het Waterschap Rivierenland zijn ook van toepassing op het personeel van het BSR.

  • 3. 36De ambtenaren en de directeur, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden benoemd door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur stelt de bezoldiging vast.

  • 4. 37Het BSR heeft ten behoeve van de medezeggenschap van de werknemers een ondernemingsraad op basis van de Wet op de ondernemingsraden.

Hoofdstuk 10 Begroting, rekening administratie en controle

Artikel 30

  • 1. 38Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt de begroting vast.

  • 2. 39Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp begroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers. De ontwerp begroting wordt gelijktijdig toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur.

  • 3. 40De ontwerp begroting wordt door de zorg van ieder der deelnemers voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet en artikel 100, tweede en derde lid van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. 41De algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerp begroting aan het dagelijks bestuur hun zienswijzen naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij de ontwerp begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. 42Nadat de begroting is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de algemeen besturen en gemeenteraden van de deelnemers, die terzake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6. 43Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan gedeputeerde staten.

  • 7. 44Het bepaalde in het tweede, vierde en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 8. 45Het bepaalde in lid zeven is niet van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting waarbij in de bijdrage van de deelnemers geen wijziging wordt gebracht.

Artikel 31

  • 1. 46In de begroting wordt aangegeven de door elke deelnemer voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft verschuldigde bijdrage

  • 2. 47De berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers wordt door het algemeen bestuur vastgesteld met een versterkte meerderheid van tenminste tweederde van het aantal stemmen.

  • 3. 48De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 4. De deelnemers dragen er zorg voor dat het BSR te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 5. 49De deelnemers zijn gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de door het BSR af te sluiten langlopende leningen, kasgeldleningen en in rekening courant op te nemen gelden, naar verhouding van de in lid 1 bedoelde bijdrage op 1 januari van het jaar waarin de rente en aflossing is verschuldigd.

Artikel 32

  • 1. 50Van de inkomsten en uitgaven van het BSR over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de jaarrekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. 51Het dagelijks bestuur voegt bij de jaarrekening een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen van de accountant.

  • 3. 52Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening over het afgelopen jaar en stelt haar vast.

  • 4. 53Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten.

  • 5. 54Van de vaststelling van de jaarrekening doet het dagelijks bestuur mededeling aan de algemeen besturen en de gemeenteraden van de deelnemers.

  • 6. 55De vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ten aanzien van het daarin verwoorde financieel beheer.

Artikel 33

  • 1. 56In de jaarrekening wordt de door elk van de deelnemers over het betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.

  • 2. 57Verrekening van het verschil tussen het op grond van 31 lid 1 bepaalde bedrag en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de in artikel 32 lid 5 bedoelde mededeling.

Artikel 34

  • 1. 58Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. 59Het BSR houdt de administratie van de opgelegde aanslagen en de ingevorderde belastingen gescheiden van de administratie voor de bedrijfsvoering van het BSR. 

  • 3. 60De ingevorderde belastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

  • 4. 61Het is het BSR niet toegestaan te ontvangen of ontvangen belastingen te verrekenen met de bijdragen van de deelnemers.

  • 5. 62Ingevorderde belastingen worden periodiek overgemaakt naar de rekening van de betreffende deelnemer. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

  • 6. 63Het dagelijks bestuur zendt periodiek aan de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

  • 7. 64Het BSR verstrekt aan de deelnemers de informatie die deze opvragen om hun beleid te kunnen vormen ten aanzien van de in artikel 4 bedoelde onderwerpen.

Artikel 35

  • 1. 65Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 2. 66De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de jaarrekening alsmede het terzake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

Hoofdstuk 11 Toetreding en uittreding

Artikel 36 Toetreding

  • 1. Het college van een gemeente of het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling dat wenst toe te treden dient het verzoek tot toetreding, met inbegrip van de verkregen toestemming van de gemeenteraad of het algemeen bestuur, in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur legt het verzoek tot toetreding ter advisering voor aan het algemeen bestuur. Vervolgens zendt het dagelijks bestuur het verzoek tot toetreding met het advies van het algemeen bestuur aan de colleges en dagelijks besturen van de deelnemers.

  • 3. Het college van een gemeente of het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling treedt toe tot de regeling, indien tenminste tweederde van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling, na verkregen toestemming van hun gemeenteraden dan wel algemeen besturen, hebben ingestemd met de verzochte toetreding.

  • 4. De toetreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgende op het jaar waarin de in lid 3 vermelde instemming tot de toetreding is verleend, met dienverstande, dat tussen de toetreding en de in lid 3 bedoelde instemming een periode van tenminste 6 maanden is gelegen.

  • 5. Het dagelijks bestuur van de toegetreden organisatie doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze regeling.

Artikel 37 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling.

  • 2. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is het niet mogelijk om uit de regeling uit te treden.

  • 3. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht genomen.

  • 4. Uittreding uit de regeling vindt plaats aan het einde van het kalenderjaar.

  • 5. Een deelnemer die uit de regeling wenst te treden maakt, na verkregen toestemming van het algemeen bestuur dan wel de gemeenteraad, zijn voornemen tot uittreding bij aangetekend schrijven kenbaar aan het algemeen bestuur van het BSR en aan de overige deelnemers. De deelnemers besluiten omtrent de uittreding na verkregen toestemming van algemeen bestuur dan wel gemeenteraad.

  • 6. Na ontvangst van het in lid 5 vermelde schrijven wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de gemeenschappelijk regeling besloten. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. 

  • 7. Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen 6 maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan het BSR te voldoen.

  • 8. De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden. 

Hoofdstuk 12 Wijziging en opheffing

Artikel 38 Wijziging van de regeling

  • 1. De regeling kan door de deelnemers worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur van de regeling en de besturen en colleges van de deelnemers kunnen het algemeen bestuur oproepen om een wijzigingsvoorstel vast te stellen. Ingeval van een voorstel tot wijziging van artikel 31 lid 2 stelt het algemeen bestuur dit vast met een versterkte meerderheid van tenminste tweederde van het aantal stemmen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de deelnemers het voorstel tot wijziging alsmede het advies van het algemeen bestuur en verzoekt de deelnemers tot het nemen van een besluit omtrent de voorgestelde wijziging.

  • 3. De dagelijks besturen en colleges van de deelnemers besluiten omtrent de voorgestelde wijziging nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun algemene besturen dan wel gemeenteraden. Van hun besluit stellen zij het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling schriftelijk in kennis.

  • 4. Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer tweederde van de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers zich op de wijze als vermeld in lid 3 daarvoor hebben verklaard.

  • 5. Tenzij in een daartoe strekkend besluit anders is bepaald treedt een wijziging van de regeling in werking op de dag volgende op die waarop is voldaan aan het bepaalde in lid 4.

  • 6. In afwijking van de vorige leden van dit artikel kan een wijziging of intrekking van artikel 31 lid 2 en van dit lid slechts plaats vinden bij een unaniem besluit van alle deelnemers aan de regeling.

Artikel 39 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit met een tweederde meerderheid van de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers.

  • 2. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Ingeval een besluit tot opheffing volgens het eerste lid is genomen, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het, gehoord de deelnemers, een liquidatieplan vast.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Voorts voorziet het liquidatieplan in de regeling van de personele gevolgen.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 6. Zo nodig blijft het dagelijks bestuur ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.

Hoofdstuk 13 Overige bepalingen

Artikel 40 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het BSR overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften.

  • 2. Op de archiefbescheiden is van toepassing de archiefverordening van het Waterschap Rivierenland 2005.

  • 3. De directeur is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.

Artikel 41 Geschillen

  • 1. Over geschillen tussen de deelnemers onderling of tussen een of meer deelnemers en het bestuur van het BSR omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van deze regeling wordt beslist door gedeputeerde staten. Voorafgaande aan het nemen van een besluit omtrent het geschil wordt dit ter advisering voorgelegd aan een door het algemeen bestuur samengestelde geschillencommissie. Nadat advies is uitgebracht neemt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een besluit.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het gevallen betreft behorende tot die vermeld in artikel 112 lid 1 van de Grondwet of tot die waarvan beslissing krachtens artikel 112 lid 2 van de Grondwet is opgedragen aan hetzij de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.

Hoofdstuk 14 Slotbepalingen

Artikel 42 Inwerkingtreding

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag volgende op die waarop de dagelijks besturen van het Waterschap Rivierenland, de Gemeenschappelijke regeling Regio Rivierenland en de colleges van de gemeenten Culemborg, Lingewaal, Maasdriel en Tiel hun besluit tot het aangaan van de regeling hebben bekendgemaakt.

  • 2. De bevoegdheden van het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het BSR en de belastingdeurwaarder hebben betrekking op de bevoegdheden met betrekking tot belastbare feiten die zich voordoen vanaf het belastingjaar 2008.

  • 3. Ten aanzien van belastbare feiten, die betrekking hebben op de belastingjaren vóór 2008, kunnen de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers bij afzonderlijke besluiten de bevoegdheden tot heffing en invordering aan het dagelijks bestuur, de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het BSR en de belastingdeurwaarder van het BSR opdragen.

Artikel 43 Eerste aanwijzing bestuursleden

Binnen één maand na het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling wijzen de dagelijkse besturen en colleges van de deelnemers op grond van artikel 6 de leden en plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur aan.

Artikel 44 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Artikel 45 Inzending regeling

Het college van burgemeester en wethouders van Tiel wordt belast met de inzending van deze regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 46 Naam van de regeling

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland”

Aldus besloten door:

Het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijk regeling Regio Rivierenland

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaal

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel

Algemene toelichting

Algemeen

Het Waterschap Rivierenland, de Afvalverwijdering Rivierenland (onderdeel van de Gemeenschappelijke regeling Regio Rivierenland) en de gemeente Tiel hebben begin 2005 de intentie uitgesproken om samen te gaan werken op het gebied van belastingheffing en –inning en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken. De gemeenten Culemborg, Lingewaal en Maasdriel hebben zich op een later moment aangesloten bij dit initiatief en ook zij hebben de intentie uitgesproken om te gaan samenwerken.

Op 6 juli 2006 is voor de besturen verschenen het eindrapport "Samenwerking Belastingen in Gebied Rivierenland." In dit rapport wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen.

  • Bestuurlijks juridische vormgeving

  • Personele aspecten

  • Financiën

  • Werkwijze en kwaliteit

  • Procesaanpak vervolg.

In het hoofdstuk Bestuurlijk juridische vormgeving van het eindrapport is uitgebreid onderzoek gedaan naar de meest wenselijke juridische samenwerkingsvorm. De verschillende mogelijkheden om een samenwerking juridisch te regelen zijn naast elkaar gezet en tegen elkaar afgewogen.

Daarbij is de principekeuze gemaakt voor een gemeenschappelijke regeling op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld.

Er is dus gekozen voor een afzonderlijke rechtspersoon met een eigen bestuur. Deze keuze is ingegeven door de volgende kenmerken van een openbaar lichaam.

  • een openbaar lichaam voldoet ten aanzien van de samenwerking aan alle wettelijke voorwaarden;

  • het garandeert een beleidsmatige invloed van de deelnemende organisaties;

  • het staat model voor de samenwerkingsgedachte;

  • het heeft een duurzaam karakter;

  • het geeft "body" aan de samenwerking;

  • het is toekomstvast omdat aanhaken van nieuwe partners eenvoudig is;

  • het is een (elders) bewezen samenwerkingsvorm.

De samenwerking krijgt concreet gestalte door de oprichting van een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen met een eigen rechtspersoonlijkheid.

Aan het openbaar lichaam dragen de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers een aantal van hun bevoegdheden over met betrekking tot de heffing en invordering van belastingen

en met betrekking tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken.

Aan het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Rivierengebied (BSR) worden geen verordenende bevoegdheden toegekend. Wel bestaat de mogelijkheid dat ten aanzien van de uitvoerende taak door het dagelijks bestuur nadere regels, instructies en beleidsregels worden vastgesteld.

De structuur van de gemeenschappelijke regeling biedt de mogelijkheid voor toetreding van nieuwe deelnemers. Het kan daarbij nodig zijn dat op onderdelen (onder andere de bestuurssamenstelling en de zeggenschapsverhouding) de gemeenschappelijke regeling aangepast moet worden. Op dit moment is ervoor gekozen om de tekst van de gemeenschappelijke regeling nog niet te schrijven op een eventuele uitbreiding van het aantal deelnemers. Dit omdat inhoudelijk een eventuele wijziging van de gemeenschappelijke regeling kan afhangen van het aantal nieuwe deelnemers en de omvang van deze deelnemers.

Het werkgebied van het openbaar lichaam omvat het totale grondgebied van de deelnemers, waarbij uiteraard de heffing en invordering van de belasting en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, voor elke deelnemer is beperkt tot het grondgebied van die deelnemer.

Het totale grondgebied van de deelnemers komt overeen met het grondgebied waarop het Waterschap Rivierenland werkzaam is.

Het openbaar lichaam, genaamd Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) kent als bestuursorganen een algemeen bestuur, waarin elke deelnemer is vertegenwoordigd, (Hoofdstuk 4) een dagelijks bestuur (Hoofdstuk 5) en een voorzitter (Hoofdstuk 6).

De leiding van de ambtelijke organisatie is in handen van een directeur die door het dagelijks bestuur wordt aangesteld. Naast de directeur zijn in de gemeenschappelijke regeling nog geregeld de functies van heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar, ambtenaar van het BSR en deurwaarder.

De heffingsambtenaar is belast met de heffing van de belastingen waaronder ook nog wordt verstaan intrekking van aanslagen, verlening van vermindering, vrijstelling, ontheffing en teruggaaf.

De invorderingsambtenaar is belast met de invordering van de belastingen. Hij is verder bevoegd tot verrekening, kwijtschelding, terugvordering, aanmaning, en dwanginvordering.

Ook de ambtenaar van het BSR en de deurwaarder hebben wettelijk vastgelegde bevoegdheden.

De verhouding tussen het BSR en de deelnemers.

Het BSR is een uitvoeringsorganisatie. Dit komt tot uitdrukking in artikel 5 lid 2 waarin nadrukkelijk is aangegeven dat aan het BSR geen verordenende bevoegdheden worden toegekend. Het beleid inzake de heffing en de invordering wordt bepaald door de besturen van de deelnemers. Het dagelijks bestuur houdt een register bij waarin zijn opgenomen de belastingverordeningen die voor de deelnemers worden uitgevoerd en de kwijtscheldingsregels

Voorts heeft het algemeen bestuur een informatieplicht naar de dagelijks besturen en de colleges van de deelnemers. De leden van het algemeen bestuur hebben een verantwoordingsplicht over het door hun gevoerde beleid naar de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers Ook het jaarlijkse verslag van de werkzaamheden van het BSR wordt aan de deelnemers gezonden.

Op financieel gebied hebben de algemeen besturen en de gemeenteraden de mogelijkheid om hun zienswijze te geven over de jaarlijkse begroting en de besluiten tot wijziging van de begroting waarbij de bijdrage wijziging ondergaat.

Van de vaststelling van de jaarrekening van het BSR worden algemeen besturen en gemeenteraden van de deelnemers in kennis gesteld.

Tot toetreding van nieuwe deelnemers en tot wijziging van de regeling besluiten de dagelijks besturen en colleges van de deelnemers na toestemming van hun algemeen besturen dan wel gemeenteraden. Hiervoor zijn in de gemeenschappelijke regeling procedures aangegeven.

Voor de wijziging van artikel 31 lid 2, waarin is geregeld dat het algemeen bestuur de berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers met een versterkte meerderheid van tweederde vaststelt, is in artikel 38 lid 6 geregeld dat deze bepaling slechts bij een unaniem besluit van de deelnemers kan worden gewijzigd.

Bestuur

De gemeenschappelijke regeling kent een algemeen bestuur van 7 leden en een dagelijks bestuur van 3 leden.

De bestuursleden komen allen voort uit de dagelijkse besturen en colleges van de deelnemers.

Als veruit grootste deelnemer levert het Waterschap Rivierenland 2 leden van het algemeen bestuur. Deze 2 bestuursleden hebben voorts een meervoudig stemrecht van 2 stemmen per bestuurslid. De overige deelnemers leveren elk een lid van het algemeen bestuur met enkelvoudig stemrecht. Hierdoor ontstaat er een algemeen bestuur van 7 leden met een totaal van 9 stemmen. Voor een meerderheid in het algemeen bestuur zijn 5 stemmen benodigd. Voor een versterkte meerderheid van 2/3 zijn 6 stemmen nodig. Op deze wijze is het voor de besluitvorming altijd nodig dat tenminste 2 deelnemers een voorstel ondersteunen.

Bij toetreding van nieuwe deelnemers moet het algemeen bestuur terzake adviseren aan de bestaande deelnemers. Afhankelijk van de omvang van de deelnemer die wenst toe te treden en/of het aantal deelnemers dat wenst toe te reden zal het algemeen bestuur in zijn advies ook een mogelijke wijziging van het aantal leden van het algemeen bestuur en het aantal stemmen van die leden betrekken.

Het dagelijks bestuur bestaat uit 3 leden met ieder een enkelvoudig stemrecht. Tenminste één van de leden van het dagelijks bestuur komt voort uit de algemeen bestuursleden die door het Waterschap Rivierenland zijn aangewezen. Voor besluitvorming in het dagelijks bestuur zijn 2 leden nodig die een voorstel ondersteunen.

Regeling bijdragen, begroting en jaarrekening

De deelnemers in het BSR dienen elk jaarlijks bij te dragen in de kosten van de bedrijfsvoering van het BSR. De bijdrage wordt vastgesteld door het algemeen bestuur van het BSR. Dit vindt als regel plaats bij de vaststelling van de begroting en de jaarrekening van het BSR. De berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers wordt ook door het algemeen bestuur vastgesteld. Hiervoor is een versterkte meerderheid van tenminste tweederde van het aantal stemmen vereist. In het eindrapport "Samenwerking belastingen in gebied Rivierenland" zijn de verdeelsleutels voor de kosten opgenomen. Deze zullen zo spoedig mogelijk door het algemeen bestuur worden vastgesteld. Uit een oogpunt van flexibiliteit is ervoor gekozen om in de gemeenschappelijke regeling zelf geen criteria voor de verdeling van de kosten op te nemen.

De hoogte van de bijdrage van de deelnemers vloeit voort uit de begroting en de door het algemeen bestuur vastgestelde verdeelsleutel. De bijdrage wordt in het begin van elk kwartaal (voor 25%) verschuldigd. Bij de jaarrekening wordt de bijdrage over het betreffende jaar definitief vastgesteld en vindt verrekening plaats met de op basis van de begroting bij voorschot geïnde bijdragen.

De regeling voor de totstandkoming van de begroting en rekening vloeit voort uit het bepaalde in de artikelen 67 en 68 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Voor de controle van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden stelt het algemeen bestuur regels vast. In deze regels wordt ook voorzien in de controle van de jaarrekening.

Toetreding, uittreding , wijziging en opheffing.

Blijkens het bepaalde in artikel 61 lid 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden onder het treffen van een regeling mede verstaan toetreding tot, uittreden uit en wijzigingen van een regeling. Dit betekent dat evenals voor het aangaan van de regeling ook voor toetreding, uittreding en wijziging van de regeling de medewerking van de deelnemers is vereist en de toestemming daarvoor van hun algemene besturen dan wel gemeenteraden.

Naast het besluit van een nieuwe deelnemer om aan de regeling deel te willen nemen moeten ook de reeds bestaande deelnemers aan de regeling daartoe besluiten. Zowel de besluiten tot toetreding van een nieuwe deelnemer, als die tot instemming met een toetreding door de bestaande deelnemers behoeven de toestemming van de algemeen besturen dan wel gemeenteraden van de deelnemers.

De toetreding en uittreding zijn uitvoerig geregeld in Hoofdstuk 11 van de regeling.

Voor toetreding van een nieuwe deelnemer is instemming vereist van tweederde van de bestaande deelnemers aan de regeling.

De toetreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgende op dat waarin de toestemming tot toetreding is verleend. Daarbij geldt de restrictie dat tussen de instemming tot toetreding en de datum van toetreding een periode van tenminste 6 maanden moet zijn gelegen. Dit is om de organisatie van het BSR in de gelegenheid te stellen om de toetreding van een nieuwe deelnemer goed voor te bereiden.

Gedurende de eerste 3 jaar na toetreding is het niet mogelijk om weer uit de regeling te treden.

Uittreding door een deelnemer uit de regeling kan voor de regeling en de overige deelnemers ingrijpende gevolgen hebben. Om de gevolgen van uittreding goed te regelen zijn in artikel 37 een aantal bepalingen daarvoor opgenomen.

Bij uittreding van een deelnemer wordt een fictief liquidatieplan opgesteld. Op basis hiervan worden voor de uittredende deelnemer de financiële verplichtingen bij uittreding vastgesteld.

De uittredende deelnemer is gehouden om binnen 6 maanden aan de vastgestelde financiële verplichtingen te voldoen en de kosten van het opstellen van het liquidatieplan te betalen.

Uitgangspunt bij de regeling van de uittreding is dat een deelnemer altijd uit de regeling moet kunnen treden, maar dat de uittreding gepaard moet gaan met een regeling van de financiële gevolgen die recht doet aan de financiële belangen van de achterblijvende deelnemers.

Op de opheffing is de procedure van toepassing die ook geldt voor het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling (zie artikel 39). Na het besluit tot opheffing vindt de liquidatie van het openbaar lichaam plaats. Hiermee is het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam belast.

De liquidatie vindt plaats op basis van een door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld liquidatieplan.


Noot
1

[Toelichting: Openbaar lichaam BSR: ]

Noot
2

[Toelichting: Vestigingsplaats:]

Noot
3

[Toelichting: Gebied:]

Noot
4

[Toelichting: Overdracht Bevoegdheden:]

Noot
5

[Toelichting: Geen verordenende bevoegdheden:]

Noot
6

[Toelichting: Eindiging lidmaatschap algemeen bestuur:]

Noot
7

[Toelichting: Tussentijdse vacature:]

Noot
8

[Toelichting: Ontslag nemen: ]

Noot
9

[Toelichting: Vergaderingen van algemeen bestuur:]

Noot
10

[Toelichting: Openbaar:]

Noot
11

[Toelichting: Deuren sluiten:]

Noot
12

[Toelichting: Geheimhouding: ]

Noot
13

[Toelichting: Reglement van orde:]

Noot
14

[Toelichting: Besluitvorming bij gewone meerderheid, tenzij: ]

Noot
15

[Toelichting: Informatieplicht: ]

Noot
16

[Toelichting: Verantwoordingsplicht: ]

Noot
17

[Toelichting: Samenstelling:]

Noot
18

[Toelichting: Verkiezing:]

Noot
19

[Toelichting: Lid d.b. uit Waterschap: ]

Noot
20

[Toelichting: Einde lidmaatschap: ]

Noot
21

[Toelichting: Tussentijdse vacature:]

Noot
22

[Toelichting: Ontslag: ]

Noot
23

[Toelichting: Vergaderingen van het dagelijks bestuur: ]

Noot
24

[Toelichting: Besluitvorming:]

Noot
25

[Toelichting: Vergaderingen niet openbaar: ]

Noot
26

[Toelichting: Reglement van orde: ]

Noot
27

[Toelichting: Informatie aan algemeen bestuur: ]

Noot
28

[Toelichting: Verantwoording: ]

Noot
29

[Toelichting: Verkiezing voorzitter: ]

Noot
30

[Toelichting: Plaatsvervangend voorzitter: ]

Noot
31

[Toelichting: Instructie directeur:]

Noot
32

[Toelichting: Taken directeur:]

Noot
33

[Toelichting: Tekenen stukken:  ]

Noot
34

[Toelichting: Vervanging: ]

Noot
35

[Toelichting: Rechtspositie: ]

Noot
36

[Toelichting: Aanstelling medewerkers: ]

Noot
37

[Toelichting: Ondernemingsraad: ]

Noot
38

[Toelichting: Vaststelling: ]

Noot
39

[Toelichting: Toezending ontwerp begroting aan deelnemers: ]

Noot
40

[Toelichting: Ter inzage legging en verkrijgbaar stelling: ]

Noot
41

[Toelichting: Zienswijzen deelnemers: ]

Noot
42

[Toelichting: Zienswijze deelnemers aan gedeputeerde staten: ]

Noot
43

[Toelichting: Inzending begroting aan gedeputeerde staten: ]

Noot
44

[Toelichting: Begrotingswijzigingen: ]

Noot
45

[Toelichting: Uitzondering bij begrotingswijzigingen: ]

Noot
46

[Toelichting: Bijdrage deelnemers: ]

Noot
47

[Toelichting: Vaststelling berekeningswijze bijdrage: ]

Noot
48

[Toelichting: Voorschotbetalingen: ]

Noot
49

[Toelichting: Garantieverklaring: ]

Noot
50

[Toelichting: Jaarrekening:]

Noot
51

[Toelichting: Accountantsverklaring en verslag: ]

Noot
52

[Toelichting: Vaststelling: ]

Noot
53

[Toelichting: Inzending aan gedeputeerde staten: ]

Noot
54

[Toelichting: Mededeling aan de deelnemers: ]

Noot
55

[Toelichting: Décharge: ]

Noot
56

[Toelichting: Definitieve bijdrage:]

Noot
57

[Toelichting: Verrekening definitieve bijdrage:]

Noot
58

[Toelichting: Regels m.b.t. administratie: ]

Noot
59

[Toelichting: Gescheiden administraties: ]

Noot
60

[Toelichting: Gescheiden rekeningen: ]

Noot
61

[Toelichting: Geen verrekening: ]

Noot
62

[Toelichting: Overmakingstermijn belastingen: ]

Noot
63

[Toelichting: Overzichten: ]

Noot
64

[Toelichting: Beleidsinformatie: ]

Noot
65

[Toelichting: Controleregels: ]

Noot
66

[Toelichting: Aanwijzing accountant: ]