Regeling vervallen per 05-01-2009

Nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van kabels en leidingen in de primaire waterkering van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden

Geldend van 13-12-2001 t/m 04-01-2009 met terugwerkende kracht vanaf 13-12-2001

Intitulé

Nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van kabels en leidingen in de primaire waterkering van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden

Gezien de dijkversterkingswerkzaamheden aan de primaire waterkeringen in het gebied van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in het kader van de Deltawet Grote Rivieren (Stb. 1995, 210), de Deltawet (Stb. 1958, 246}, de. Wet op de Waterkering (Stb. 1996, nummers 8 en 20) in werking getreden op 15 januari 1996 en de Waterschapswet (Stb. 1991, 379) ;

overwegende dat:

  • dijkversterkingswerken aan primaire waterkeringen kunnen meebrengen dat bedrijven van openbaar nut onevenredig financieel nadeel ondervinden dat

    redelijkerwijze niet of niet geheel voor te hunnen laste behoort te blijven;

  • het mede met het oog op de rechtszekerheid wenselijk is een schadevergoedingsregeling vast te stellen, waarin onder meer vermeld staat in welke

    gevallen en onder welke voorwaarden een financiële vergoeding kan worden verstrekt;

  • het wenselijk en doelmatig wordt geacht dat door het vaststellen van een nadeelcompensatieregeling de. beoordeling van het schadeaspect de

    voortgang van een doelmatige taakvervulling ten aanzien van dijkversterking niet belemmert;

  • bij afzonderlijk besluit de bevoegdheden ter zake van de uitvoering van de nadeelcompensatieregeling en de krachtens deze te nemen besluiten zullen worden overgedragen aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden;

stelt de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en  de Vijfheerenlanden de volgende schadevergoedingsregeling vast:

Aanhef

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    het college van dijkgraaf en hoogheemraden (hierna te noemen het college van D&H) : het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden;

  • b.

    de commissie: de deskundigencommissie die het college van D&H adviseert over een verzoek om toekenning van nadeelcompensatie;

  • c.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de keur van het hoogheemraadschap;

  • d.

    belanghebbende: de rechtspersoon, die krachtens vergunning een werk (buis, leiding, kabel) op, in, door, naast, onder of boven een primaire waterkering heeft en waarbij het werk binnen het gebied van de keurzone valt;

  • e.

    verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 3;

  • f.

    schadebedrag: financieel nadeel dat de belanghebbende lijdt vanwege het uitvoeren van dij kversterkingswerkzaamheden en als gevolg van de intrekking of wijziging van een vergunning verleend op grond van de keur voor het hebben van kabels en leidingen,

  • g.

    keurzone: zone als aangegeven in artikel 11 van de keur van het hoogheemraadschap met inbegrip van de zone die in artikel 15, lid 17 van de keur wordt weergegeven.

Hoofdstuk 2. Procedurebepalingen

Artikel 2. Informatieplicht.

Indien door het hoogheemraadschap redelijkerwijze kan worden voorzien dat belanghebbende schade lijdt c.q. zal lijden als gevolg van het in artikel 12, lid 1 genoemde besluit van het hoogheemraadschap, verwijst het dagelijks bestuur belanghebbende naar de bepalingen zoals opgenomen in deze regeling.

Artikel 3. Indiening van een verzoek om nadeelcompensatie.

  • 1. Door of namens de belanghebbende wordt een schriftelijk verzoek ingediend bij het college van D&H binnen zes weken na het onherroepelijk worden van het besluit waarbij de vergunning werd ingetrokken, opgezegd of gewijzigd.

  • 2. Indien bovengenoemde termijn wordt overschreden, dient belanghebbende het verzoek zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verwacht kan worden in te dienen, daarbij aantonende dat hem de overschrijding van de termijn niet verweten kan worden.

  • 3. Indien de schade zich niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn van 6 weken manifesteert, kan het verzoek om nadeelcompensatie worden ingediend gedurende een termijn van 6 weken nadat belanghebbende redelijkerwijze het ontstaan van de schade heeft kunnen constateren.

  • 4. Indien er sprake is van een verzoek om nadeelcompensatie dat betrekking heeft op intrekking van een vergunning vóór de inwerkingtreding van deze regeling, doch zonder dat een besluit is genomen omtrent vergoeding van schade, dan wordt in afwijking van artikel 5, lid 3 het verzoek in behandeling genomen.

Artikel 4. Het verzoek.

  • Het verzoek om vergoeding bevat ten minste:

  • 1.

    • a.

      de naam en het adres van de verzoeker;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van het besluit tot intrekking, of wijziging van de vergunning;

    • d.

      een opgave van de aard en de omvang van het schadebedrag, alsmede een specificatie daarvan;

    • e.

      een opgave van de vergoeding die naar het oordeel van verzoeker toegekend dient te worden, onderbouwd met dag- en weekrapporten en gedetailleerde voor-/nacalculatie met bijgaande accountantsverklaring;

    • f.

      de mededeling of verzoeker wenst te worden gehoord.

  • 2. De verzoeker omkleedt het verzoekschrift met redenen. De schade dient aannemelijk te worden gemaakt en voor zover mogelijk te worden gemotiveerd.

  • 3. De verzoeker verplicht zich aan de deskundigencommissie als bedoeld in artikel 6 de voor de bepaling van de schade noodzakelijke gegevens en bescheiden te overleggen, en de door de commissie verzochte inlichtingen te verstrekken waar hij redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.

  • 4. Het college van D&H bevestigt de ontvangst van het verzoekschrift zo spoedig mogelijk (in ieder geval binnen twee weken), en stelt verzoeker in kennis van de te volgen procedure.

  • 5. Indien het verzoekschrift niet voldoet aan het in dit artikel lid l, 2 en 3 bepaalde, geeft het college van D&H aan de verzoeker de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim is gewezen {redelijke termijn) het verzoekschrift aan te vullen met de ontbrekende gegevens. De behandeling van het verzoekschrift wordt voor een overeenkomstige termijn opgeschort.

Artikel 5. Vereenvoudigde behandeling van het verzoek.

  • 1. Het college van D&H kan in eenvoudige gevallen een vergoeding toekennen zonder toepassing van de bepalingen van afdeling II.

  • 2. Het college van D&H wijst het verzoek zonder nader onderzoek af indien het verzoek kennelijk ongegrond is.

  • 3. Het college van D&H neemt het verzoek niet in behandeling, indien het verzoek wordt ingediend nadat de indieningstermijn als bedoeld in artikel 3, lid l is verstreken tenzij het verzoek zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van de belanghebbende mocht worden verwacht, is ingediend.

  • 4. Het college van D&H neemt het verzoek niet in behandeling indien deze in strijd met het bepaalde in artikel 4 leden l, 2, of 3 is ingediend. Verzoeker wordt uitgenodigd de aanvraag binnen vier weken aan te vullen met de ontbrekende informatie. Is de termijn waarin verzoeker de mogelijkheid werd geboden om de ontbrekende informatie aan te vullen verstreken, dan wordt het verzoek niet in behandeling genomen.

  • 5. Een besluit als bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt aan verzoeker bij aangetekende brief medegedeeld binnen 2 weken na ontvangst van het verzoek.

  • Afdeling II. De deskundigencommissie.

Artikel 6. Instelling deskundigencommissie.

Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 5, eerste, tweede en derde lid, wordt een deskundigenccmmissie ingesteld, binnen 12 weken nadat overeenkomstig artikel 3 het verzoek is ingediend.

Artikel 7. Samenstelling deskundigenconmissie.

Het college van D&H stelt een deskundigencommissie in, bestaande uit maximaal drie onafhankelijke deskundigen an wijst tevens hiervan de voorzitter aan.

Artikel 8. Taken van de deskundigencommissie.

  • 1. De deskundigencommissie voert de volgende taken uit:

    • a.

      Instellen van een onderzoek op locatie waar de eventuele schade zich voordoet, tenzij de commissie van oordeel is dat hiervan kan worden afgezien en geen der partijen hiertegen bezwaar heeft.

    • b.

      Onderzoeken of de schade een gevolg is van het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning.

    • c.

      Onderzoeken of het schadebedrag redelijkerwijs geheel of gedeeltelijk ten laste van de verzoeker behoort te blijven.

    • d.

      Onderzoeken of vergoeding van het schadebedrag geheel of gedeeltelijk anderszins is verzekerd.

    • e.

      Bepalen van de omvang van het schadebedrag.

    • f.

      Het college adviseren over de op het verzoek te nemen beslissing. De deskundigencommissie brengt eerst een concept -advies uit dat aan beide partijen wordt gezonden en vervolgens, met inachtneming van het eventueel door partijen geleverde commentaar pp het concept -advies, een definitief advies. Indien evenwel de omstandigheden zich sinds het opstellen van het concept-advies sterk hebben gewijzigd dan wel sprake is van een relevante wijziging van het tweede advies ten opzichte van het eerste, brengt de commissie voorafgaande aan het definitieve advies een tweede concept-advies uit.

  • 2. In zich daartoe lenende gevallen is het de commissie toegestaan op een wijze die haar goeddunkt te onderzoeken of binnen de regelen van het recht en passend in de onderhavige regeling een schikking tussen partijen bereikt kan worden.

Artikel 9. Bevoegdheden en verplichtingen van de deskundigencommissie.

  • 1. De commissie kan de belanghebbende en het college van D&H om gegevens en bescheiden verzoeken, welke naar haar oordeel nodig zijn. om de haar opgedragen taken naar behoren te kunnen vervullen. Partijen zijn verplicht het door de commissie verzochte zonder voorbehoud te verstrekken c.q. over te leggen.

  • 2. indien het door haar noodzakelijk wordt geacht, kan de commissie zich door één of meer onafhankelijke derden (deskundigen met kennis op een specifiek terrein) laten adviseren.

  • 3. De leden van de commissie zijn tot geheimhouding verplicht met betrekking tot hetgeen hen bij de uitoefening van hun taken als deskundigencommissie ter kennis komt. Deze verplichting geldt niet tegenover vertegenwoordigers van het college van D&H voor zover deze bevoegd zijn van de inhoud van het door de deskundigencommissie uitgebrachte advies kennis te nemen.

    Evenwel geldt ook in dit geval dat de deskundigencammissie de inhoud van door de belanghebbende aan haar vertrouwelijk overgelegde stukken niet kenbaar maakt  aan vertegenwoordigers van het college, tenzij dit voor de beslissing op het verzoek om schadevergoeding absoluut noodzakelijk is. De deskundigencoramissie licht in dit geval eerst de belanghebbende in, teneinde hem/haar zodoende de mogelijkheid te verlenen het verzoek alsnog in te trekken indien dit gewenst is.

  • 4. Indien de commissie dit noodzakelijk acht of op verzoek van êën der partijen, wordt een hoorzitting door de commissie belegd. De hoorzitting wordt gehouden voordat de commissie aan partijen het concept -advies uitbrengt.

Artikel 10. Procedure daskundigencommissie.

  • 1. Het college van D&H zendt een verzoek om schadevergoeding -na zending van een bevestiging van ontvangst naar de belanghebbende- zo spoedig mogelijk door aan de deskundigencommiesie, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5.

  • 2. De commissie brengt in geval er geen hooraitting wordt belegd een concept-advies uit binnen 12 weken na ontvangst van het verzoek om schadevergoeding en zendt het aangetekend toe aan de partijen. Indien niet binnen deze termijn een concept-advies opgemaakt kan worden, deelt de commissie verzoeker en het college van D&H de reden van vertraging mee en de verlenging van de termijn die ten hoogste 6 weken bedraagt.

  • 3.

    • a.

      In geval de commissie een hoorzitting belegt, worden de verzoeker en dijkgraaf en hoogheemraden in de gelegenheid gesteld tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. De commissie verzendt de uitnodiging voor het geven van een mondelinge toelichting ten minste vier weken voor de datum waarop de toelichting verlangd wordt.

    • b.

      Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

    • c.

      Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan verzoeker en het college van D & H toegezonden.

    • d.

      De commissie brengt een concept-advies uit binnen 12 weken na de datum van de hoorzitting.

  • 4. Belanghebbende en het college van D&H kunnen binnen een termijn van 8 weken na de datum van verzending van het concept-advies indien gewenst schriftelijk eventuele bedenkingen inbrengen.

  • 5. De commissie stelt haar advies vast binnen 8 weken na het verstrijken van de termijn waarin gelegenheid werd geboden eventuele bedenkingen in te brengen als bedoeld in het vorige lid. De commissie zendt het advies terstond aan de belanghebbende en het college van D&H. De termijn voor het vaststellen van het advies kan éénmaal met vier weken door de commissie verlengd worden. De commissie stelt de belanghebbende en het college van D&H zo spoedig mogelijk daarvan in kennis.

  • 6. Indien er geen unanimiteit bestaat binnen de commissie over het uit te brengen advies, wordt het overeenkomstig het standpunt van de meerderheid van de commissie uitgebracht. In het advies wordt gemotiveerd melding gemaakt van de afwijkende meningen.

  • Afdeling III. Het besluit op het verzoek om nadeelcompensatie.

Artikel 11. Beslissing op het verzoek.

  • 1. Het college van D&H beslist binnen acht weken binnen het uitbrengen van het definitieve advies op het verzoek om schadevergoeding.

  • 2. De bekendmaking van het besluit geschiedt door de belanghebbende zo spoedig mogelijk een afschrift van het besluit toe te zenden. Ter motivering kan worden volstaan met een verwijzing naar het advies van de deskundigencommissie.

  • 3. Bij afwijzing van het verzoek om schadevergoeding alsmede in geval er sprake is van afwijking van het advies wordt het besluit voorzien van een deugdelijke motivering.

  • 4. Het college van D&H kan het besluit eenmaal voor ten hoogste 2 weken verdagen. De belanghebbende wordt daarvan onverwijld en schriftelijk in kennis gesteld, onder vermelding van de reden van vertraging en onder vermelding van de termijn waarin het besluit wordt verdaagd.

  • 5. Het college van D&H zendt de deskundigencommissie een afschrift van het besluit en informeert de commissie over het verdere verloop van de zaak.

Artikel 12. Het recht op vergoeding.

  • 1. Het college van D&H kent de belanghebbende die schade lijdt, of zal lijden, vanwege het uitvoeren van dijkversterkingswerkzaamheden en als gevolg van de intrekking of wijziging van de vergunning verleend op grond van de keur voor het hebben van kabels/leidingen op zijn verzoek een vergoeding toe, voor zover de vergoeding niet, of niet voldoende anderszins is verzekerd.

  • 2 . De in het eerste lid genoemde vergoeding bestaat uit een percentage van het schadebedrag, overeenkomstig het volgende schema:

    percentage van het schadebedrag

    jaar 

    percentage 

    1e t/m 5e jaar:     

    80%

    6e t/m 10e jaar:   

    72%

    11e t/m 15e jaar: 

    56%

    16e t/m 20e jaar: 

    40%

    21e t/m 25e jaar:

    24%

    26e t/m 30e jaar: 

    8%

  • 3. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan van het gestelde in het tweede lid worden afgeweken.

Artikel 13. Gevallen waarin geen schadevergoeding wordt verleend.

In elk geval wordt geheel of gedeeltelijk afwijzend beslist op een verzoek om schadevergoeding indien en voor zover:

  • a.

    onvoldoende hechte samenhang bestaat tussen het besluit tot intrekking van de vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 1 en de schade;

  • b.

    de schade anderszins kan worden vergoed;

  • c.

    de belanghebbende lijdelijk de gevolgen van het in artikel 3, lid 1 genoemde besluit heeft afgewacht, terwijl door het treffen van maatregelen de schade had kunnen worden beperkt of voorkomen;

  • d.

    de schade behoort tot het maatschappelijk risico van de belanghebbende;

  • e.

    het verzoek niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, lid l is ingediend, of zo spoedig mogelijk daarna als redelijkerwijs van hem kon worden verwacht.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 14. Voorschotten.

  • 1. De verzoeker, die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding in geld als bedoeld in artikel 12 kan het college van D&H verzoeken een voorschot te verlenen.

  • 2. Indien het college van D&H beslist tot het verlenen van een voorschot wordt daarmee geen aanspraak als bedoeld in artikel 12 erkend.

  • 3. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald inclusief de wettelijke rente daarover. Het college van D&H kan daarvoor zekerheidsstelling, bij voorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen.

Artikel 15. Citeertitel.

Deze regeling kan worden aangehaald als "Nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van kabels en leidingen in de primaire waterkering van het hoogheemraadschap van de Alblaseerwaard en de Vijfheerenlanden".

Artikel 16. Inwerkingtreding.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Gorinchum, 21 februari 1996.

De verenigde vergadering voornoemd, 

dijkgraaf,  A. Wind.

secretaris- rentmeester, mr. W. J. Wensink.

Toelichting

Overdracht bevoegdheden

Gezien de dijkversterkingswerkzaamheden aan de primaire waterkeringen in het gebied van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijf heerenlanden in het kader van de Deltawet grote rivieren (Stb. 1995, 210), de Deltawet (Stb. 1958, 246), de Waterstaatswet (Stb. 1900, 176) en de Waterschapswet (Stb. 1991, 379) en de komende Wet op de Waterkering;

gezien het besluit tot vaststelling van de regeling voor nadeel compensatie voor kabels en leidingen in of nabij primaire waterkeringen in het beheer van het hoogheemraadschap;

gelet op artikel 83 van de Waterschapswet en artikel 3.3, lid l van het Reglement voor het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de vijfheerenlanden;

overwegende dat het in het belang van een snelle afhandeling van verzoeken om nadeel compensatie wenselijk is dat bevoegdheden op grond van het besluit tot vaststelling van de "Nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van kabels en leidingen in de primaire waterkering van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden" worden gedelegeerd aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden;

besluit

de bevoegdheden op grond van (het besluit tot vaststelling van) de "Nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van kabels en leidingen in de primaire waterkering van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden", waaronder de instelling van een deskundigencommissie, aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden over te dragen.

Aldus besloten te Gorinchem, 21 februari 1996.

De Verenigde Vergadering voornoemd,

dijkgraaf. A. Wind.

secretars-rentmeester, mr. W.J. Wensink.

bijlagerekenvoorbeeldennadeelnklhav.pdf (82 Kb)